De Nieuwe Toren te Kampen. Bouwmeester Philip Vingboons van Amsterdam

DE NIEUWE TOREN TE KAMPEN.

Bouwmeester Philip Vingboons

van Amsterdam.

     Na Hendrik de Keijser, die, klassiek van neiging, als bouwmeester nog de nationale traditie te handhaven wist, en Jacob van Campen, die volop te gast ging op Palladio’s kunst, moet onder de vooraanstaande bouwmeesters der 17e eeuw worden genoemd PHILIP VINGBOONS.
Waren beide eerstgenoemde kunstenaars, die dus ieder op hun wijze in de eerste helft der 17e eeuw hunne bouwwerken schiepen, Vingboons was het, die, aan van Campen’s kunst verwant, in de tweede helft dier eeuw als architect werkzaam was en zijn stempel heeft gedrukt op de Amsterdamsche bouwkunst van zijn tijd.
     Het Oud-Amsterdamsche stedenschoon, o.a. dat van Heeren- en Keizersgracht, wordt voor een groot deel nog door Vingboons scheppingen beheerscht.
     Want al mocht van Campen, heer van Randenbroek, schilder met klassieke vorming, architect in den artistieken zin van het woord, opdracht ontvangen van Amsterdams ’’Burgemeesteren’’, om voor die machtigen te bouwen hun Stedelijk Kapitool (nu Koninklijk Paleis, waarvoor Vingboons ook een ontwerp maakte) en al ontwierp hij in de Amstelstad en elders meerdere voorname gebouwen, Vingboons, technisch de meerdere, aesthetisch de mindere van den illusteren van Campen, had het voorrecht de nog de stad sierende grachtpaleizen voor het Amsterdamsche patriciaat van zijn tijd te mogen bouwen. En werd van Campen ’’in de provincie’’ geroepen voor belangrijke bouwwerken, ook van Vingboons vinden wij o.a. buiten Amsterdam menig belangrijk gebouw. Daarvan getuigen de landhuizen in den Purmer en den Beemster, de Rollecate bij Vollenhove, landhuizen te Denekamp, bij Harderwijk en te Stedum. Tot zelfs in Hamburg werd Vingboons geroepen. Echter een werk van nog meerdere beteekenis, Vingboons grootste werk, is de Nieuwe Toren te Kampen, van welk gebouw in 1925 de restauratie werd voltooid.

[-2-]

     Evenals vele van onze beroemde kunstenaars uit het Renaissance tijdperk, is ook Vingboons een zoon van Vlaamschen bloede. Zijn ouders kwamen van Mechelen en zijn vader, David, landschapschilder, had zich in 1591 te Amsterdam gevestigd, alwaar Philip in 1608 geboren werd. Hij huwde aldaar met Petronella Questres en is, vermoedelijk ± 1675, te Amsterdam overleden.
     Zijn broer Justus, de architect van het Trippenhuis was ook een begaafd bouwmeester; van hem zijn echter weinig bouwwerken bekend.
     Philip achtte het noodig zijn ontwerpen in druk te geven en deel I van de ’’Afbeelsels der voornaemste gebouwen uit alle die Philip Vingboons geordineert heeft’’ zag in 1648 het licht, ’’ ’t Amstelerdam bij Philip en Joan Vingboons’’, het tweede deel, verscheen in 1674, bij Philip alleen; bij ieder deel wordt vermeld: ’’Men vintse bij Joan Blaeu oock te koop’’.
     Philip Vingboons meende, doordat zijne ontwerpen op voor hem zeer hinderlijke wijze werden gecopieerd, tot die uitgave gedwongen te zijn. Hij schrijft althans in het ’’Aen den Leser’’ in deel I:
     ’’En alhoewel mijne eerste meyninge niet is geweest dese teyckeningen in ’t licht te geven, soo ben ick daer toe als gedwongen door dien sommige baetsuchtige menschen hunnen seysen in eens anders kooren slaende, eenige der selver naer sneden en door den druck gemeen maeckten, soo mistelt en soo misvormt van haer voorschriften, dat ick de selve niet voor de mijne erken, maar als misschepsels verwerp. Dies heb ick hoochnoodich geacht dit mijn eygen werk zelfs te verveerdigen, en aan yder gemeen te maken; opdat die gene die de gebouwen en huysen in haer gedaente en wesen niet hadden gesien, geen arghwaen souden scheppen en van my niet oordeelen uyt die naergemaeckte copyen.’’
     Toen Vingboons te Amsterdam bouwde en aldaar bij afwisseling dan in meer, dan in minder strengen Palladiaanschen trant zijn voorname huizen voor de machtige kooplieden-bewindhebbers verrijzen zag, was het de tijd waarvan Potgieter zong:

[-3-]

’’De korrel des Taags werden staven aan ’t IJ.’’
     Het bloeiende Amsterdam deed zijn invloed alom in den lande gelden. En toen dan ook in September 1646 te Kampen de toren van het Heilige-Geest-Gasthuis afbrandde en de stedelijke overheid besloot op dezelfde plaats een nieuwen toren weer te doen bouwen, kwam onder de bouwmeesters, waarvan nieuwe torenontwerpen werden gevraagd ook voor, behalve de vermaarde Jan Adriaansz Leeghwater, Philip Vingboons van Amsterdam.
     Kampens kooplieden en overheidspersonen waren meerendeels bereisde mannen en te Amsterdam vrijwel bekend. De geregelde dienst van drie beurtschepen (dit beurtvaartverkeer werd nauwkeurig door de Kamper regeering geregeld en vastgesteld), welke de Zuiderzee bevoeren tusschen Amstel- en IJsselstad, was mede daarvan de oorzaak. Dientengevolge kwam menig Kamper koopman met die van Amsterdam in gedurige aanraking en zal Vingboons’ naam daardoor ook te Kampen goeden klank hebben gehad. Hoe het zij, Vingboons’ torenplan genoot de voorkeur, hem werd opgedragen zijn ontwerp verder uit te werken en den bouw in hoofdzaak te leiden. Men gaat aan het werk en de stad koopt grootendeels zelf de materialen; de heipalen worden te Amsterdam gekocht. In April 1649 wordt met het heien der paalfundeering begonnen. 26 Juni d.a.v. wordt de eerste steen gelegd en het is weer een Amsterdammer, die als loodgieter den klokkenstoel en spits met lood bekleedt. In 1664 wordt het torenkruis geplaatst en is dus de toren, uitwendig althans voltooid.
     In de oude stadsrekeningen van Kampen vinden wij genoteerd:
1663. Mons. Philip Vingboons, architect, 30 Sept. Volgens resolutie van Schepenen en Raedt voor sijn diensten van Teykeninge en ordineringe des Toorns ƒ 400.-.
     Onze bouwmeester vertoefde in de jaren 1661-1664 meermalen te Kampen en logeerde dan aldaar in de herberg van Evert van Ophuisen. Het is alsof wij hem te Amsterdam naar het Kamper beurtschip,

[-4-]

gelegen aan de ’’Buitenkant’’ aldaar, zien stappen, hem te Kampen bij de IJsselbrug aan wal zien gaan en dan door de Vischpoort naar den in aanbouw zijnden toren zijn weg zien vervolgen.
————————————————————————————————————————————————–

     De Nieuwe Toren, zoo wordt hij nog altijd genoemd, al is zijn eerste jeugd voorbij, heeft een steenen voet van kwadraatvormig grondplan. Hierop verheft zich de achthoekige houten klokkenstoel, waarboven het koepeldak en de peervormige versiering met bal en kruis. Vingboons toont ook weer met den bouw van dezen toren zijn eigen stijl. Het monument bezit dat deftig voorname, maar ook dat ietwat nuchtere, hetwelk voor deze periode met haar verval van den nationalen stijl kenmerkend is.
     Maar desniettegenstaande heeft Kampens Nieuwe Toren toch een eigen en zeer goed werkend silhouet, waardoor het stadsbeeld ook weer een karakteristieke uitdrukking bezit. De steenen voet door hoekblokken opgesloten, heeft de halfronde vensters gedeeltelijk gevuld met metselwerk, voorzien van cirkelvormige blindbogen. De balustrade langs den omgang heeft op de zware hoekpijlers en postamenten de wapens der burgemeesters, die tijdens den bouw op het kussen zaten, Daaronder vindt men Everh. Ram, J.R. Eeckholt, W.J. Worst, Rutger van Breda, H. van Hooghstraeten, R. en J. Gansneb Tengnagel, Sloet, Blanckevoort e.a.
     Het meest artistieke deel van meergenoemden toren is wel de fraai gedetailleerde doorgangspoort aan de Oudestraat. Deze voorname poort, is van goede verhouding en bezit in haar leeuwen, schildhouders van het stadswapen met keizerskroon en den saterkop in den sluitsteen van den boog, beeldhouwerk van een begaafd meester. Wellicht is hier een kunstenaar uit Amsterdam door Vingboons dat werk opgedragen. En het is vooral deze saterkop, die vermoeden doet, dat deze beeldhouwer onder Vlaamschen invloed heeft gestaan.
Het fraaie carillon bevat o.a. alleen negen en twintig klokken van François Hemony van Amsterdam.

[-5-]

Hij was voor dit doel te Kampen 26 November 1657 en waarborgt in zijn overeenkomst met de stadsregeering, met een zekerheid den meester eigen, dat hij te Kampen de klokken zal leveren ’’op malcanderen accorderende en soo melodieus van resonants, als in dese landen en elderts sal connen gevonden worden. Ende voor die andere geschreven oude doeken mede in sodanig accorderen, dat alle onpartydige meesters en musicyns sich des verstaende, sullen moeten bekennen, dat sulcks niet beter en can gedaen worden geoordeelt.’’ De oude klokken van zijn grooten voorganger, Geert van Wou, werden dus door Hemony ook in het carillon aangebracht.
     Een der ’’musicyns, sich des verstaende’’, was hier de vermaarde door Vondel bezongen Salomon Verbeek (S. Verbeek, geboren te Groningen, was klokkenist van de Oude Kerk te Amsterdam. Vondel bezingt hem
aldus:
               Als Verbeek met voet en vingren
               Klanken weet dooreen te slingeren.
               Hij verdooft met klokgeluit
               D’ allerêelste kerkkooraelen,
               Speelt met klokken, als cymbaelen
               ’s Hemels koor en kijken uit.),
die de ingewikkelde installatie van het klokkenspel maakte, dat nog heden ten dage den roem verkondigt van Hemony en Verbeek.
————————————————————————-

En nu is dit monument, Vingboons’ grootste schepping, door Kampens gemeentebestuur gerestaureerd.
Kampen heeft in deze tijden van druk het toch aangedurfd dit belangrijke werk voor eigen rekening te ondernemen.
     De Nieuwe Toren troont thans weer in de volle schoonheid van zijn karakteristieke architectuur over de fraaie IJsselstad, die door deze restauratie blijk heeft gegeven van piëteit voor het stedenschoon der oude veste.
     Maar daardoor heeft Kampen ook geëerd de hier genoemde Amsterdamsche kunstenaars, die op ’’het steile pad der kunst’’ niet alleen den roem van hun stad, maar ook dien van ons land hebben hoog gehou-

[-6-]

den. Want wel mocht Vondel destijds zeggen:
     ’’Dus schynt de waerelt heel om Amsteldam ghebouwdt.’’

                                                  KAMPEN, 1936.
                                                            A.J. Reijers.

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.