Verslag omtrent de oude stadregten van Zwolle

VERSLAG

OMTRENT

DE OUDE STADREGTEN VAN ZWOLLE.

 
     In de Vergadering van den 14 Julij 1858 werd door het Bestuur aan de belangstelling der Leden opgedragen het onderzoek omtrent de trapsgewijze ontwikkeling van de stadregten der onderscheidene steden van dit Gewest tot den vorm, waarin zij in het jaar 1809 bij de invoering van het wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland werden aangetroffen.
     Alvorens echter dit voor de Regtsgeschiedenis in Overijssel zoo belangrijk doch tevens zooveel omvattend onderzoek met eenig gevolg zal kunnen worden ingesteld, zal voor iedere stad behooren te worden nagegaan, welke stadregten aldaar van af de vroegste tijden hebben bestaan, en wanneer zij zijn vervaardigd en ingevoerd. Vragen, die voor zoo ver de stad Zwolle betreft, nog niet op eene afdoende wijze zijn beantwoord.
     Van HATTUM in zijne Geschiedenissen der stad Zwolle(1 [1. V. p. 227, 230 en 239.]) en DUMBAR in zijn Tegenwoordige Staat van Overijssel(2 [2. III p. 476.]), schijnen toch geen vroeger stadregt te hebben gekend, dan het bekende zoogenaamde Statboeck van Zwolle, in elf dee-

|pag. 2|
 
len of tractaten verdeeld; terwijl volgens eene aanteekening van GIJSBERT ROELINCK, die van 1553 tot 1575 Secretaris der stad Zwolle was, ten zijnen tijde reeds drie stadregten bekend waren, waarvan:
     het eerste zou zijn vastgesteld in het jaar 1250, toen WILLEBRAND VAN OLDENBORCH Zwolle in de rei der steden verhief,
     het tweede in het jaar 1407, en
     het derde in het jaar 1536.
     Ofschoon nu een in het stedelijk Archief gedaan onderzoek heeft doen zien, dat het door den Secretaris ROELINCK vermeld getal der ten zijnen tijde bekende stadregten juist is, zoo heb ik echter aldaar tot dusver te vergeefs naar bewijzen gezocht, die de juistheid der door hem aangegeven jaartallen van de vaststelling dier stadregten evenzeer bevestigen.
     Veroorlooft mij, aan U, M. H.! een kort verslag te geven van hetgeen ik zoo omtrent het getal en de vaststelling als omtrent den uitwendigen staat van de tot dusver bekende stadregten van Zwolle heb opgeteekend. Mijne hooge jaren verbieden mij eene bepaalde toezegging te doen, doch mogt het mij vergund worden nog eenigen tijd te leven, dan hoop ik later met U na te gaan, hoe de regtstoestand in deze stad zich blijkens die stadregten allengs heeft ontwikkeld.
     I. Het eerste en oudste Stadboek van Zwolle, — dat in het jaar 1858 bij de rangschikking van het stedelijk Archief weder is te voorschijn gekomen, — is in quarto formaat, met eene regt opstaande vierkante aan het middelsoort grenzende letter op parkement geschreven, in eenen dubbelen parkementen omslag vervat, en kan, naar het schrift te oordeelen, tot het laatst der 13de of het begin der 14de eeuw worden gebragt. Althans uit eene vergelijking van het schrift der marginale aanteekeningen met dat van het achter het stadboek geplaatst Registrum Civium vermeen

|pag. 3|

ik het bewijs te kunnen afleiden, dat de 25 eerste bladen vroeger dan het jaar 1336 zijn geschreven, en dat de drie op f°. 14 in margine voorkomende wijzigingen van vroegere bepalingen op Pauli 1353, 1369 en 1374 zijn vastgesteld en bijgeschreven.
     Het Stadboek vangt aan met de woorden:
          Dit syn die wilkore, die die scepen ende die raet
               ende die mene stat van Suolle gewikort hebben
, en schijnt oorspronkelijk in de 25 eerste beschreven bladen te zijn vervat geweest, en vervolgens tot f°. 31 te zijn geampliëerd, terwijl de op de 15 volgende bladen voorkomende bepalingen de wijzigingen en nieuwe keuren bevatten, die later zijn gemaakt, en, naar het verschillend schrift te oordeelen, ook, naar gelang zij gemaakt zijn, in het stadboek schijnen te zijn ingeschreven.
     Op f°. 31 verso leest men toch de navolgende bepaling:
          Item, zoe zal men alle die recht, die die scepen ende die
          Raet voer recht claren, die zal men scrivē in dezen
          boek, ende wes in desen boec gescreve steet, dat zoelen
          die scepen ende die rade voer recht clarē ende dat zal
          erflijc ende ewelic recht bliven.

     Uit eene vergelijking van het schrift van het Registrum civium op het jaar 1369 en volgende met dat van de keuren, die op f°. 32 en volg. voorkomen, in verband met de marginale aanteekening op f°. 14 verso, schijnt te kunnen worden opgemaakt, dat in of omstreeks het jaar 1369 eene meer algemeene herziening en aanvulling der vroegere keuren heeft plaats gevonden.
     Het is te betreuren, dat de oude tekst van sommige bepalingen door wassching of radering geheel onleesbaar is gemaakt of is vernietigd.
     Achter het stadboek vindt men een doorloopend en met verschillende handen geschreven Registrum civium beginnende A°. Dni 1336 in festo beati Petri ad Cathedram en eindigende A°. Dni 1403 in festo Scti Pauli conversionis.

|pag. 4|

     De aanneming van nieuwe burgers scheen jaarlijks op eenen bepaalden dag te geschieden en wel tot en met het jaar 1342 in festo beati Petri ad Cathedram en van af dat jaar en tot met het jaar 1403 in festo Sancti Pauli conversionis en wordt aldus vermeld: A°. Dni …. infranscripti effecti sunt cives. In het jaar 1365 werd het woord cives veranderd in concives.
     Voorts vindt men in dit stadboek aanteekeningen: van stads tijnsen, schulden en opgenomen gelden; van oirveden van de jaren 1342, 1368, 1385, 1388, 1389 en 1391; van de verhuring van de stads osseweide, coeweide en het Rot en van erfpachts-uitgiften van de jaren 1328, 1329, 1330, 1334, 1346, 1364 en 1416.
     Ofschoon nu de 59 artikelen, waaruit het oorspronkelijk stadboek bestaat, en die, met uitzondering van elf, welke civiel regterlijke onderwerpen behandelen, alle verordeningen bevatten betrekkelijk de inwendige rust en veiligheid, het weren van vreemden invloed, het beperken van uitgaven bij gelegenheid van huwelijken, doopmalen en begrafenissen enz., terwijl slechts vier het Staatsregt betreffen en handelen over der Schepenen eed, het nederleggen van het lidmaatschap van den Raad, het opgeven van het burgerschap en de rekening, welke de oude Schepenen verpligt zijn aan de nieuwen te doen; — ofschoon deze bepalingen, zeg ik, ook door eenvoudigheid van stijl en uitdrukking getuigen voor de oudheid der keuren en de geringe ontwikkeling der burgers op het tijdstip van derzelver vaststelling, — zoo vermeen ik echter het gevoelen van den Secretaris ROELINCK, dat dit stadboek reeds in 1230 bij het verleenen van stadsgeregtigheid aan het dorp Zwolle zou zijn vervaardigd, te moeten betwijfelen en veeleer te moeten aannemen, dat in het laatst der 13e of in het begin der 14e eeuw de tot aan dat tijdstip vervaardigde keuren zijn verzameld en te boek gesteld, en dat later, naarmate eene vermeerderde bevolking en eene meer ontwikkelde beschaving

|pag. 5|

nieuwe voorzieningen vorderden, deze keuren zijn gewijzigd en uitgebreid.
     II. Het tweede oude stadboek, mede op het Stedelijk Archief aanwezig, is in groot folio formaat, met eene groote vierkante doch een weinig ovaal uitloopende letter op francijn geschreven, en gebonden in een met bruin leder omtrokken houten band, doch beroofd van het zilveren of koperen beslag en sloten, die vroeger daaraan blijkbaar zijn bevestigd geweest.
     Het bevat, behalve 15 folio’s Register, 80 bladen, terwijl er 8 bladen zijn uitgeknipt, en begint met de woorden:
     Alle die rechte ende die wilkueren, die men in desen
          boeke bescreven vint, die sin ghemaect voer den armen
          als voer den riken, voer den hulpelozen als voer den
          ghene die hulpe hevet, ende die koere, die men breket
          die sal men uijtrichten, ēn daer en sal men niet van
          laten, ēn zoe zoelen elke burgemeyster in oere maent
          uytrichen alle zaken, die hem gheclaeghet werden, ten
          were dat die zaken alsulc weren, datten scepenen ēn
          den raede duchte, dat si beter gheverstet weren.
     Dit sin die koeren ende die wilkueren, die die scepen ende
          die raet ende die ghemene stad van Swolle ghewilkuert
          hebben, ēn van den koerē, die men breect, magh men
          elken betughen met tween goeden knapen of met eenen
          manne en met eenre vrouwen, mer van vrede sal mē
          elken betughen met tween mannen.
     Het schrift van het eigenlijke Stadboek, dat 71 bladen beslaat, schijnt te zijn van het begin der 15e eeuw, en, wanneer men al niet met den Secretaris ROELINCK kan bepalen, dat het Stadboek in het jaar 1407 is vervaardigd, dan geloof ik, dat men als zeker zal kunnen aannemen, dat het tusschen de jaren 1402 en 1415 is geschreven. Immers de laatste bepalingen, die de uitoefening van de onderscheidene beroepen en neringen in de vrijheid der Stad

|pag. 6|

regelen en als een aanhangsel daarachter zijn geplaatst, zijn, blijkens het aan het hoofd van dat aanhangsel geplaatst opschrift, door Scepen en Raat met de gemeente op vrijdag na St. Thomasdach 1402 vastgesteld. Daarentegen zijn op f0. 8, 28, 52 seq. 65 en 67 met eene andere hand en inkt bepalingen geschreven, waarbij het opnemen van personen in sommige kloosters, en het bij gift of schenking geven of vermaken van roerende en onroerende goederen aan kloosters, kerken, vergaderingen en andere geestelijke instellingen wordt verboden of beperkt, — en welke bepalingen in het jaar 1415 op last van den Officiaal bij den Stoel van Utrecht als strijdig met de Canonieke instellingen en inbreuk makende op de vrijheid der Kerk zijn doorgehaald.
     Deze bepalingen werden toch te Utrecht van dat belang beschouwd, dat zij aanleiding gaven tot een regtsgeding door den
Procurator fiscalis et promotor causarum crimimlium Curiae Trajectensis, uit naam des Bisschops, voor den Officiaal bij denzelfden Stoel tegen Burgemeester, Schout, Schepenen, Raden, meente en Oldermans der Gilden ingesteld, en wel met dat gevolg, dat bij sententie van den Officiaal van den 26 April 1415 de Stad Zwolle in eene geldboete van 1000 mark goud, en Burgemeesters, Schout, Schepenen, Raden en Oldermans in eene geldboete van 1000 mark zilver werden verwezen.
     De stukken van dit belangrijk regtsgeding, hetwelk aan de vroegere schrijvers over de Geschiedenis van Zwolle onbekend schijnt te zijn geweest, en in verband stond met de oproerige bewegingen der Gilden, worden op het Stedelijk archief bewaard.
     Het Stadboek bevat verder op f0. 8, 65 en 67 bepalingen, die met eene andere hand daarin zijn gevoegd, nades, waarschijnlijk na 1416, zijn doorgehaald en die getuigen van den grooten invloed, welke de Gilden zich op het Stads Bestuur hadden weten te verschaffen.

|pag. 7|

     Dat deze invloed echter zeer precair was, en dat men, om die staande te houden, tot buitengewone middelen zijne toevlugt heeft moeten nemen, kan mijns inziens blijken uit de laatste, welligt weinigen tijd voor de vernietiging van dien invloed in 1416, gemaakte bepaling, luidende:
     Item. Aldus hebben Scepen, Raet, ghemene Meente ēn
          Oldermans malcanderen ghezworen: Weert sake dat
          wi enighe dinghe vernemen, die ghenghē teghen den raet
          of teghen die ghemene meente of teghen die ghemene
          ghilden, dat wij dat sonder vertreck malcanderen melden
          soelen en dat weder helpen staen na al onser macht,
          ēn dattet bericht werde, dat en soele wi laten om
          ghienrehande dinck, dat ons God soe helpe en alle sine
          heilighen, Ende weert zake dat enich man toe Scepen
          of Raede of Olderman ghecoren worde of tot die meente
          gheboeden worde ende den eet voorscreven niet ghedaen
          en hadde, die solde den eet voerscreven na doen als
          voergescreven is.

     Mogt ons geacht medelid de Heer MOLHUIJSEN eenmaal besluiten zijne hoogstbelangrijke Bijdrage over de Gilden te Zwolle in 1413—1416 (3 [3. In Overijss. Almanak voor Oudheid en letteren, 1854, p. 118 seq.]) op nieuw uit te geven, dan zal hem waarschijnlijk de aanwijzing van het bestaan dezer stukken, waarin hij onderscheidene zijner stellingen zal kunnen bevestigd zien, niet ongevallig zijn.
     Voorts vindt men achter dit Stadboek: 1°. aanteekeningen omtrent Stads tijnsen;
     2°. Eene lijst der Schepenen en Raadsleden tot 1383, onder het opschrift:
     Int jaer ons heren dusent drye hondert ēn vier en tachtentich, doe weren dese, die hier na ghescrevē syn ofte hadden in voerledenen tyden te voerē gheweest Scepen en Raet der Stad van

|pag. 8|

Swolle. Vervolgens eene lijst dergenen, die van 1383 tot 1433 tot schepenen gekozen zijn, met aanduiding van het jaartal hunner benoeming; zijnde de verkiezingen van 1412 en vervolgens met eene latere hand bijgeschreven;
     3°. Copiën van Charters van de jaren 1328, 1329 en 1334, die alle ook reeds in het vorig Stadboek voorkomen en daaruit schijnen te zijn overgenomen, alsmede een van het jaar 1409;
     4°. Aanteekeningen van uitzettingen uit den Raad van de jaren 1336, 1341, 1342, 1353 en 1415.
     III. Het derde oude Stadboek is het door de menigvuldige afschriften, die daarvan bestaan, meest bekende oude Statboeck van Zwolle in elf tractaten of deelen verdeeld.
     Het oorspronkelijke, hetwelk ik vroeger als lid der Schepensbank meermalen ter Stedelijke Secretarie heb gezien, was een zeer fraai in groot folio formaat op francijn geschreven exemplaar, gebonden in een houten met bruin leder omtrokken band, voorzien van een zwaar zilveren beslag en zilveren sloten. Deze uiterlijke tooi schijnt echter voor deszelfs behoud noodlottig te zijn geweest, want ik vermeen het daaraan te moeten toeschrijven, dat het sedert het jaar 1811 spoorloos uit het Stedelijk Archief is verdwenen.
     Dit verlies is te meer te betreuren, omdat volgens de verklaring van DUMBAR en VAN HATTUM (4 [4. Teg. Staat van Overijssel, III, p. 476.]), de afschriften, die daarvan in omloop zijn, onderling merkelijk verschillen.
     Dit Stadboek onderscheidt zich daarin van de beide vroegere Stadboeken, dat de onderscheidene keuren of artikelen, die in het eerste zonder eenige bepaalde orde, en naar mate zij gemaakt zijn, zijn opgeteekend, en in het tweede wel meer ordelijk, doch zonder eenig stelsel zijn

|pag. 9|

opgenomen, — hier onder elf rubrieken of hoofdstukken zijn gebragt, waarvan het eerste hoofdstuk de Staatsregtelijke, het tweede en derde de lijfstraffelijke bepalingen bevatten, terwijl de overige hoofdstukken over het burgelijk of civiel regt en de wijze van regtspleging handelen, met uitzondering evenwel van het negende hoofdstuk, waarin de uitoefening van sommige beroepen en neringen wordt geregeld.
     Het is onzeker, wanneer dit Stadboek is vervaardigd.
     ARENT TOE BOECOP en in navolging van hem WILEM NAGGE verhalen, dat hetzelve voornamelijk zou zijn vervaardigd door den bekenden Zwolschen Burgemeester JOHAN VAN ITTERSUM, die Meester in de Regten en tevens Raad was van de Bisschoppen Frederik van Blankenheim en Rudolf van Diepholt, en volgens de Overijsselsche Cronijk (5 [5. DUMBAR, Analecta, II, pag. 455.]) het Hof te Zwolle, de huizen Werkeren en Voorst, de St. Laurens Capelle en het daarmede verbonden Gasthuis te Zwolle heeft gebouwd.
     Is dit verhaal juist, dan moet dit Stadboek vóór het jaar 1464 zijn vervaardigd, dewijl JOHAN VAN ITTERSUM in dat jaar is overleden.
     De Secretaris ROELINCK geeft daarentegen, gelijk wij gezien hebben, het jaar 1536 op als het tijdstip, waarin het zou zijn vastgesteld en ingevoerd, eene opgave die niet zonder gewigt is, wanneer men in aanmerking neemt, dat ROELINCK op dat tijdstip leefde en slechts 17 jaren later Secretaris der Stad was.
     Eindelijk vind ik vóór mijn door den met het Stedelijk Archief te Zwolle zoo bekenden SALOMON VAN DEVENTER in de jaren 1768, 1769 en 1770 eigenhandig gemaakt afschrift van dit Stadboek aangeteekend, dat het tusschen de jaren 1519 en 1524 schijnt te zijn geschreven, omdat een achter hetzelve staand Register der verkozen Burgermeesters, dat

|pag. 10|

tot aan dien tijd loopt, met dezelfde hand als het Stadboek is geschreven, en eenige latere resolutiën daarin met eene latere hand zijn geboekt.
     Ook bestaat er verschil van gevoelen, of dit Stadboek in den vorm, waarin het is vervat, ooit op openbaar gezag is ingevoerd. DUMBAR(6 [6. Tegenw. Staat III. p. 476.]) vermeent dit te moeten betwijfelen.
VAN HATTUM daarentegen zegt in zijn onuitgegeven vervolg van de Beschrijving der Stad Zwolle, dat ten zijnen tijde dit Stadregt alsnog kracht van wet had, voor zoo ver het door gene ander of tegengestelde volstandige gewoonte in onbruik geraakt of door nadere Stadswetten was veranderd.
Dit laatste gevoelen schijnt te worden bevestigd door de vóór het gedrukte Stadrecht van Zwolle geplaatste Resolutie van Burgermeester Schepenen en Raaden dier Stad van den 22 September 1794, waarin van dit oude Stadboek als een toen nog gedeeltelijk bestaand Stadregt wordt melding gemaakt.
     Intusschen heeft men zich van af het jaar 1701 met de zamenstelling van een nieuw Stadregt onledig gehouden, en zijn daarvan opvolgelijk onderscheidene titels gearresteerd, die echter nimmer tot een volkomen geheel zijn gebragt vóór het jaar 1794, toen Schepenen en Raaden met consent van de gezwooren gemeente een nieuw volkomen zamenstel van Stadswetten, alsmede een reglement op de manier van procederen voor het Edel Schouten gerichte hebben vastgesteld, hetwelk als
     IV. Het vierde Stadrecht van Zwolle, bij Resolutie van Burgemeesteren, Schepenen en Raden van 22 Sept. 1794 is ingevoerd, nog tenzelfden jare door den druk is gemeen gemaakt en tot aan de invoering van het wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland op den 1 Mei 1809 kracht van wet heeft gehad.

|pag. 11|

     Dengene van U, M. H.! die mogt verlangen de geschiedenis van de zamenstelling van dit laatste stadregt meer in bijzonderheden na te gaan, vermeen ik te mogen wijzen op een zeer belangrijk op het Stedelijk Archief aanwezig handschrift, ten opschrift voerende: Memoriale aanteekeningen van het gepasseerde en verhandelde in de conferentiën tot het formeren van een nieuw Stadregt, waaruit men, behalve de namen van de leden der Commissie van redactie en de wijze van bewerking, mede zal kunnen zien, dat de deliberatiën over de herziening, die eenige jaren hadden stil gestaan, den 20 October 1770 met kracht zijn hervat en geregeld zijn voortgezet tot aan den 26 Februarij 1794, toen het Stadregt geheel afgewerkt in den vorm, waarin het later is ingevoerd, door de Commissie van redactie aan de Stedelijke Regering is aangeboden.

Mr. F.P.A. HEERKENS.

Category(s): Zwolle
Tags: ,

Comments are closed.