Test

REGISTES
VAN

CHARTERS EN BESCHEIDEN.

[ ]

Blanco

[ ]

REGISTER

VAN

CHARTERS EN RESCHEIDEN

IN HET

OUDE ARCHIEF

VAN

KAMPEN

EERSTE DEEL.

Van 1251 tot 1496.

KAMPEN,

K. VAN HULST.

1862.

[ ]

Blanco

___↓___


|pag. I|

VOORBERIGT.

__________

     De beoefening der geschiedenis heeft in omvang en naauwkeurigheid zeer gewonnen, heeft menige dwaling doen verdwijnen en menig onbekend feit aan het licht gebragt, sedert men de charters en bescheiden, in de oude archieven bewaard, toegankelijk gemaakt en het stelsel van geheimhouding heeft laten varen.
     Het was eertijds te Kampen zoo als het elders was. Dr. Reyner Bogherman van Dokkum werd, in het jaar 1553, na eenen dienst van 28 à 29 jaren, eensklaps als secretaris ontslagen, omdat hij, gelijk hij schrijft, aan Joachim van Ingen, bij eene procedure, twee of drie artikelen uit het Guldenboek had medegedeeld, waarvan toch vele afschriften in handen waren. Men had hem, in 1540, opgedragen, om der stad regten, statuten en privilegiën, in verschillende boeken en registers verstrooid, bijeen te verzamelen, doch deze arbeid, die nog van ’s mans naauwkeurigheid getuigt, was niet voor het publiek bestemd. Van dien geest van schroomvallige geheimhouding bij de regenten van vroeger tijd is nog een tweede voorbeeld. In het jaar 1740 gaf E. V. M. D. den prospectus van een Corpus Juris Campensis of verzameling van oude wetten en willekeuren sedert 1334, naar een door hem gekocht handschrift. Met de beschuldiging van, door de uitgave dier oude verordeningen, de burgerij tot opstand te willen verwekken en van hare gehoorzaamheid aan de wettige overheid te onttrekken, werd hem eene procedure aangedaan, die eindigde met hem de overgave van zijn geschrift en eene boete van 300 zilveren dukatons op te leggen. Hoe verschilt deze handelwijze van die der tegenwoordige regering, die het ordenen, inventariseren en bekend maken van hetgeen vroeger achter sloten en grendels bewaard werd, onbekrompen bekostigt, welwillend aanmoedigt, tot een aangenaam werk maakt!
     Het archief werd eertijds gedeeltelijk in de stads kist bewaard, die op den gewelfden toren van het oude raadhuis stond, gedeeltelijk in de kasten der raadkamer aldaar, die rondom met houtwerk beschoten was.

___↓___


|pag. II|

Tusschen 4 en 5 Febr. of op vastenavond van het jaar 1543, terwijl de dienaars der stad zich in de keuken vrolijk maakten, ontstond door den schoorsteen van deze een brand, die, eer men het bemerkte, tot in de raadkamer doordrong, hier al het houtwerk aantastte en de geschriften, die er achter bewaard werden. De sterke ijzeren deur, afkomstig van den Stins Voerst, in 1362 veroverd, belette, dat de brand tot in het gewelfde vertrek van den toren oversloeg, en bewaarde inzonderheid de hier aanwezige privilegiën, waaraan men destijds eene schier onherstelbare waarde hechtte.
De spits, met lood gedekt, werd evenwel aangetast, en de schepensklok stortte op het gewelf neder. Alle stukken van later tijd schijnen bewaard te zijn, voor zoo veel men oordeelen kan uit hetgeen in de laatste jaren in goede orde gelegd of uit vergeten hoeken te voorschijn is gekomen.
     Toen men in het laatst der vorige eeuw minder schroomvallig in het toegankelijk maken der archieven begon te worden, heeft de hoogleeraar P. Bondam, èn in zijn Charterboek van Gelderland èn in zijne Verzameling van onuitgegevene stukken voor de Vaderlandsche Historie, gebruik gemaakt van hetgeen hem uit het archief door den secretaris Roldanus was verstrekt. Ook is er geen twijfel, of de heer E. Moulin heeft, bij het bewerken van zijne wèl geschrevene Kamper Kronijk, die steeds hare waarde behoudt, zoo geene originele bescheiden, althans sommige goede afschriften of opgaven onder de oogen gehad. Eindelijk zijn er eenige Noordsche charters in het in 1860 uitgegeven deel van het Diplomatarium Norvegicum opgenomen: een gevolg van de wetenschappelijke reize van den heer Chr.C.A. Lange, rijks-archivaris van Noorwegen te Christiania, die, in het jaar 1857, eenige dagen te Kampen doorbragt, er voor zijn doel meer dan elders vond, en nog eene aangename herinnering van zijne ontvangst aldaar bewaart.
     Een Register kan wel niet meer bevatten, dan de algemeene aanwijzing, wat er te vinden is. Men is daarbij te werk gegaan op de wijze, die thans gewenscht wordt, t.w. dat het chronologisch zij; dat de hoofdinhoud van elk stuk worde opgegeven, met letterlijke mededeeling van den tijd en de plaats der uitvaardiging of onderteekening. Het laatste heeft het dubbel oogmerk, dat men de herleiding tot de dagteekening naar den tegenwoordigen stijl, die onmisbaar en somtijds niet gemakkelijk is, kan toetsen, en dat er niet telkens behoeft bijgevoegd te worden, in welke taal het

___↓___


|pag. III|

stuk is opgesteld. Bij de vermelding van den uiterlijken vorm is, zoo veel opgespoord kon worden, aangeteekend, waar het reeds gedrukt voorkomt. — Verder is uit de oudste bescheiden, zoo het schijnt, wel iets onbeduidends opgenomen; maar men heeft gemeend, dit, althans uit den vroegsten tijd, niet te moeten terughouden, omdat het over de opkomst en uitbreiding der stad of over het plaatselijke in de nabijheid opheldering geeft. Ook zal men het niet euvel duiden, dat men nog aan het oude Kampen, volgens het bestendig gebruik, de letter C heeft laten behouden.
     Bij het zamenstellen van dit Register is gebleken, dat het getal bescheiden steeds toeneemt, losse stukken zoo wel als die, welke in folianten verspreid zijn. Wat de laatsten, onder verschillende titels bekend, betreft, men heeft er terstond bij den aanleg zeer veel ongelijksoortigs omtrent beheer, correspondentie, onderhandeling en overeenkomst in opgeteekend; in andere zijn officiële stukken of afschriften, zonder eenige orde van zaken of tijd in acht te nemen, zamengevoegd en ingebonden. De Minuten van gehouden briefwisseling met binnen- en buitenlandsche steden, met bondgenooten en vijanden, met ambtenaren en vorsten, over tollen en scheepvaart, over verbonden en oorlog, over regtsvordering en regtsbedeeling, enz. zijn van het jaar 1460 af zonder veel afbreking bewaard.
Ook deze verdienden naauwkeurig onderzoek en gedurig vermelding, omdat er, bij veel, dat onbeduidend is of thans geen belang meer heeft, bijzonderheden en feiten in voorkomen, die òf geheel niet bekend zijn, òf nader bepalen en toelichten wat door andere stukken wordt medegedeeld. Ook hier zijn niet te versmaden bijdragen tot de geschiedenis van de stad, van het gewest en van het sticht. Zij veroorzaken, veel meer dan de boven aangeduide verzamelingen, eenige moeijelijkheid, daar, om van het slordige schrift in deze kladboeken niet te spreken, ook later bij het inbinden dier brokstukken de jaren zeer verward vereenigd zijn, nu eens bij de brieven zelve de datum van jaar en dag ontbreekt, dan weder zelfs weggelaten is, aan wien zij geschreven werden, hetgeen dan uit eene andere bekende dagteekening of uit den inhoud moest worden afgeleid.
Het hier behandelde tijdvak valt met dàt zamen, waarover het eerste gedeelte der kronijk van Arend toe Bocop zich uitstrekt, dat nog in handschrift op het archief bewaard wordt. Het is blijkbaar, dat deze meer

___↓___


|pag. IV|

stukken onder het oog gehad heeft, dan nu voorhanden zijn; maar er dient toch herinnerd te worden, dat er veel aan zijne naauwkeurigheid ontbreekt, zoo in het opgeven van eigen namen en dagteekeningen, als in het afschrijven van den tekst der oorkonden zelve, die ten gevolge daarvan zeer fautief zijn. Des niettegenstaande zijn er vele aanmerkelijke zaken door hem voor de vergetelheid bewaard.
     Dit Register zal welligt voor sommigen te weinig bevatten, die breedvoeriger verslag wenschen van hetgeen tot opheldering van taal, zeden, gewoonten, instellingen, godsdienstige stichtingen, kerkelijk en burgerlijk regt, wetgeving, muntzaken, handel enz. dienen kan. Maar dan moesten de meeste oorkonden, die op deze onderwerpen betrekking hebben, in haar geheel worden uitgegeven: een werk van langen adem en groote kosten.
Alleen de geschiedenis van den handel in Europa, uit deze rijke bron te halen, zoude boekdeelen kunnen vullen. In de Noordsche charters van de 13de en 14de eeuw, het vorige jaar uitgegeven, is er eene proeve van geleverd. Reeds op den hier ingeslagen’ weg is, bij den voorraad, dien de tijd van keizer Karel V, koning Philips II, en de opkomende en gevestigde republiek biedt, de omvang nog niet te bepalen. Voor het tegenwoordige is het er slechts om te doen, dat de bouwstoffen opgezameld, gerangschikt en aangewezen worden, terwijl het archief voor ieder, die in dergelijke zaken belang stelt en meer verlangt, dan hier kon gegeven worden, open staat en de nummers, naar de jaren in orde gelegd of naar de bladzijden der verzamelingen naauwkeurig opgeteekend, gemakkelijk te vinden zijn. Bovendien gaat de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch regt en geschiedenis, gelijk zij begonnen is, voort met het uitgeven of bewerken van hetgeen naar haar oordeel mededeeling verdient. Er is in onze bewaarplaatsen van oude stukken nog veel aan te wijzen, eer men aan eene geschiedenis van Overijssel uit hare oorspronkelijke bronnen, die aan de eischen van den tijd voldoet, denken kan. En wanneer dat bekend geworden is, kome er eens iemand, met de noodige kundigheden toegerust, die het verstrooide verzamelt, het onzekere vast stelt, het duistere opheldert, personen en gebeurtenissen in de regte verhouding tot hunne eeuw brengt, en gedenkwaardigheden van ons in vele opzigten merkwaardig gewest levert, waarvan het voorbeeld tot bewerking in de Gedenkwaardigheden van Gelderland gegeven is.

___↓___


|pag. 1|

No 1. 1251.
24 Sept.
     Abel, koning der Denen en Slaven, hertog van Jutland, regelt de tollen, door de „Vmlandsfarae” te betalen, wanneer zij de markten te Skanor bezoeken; geeft vrijdom van tol, indien zij van daar laken en zout of levensmiddelen naar Noorwegen brengen; en bepaalt, dat schipbreukelingen hunne goederen mogen redden. „Datum Skanore anno dni millesimo „ducentesimo quinquagesimo primo kal. Octobris octavo, etc.

     Op perkament met uithangend kon. zegel in rood was aan groene zijde. — Vidimus in 1376. Vert. door Reijn. Bogherman in het Repertorium, bl. 47. — Afgedrukt in het Urkundenbuch van Lubeck I. N°. 175, en bij Lange en Unger in het Diplomatarium Norvegicum V. 1 N°. 5. Verg. Sartorius, Gesehichte der Deutschen Hanse, II. s. 52.

2. 1251.
25 Sept.
     A(bel), koning der Denen en Slaven, hertog van Jutland, vergunt allen, die „Vmlandsfare” genoemd worden, „res suas
„plaustrandi et transferendi in vigiliis festorum ad occasum
„solis et in ipsis festis a pulsatione vesperarum ad vesperam
„eadem faciendi.” — „Datum Skanore Anno dni M. CCLI
„kal. Oct. septimo ”

     Op perkament met uithangend zegel des konings in rood was aan groene zijde. — Vidimus in 1320 en 1376. Vertaling in het Repert. bl. 49.

3. 1275.
19 Nov.
     Bisschop Johan van Nassau geeft aan Genemuiden stadregt, gelijk Deventer, Zwolle en andere steden in Salland. „Actum
___↓___


|pag. 2|
et datum apud Zwollis anno dni millesimo dusentesimo (sic)
„septuagesimo quinto in die Ponciani mrs.”

     Afschrift in het Boek gen. Diversorum A. bl. 121. — Vidimus en vertaling bij Racer, Overijss. Gedenkst., VI. bl. 54 en 55.

4. 1284.
7 Junij.
     Johannes (de Syrik) Trai. electus bevestigt de gift van zijnen voorganger Hendrik, aan schepenen, burgermeesters en opidani te Campen gedaan, t.w. van de palus S. Nicolai (S. Nikolaasbroek) pascua et piscariae, bij dat opidum liggende, tegen vijf solidi, jaarlijks op S. Walburgsdag aan den schout te betalen. Daar die gift gedaan was met raad van „fideles” der kerk, van den Deventer deken en het kapittel, van de opidani van Deventer en Zwolle, wier zegels aan den brief gehecht waren, belooft de bisschop hen daarbij te handhaven tegen de „communitas Zallandie.” „Datum Dauentrie anno
„Dni M. CC. octog. quarto feria quarta post octavas penthe-
„costes.”

     Op perkament. Het zegel afgevallen. — Hierbij een afschrift van fr. Simon Gardiaan te Campen, wiens uithangend zegel in groen was. Privil. bl. 64.

5. 7 Junij.      Johannes Trai. electus verklaart, dat de opidani te Campen boven de „communitas Sallandie” geregtigd zijn tot piscariae, paludes et prata, hun door zijnen voorganger Hendrik geschonken, en belooft hun daarover een definitief vonnis uit te vaardigen, zoo spoedig mogelijk en binnen twee jaren. „Da-
„tum anno dni M. CC. LXXX quarto, feria quarta infra
„ebdomadem Trinitatis.”

     Op perkament. Het zegel afgevallen. — Afschrift in Privil. bl. 64.

6. 1289.
31 Julij.
     Erik Magnus honing van Noorwegen en Hakon hertog maken aan hunne onderdanen bekend, dat zij met de burgers van
___↓___


|pag. 3|
Campen eene overeenkomst gesloten hebben en bevelen hen dien vrede overal te houden. De burgers van Staveren zijn hierin niet begrepen, „ii dagum aeftir Olafs voku fyrov a X are rikis okars.”

     In het Noordsch op perkament. Het uithangend zegel des konings is bewaard, dat des hertogs afgevallen. — Afgedrukt in het Diplom. Norveg. V. 1. No. 18.

7. 1292.
3 Oct.
     Bisschop Johan laat aan Sweder van Voerst, schout van Salland en zijn tollenaar te Campen, weten, dat, uithoofde van wederkeerig beweerden vrijdom van tollen der burgers van Uttrecht te Campen en der burgers van Campen te Utrecht, de eersten nog vrij van tol te Campen mogen komen, tot dat de gegrondheid daarvan nader zal gebleken zijn: „Datum
„Traiecti anno dni M. CC. nonagesimo secundo feria sexta
„post Mychaelis.”

     Op perk, met uith. zegel in groen was. — Privil. bl. 64.

8. 1294.
6 Julij.
     Koning Erik van Noorwegen en hertog Hakon maken de overeenkomst bekend, te Tunsberg gesloten, tusschen Noorwegen en Bremen aan de ééne zijde en de steden Lubeck, Riga, Campen, Staveren, Wismar, Rostock, Stralsund, Gripswold, Stettin, Anklam en de Duitschers te Wisby aan de andere, waarbij hun vrijheden en voorregten in dat rijk vergund worden. „Datum in octavis beatorum Petri et Pauli apostolo-
„rum anno M. CC. nonagesimo quarto, regni nostri quinto
„decimo.”

     Op perk. Het zegel des konings afgevallen, dat des hertogs gedeeltelijk bewaard. — Afgedrukt in het Urkundenb. van Lubeck, I. No. 621, en in het Diplom. Norveg. V. I. No. 23. Verg. Sartorius II. s. 176.

9. 1298.
16 Aug.
Erik koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, vergunt aan de kooplieden van Campen, dat zij bij schipbreuk
___↓___


|pag. 4|
4 binnen de grenzen van zijn rijk hunne goederen mogen redden, met verbod aan zijne onderdanen en ambtenaren om hen daarin te belemmeren. „Datum Lundis anno dni M. CC. XC.
„octavo in crastino assumpcionis b. Virg.”

     Op perk, met uithangend (nu beschadigd) zegel des konings in groen was. — Vidimus in 1349. Vertaling in het Repert. bl. 46.

10. 1300.
[1299.]
7 Jan.
     Jan graaf van Henegouwen, Holland, enz. bevestigt het privilegie, door graaf Florens in 1276 aan de kooplieden van Campen, Zwolle, Deventer, Wilsum en tusschen liggende plaatsen gegeven, hetwelk hier in het Latijn wordt ingevoegd. „Da-
„tum apud Dordrecht in crastino Epiphaniae anno domini M.
„CC nonagesimo nono.” — Eene tweede oorkonde bevat de bevestiging in het Nederduitsch. „Geg. in den jare ons heren
„M. CC. neghen en neghentich des anderen daghes na der-
„tien daghe.”

     Beide op perk., het eerste met aanh. zegel in groen, het tweede in geel was. Het tweede is het oudste stuk in het Nederd. op het archief. Verg. Dumbar, kerk. en wereldl. Dev., I bl. 483, en van Mieris, Charterb., I bl. 385, II bl. 5.

11. 1300.
14 Maart.
Deken en het geheele kapittel der kerk te Deventer verklaren, dat de goederen, aan de vicarie in de kerk van Campen gelegateerd of nog te legateren, in geenerlei opzigt tot begiftiging der kerk of van den bestuurder behooren gebruikt te worden, maar dat de vicaris in der tijd de inkomsten tot eigen gebruik behouden zal, wanneer hij elken morgen misse waarneemt voor de levenden en dooden, die de vicarie zullen begiftigen of begiftigd hebben. „Datum anno dni M. CCC.
„feria secunda post dominicam qua cantatur oculi mei semper
„ad Dominum.”

     Afschrift in Privilegieb,, bl. 65.

___↓___


|pag. 5|
12. 1302.
25 Julij.
     Burgerboek van Campen, aangelegd door schepenen, „me-
„diante consilio et sapientia, nostrorum consulum et aliorum
„bonorum virorum — anno dni M. CCC. secundo, in festo
„sancti Jacobi apli.”

     Op perkament en van jaar tot jaar voortgezet. De eerste namen der opidani in 1302 zijn: Dns Pelegrinus plebanus eccl. in vollenho, en Hermannus rector scolarum in Campen, etc.

13. 1302.
9 Aug.
     Guido electus et confirmatus in episc. Traiect. verbiedt een iegelijk, om eenen „oppidanus” in burgerlijke zaken voor eene geestelijke regtbank te trekken, maar wil dat dergelijke zaken, volgens gebruik der voorvaderen, door den wereldlijken regter zullen beslist worden. „Datum anno dni M. CCC. secundo
„in vigilia beati Laurentii apud Traiectum.”

     Op perk. met uithangend zegel in groen was. — Afschrift in Privil. bl. 1.

14. 1303.
6 Mei.
     Bisschop Guido verbiedt den presbyter of curatus van de kerk te Campen, op straf van suspensie, om een mandaat op te volgen, waarbij eenig persoon te Campen voor zijnen officiaal te Utrecht, of aartsdiaken of proosten, gedaagd wordt ten aanzien van zaken, die door den wereldlijken regter en wettige getuigen kunnen beslist worden, behoudens het apostolisch gezag en bevel daaromtrent. Zoo hij iemand van Campen hierover kwelde of liet kwellen, zou hij bovendien de straf van excommunicatie ondergaan. „Datum anno M. CCC. tertio in
„die beati Johannis ante portam Latinam.”

     Op perkament. Het zegel gedeeltelijk aanwezig. Privil. bl. 1.

15. 1304.
22. Julij
     Haquin, koning van Noorwegen, verbiedt, op de klagt van Gothsuin en Johan Vorne, gezanten van Campen, al zijne baljuwen, ambtenaren en onderzaten, om, in geval van schipbreuk, de inwoners van Campen te verhinderen, dat zij hunne schepen herstellen en buiten het rijk brengen, ten zij ze ver-
___↓___


|pag. 6|
laten zijn mogten. „Datum Asloye in festo beate Marie mag-
„dalene anno domini M. CCC. quarto, anno vero regni nos-
„tri quinto.”

     Op perkament, waarvan het zegel is afgevallen. — Afgedr. in het Diplom. Norv. V. 1. No. 45.

16. 1305.
26 Maart.
     Giselbertus de Buchoerst milles verkoopt, met toestemming zijner echtgenoot Euphemia en zijner zonen Wilhelmus en Gyselbertus, aan Wilhelmus gen. Ryecken, aan Tideman en Henricus gebr. gen. Zuuel, opidani te Campen, eene hoeve (mansus) achter Onden in het veen met alle toebehoor en al het regt, dat zijn vader Wilhelmus en hij hadden, onder voorwaarde, dat de koopers voorn. tot niets meer gehouden zijn dan tot den tyns, de tiende en de landwinning. Zoo de hoeve in grootte toenam, zoude de tyns toenemen, volgens hetgeen de andere tynsgenooten betaalden, en zoo die verminderde, zoude ook de tyns kleiner worden. Het oorspronkelijke bezegeld door Giselbert voorn. en door schepenen van Campen. „Datum
„Buchoerst anno dni M. CCC. quinto in crastino annuncia-
„cionis sancte Marie.”

     Afschrift in den oudsten Foliant, waarin het watermerk van een sleutel, bl. 254.

17. 1305.
26 Junij.
     Ako, kanselier van den koning van Noorwegen, verklaart aan burgermeesteren en schepenen van Campen, dat hunne gezanten Hartwicus de Naghle en Jacobus Henemanszoon aan koning Haquin overgegeven hebben de hier opgenomene bevestiging van het verdrag, te Bergen xvij kal. Nov. 1286 gesloten, waarbij ook vele vrijheden aan de Noorweegsche kooplieden te Campen vergund worden. De brief van burgerm. schepenen en de geheele gemeente te Campen was gegeven
„sub anno dni M. CCC. quinto in festo sanctorum martirum
„Johannis et Pauli.”
___↓___


|pag. 7|

     Op perk, met aanhangend zegel van den kanselier in geel was.
De hier ingevoegde brief van Campen afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. No. 47 en de verklaring van Ako No. 49.— Verg. Sartorius, II. s. 233, alwaar de vrede te Bergen verkeerdelijk in 1296 geplaatst wordt.

18. 1305.
27 Julij.
     Haquin, koning van Noorwegen, bevestigt het verdrag, xvij kal. Nov. 1286 te Bergen gesloten tusschen wijlen zijn broeder Erik en schepenen en gemeente van Campen door tusschenkomst van Alexander Clericus en Gerbertus dictus Doleman. Hij doet dit op verzoek van Hartuicus de Naghel en Jacobus Heinemanszoon, vernieuwt andere overeenkomsten en geeft vrijheden, met name die, welke reeds in den brief van koning Erik en hertog Haquin van 6 Julij 1294 (N°. 8) voorkomen. „Datum apud castrum Tunsbergense tercia feria
„proxima post festum beati Jacobi apostoli, anno domini mil-
„lesimo tricentesimo quinto, anno autem regni nostri sexto.”

     In twee oorkonden op perkament met eenigzins beschadigde zegels des konings in geel was. — Afgedr. in het Diplom. Norv. V. 1. No. 48.

19. 1307.
8 Sept.
     Erik, koning der Denen en Slaven, bevestigt alle voorregten en vrijheden, die de burgers van Campen van zijne voorvaders ontvangen hebben omtrent de plaats „in nundinis Skanoor, qui fiit dicitur,” en verbiedt hun daarbij hindernis aan te brengen. „Datum Helsingburgh anno dni M. CCC. septimo
„die natiuitatis b. Virg.”

     Op perkament met ’s konings ongeschonden zegel in geel was.
Verg. Sartorius, II. s. 238.

20. 1307.
22 Sept.
     Erik, koning der Denen en Slaven, staat aan de burgers van Campen eene plaats toe op Skanoor tusschen het kasteel en „huyl” gelegen, zoo als die door zijn voogd en andere geloofwaardige lieden met palen afgebakend was, en die zij van
___↓___


|pag. 8|
ouds ten tijde der jaarmarkten gewoon waren te hebben, om ze op de jaarmarkten te bewonen. „Datum Helsingburch anno
„dni M. CCC. septimo in crastino b. Mathei apostoli et ewan-
„geliste in presencia nostra.”

     Naar eene oude vertaling op perkament en een vidimus van 1403.
Het oorspronkelijke niet aanwezig.

21. 1308.
4 Junij.
     Bisschop Guye geeft het dijkregt van Salland, op Spoelderberg „int jaer ons heren duisent dreehondert ende achte des
„dinsedages nae Pinxterdagh.”

     Afschrift in het Boek: Dijkregt van Salland en Mastebroek. —
Een verschillend afschrift gebruikt door Dumbar, Anal. II. bl. 233—247.

22. 1309.
3 Aug.
     Bisschop Ghije geeft aan schout en schepenen van Campen vergunning om elken misdadigen mensch te regten, dien zij misdadig kennen binnen die stad. „Int jaer ons heren M. CCC.
„en neghen des sonendaghes na sente Pietersdaghe toit ingang
„oghest te Campen.”

     Op perk. met afhangend zegel in bruin was. — Privil. bl. 65. —
Afgedr. bij Dumbar; Anal. II. bl. 147, alwaar echter de belangrijke woorden „en schepenen” zijn uitgevallen.

23. 1309.
11 Oct.
     Bisschop Guido erkent de privilegiën en vrijheden der Camperveeners, hun door zijne voorgangers geschonken, met name door bisschop Hendrik in 1260, wiens brief hij transsumeert, en bevestigt die, nu zij door Gijselbert van Buckhorst daarin verkort waren. „Datum Dauentrie anno dni M. CCC. nono
„in crastino beatorum Gereonis et Victoris martirum.”

     Afschrift in het Boek gen. Diversorum A. bl. 152. Vidimus afgedrukt bij Racer, II. bl. 191, en vermeld bij Dumbar, Anal. II. bl. 483.

24. 1310.
2 Aug.
     Bisschop Guido vergunt aan schepenen en burgermeesteren van Campen om mis te doen vieren op het draagbaar altaar
___↓___


|pag. 9|
in het hospitaal van den H. Geest, in weêrwil van het synodaal besluit daar tegen, en zonder afbreuk te doen aan de regten der parochie. „Datum anno dni M. CCC. X. in crastino Petri ad vincula.”

     Op perk, met afhangend zegel in groen was. — Privil. bl. 65.

25. 1311.      Stichtingsbrief van „de broderscap ende memorie van den
„gheleerden ghesellen van den core,” later de schepensmemorie.
„Int jaer ons heren dusent driehondert ende elue.”

     Op perk. in Liber Memorie Scabinorum. — Afgedr. in Overijss. Alm., 1839, bl. 129.

26. 1311.
1 Aug.
     Bisschop Ghie wil, dat men van die van Medenblik te Campen van elk schip acht penn. Holl. tol nemen zal en niet meer, en ook te Medenblik van elk Camper schip acht penn. en niet meer. Hij gebiedt zijnen tollenaar te Campen om niet meer dan acht penn. te nemen, zoo lang te Medenblik van die van Campen ook niet meer genomen wordt. „Geg. int
„jaer ons heren dusent driehondert ende elue op Sante Pe-
„tersdach tho inghaenden ogheste. In de Hage.”

     Naar een notariëel vidimus door Paulus Alberti de Medenblick in 1381, bij afschrift in het Boek gen. Collectorium, bl. 97, en een afschrift in het Privilegieb. bl. 65.

27. 1313.
12 Maart.
     Verordening omtrent het bouwen van steenen huizen bij de Oude straat of bij de Waterstraat of bij eenige straat, en omtrent de overeenkomsten te dezer zaak tusschen naburen.
„Int jaer ons heren M. CCC. en dertiene in Sante Gregorius
„daghe.”

     Boek van Rechte, bl. 11. N°. 34.

28. 1313.
24, 26 Mei.
     Acte van compromis en approbatie der sententie, gegeven door de arbiters in het geschil tusschen bisschop Guido en
___↓___


|pag. 10|
de Vriezen van Stellingwerf, Schoterwerf en Oosterzee. „Op hemelv. en saterdage nae onsse heren hemelfaert.”

     Afschrift in het Boek Divers. A. bl. 79—82 en Vidimus bl. 88.
Vert. bij Toe Bocop, bl. 244-250. Verg. Charterb. van Schwartz. I. bl. 151 en van Mieris, II. bl. 137.

29. 1313.
13 Junij.
     Ericus dux Sweorum gelast al zijne dienaars en onderdanen, hulp en bescherming voor personen en goederen te geven aan alle burgers van Campen in zijn rijk, en niet toe te laten dat zij door iemand onbehoorlijk bezwaard worden. „Da-
„tum apud Malstrand anno M. CCC. XIIJ quarta feria post
„dominicam Trinitatis.”

     Op perk. met het secreet zegel (maiori non presente) in geel was. — Afgedr. in het Diplom. Norveg. V. 1. No. 59. Verg. Sart. II. s. 264.

30 1313.
16 Oct.
     In nomine domini amen. Nos Guido dei gratia episcopus Traiectensis notum facimus vniuersis ad quos presentes litere peruenerint. Quod nos, perspecto et considerato quod castrum nostre ecclesie de Vollenhoe grauibus tenendum est expensis pro eo maxime quod in eodem castro non sunt castellani qui ibidem residere velint, quia feodum, ob quod ibidem residere teneantur, non habent et propter quod ad residentiam possint constringi, requisito ad hoc consilio et consensu ecclesiarum nostrarum Traiecten., Hermanno dicto Vleisch, Schulteto in Vollenhoe, ob fidele seruitium quod ipse et predecessores sui ecclesie nostre impenderunt ac etiam ob custodiam dicti castri, vnam aream pro domo construenda in eadem ad domicilium suum habendum in suburbio ipsius castri, quod propriis expensis nostris fieri et muniri fecimus versus occidentalem partem dicti suburbii, quindecim libras nigrorum Turonensium annuatim de gruta Campensi percipiendas in feodum castrense contulimus et in his scriptis hereditarie concedimus, ita quod vnus tantum heredum suorum masculus et senior in hoc
___↓___


|pag. 11|
feodo succedat, qui in dicto suburbio residere et morari ob dicti castri custodiam teneatur. In cujus rei testimonium sigillum nostrum vna cum sigillo ecclesiarum Trajecten. presentibus literis duximus appendendum, etc. — Datum anno dni M. CCC. terciodecimo in die beati Galli confessoris.

     Afschrift in Divers. A. bl. 158. Privil. bl. 83.

31 1313.
13 Dec.
     Verordening omtrent het verkoopen van huizen en erven, dat daarvan naauwkeurige opgave geschieden moet op het huis voor burgermeesteren, ook van de tinsen, die er uit gaan, ten einde beschreven te worden; te verhalen op den verkooper en zijne erfgenamen en ter schepenen klaring. „Op sente Lu-
„ciendach.”

     Guldenboek, bl. 13.

32 1314.
11 Aug.
     Ericus dux Sweorum vergunt, op verzoek van Asso dictus Langore en Lodewicus de Ostenwolde, raadsleden en gezanten van Campen, aan de burgers dezer stad, voor den tijd van tien jaren, om ten tijde der haringvangst voor ieder Duitsch last haring, als tol, slechts zes denariën van nieuwe en wettige sterlingen te betalen, om voor den haard of gebruik van vuur vrijelijk hout uit zijne bosschen te hakken; en bepaalt, dat in geval van misdrijf slechts de schuldige zou worden gestraft. „Datum Asloye anno dni millesimo tricentesimo
„quarto decimo, crastino beati Laurencii mart., nostro sub
„secreto, maiori sigillo non presente.”

     Op perk. met afhangend zegel in groen was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. No. 60. Verg. Sart. II s. 264.

33. 1315.
30 Junij.
     Bisschop Ghye vermaant alle burgers en poorters van Campen, dat zij niet en doen of werken tegen de schepenen en den raad der stad „noch en gheene partie noch twist en
„maken, en ware dat sake dat dat enich man dede, so wille
___↓___


|pag. 12|
„wy dat se dat weten, zie en haddent mit rechte ijrst vor
„ons veruolghet, dat wy des bliuen willen metten schepenen,
„metten rade ende met onser stat ende krenken ende hinde-
„ren willen waer wys en onse vriende macht hebben. Ghe-
„geuen in ’t jaer ons heren M. CCC. en viiftiene des manen-
„dages na sente Pouwelsdage.”

     Op perk. met uithangend zegel in groen was. — Privil. bl. 65. —

34 1318.
15 Maart.
     Bisschop Frederik (van Syric) bevestigt de regten en vrijheden, welke schepenen, burgermeesteren en de gemeente van Campen van zijne voorvaders verkregen hebben, met belofte van die te zullen handhaven. „Datum Campis anno dni
„M. CCC. XVIIJ feria quarta post dom. Inuocauit.”

     Op perk. met aanhangend groot zegel in groen was. — Vidimus in 1334.

35 15 Maart.      Bisschop Frederik gebiedt den presbyter of curatus te Campen, om geen mandaat uit te voeren of aan te nemen, waarbij iemand voor den officiaal te Utrecht, den aartsdiaken of proosten gedaagd wordt in zaken, die voor de wereldlijke regtbank of den wereldlijken regter behooren, behoudens het apostolisch gezag of bevel. „Datum ut supra.”

     Op perkament met aanhangend klein zegel in groen was. — Vidimus in 1436 en 1501. — Afschrift in Privil. bl. 1 met het afschrift der bulle van bevestiging door paus Bonifacius in 1403.

36 15 Maart.      Bisschop Frederik gebiedt alle burgers en poorters te Campen, dat zij niet doen tegen schepenen en raad noch partij en twist maken, enz. „Geg. te Campen int jar ons heren
„M. CCC. en achtyen des wudendaghes vor den sonendaghe
„als men singet Reminiscere in der Vasten”.
37 15 Maart.      Bisschop Frederik vergunt aan schout en schepenen van Campen, elken misdadigen mensch te rigten. „Geg. als boven.”
___↓___


|pag. 13|

     Beide op perk. met uithangend zegel in groen was. — Privil. bl. 66.

38. 1320.
1 Mei.
     Fr. Petrus Johannis gard. Lund. en fr. Conradus gard. Thraeloeborg. geven vidimus van den brief van koning Abel van 24 Sept. 1251 (No. 1) „Datum anno dni millesimo
„CCC. XX in festo beatorum apost. Philippi et Jacobi.”

     Op perk. De twee zegeltjes in geel was afgevallen.

39. 1320.
4 en 5 Aug.
     Christophorus, koning der Denen en Slaven, bevestigt al de privilegiën, door zijne voorgangers aan de burgers van Campen verleend, zoo wel die omtrent hunne plaats op de markten te Skanoor als de vroegere. „Datum Roskildis anno dni
„millesimo tricentesimo vicesimo, feria secunda proxima ante
„diem sci Laurentii mart. presentibus consiliariis nostris.”

     Op perk. met uithangend klein zegel in groen was aan groene en gele zijde. — Een tweede origineel charter een dag later „feria tercia in presentia nostra” heeft het grooter kon. zegel aan groene en roode zijde.

40. 1321.
24 Junij.
     Schepenen van Campen doen een nieuw zegel maken, waarmede zij van St. Jansdag Bapt. begonnen zijn te zegelen; hetgeen na dien tijd met het oude of nieuwe bezegeld is, houden zij van dezelfde waarde.

     Aanteek. in den oudsten Foliant, bl. 140.

41. 1321.
10 Nov.
     Gherard, heer van Vorne en burggraaf van Zeeland, bepaalt, dat de schepen van Campen, die de Maas zoeken, „striken zullen eneweruen tusschen die viirboet en den zwarten wael” en hun viirboetgeld brengen zullen binnen de stede van den Briel, ten zij ze wegens gevaar voorbij mogten zeilen. Voorts wordt de wijze van betaling voorgeschreven en
___↓___


|pag. 14|
de som, als van elke „cogge” acht groten en van elk „yuer” (ever) vier groten, en van de overige schepen als zij schuldig zijn van regte, met belofte van dit regt niet te zullen verhoogen, maar te verminderen, ingeval van vermindering voor anderen. „Gheg. ten Briele int jaer ons heren dertien hon-
„dert ende ene en twyntich op zinte Martiins avond in de
„winter”

     Op perk. met uithangend groot zegel in groen was. — Privil. bl. 54.

42 1322.
7 Mei.
     Willem grave van Henegouwen, Holland enz. vernieuwt en vermeerdert de vrijheden, aan de kooplieden van Campen verleend, om in zijne landen op zekere voorwaarden tolvrij te komen handelen. „Gheg. in die Haghe des vrijdaechs nae
„twee ende twintich.”

     Afschrift op perk. en daar onder de bevestiging in 1342 door graaf Willem IV. — Afgedrukt bij van Mieris, II. bl. 287. Verg. bl. 44.

43. 1323.
16 Febr.
     Johan (van Diest) electus et confirmatus in episc. Traj. belooft, schepenen, burgermeesteren en alle opidani van Campen te zullen bewaren en beschermen bij alle regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij tot dien dag van zijne voorgangers gehad hebben. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo
„tertio feria quarta post dom. Inuocauit”

     Op perk. met aanhangend zegel in groen was. — Vidimus in 1334.

44. 1323.
14 Mei.
     Johan, nu bisschop, geeft aan schepenen, burgermeesters en de gemeente te Campen de belofte als boven. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo tercio in uigilia Penthecostes.

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Vidimus in 1336.

___↓___


|pag. 15|
45. 1323.
11 Sept.
     Alphert van der Soure vraagt, op Spoelderberg, waar bisschop Jan van Diest „met man en dienstman, stede en mene land” gekomen was, een „mene land ordel,” hoe een man, die tiende schuldig en wiens zaad gereed is, het zijnen tiendheer zal doen weten. Engelbert van Gherner, wiens oordeel gevraagd werd, oordeelde, dat hij het den tiendheer drie malen, zelfs op éénen dag, zoude doen weten, en zoo deze niet vertiende, zoude hij met twee zijner naaste buren zelf vertienen en zetten op den tienden gast een groen riseken; voorts zou hij dit drie dagen en nachten voor zich zelf bewaren. „In den jare ons heren dusent drehonderd en dre
„ende twintigh des sonnendaghes na onser Vrowen misse der
„Lateren.”

     Aant. in het Boek van Rechte, bl. 58.

46. 1323.
28 Sept.
     Claes richter van der Schelinge, zijne mederichters en het gemeene lant van der Schelinghe verklaren, dat zij, om schade aan lijf en goed bij het inzeilen van het Vlie te verhoeden, met de stad Campen overeenkomen zijn, om „eyn voerhuys of eyn marke” te leggen, en daar deze stad den steen, daar het „voerhuys” mede gelegd, en de balken, daar het mede gebalkt werd, bekostigd had, zoo zouden de burgers, noch hun goed noch hunne schepen, geene „beschatting of gheldinc” geven tot dit „voerhuys en merke,” om het Vlie in of uit te zeilen. Wilde die stad hierna een ander merke leggen om het Vlie over te zeilen, dat zoude men haar gunnen en toestaan, behoudens al het voors. regt. „Geg. int jaer
„ons heren dusent drie hondert en drie en twentich op sante
„Michielsauent.”

     Afschrift in het Privilegieboek, bl. 66.

47. 1323.
8 Nov.
     Bisschop Johan geeft een dijkbrief voor den Lekkendijk,
„Tutrecht des dinxedages voir sunte Martijnsdach int jair ons
___↓___


|pag. 16|
„heren dusent drie hondert en drieentwintich.” — Ampliatie daarop door bisschop David, 26 Oct. 1493.

     Afschrift in Divers. A. bl. 227, 228. — Afgedrukt bij van de Water, Utr. Plak., II. bl. 63.

48. 1325.
1 Julij.
     Kanutus Porse miles en zijne bloedverwanten verklaren verzoend te zijn met schepenen, burgermeesteren en gemeente van Campen wegens eenen doodslag aan hunnen bloedverwant Eskillus dictus Schane, waarvan zij de Campenaars beschuldigd hadden. Burgermeesters van Wismar bevestigen deze handeling als bemiddelaars en getuigen. „Datum et actum
„Wismarie apud fratres predicatores anno dni M. CCC. vice-
„simo quinto in octaua sancti Johannis baptiste.”

     Afschrift van beide verklaringen op perkament.

49. 1326. Mr. Ysenricus belooft, de stad twee jaren te zullen dienen en zal haar geven eene goede „hoernen balista, dicta corden armborst;” voorts zal hij alle balisten en pijlen maken, die de schepenen hebben of hebben zullen, en eenen noetstal.
Zoo het noodig was, zou hij hen op reis, op hunne kosten, moeten vergezellen.

     In den oudsten Foliant, bl. 141. — Overeenkomst in 1336 met Mr. Henzen, armborstier, bl. 252.

50. 1326.      Overeenkomst met Johan Vlacksteyn en zijn zoon, tichelaars, omtrent het maken van holensteen of decsteen, en den prijs daarvan. Zij zouden dien niet buiten de stad mogen verkoopen.

     In den oudsten foliant, bl. 145. Vernieuwd in 1340, bl. 146.
Overeenkomst met den tichelaer Paddecuken, bl. 174.

51. 1326.
27 Febr.
     Schepenen, burgermeesteren en de gemeente van Campen besluiten, om het gevaar dat zij er van vreesden, dat hunne opidani met niemand buiten Campen genootschappen (societa-
___↓___


|pag. 17|
tes) zullen hebben, en dat diegenen, welke er in zijn, ze tusschen nu en pinksteren van 1327 verlaten zullen, op de boete van 100 kl. p. Zoo zij er eene maand na genoemden tijd in bleven, zouden zij dezelfde boete weder betalen en ze toch verlaten, indien zij opidani wilden blijven. Mogt iemand in dit besluit zijne schade zien en daarom de stad Campen of eenigen opidanus of iemand van den raad bezwaren, of bij eenigen heer of eenige stad, of bij wien ook, om schade aanspreken, die zoude als den vrede der stad met eigene hand verbroken hebben, indien hij er van overtuigd konde worden met drie goede mannen. Mogt hij iemand van schepenen of raad om dit besluit met woorden bestraffen, dan zoude hij veertig ponden verbeuren, en den vrede der stad verbroken hebben, indien hij hen daarom met slagen kwalijk behandelde. Voorts zouden allen, die deze genootschappen niet verlieten, niet op de vitten te Schonen zitten, op de boete van 100 kl. p. „Anno dni M. CCC.
„vicesimo sexto feria quinta post Oculi.”

     In den oudsten Foliant, bl. 260.

52. 1326.
8 Mei.
     Schepenen van Campen geven vidimus van een brief van Johannes Radinc milles, schout en rentmeester te Vollenhove, waarbij deze aan Johannes de Gheethorne en diens broeder Egbert zijne hoorige lieden Johan en Gherard, zonen van Gesse Johansd., in concambium afstaat. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo sexto in octaua ascens. dni.”

     Afschrift in den oudsten Foliant, bl. 21, 22.

53. 1326.
5 Sept.
     Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, geeft aan de burgers van Campen vrijheid van handel voor personen en goederen, en bescherming in geval van schipbreuk, met bepalingen omtrent den handel in haring, omtrent de regtsbedeeling en erfenis in geval van overlijden dáár te
___↓___


|pag. 18|
lande. „Datum Worthingborgh anno dni M. CCCXX sexto
„sexta feria proxima ante diem natiuitatis b. Virg., testibus
„dominis Gherardo comite Holtzatie et Stormarie auunculo
„nostro et Lodowico Alberti filio marscalco nostro.”

     Op perkament met afhangend zegel in groen was. — Vidimus in 1350, 1403 en 1414. — Eene bijna gelijkluidende oorkonde is „feria quinta” aan Harderwijk verleend. Sart., II. s. 313, en Schrassert, Hardervicum autiquum, bl. 149; aan Zutphen „feria tertia.” Tadama, Register, bl. 21.

54. 1327.
28 Maart.
     Verordening omtrent de erfenis van kinderen van twee bedden. „Des satersdaghs na halffasten.”

     Boek van Rechte, bl. 3, 6. Guldenboek bl. 2; alwaar nog andere bepalingen omtrent erfenis, o.a. wat man of vrouw bij overlijden uit het gemeene goed vooruit zoude hebben.

55. 1327.
2 Junij.
Bisschop Johan gelast zijnen presbyter of curatus te Campen, op straffe van suspensie, geen mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor den officiaal te Utrecht, aartsdiaken of proosten gedaagd wordt over wereldlijke zaken, en op straffe van excommunicatie, zoo hij daarvoor iemand kwelde of zulks toeliet. „Datum anno dni millesimo
„CCCmo vicesimo septimo feria tertia post Penthecostes.”

     Op perk. met uithangend zegel in rood was. — Privil. bl. 2.

56. 1327.
17 Nov.
Burgermeesteren, schepenen, raad en gemeente van Campen bepalen, dat een burger van Campen buiten de muren wonende, wiens goed 200 p. cleyne of meer waardig is, vóór St. Gereons en Victorsdag (aan den kant staat: d.i. Santganghen) binnen de stad en de muren zal komen wonen, op eene boete van 40 ponden ieder jaar. Zoo lang hij dit niet deed, zou hij voor een gast gehouden worden. Voorts zoude men, op dezelfde boete, geen nieuw huis buiten de muren timmeren of oude huizen verbeteren. „Het jaer ons heren dusent
___↓___


|pag. 19|
„drihondert ende soven ende twentech des dinsedaghes na
„sante Martins daghe in den winter.”

     Aant. in het Boek van Rechte, bl. 59 Verg. Dumbar, Anal. III. bl. 520.

57. 1327.      Eene verordening van schepenen en raad met de wisheyt der stad omtrent het onderhouden en bewaren van der stad muren.

     Boek van Rechte, bl. 10.

58. 1328.
7 Mei.
     Bisschop Johan geeft aan de burgers van Deventer, Campen, Zwolle en Hasselt, vrijdom van tol door het land van Twenthe en door al de „stallen”, die daar zijn, zonder eenigen tol of weggeld. Hij gelast zijnen schout van Twenthe, om die burgers en hunne boden met hun goed door de stallen te Rysne en overal elders zonder eenige aftrekking of schatting te laten rijden en varen en hun de boomen te openen. „Geg. to De-
„uenter int jaer ons heren M. CCC. en XXVIII des sater-
„dages nae Meydach.”

     Privil. bl. 72. — Afgedr. bij van Hattum, Gesch. van Zwolle, I. bl. 161, en bij Dumbar, Anal. II. bl. 251, K. en W. Dev., I. bl. 495.

59. 1329.
22 Julij.
     Verordening van schepenen, raad en meente, dat, zoo eene vrouw of jonkvrouw verleid wierd, door haar heimelijk in een huis te halen of op andere wijze, en zij klaagde daarover, dan zouden allen, die daar mede waren, dat zij verleid werd, vrouw of man, indien zij dit beleden of overtuigd werden, eene straf van lijf en goed lijden. „Op santé Marien Mag-
„dalenen daghe.”

     Boek van Rechte, bl. 28. Guldenb. bl. 8.

60. 1329.      Verordening, dat schepenen en raad mombers zullen zetten over hen, die hun goed doorbrengen. Men zoude hen in de kerk afroepen en uit hun goed betalen wat zij vóór dien tijd
___↓___


|pag. 20|
schuldig waren. Zoo zij iemand van den raad of van de mombers daarover met woorden of werken misdeden, zoude men hen in de gevangenis zetten, zoo lang het schepenen en raad behaagde.

     Guldenb. bl. 6.

61. 1329.
18 Dec.
     Bisschop Johan regelt, bij zeggen van den graaf van Henegouwen en Holland, het geschil tusschen hem en Campen over Mastebroek, met vermelding van de wijze, waarop voortaan in twijfelachtige gevallen regt zou verkregen worden, en van de jurisdictie die Campen in Mastebroek hebben zoude, en geen hoog noch laag regt in Zallander marc; voorts, dat partijen zich aan de beslissing van den graaf van Holland zouden onderwerpen. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie
„hondert ende neghen en twintecht des mandaghes na sente
„Lucien dach.”

     Op perkament met uithangend zegel in rood was.

62. 1330.      Tollijst van hetgeen in de vrijheid van Campen gegeven wordt naar oude gewoonte door hen, die wonen in den lande van Westphalen, te Keulen, tusschen Maas en Rijn, de Oost-Vriezen (naar gelang zij hangroeren hebben aan hunne schepen of niet), des graven luiden van Holland. Die van Wenden, Denemarken, Zweden, Noorwegen en Engeland komen, zouden geven als die van Keulen; de Vlamingers als die tusschen Maas en Rijn.

     Boek van Rechte, bl. 48. Afgedrukt in Overijss. Alm. 1838, bl. 210.

63. 1331.
25 Julij.
     Schepenen wijzen aan Herman Herinc en Ghessen de gruet voor twee jaren toe. Schepenen zouden hun elk jaer geven 16 p. kl., terwijl Herman en Ghesse aan schepenen alles geven zouden, „dat van dyen crude coemet, — Ende doe Her-
___↓___


|pag. 21|
man ende Ghesse die gruet ghedaen woert, zoe deden zie (de schepenen) oer recht daer toe. Op sante Jacopsdaghe.”

     In den oudsten Foliant, bl. 137.

64. 1331.
11 Oct.
     Verordening omtrent het timmeren van steenen huizen bij de Nieuwstraat of bij den Burgwal, op denzelfden voet als bij de Oudestraat en de Waterstraat met hulp der naburen, die er in de colhouen niet toe gehouden waren, dan vrijwillig.
„Vrijdaeghs na sante Gereon en Victor.”

     Boek van Rechte, bl. 12.

65. 1332.      Schepenen van Campen verklaren, voortaan geene leestinge te zullen schrijven in hun boek of met der stad zegel bezegelen. Geen poorter zoude eenen anderen tot borg van geld mogen nemen, daar men op leesten zoude, op de boete van honderd schellingen, gelijk ook hij in deze boete vervallen zoude, die aldus borg werd. „Int jaer ons heren dusent drie-
„hondert ende twee ende dertich na zante Michaelisdaghe.

     In den oudsten Foliant, bl. 138.

66. 1332.
27 Maart.
     Johannes Holtzacie ac Stormarie terrarumque Szallandie ac Skanie capitaneus, bevestigt alle vrijheden, gewoonten en privilegiën, welke Campen van vroegere Deensche koningen verkregen had, zoo ten aanzien van de plaats te Skanor „fiit” geheeten, als andere. „Datum anno dni M. CCC. tricesimo secundo
„feria sexta post dominicam Oculi mei.”

     Op perk. met aanhangend zegel in geel was.

67. 1333.
20 April.
     Bisschop Johan geeft stadsvrijheid en regt aan Grafhorst, als de steden Zwolle, Hasselt en Genemuiden, welke vrijheid wezen zal tusschen den Oerde en Grafhorster vonder toe.
___↓___


|pag. 22|
„Geg. int jair ons heeren M. CCC. XXXIIJ des dinxedages
„na Misericordia dni.”

     Afschrift in het Boek van Plebisciten ofte Wilkoeren, bl. 92.— Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. bl. 253.

68. 1334.      Uitgaaf van XL. gr. voor het leggen van tonnen in het Vlie — en van XXXI kl. p. voor gaghelcruit. — Ontvangst van paelgeld van Zutphen.

     Oudste Foliant, bl. 145, 178.

69. 1334.
21 Febr.
     Twee verordeningen van schepenen en raad met de gemeentè omtrent twisten en gewelddadigheden, zoo van burgers als van vreemdelingen, als: van het bieden en breken van vrede, het maken en breken van zoen, van wonding bij dag of nacht, van verboden wapenen, vechten, te kamp roepen, vlugtelingen, enz. Beide „op sente Petersauent, den men heit
„ad Cathedram.”

     Guldenb. bl. 34—42. Boek van Rechte, bl. 28, 29 —

70. 1334.
10 April.
     Willem Degner vertinset aan Conekinne den timmerman voor zeven groten en een halve take wijn sjaars „den vlodic
„de leghet neuen dier stede, daer die hercoggen (oorlogschepen) liggen” —„Zond, na de oct. van Paschen.”

     In den oudsten Foliant, bl. 40.

71. 1334.
8 Maart.
     Schepenen verhuren voor zes jaren het veerschip aan Claweszen den roeden en Everde Kannekin, om dat op Paschen eerstk. te leggen aan de korenmarkt. Wanneer men eenen weg heeft gemaakt van Uterwikerberg op het veerstal, dat men dien met een paard rijden mag, zullen zij jaarlijks aan de schepenen een pond grote geven. „Des dingsche daghes na middesvastene.”

     In den oudsten Foliant, bl. 259.

___↓___


|pag. 23|
72. 1334.
Sept.
     Adulphus curatus ecclesie in Campen geeft vidimus van de bevestiging der vrijheden en privilegiën van Campen: 1° door bisschop Guido, 30 Sept 1301; 2° door bisschop Frederik, 15 Maart 1318 (N°. 34); 3° door bisschop Johan, 16 Febr. 1323 (N°. 42.) „Anno a natiuitate dni M. CCC. tricesimo quarto in vigilia natiuitatis Marie.”

     Op perkament met uithangend zegel in groen was.

73. 1335.
5 Febr.
     Verordening tegen het maken van onkosten bij bruiloften.
„Dies sondaghs na onser vrouwen daghe toe lichtmisse.”

     Boek van Rechte, bl. 6, 7, 32.

74. 1335.
23 April.
     Schepenen en raad verzekeren heer Boldewin, Johan Scuerzac en Belen, hunne zendeboden naar den koning van Noorwegen, hen te zullen lossen, indien zij in eenige „eengenisse” komen en hen daarvoor schadeloos te houden, uitgezonderd Westfalen, zoo zij daar op de terugreize in kwamen. „Des sonendaghes nae Paeschen.”

     In den oudsten Foliant, bl. 137.

75. 1335.      Antwoord van schepenen en gemeente te Campen op beschuldigingen van den koning van Zweden en Noorwegen (Magnus Smek), in het Latijn zonder dagteekening.

     Op eene rol perkament in duplo, hier en daar eenigzins verschillend.

76. 1335.
7 Nov.
     Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, schenkt, op verzoek van zijn echtgenoot, aan de burgers van Campen vergiffenis wegens hunne buitensporigheden, het vorige jaar op de markten te Skanor in Schonen gepleegd, met belofte van verdere bescherming. „Datum apud castrum nostrum
„Bawaehus anno d° M. CCC. XXX quinto feria tercia proxi-
„ma ante festum beati Martini episc. et conf.
___↓___


|pag. 24|
     Op perkament met uithangend zegel in groen was. Vidimus in 1336. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. N°. 111.
77. 1336.
4 Mei.
     Albertus investitus ecclesie in Campen geeft vidimus van den brief van bisschop Johan van 14 Mei 1323 (N° 44), waarbij de privilegiën en vrijheden van Campen door dezen bevestigd worden. „Datum et actum anno dni M. CCC. tricesimo sex-
„to sabbato post invencionem sancte crucis.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

78. 1336.
31 Mei.
     Albertus investitus ecclesie geeft vidimus van den brief van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen van 7 Nov. 1335 (N° 76). „In Campen anno dni M. CCC. XXXVI
„feria sexta post diem Sacramenti.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

79. 1336.
18 Aug.
     Magnus, Koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, ofschoon tijdens zijne krooning alle privilegiën hoegenaamd herroepen hebbende, vergunt aan Campen om als van ouds te mogen hebben en te bezitten de plaats op de markt te Skanor tusschen het kasteel en „hvyll” gelegen, en zulks op verzoek van Johannes dictus Skursak en mag. Henricus rector Skolarum,
„Datum Vpsalie anno dom. mill. CCCXXXVJ dominica infra
„octauas assumpcionis beate Virg.

     Op perk. Het zegel afgevallen. Vidimus 1 Sept. en in 1403. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 115. Verg. Sart. II. s. 347.

80. 1336.
31 Aug.
     Johannes prior Ludh. ord. fr. pred. geeft vidimus van den vorigen brief (N°. 79.) „Anno dom. M. CCC. XXX sexto
„sabbato proximo post diem decoll. sci Johannis Ludhosie in
„conuentu mee habitationis.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

___↓___


|pag. 25|
81. 1338.
31 Mei.
     Bisschop Johan vergunt aan de schepenen en burgers van Campen, dat zij hunne koeren, die hun in Mastebroek vervallen, zelve mogen uitpanden, gelijk de gezworenen van Voerst, behoudens het regt van hem en van een iegelijk, en zulks tot wederzeggen. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie-
„hondert en acht en dertich op ten Pinxterdach.”

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66.

82. 1339.
8 Mei.
     Bisschop Johan neemt aan en bevestigt eenige hierbij genoemde giften en schenkingen van goederen „ad altare Sec.
„misse in ecclesia parochiali — in honore S. Pauli apost. et„b. Barbare virg.,” welke goederen en gelden als kerkgoederen zouden opgenomen worden, behoudens het regt der parochiale kerk. „Datum anno dni M. CCC. tricesimo nono
„sabbato post ascensionem.”

     Op perkament met uithangend zegel in rood was. — Op den rug: van sanct Barbare vicaria in Sanct Nicolauskercke.

83. 1339.
15 Aug. en
10 Oct.
     Benne Peterswijf van der Kemenaden begiftigt bij testament onderscheidene geestelijke gestichten en personen, o.a. toe ter timmeringhe der menrebroderen XX p. — Gebod om in de broederstraat geene vensteren noch banken noch palen te maken buiten het huis, aan geene zijde der straat. — „Toe onser Vrouwen misse deer erre” — en „toe Zantganghen.”

     Oudste Foliant, bl. 55 en 137.

84. 1339.
13 Dec.
     Bisschop Johan verklaart, dat het hem lief en met zijn consent is, dat de burgers te Campen den dijk te IJsselmuiden mede aanvangen en daartoe gelden, tot zijn wederzeggen toe en niet langer. „Int jaer ons heren M. CCC. neghen
„en dertich op sente Lucien daghe.”

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66.

___↓___


|pag. 26|
85. 1340.
1 Junij.
     Albertus de Varenholte curatus eccl. geeft, met toestemming van deken en kapittel te Deventer, aan Everhard dicto Vloet en Henricus dicto Vyeracker, in erfpacht een stuk gronds der kerk, zich tot vijftig voeten van de straat uitstrekkende, om er twee huizen op te bouwen, tegen acht brab. solidi voor elk huis jaarlijks te betalen. „Datum anno dni M. CCC. quadragesimo in octaua ascensionis ejusdem.”

     In den oudsten Foliant, bl. 58.

86. 1341.      Verbod van alle spel, daar men geld mede verliezen kan,
„alle dobbelinghe, al boeten, al raeden, alle kekelinghe, jof
„in dat vaet winnen, jof omme dat lach toe quitene, bij
„100 schell.”

     Oudste Foliant, bl. 133.

87. 1341.      Verordening met de gemeente, dat men, in een zeker gedeelte van de stad kerkwaarts, vóór S. Michiel over een jaar de huizen met steenen dekken zal, bij 40 ponden, of men zal de huizen afbreken of ontdekken. Ter tegemoetkoming zou men voor elke duizend deksteenen 18 gr. vergoeden.

     Oudste Foliant, bl. 134.

88. 1341.
18 Junij.
     Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, verklaart, dat schepenen, raden en gemeente van Campen zich met hem ten aanzien der tegen zijne onderdanen gepleegde buitensporigheden verdragen hebben, en dat hij, met vergiffenis daarvan, hen, wanneer zij met hunne waren in zijn rijk komen, in bescherming neemt, met verbod aan al zijne ambtenaren, om hun eenige hindernis aan te doen. „Datum Stok-
„holmis anno do. M. CCC XL primo in vigilia apost. Petri
„et Pauli.”
___↓___


|pag. 27|
     Op perk. met ’s konings aanhangend zegel in geel was, doch bijna verdwenen. — Vidimus in 1343 en 1345.
89. 1341.
28 Junij.
     Magnus, koning van Noorwegen, Zweden en Schonen, bepaalt, op verzoek van Lambertus Boldewini en Thomas Thoautzslager, gezanten van Campen, voor de kooplieden en schippers dezer stad, bij de haringvangst, den tol voor elk last op 6 denariën „nouorum et legalium sterlingorum”, het getal der lasten bij eede te bepalen door den schipheer, den stuurman en twee andere mannen van hetzelfde schip, die de tollenaar meende te mogen aannemen. „Datum Stokholmis in vigilia aposto-
„rum Petri et Pauli anno domini M. CCC. quadragesimo
„primo, anno regni nostri Noruegie vicesimo secundo.”

     Op perkament met beschadigd zegel in geel was. — Vidimus in 1348. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. No. 151.

90. 1341.
28 Junij.
     Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, bevestigt aan de burgers van Campen de regten en vrijheden, die zij ten tijde van koning Waldemar van Denemarken op Schonen hadden. „Datum Stokholmis anno dni M. CCC. XL. primo
„in vigilia apost. Petri et Pauli.”

     Op perkament met gedeeltelijk nog aanwezig aanhangend zegel in geel was. — Hierbij een vidimus van Johannes abbas monast. b. Marie virg. in Dickeninge „vicesima sexta die mensis Aprilis” (zonder jaartal) met uithangend zegel in groen was. — Nog een vidimus in 1348. — bij Sartorius, II. s. 364—367, afgedrukt naar een vidimus van fr. Volkers Blaewater gard. conu. Camp. ordinis minorum, in het archief te Lübeck.

91. 1341.
28 Junij.
     Magnus, koning van Noorwegen, Zweden en Schonen, bevestigt, op verzoek van Lambertus Boldewini en Thomas Touslagher, gezanten van Campen, de bepalingen van den vrede, XVIJ kal. Nov. 1286 te Bergen met zijnen oudoom Erik gesloten en door zijnen moederlijken grootvader Haquin bekrach-
___↓___


|pag. 28|
tigd, met bijvoeging van eenige vrijheden in het rijk van Noorwegen, dezelfde, die reeds in de charters van 6 Julij 1294 en 27 Julij 1305 voorkomen. „Datum Stokholmis in
„festo beatorum apostolorum Petri et Pauli anno dni M. CCC.
„quadragesimo primo anno autem regni nostri Norwegie vice-
„simo secundo.”

     Naar een vidimus van Volkerus Blaewater gard. conv. Campensis ord. fr. min., van 13 Mei 1362, op perkament met een zegel in rood was, gedeeltelijk gebroken.

92. 1342.
27 April.
     Getuigenverhoor, opgegeven aan Laurens Pousart, „sage en droit lieutenant en la chastellerie de la Rochelle”, enz. door Michel Bernon de Lambile, „notaire public de l’autorité „royal” en Thomas de Mutreci, ten aanzien van het nemen, plunderen en gedeeltelijk ombrengen der manschap van twee Camper schepen, genaamd het welvaren van Campen, gevoerd door Gillebert Ague, en Blomendal, gevoerd door Willem Blomendal, welke schepen, met wijn beladen, op St. Jorisdag (23 April) door eene bende van omtrent 350 gewapende Spanjaarden aangevallen werden, van welke getuigenissen hier een breedvoerig verslag wordt gedaan. In het Fransch. „Fait et
„donné en la Rochelle le semady emprès la feste de S. Marc
„l’ an de grace mil CCC quarante et deus.”

     Op twee aan elkander gevoegde stukken perkament met uithangend kon. zegel aan een rood koord in bruin was, en een kleiner, mede in bruin was, van den notaris, terwijl „T. de Mutreceyo” het geteekend heeft met zijn „marque acoustumée.”

93. 1342.
15 Aug.
     Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, bevestigt aan de burgers van Campen al de regten, welke zij van zijne voorgangers, t.w. van koning Waldemar en anderen verkregen hadden, en staat hun dezelfde regtsbedeeling (jurisdictiones), welke zij op Schonen gehad hadden, ook te Koppenhagen, Dracor (op Amak} en Reueshol (aan de zuidkust
___↓___


|pag. 29|
van Seeland) toe. „Datum ante castrum Kalinghenborch anno „dni M. CCCXL secundo in die assumptionis Marie.”

     Op perkament met uithangend zegel in groen was. — Afgedrukt bij Sartorius, 1I. s. 371, alwaar, in plaats van Reueshol, Redesholt gelezen wordt. Zie s. 742.

94. 1342.
27 Aug.
     Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, geeft aan alle kooplieden en visschers vrijgeleide om in zijn rijk te komen, er hun bedrijf te doen en van daar terug te keeren. „Datum Hafnis anno dni M. CCC. XL sec. in
„profesto b. Augustini episc. et conf.”

     Op perkament met uithangend zegel in geel was.

95. 1342.
25 Nov.
     Willem grave van Henegouwen, Holland enz. bevestigt aan de kooplieden van Campen de vrijheden, hun door zijnen vader den 7 Mei 1322 (N°. 42) gegeven. „In die Hage op
„sente Katerinendach int jaer ons heren dusent drie hondert
„twee en viertich.”

     Afschrift onder N°. 42.

96. 1343.      Verordening omtrent het deelen van erven in de lengte, zoo dat het minste 14 hamervoeten breed is, twee hamervoeten voor eene Lubesche elle gerekend, het timmeren en verhuren van huizen daarop en het betalen van tins.

     Boek van Rechte, bl. 24. Guldenb. bl. 13. — Verg. Bondam, Charterb. bl. 24.

97. 1343.
6 Mei.
     Bisschop Johan van Arkel belooft die van Campen te zullen bewaren en beschermen bij alle regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij ten tijde zijner voorgangers tot dezen dag hadden bezeten. „Datum in castro de Gorin-
„chem anno mill. trecentesimo quadragesimo tertio die sexta
„mensis Maij.”

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was.

___↓___


|pag. 30|
98. 1343.
26 Julij.
     Bisschop Johan verbiedt den presbyter seu curatus eccl. te Campen, op straffe van suspensie, om eenig mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor den officiaal te Utrecht, den aartsdiaken, of proosten gedaagd wordt, in zaken, die door den wereldlijken regter en wettelijke getuigen kunnen beslist worden, en op straffe van excommunicatie, zoo hij iemand daarover kwelde of liet kwellen. „Da-
„tum Traj. anno dni M. CCC. XL tertio vicesima sexta die
„mensis Julii.”

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was.

99. 1343.
27 Julij.
     Bisschop Johan vergunt aan schout en schepenen te Campen, om elken misdadiger, dien zij als misdadig kennen, binnen die stad te rigten. „Gheg. te Utrecht int jaer ons heren
„dusent drie hondert drie ende veertich des sonnendaghes na
„sunte Jacobsdach.”

     Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66.

100. 1343.
4 Aug.
Albertus de Varenholte, curatus eccl. Campensis, geeft vidimus van den brief van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen, van 28 Junij 1341 (N° 88), waarbij deze verklaart met die van Campen wegens vroegere twisten en vijandelijkheden tusschen hem en zijne onderdanen verzoend te zijn, en hun vrede en veiligheid verzekert. „Datum anno dni M.
„CCC XL tertio feria secunda ante Laurentii mart.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Nog een vidimus in 1345.

101. 1343.
13 Aug.
     Dirc, tollenaar en burger te Staveren, belooft, dat hij noch zijne erfgenamen en nakomelingen van eenigen poorter te Campen tol te Staveren van des bisschops wege eischen of nemen zal. „Gheg. in den jaer ons heren dusent driehondert
___↓___


|pag. 31|
„drie en viertech des wundesdaghes voir onser Vrouwen as-
„sumpcio.”

     Op perkament met aanhangend zegeltje in groen was. — Privil. bl. 67.

102. 1344.
17 Sept.
     Dirk tolnaer en Oytgher broders, Ghelmaer tolnaer junge Euekens broder, Tideman, Ghelmaer en echter Ghelmaer broders, junge Eueken kinder, beloven aan hunne goede vrienden, de schepenen en raad van Campen, van geenen poorter aldaar, te Staveren tol te eischen, te nemen of te laten nemen, welken tol zij van hunnen heer te Utrecht te leen houden.
„Gheg. int jaer ons heren dusentich dry hundert vyer en
„vyertich op zente Lambertsdach.”

     Op perk. met zes uithangende zegeltjes in groen was. — Privil. bl. 67.

103. 1345.
29 Maart.
     Arnoldus guardianus conuentus fr. min. te Campen en Albertus curatus paroch. eccl. aldaar, geven vidimus van het charter van koning Magnum van Zweden, Noorwegen en Schonen van 28 Junij 1341 (N° 88). „Anno dni mill. trecentesimo quadragesimo quinto feria tertia post annunc. b. Marie virg.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

104. 1345.
23 Aug.
     Bisschop Johan schrijft aan heer Albert, pastoor te Campen, dat schepenen en raad voornemens zijn, hun rigthuis bij den kerkhof af te breken en een nieuw te bouwen, en dat zij tot dien bouw een’ hoek van den kerkhof noodig hebben, alsmede een ander stukjen om eene te naauwe straat te verbreeden, waartoe zijne toestemming door hen gevraagd is, en verzoekt berigt, of zulks zonder bezwaar en krenking van iemands regt kan toegestaan worden. „Datum anno dni M. CCC. quadra-
„gesimo quinto in vigilia b. Bartholomei apostoli”

     Afschrift in het Privilegieboek, bl. 67.

___↓___


|pag. 32|
105. 1346.
30 Junij.
     De kapittelen te Utrecht vergunnen aan bisschop Johan de voorslagen in Drenthe, Twenthe, Salland en langs de Vecht en in het algemeen over den IJssel, tot zijne tafelgoederen. „Datum mensis Junii die ultima anno natiuitatis
„domini M. CCC. XLVI ”

     Afschrift in Div. A. bl. 96. — Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. p. 268.

106. 1347.
1 Sept.
     Willem hertog van Beijeren, verbeider, verleent aan alle burgers van Campen met al hunne goederen tolvrijheid in zijne landen, met last aan zijne tollenaren om hen tolvrij te laten varen, en zulks tot wederzeggen toe. „Gheg. in die
„Haghe opten ersten dach van September int jaer ons heren
„M. CCC. zeven ende viertich.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Als transfix gehecht aan den bevestigingsbrief van hertog Aelbrecht in 1360. — Verg. Schwartzenberg, I. bl. 204.

107. 1348.      Verordeningen omtrent Waterregt, Schippers en Schepen.

     Boek van Rechte, bl. 14—21, 23. Guldenb. bl. 17—25.

108. 1348.
4 Julij.
     Fr. Lambertus conv. fr. min. in Campen gardianus en Albertus eccl. parochialis curatus geven vidimus der twee brieven van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen, te Stokholm, 28 Junij 1341, omtrent de regten en vrijheden van Campen in Schonen en den tol bij de haringvangst (N°. 90 en 89.) „Datum anno domini M. CCC. XL octauo mensis
„Julii die quarta.

     Op perk. met twee uithangende zegels in groen was.

109. 1349.
9 Mei.
     Burgerm. en schepenen huren tot een gruythuys Peter Odenzoens huis met hof en werf voor vier jaren, elk jaar voor 12 p. „Des dinxdages in den Cruysdagen.”

     Oudste Foliant, bl, 249.

___↓___


|pag. 33|
110. 1349.
2 Julij.
     Lambertus gardianus conv. fr. min. en Albertus curatus eccl. geven vidimus van den brief van koning Erik van Denemarken, te Lund 16 Aug. 1298 (N°. 9). „Datum anno do-
„mini M. CCC. XL. nono feria quinta post festum sanct.
„Petri et Pauli apost.”

     Op perkament met aanhangende zegels in groen was.

111. 1350.      Opgave van eenige stukken lands, aan de stad Campen behoorende.

     Oudste Foliant, bl. 103.

112. 1350.      Ordonnantie op het Telampt. „Die dat telampt huyrt sullen
„dat diep met baken verwaren alse woentlic is ende dar van
„sullen sie weder hebben van elken scepe eene oelde placken.” — Ordonn. op dat Vleyschrecht en van den Visschen.

     Oudste Foliant, bl. 232, 236. Collect. bl. 126, 127.

113. 1350.      Vernieuwde verordeningen tegen twisten en vechterijen tusschen burgers en gasten, tusschen burgers onderling, over het bieden van vrede en het maken van zoen bij doodslag.

     Boek van Rechte, bl. 25, 26, 28. Guldenb. bl. 42—45.

114. 1350.
26 Jan.
     Clays Snellekens, schulte, Clays van Hasselt en Herman Euerdss. schepenen verklaren, dat Henr. Snaghe en Wobbe zijn wijf hun huis en erf te Bronope met eenig land tot eene eeuwige kapel en herberg, vooreerst hunner arme vrienden en voorts van arme schipmans en andere arme luiden, gegeven hebben, en begeeren, dat dit huis gesticht zij ter eere Gods en van den goeden S. Juriaan; dat er een priester dagelijks misse en godsdienst in doen zal, met tegemoetkoming der goede lieden van Bronope, tot troost der arme lieden in het huis en der kranken in het dorp. Zij kiezen daartoe uitvoerders van hunnen wil na hun dood. „Geg. int jaer ons
___↓___


|pag. 34|
heren M. CCC. en vijftich des dinxedaghes na zante Pauwelsdagh conuersio.”

     Afschrift in den oudsten Foliant, bl. 72.

115. 1350.
4 Junij.
     Lambertus gard. conv. fr. minorum te Campen geeft vidimus van den brief van koning Waldemar van Denemarken van 5 Sept. 1326 te Worthingborgh (N°. 53). „Datum anno dni
„M. CCC. quinquagesimo mensis Junii die quarta.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

116. 1350.
19 Nov.
     Gerlof Morre, raadsgezel, geeft na zijnen dood aan het H. Geest-huis zes akkers lands te Staphorst met het huis daarop, en schepenen en raad geven hem voor zijn leven eene geheele provende in het huis „ende mit dier preester tafele — ende mit „dien preesteren te wonen,” onder voorwaarde dat de akkers en het huis eeuwig aan het voorn. huis blijven, zonder wederzeggen zijner erfgenamen. — „Geg. int jaer ons heren dusent
„driehondert ende vijftich op sante Pontiaens dagh.”

     Oudste Foliant, bl 72.

117. 1351.
22 Jan.
     Verordening omtrent het breken van trouwbeloften, dat een burger zich van deze beschuldiging vrij konde maken, indien hij bij zijnen eed en dien van elf medevolgers, burgers en goede knapen, waar maakte, dat hij bij de jonkvrouw of vrouw niet geweest was „in natuyrliken saken waer bi de
„echtscap mit gode nyet staen en mochte.” — „Satersdaeghs
„nae sante Agnetendaghe.”
     Volgen, zonder jaartal, verordeningen tegen het vechten van een’ schepen met eenen anderen of met eenen raad op het schepenhuis of in het regthuis, op verlies van het schependom; — over gifting na bruidbrieven — over erfenis van vreemdelingen — dat men meten zal met gebrande maten der stad — dat lieden uit het land van Gelre in zaken van huwelijks
___↓___


|pag. 35|
voorwaarden niet getuigen zullen, omdat die van Campen in Gelre en met name te Zutphen niet toegelaten waren — hoe men hoorige lieden aanspreken en winnen zal — dat keurmedige lieden bij hun dood geven zullen één van hunne beste kleederen, of een ring of één der beste paarden, en volscharige lieden al hun roerend goed, maar al wat aardvast en nagelvast is erven zal binnen de vrijheid op het naaste lijf, enz.

     Boek van Rechte, bl. 7-9. Guldenb. bl. 6, 7, 8, 33.

118. 1351.
6 Oct.
     Bisschop Johan magtigt den rector van het hospitaal van den H. Geest te Campen, om misdadige geestelijken, van welke orde of staat, die binnen het territoir der stad misdrijven doen, om welke zij gevat moeten worden, te vangen en onder zéker geleide naar het slot te Vollenhove aan den schout te doen overbrengen, des noodig met inroeping van den wereldlijken arm. „Datum anno dni M. CCC. quinqua-
„gesimo primo mensis Octobris die sexta.”

     Privileg. bl. 67.

119. 1352.
14 Febr.
     Verordening, dat, zoo eenig schipman bij de reize vaart met Camper burgers en zijn schip ontlast te Schonen, die komt van Riga, Revel, Pernau, Stockholm en Lübeck, dien zal men zijn loon verbeteren met 12 olde gr., van Gothland en van Pruissen met 9 olde gr., van Colberg en alle Wendesche steden met 6 olde gr., ten ware de schipheer andere voorwaarden gemaakt had met zijne schipmans. — „Op sente
„Valentynsdach.”

     Guldenb. bl. 25.

120. 1352.
15 Febr.
     Overeenkomst met Johan van Ryntelen van Mynden om stads schrijver te zijn. „Des wonsdaghes na sente Valentins daghe.”

     Oudste Foliant, bl. 147. Verlengd in 1358, bl. 149.

___↓___


|pag. 36|
121. 1352.
6 Mei.
     Bisschop Johan verklaart, met de drie steden overeengekomen te zijn, voor den tijd van drie jaren, dat niemand „in Zallandischen Rechte tusschen Holtheen, Nyen-
„steden ende Emelwerden,” of ook buiten zijnen lande voors. eenige burgen, voorburgen, steden of ander veste timmeren, maken of vermeerderen, begraven of vestigen zoude zonder zijn consent en dat der steden, uitgezonderd de burgen te Voerst en te Rechteren, die in deze voorwaarden niet begrepen waren. Zij zouden dit niet alleen keren met alle magt maar ook hen, die eenigen burger of koopman ving, beroofde of schade deed, wederstaan en dat wreken, met andere bepalingen daaromtrent. „Geg. int jair ons heren duysent drie-
„hondert twee ende vyftig op sente Johansdach als men scrij-
„uet Johannes ante portam Latinam.”

     Afschrift op papier. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 166.

122. 1355.
Julij.
     Schepenen en raad verordenen, dat Johan de Crudener geene blanke wijnen of roode wijnen tappen zal, en dat hij „nae
„slaepeclocken geen clareyt of moraet of granaet” tappen zal, op honderd schellingen. Voorts van de „clareyt, moraet, granaet,” andere dranken, die hij tapt, zal hij aan de stad geven als de apothekers te Utrecht geven, d.i. den negenden penning, en die dranken niet duurder tappen, dan men te Utrecht doet. Wat hij als apotheker maakte zoude hij regtvaardig maken en voor redelijk geld. „Int jaer ons heren
„M. CCC. vyf ende vyftich des saterdaghes na sante Peter
„ende Pauls daghe.”

     In den oudsten Foliant, bl. 74.

123. 1355.
21 Julij.
     Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, scheldt aan die van Campen alle boeten en straffen kwijt wegens moord, brand en andere misdrijven, op de markten te Skanor in 1352 en elders vroeger gepleegd, met belofte van hun
___↓___


|pag. 37|
desniettegenstaande hunne regten en privilegiën te laten behouden. „Datum Helsingborgh anno dni M. CCCL quinto „in profesto b. Marie Magdalene.”

     Op perk. met uithangend zegel in geel was. — Vidimus in 1363. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. N°. 222.

124. 1356.
30 Junij.
     Willem, hertog van Beijeren, grave van Holland enz., verklaart, op de daarbij vermelde voorwaarden verzoend te zijn met bisschop Johan van Arkel. „Gheg. opte Hoegewoert bi
„Utr. des naesten daghes na sinte Peters en sinte Pauwels-
„dach int jaer ons heren M. CCC. sesse en vyftich.

     Afschrift op papier. — Afgedr. bij van Mieris, III. bl. 1.

125. 1357.
6 Junij.
     Schepenen van Campen verklaren, als scheidsregters tusschen Johan van Kuenre, ridder, en de stad Hamburg, wegens den doodslag aan zijnen knaap Jacob Vlanderman gepleegd, na den afgelegden zuiveringseed van burgers van Hamburg, waarbij Johan voorn. tegenwoordig was, dat de stad Hamburg onschuldig en door haar geen vrede aan den heer van Kuenre gebroken is; zij schelden de elkander toegebragte schade kwijt en bevelen voortaan vrede en vriendschap. In het Nederd., maar aan het slot: „Actum et pronunciatum anno dom. M.
„CCC. quinquagesimo septimo feria tertia post octauas Pen-
„thecostes.

     Afschrift op papier.

126. 1357.
5 Aug.
     Verordeningen omtrent vechten op den hove, schuldvorderingen, pandingen. „Ssaterdages nae sente Peters ad vincula.”

     Boek van Rechte, bl. 21, 22. Guldenb. bl. 49, 50.

127. 1359.      Verordening omtrent de onkosten bij bruiloften, bij geboorte en sterven, tegen het zenden of brengen van geld op Kersavond buiten het eigen huis, tegen het geven van weggen of geld aan kinderen in de kruisdagen vóór Pinksteren, het
___↓___


|pag. 38|
welkom heeten in huizen, oud of nieuw, en het planten van meiboomen. Boek van Rechte, bl. 7, 23, 24. Guldenb. bl. 86, 101.
128. 1359.
11 April.
     Keizer Karel IV. bevestigt den giftbrief van keizer Hendrik omtrent Groningen, in 1040 aan de kerk van Utrecht gegeven.
„Datum in Maguncia anno dni millesimo tricentesimo quin-
„quagesimo nono IIJ. Idus Aprilis, etc.”

     Afschrift in Foliant II. bl. 9, met dat van den giftbrief in 1024. — Afgedrukt bij Driessen, Mon. Gron., bl. 211—216. Verg. van Mieris, III. bl. 86.

129. 1359.
8 Junij.
     Dyderic Roede, sculte, Dyderic Klinghe en Aelt Schelewart, schepenen te Campen, verklaren, dat Herman van Monster en Ermghart zijn wijf ontvangen hebben van Gheredt van Oenden het erve, gelegen in Gheredts strate van der Aa, tegen eenen jaarlijkschen tyns van 3 p. swart payments en een mengelen wijns, en zullen bovendien hebben en waren drie voeten dijks in den Volmer. „Gheg. int jaer ons heren
„dusent dry hondert neghen en vyftich op Pyncsteren auendt.”

     Op perkament met drie uithangende zegeltjes in groen was. — Gheert van der Aa stichtte, in 1329, voor zijn zoon Nikolaas een altaar in de kerk van Campen en begiftigde het met „vijf coen graes” op Urk. In 1340 werd aan Nikolaas, broeder van St. Jansorde, bij boedelscheiding uit de vaderlijke erfenis toegewezen „dat
„virendeel van al dien erue, alzo alze dat ghelegen is van der
„Olderstrate an dien Burchwael mit al dien timmere, dat daer op
„steet beyde van holtenen husen jofft steynhuse,” voorts al het erf op Urk, enz. Oudste Foliant, bl. 27, 56.

130. 1359.
8 Junij.
     Schout en schepenen van Campen voorn. verklaren, dat Tydeman van Scuttorp en Nenne zijn wijf van Gheredt van Oenden ontvangen hebben een erf in de Nieuwstraat tegen een jaarlijkschen tyns van drie p. swart payments en een men-
___↓___


|pag. 39|
gelen wyns; voorts zouden zij hebben en waren drie voeten dijks in den Volmer. „Geg. als boven.”

     Op perkament met drie aanhangende zegeltjes in groen was.

131. 1359.
15 Nov.
     Lodewijk grave van Vlaendren, hertoghe van Brabant, grave van Nevers, van Rethel en heer van Machline, belooft aan de burgers van Campen zoodanige punten van vrijheden, als bij zijnen raad en steden ter dagvaard van Orsle overeengekomen was, en zoo den Oosterlingen eenige meerdere vrijheid verleend wierd, hij gelijke bezegeling daarvan geven zoude, waarop de burgers van Campen vrijelijk in zijn land van Vlaenderen met hunne goederen en koopmanschappen zouden mogen varen en keer en. „Gheg. te Male den XV dach van
„Nouember int jaer ons heren M. CCC. neghen en vichtich.
„Bi minen here in sinen raet, present sinen steden. Th. Lamb.”

     Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Vidimus in 1394, 1407 en 1436.

132. 1360.
8 Dec.
     Aelbrecht van Beijeren bevestigt aan zijne goede vrienden de burgers van Campen de vrijheden, die hun zijn broeder Willem van Beijeren gegeven heeft en zijn brief inhoudt, „daer
„onse jeghenwordige lettre doersteken is”, en zulks tot wederzeggen toe; maar bij wederzeggen zoude deze gratie duren een vierdel jaars daarna. „Gheg. in den Haghe des dinxen-
„daghes vp onser Vrouwendach concepcio int jaer ons heren
„M. CCC. ende tsestich.”

     Op perkament met een uithangend zegel in bruin was en den brief van hertog Willem van 1 Sept. 1347 (N°. 106) als transfix.

133. 1361.
13 Mei.
     Lodewijk, graaf van Vlaenderen, enz. verklaart, dat het bij hem, bij zijnen raad en bij de drie steden Gend, Brugge en IJperen en bij het gemeene land bepaald is, dat, zoo iemand
___↓___


|pag. 40|
eenigen burger van Campen of zijnen knaap ter dood bragt of verminkte, zij dien houden mogten zoo lang tot er de regter of de wet bijkwam, en dat men dien justicieren zoude lijf voor lijf en lid voor lid; desgelijks zou men ook doen omtrent den dief, die het goed der voorm. kooplieden stal.
Dit statuut zou men vernieuwen en uitgeven in de drie steden en het land van Vlaenderen, met belofte om het te houden ten eeuwigen dage, en bijzonder voor de goede lieden van Brugge, „ouermits dat zijt niet beseghelen en moghen.” —
„Gheg. in onse stede van Ghend den XIIJ dach van Meije
„int jaer ons heren M. CCC. een en sestich.” Op de vouw:
„Aldus voren gheconsenteert bi minen heer in sinen raet pre-
„sent sinen goeden steden. Th. Lamb.”

     Op perkament met aanhangend zegel des graven in geel was. — Priv. bl. 51. — Een dergelijke brief in 1360 aan de kooplieden van het R. Rijk, bij Sartorius, II. bl. 482.

134. 1361.
13 Mei.
     Lodewijk voorn. bepaalt, op verzoek der steden Gend, Brugge en IJperen, eene ordonnantie van makelardie voor de burgers van Campen, van het loon der makelaars omtrent de goederen, die daarbij worden opgenoemd. „Gheg. in onse stede
„van Ghend den dertiensten dach van Meye int jaer ons heren
„dusentich CCC. een ende zestech. Aldus voren enz.”

     Op perkament met aanhangend zegel des graven in geel was. Privileg. bl. 50. — Verg. over dit en de volgende stukken die bij Sart. II. s. 468—471.

135. 1361.
13 Mei.
     Lodewijk voorn. geeft, op verzoek van de steden Gend, Brugge en IJperen, aan de burgers van Campen het groot privilegie van handel in Vlaenderen. „Gheg. in onse stede van Ghend
„den dertienden dach van Meye int jaer ons heren dusentich
„drie hondert een ende zestich. Aldus voren ,” enz.

     Op perkament met ’s graven aanhangend zegel in geel was. —

___↓___


|pag. 41|
Vidimus in 1405 en 1407. — Privil. bl. 46. — Hierbij gelijktijdig afschrift op perkament: „dyt es dat recht, dat die greue van Vlan-
„dern dien borghers van Campen ghegeuen ende beleuet heeft bij
„raede ende consente ziener dryer stede,” enz.
136. 1361.
23 Mei.
     Burgerm., voogd, schepenen, raad en alt commun van de steden Gend en IJperen verklaren ook, dat het geordonneerd is bij Lodewijk graaf van Vlaenderen enz., bij zijne drie steden en zijne gemeene luiden van Vlaenderen, dat zoo iemand, enz. (als °N. 133.) „Den XXIIJsten dach van Meye
„int jaer ons heeren als men screef dusentich drie hondert
„een ende tsestech.”

     Op perkament met het groot zegel der steden Gend en IJperen uithangend in groen was.

137. 1361.
23 Mei.
     Burgerm., voogd, schepenen, raad, dekene, vinders, gezworenen en alt commun van de drie steden Gend, Brugge en IJperen, bepalen voor de burgers van Campen de makelardie van hunne goederen en koopmanschappen, als boven (N°. 134). „Int jaer ons heren als men screef syn incarn. du-
„sentich driehondert een ende zestich op den drie en twin-
„tigsten dach van Meye.”

     Op perkament met drie aanhangende groote zegels der steden Gend, Brugge en IJperen. — Vidimus in 1401.

138. 1361.
23 Mei.
     Burgerm., voogd, schepenen, raad, dekene, vinders, gezwoornen en al ’t commun van de drie steden Gend, Brugge en IJperen, geven aan de burgers van Campen groot privilegie van handel in Vlaenderen, overeenkomende met dat van den graaf (N°. 135). „Int jaer ons heren dusentich driehondert een ende
„tsestich vp den drie ende twintichsten dach van Meye.”

     Op perkament met aanhangend zegel der drie voorn. steden in groen was. — Vidimus in 1397.

___↓___


|pag. 42|
139. 1361.
21 Julij.
     Bisschop Johan van Arkel belooft aan de drie steden, dat hij, het kasteel Arkelstein gebouwd hebbende, het eeuwiglijk in handen en magt des bisschops en der kerk van Utrecht houden zoude; dat hij het niet zou vervreemden; dat hij en zijne ambtenaren en degenen, die er op wonen zouden, de kooplieden en hun goed, dat door het land gevoerd wierd, niet zouden bemoeijelijken; dat alle volgende bisschoppen het vóór hunne huldiging met bezegelde brieven zouden bevestigen. Aan elk der drie steden zoude een bezegelde brief als deze worden uitgereikt. „Gheg. tot Deuenter int jaer ons
„heren dusent drie hundert een ende tsestich vp sente Marien
„Magdalenen auunt.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 67. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 169, bij Dumbar, Anal., II. bl. 291, en K. en W. Dev., I. bl. 522.

140. 1361.
10 Oct.
     Bisschop Johan en Eduard hertog van Gelre maken een zoen tusschen Willem heer van Bronchhorst en Campen en tusschen Zutphen en Campen, na den gevoerden oorlog. „Geg.
„tot Apelteren int jaer ons heren M. CCC. LXI des sonnen-
„dachs op sente Victorisdach.” –

     Afschrift in Divers. A. 160. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 294.

141. 1362.
2 Febr.
     Verordening met de gemeente, dat elk burger bij zijn leven een’ of meer mombers over zijne kinderen of erfgenamen zetten mag, mits burgers en binnen de stad wonende. „Op onser
„Vrouwen lichtmissen.”

     Boek van Rechte, bl. 6.

142. 1362.
25 Junij.
     Bisschop Johan belooft aan de stad Campen en hare burgers bescherming en verdediging tegen allen, die haar zouden willen beschadigen; dat zij geenen tol geven zouden binnen het Sticht, uitgezonderd de sluispenningen tot den Gheyne en
___↓___


|pag. 43|
de dijkpenningen te Nijewervaert; dat men hunne driftige goederen te Vollenho of elders in het Sticht zou laten volgen. Voorts zoude hij niet verbieden binnen het Sticht hunne brieven te bezegelen, het zij van indagingen (ladingen) of van eenige andere brieven, het geestelijk geregt rakende. Niemand zou des anderen misdaad beteren. Vervolgens vergunt hij hun, dat zij in hunne stad eenen koerman en cijs hebben zouden, „wanttet ghelt wandelbaer is.” Hij laat hun verder alle regt en gewoonte volgen, dat hun schepenen en raad met hunnen eed wilden behouden. Zoo hun eenige oorlog of aanspraak kwam ter oorzaak van den tegenwoordigen oorlog tegen den heer van Voerst, dat wilde hij naar zijne magt verhinderen en het goed, dat hun van zijne vrienden genomen was, weder doen geven. Hij zoude niemand van hunne vijanden veiligen binnen hunne stad of vrijheid, buiten hun verlof. In het geheele Sticht zou men hun op hunne begeerte landregt doen, en eindelijk wilde hij geen der vroegere brieven wederroepen hebben. „Ghegeuen tot Zwolle int
„jaer ons heren dusent drye hondert twe ende tsestich des
„anderen daghes nae sinte Johansdaghe baptiste in den zo-
„mer.”

     Op perkament met groot uithangend zegel in rood was. — Priv. bl. 12 en 68.

143. 1362.
21 Aug.
     Waldemar, honing der Denen, Slaven en Gothen, bevestigt de vrijheden en privilegiën, die de burgers van Campen ten tijde van koning Abel en andere koningen van Denemarken0 verkregen hadden, door zijnen vader Christoffel en diens broeder Erik, in hunnen voorspoedigen en gelukkigen staat bekrachtigd, en doet zulks op verzoek van de gezanten Gotswinus Ludulfi Peregrini en Everhardus dicti Boezen. „Anno
„domini mill0 CCC. sexagesimo secundo dominica proxima
„post festum assumpcionis beate virg Marie in parlamento
„Danorum toe Kalundborgh celebrato.”
___↓___


|pag. 44|
     Op perkament met afhangend kon. zegel. in geel was, thans geschonden. — Vidimus in 1376.
144. 1362.
1 Oct.
     Bisschop Johan belooft aan schepenen en raad van Deventer dat, in zake van het geschil tusschen hem en de stad Campen, hij voldoen zal aan hetgeen de schepenen aldaar in der minne of als regt zullen uitspreken, terwijl zij hunne uitspraak tusschen nu en midwinter zouden moeten doen en hij zijn antwoord op de reeds door Campen aan Deventer toegezondene klagt zonder uitstel zoude overgeven. „Geg. vor
„Voerst int jaer ons heren dusent driehondert twe ende tses-
„tich des saterdaeghes nae santé Mychelsdach.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D., I. bl. 525.

145. 1362.
19 Oct.
     Bisschop Johan verklaart aan Campen schuldig te zijn eene som van ….. (onleesbaar door den brand maar schijnbaar 800 schilde) en magtigt schepenen en raad, om al zijne renten op te beuren, waar zij gelegen zijn binnen Campen, tot dat zij den hoofdstoel geheel gebeurd hebben met alle schade en kosten. Bezegeld en gegeven „voer Vorst int jaer ons
„heren dusent IIJC LXIJ des naesten dages nae sente Lucas
„dach euangeliste.”

     Naar een notarieel vidimus, op het verzoek van Henricus de Esten, procurator van burgermeesteren, schepenen en raad, hetwelk, zoo het schijnt, gediend heeft tegen eene beschuldiging voor den officiaal te Utrecht in 1364, dat zij den bisschop, wien het merum et mixtum imperium en alle jurisdictie in het wereldlijke met andere regten aldaar toebehoorde, daarvan beroofd en zich bijzonder van den tol met zijne inkomsten zouden meester gemaakt hebben. Den 15 Jan. 1369 werd Campen daarvan te Rome geabsolveerd en het interdict opgeheven in het „palatium causarum apostolicum.” —
De Secretaris Reyner Bogherman heeft het bovenstaande getrokken uit stukken, bij den brand van 1543 beschadigd, en, tevens

___↓___


|pag. 45|
met vermelding van het regt en de bevoegdheid van schepenen en schout, aangeteekend in eene kronijk op dit jaar, in Foliant I. bl. 106. Zie voorts op 12 Febr. 1377.
146. 1363.      Verordening, dat zoo iemand van den raad op eene reize gevangen wierd, men hem lossen zoude met duizend oude Frankr. schilden of minder, en dat men hem daarvan brieven geven zoude, zoo hij verkoos.

     Boek van Rechte, bl. 33. Guldenb. bl. 57.

147. 1363.      Verordening, dat niemand binnen de vier stapelen zonder schout en schepenen in zijn testament meer geven zal dan den tienden penning van al zijn goed; — dat men het geld, hetgeen van vechten met vuisten komt, aan de drie kerken, t.w. van St. Nikolaas, van Onze L. Vr. en den ouden H. G. geven zal; — dat men bij geene bruiloft in den kelder of in tavernen meer maaltijden geven zal dan éénen.

     Boek van Rechte, bl. 31.

148. 1363.      Bisschop Johan verklaart, dat hij met consent dergenen, die Mastebroek verdeeld hebben aan de ééne en de goede lieden van Campen aan de andere zijde, de volgende bepalingen houden en voldoen zal. De stad Campen zal behouden St. Nikolaasbroek, den Kruishoop en zulk land, als zij tot hiertoe bezeten heeft. Zij zal hebben dertig hoeven lands naar Zallandsche maat en die ontvangen van de eilanden, die haar het naast liggen en aan lande, dat gras draagt en dat in gegemeen water eenen halven voet boven houdt. Het land, vallende aan de toegedeelde eilanden, zal aan de stad blijven, en zoo de eilanden geene dertig hoeven lands houden, zal men het ontbrekende aanvullen aan land binnen het broek gelegen tusschen Wilsem en Grafhorst. Voorts nog bepalingen omtrent de visscherij, schadevergoeding aan de burgers bij de verdeeling van Mastebroek, de erfpacht en kwijtschelding van
___↓___


|pag. 46|
boeten. Zoo Mastebroek niet verdeeld wierd, zouden deze voorwaarden vervallen. Zonder dagteek.

     Gelijktijdig afschrift op papier, maar met het opgedrukt signet van den bisschop. In het Privil. bl. 68, met eene noot aan den kant: „een hoeue lands is XVI mergen.” Verg. Toe Bocop, bl. 306.
In den oudsten Foliant, bl. 264, vindt men, op 1364, de aanteekening: „Dit zin de eylande, die onse stat van Campen zin toe-
„geslaeghen, enz. Summa XXVIJ hoeve VIJ marghen.”

149. 1363.
9 April.
     Volherus Blaewater gard. conv. Camp. ord. min. geeft vidimus van den brief van Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, te Helsingborgh 21 Julij 1355. (N°. 123) „No-
„na die mensis Aprilis anno dni M. CCC. sexag. tercio.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was.

150. 1363.
15 April.
     Jutte Boele Lubbertss weduwe sticht St. Thomas altaar, met goederen en inkomsten, „int jaer ons heren dusent drie
„hondert drie en tsestich des vijftienden daghs in Aprille.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 161.

151. 1364.
1 maart.
     Overeenkomst tusschen deken en kapittel te Deventer met bisschop Johan van Arkel omtrent de tienden en novalia in Mastebroek, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Anno do-
„mini a natiuitate M. CCC. sexagesimo quarto prima die men-
„sis Marcii.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 185. Vert. bij Toe Bocop, bl. 300—306. Verg. Dumbar, K. en W. Dev., I. bl. 538.

152. 1364.
19 Nov.
     Verordening omtrent de boeden op Schonen, dat niemand die op de vitten maken zoude vóór St. Jacobsdag, noch ook geene tonnen leggen dan bij des voogden boeden, te verstaan van diegenen, die van Oosten komen en van Wenden. Waren er twee of meer burgers op St. Jacobsdag, dan zouden zij loten om de boedstede. Kwam iemand van het Westen
___↓___


|pag. 47|
met zout of wijn, die mogt eene zoutboede maken, als gewoon is, desgelijks van wijn. „Op St. Pontiaens dagh.”

     Boek van Rechte, bl. 32.

153. 1365.
27 April.
     Bisschop Johan van Vernenborgh bevestigt en handhaaft de Camperveeners bij al zoodanige vrijheden en ontheffing van lasten, als zij tot daartoe bezeten hadden. „Datum Swollis anno
„dni millesimo trecentesimo sexagesimo quinto die dominica
„Misericordia domini.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was.

154. 1365.
27 Mei.
     Landbrief van Twenthe, door bisschop Johan van Vernenburg „gegeven to Vollenhoe int jaer onses heren dusent drie-
„hondert ende vyf tsestich des manendages na den Crucedaghe.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 180. — Afgedrukt bij Winhoff en bij Racer, III. bl. 1 volg.

155. 1365.
22 Nov.
     Waldemar, koning der Denen, Wenden en Gothen, maakt een verdrag met de steden Lübeck, Rostock, Stralsund, Bremen, Hamburg, Kiel, Wismar, Gripswald, Tanclin, Stettin, Neu-Stargard en Colberg, en geeft hun eenige vrijheden. „Geg.
„tho Niekopingen op Falster in vnseren schlate na Godes
„bort druttienhondert Jahre in dem vyf vnd sestigesten Jahre
„in sunte Clementsauende die ein heilige Pauwest wass.”

     Afschrift op papier. Op hetzelfde stuk het privil. Albert, 25 Julij 1368. — Bij Sartorius, II. 575.

156. 1365.
24 Nov.
     Schepenen en raad van Campen verklaren, dat de gemeene bagijnen van het oude convent bij St. Nikolaaskerk voor hen beloofd hebben, eenige punten te zullen onderhouden, rakende een betamelijk gedrag. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. LXV op sente Katherinen avent.”

     Priv. bl. 81. Collect. bl. 102. — In het het jaar 1327 komt

___↓___


|pag. 48|
een convent van bagijnen in schepensacten voor, en in 1344 het oude en nieuwe bagijnen convent.
157. 1366.
5 Jan.
     Verordening tegen het gaan met verdekten aangezigte na den ondergang der zon, op eene boete van 10 p. Zoo iemand eenig „mystael” gedaan wierd, dat zoude zonder straf zijn.
„Op dertienden auent.”

     Boek van Rechte, bl. 32.

158. 1366.
30 Junij.
     Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, verklaart, met schepenen en burgermeesteren van Campen stilstand gesloten te hebben, zoodat zij met personen, schepen en goederen veilig in en door zijn gebied kunnen komen, welke stilstand dertien weken te voren door hem zou kunnen opgezegd worden, gelijk ook door die van Campen, met hunne brieven naar zijn slot Bawahus te zenden. „Datum Hamffnis anno
„dom. millesimo CCC. LX. sexto die commemoracionis sancti
„Pauli.

     Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 254.

159. 1366.
21 Nov.
     Verordening met de gemeente, dat geene vrouw langer „beckede mouwen” dragen zal dan tot het uiterste lid des kleinen vingers gevoederd of ongevoederd, en de mouwen en de boezemgaten niet breeder buiten belegd dan twee vinger breed en de lijsten beneden niet breeder dan ze van ouds plegen te wezen, en de „ranse niet meer dan van drien vaeken en zonder lobben”, op eene boete van tien ponden. „Sater-
„daghes nae sante Pontiaens daghe.”

     Boek van Rechte, bl. 32.

160. 1368.
22 Febr.
     Schepenen, raad en gemeene stad van Campen beloven aan de heeren van Baere en hunne ambtluiden, dat zij, bij sterfgeval van lieden, die tot de heerlijkheid van Baere behoord
___↓___


|pag. 49|
hadden of behoorden, de erfenissen zouden laten volgen naar hofregt, indien hun dit bewezen wierd. „Geg. int jaer vns
„heeren M. CCC. LXVIIJ op sente Petersdach ad cathedram.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 198.

161. 1368.
25 Julij.
     Albert, koning der Zweden en Gothen en heer des lands van Schonen, geeft aan Hanse-steden, die met hem in oorlog tegen koning Waldemar zijn, onder deze aan Utrecht, Zwolle, Hasselt, Deventer, Zutphen, Elburg, eenige vrijheden. „Tho
„Valsterbode na Godes borth drutteijnhundert jahre in deme
„acht vnde sestighesten jahre in sente Jacobstage des heil.
„apostels.

     Afschrift op papier op het stuk van 22 Nov. 1365. — Afgedr. bij Sartorius, II. s. 648.

162. 1368.
25 Julij.
     Albert, koning voorn., getuigt, dat hij „met vol voerdachten
„gueden moede, na rade vnser bysscope vnd vnser truwen
„raetgheuen”, aan schepenen en raadmannen van Campen en al hunne burgeren en onderzaten gegeven heeft hunne vitten op zijn land voor Schonoor, gelijk zij die menig jaar bezeten hadden, en waarvan de ligging hier wordt opgegeven. „Ghegeuen
„tho Valsterbode na Godes buert drutteenhondert jaer in dem
„achte vnd tsesteghesten jare. In sunte Jacopsdaghe des hi-
„ligen apostels.”

     Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Vidimus in 1376. — Een dergelijk aan andere steden. Verg. Sartorius, II. s. 652.

163. 1368.
25 Sept.
     Albert, koning voorn., verklaart, dat hij gegeven heeft aan Willem Morren, voogd van Campen, om vriendschap en dienst, aan hem en de stad Campen en hare burgers gedaan, een stuk lands, gelegen zuidwaarts aan hunne vitten, dat strekt westwaarts aan de Zutphensche vitten, daar de „grumkerles” pleegden te zitten, zuidwaarts op den grave en de land-
___↓___


|pag. 50|
weer, die daar gemaakt is, oostwaart gaande als de landweer begrepen is tot int hul toe. „Gheg. tho Schoenore in dem
„jare unsis heren dusent dryhondert achte und tsestich des
„maendaghes uoer sante Michielsdaghe.”

     Op perk. met uithangend zegel in geel was. — Vidimus in 1376.

164. 1368.
1369.
Nov. en
14 Maart.
     Gisbertus, bisschop van Bergen, en het kapittel aldaar geven vidimus van een brief van koning Haquin van Noorwegen, „da-
„tum prope castrum nostrum Tunsbergh anno domini mill.
„CCCLX octauo die beati Martini episc. et conf.” (11 Nov.) waarbij de koning aan Agmund Findzson volmagt schenkt, om de gezanten der steden Campen en Harderwijk en andere, die thans in vijandschap met hem zijn, tot onderhandeling over den vrede vrijgeleide te geven, dat zij vrijelijk in zijn rijk komen, er vertoeven en terugkeeren. „Scriptum Bergis
„anno dni mill. CCCLX nono feria quarta proxima post do-
„minicam medie quadragesime.”

     Op perkament met twee aanhangende zegels in geel was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 259 en 260.

165. 1369.      Overeenkomst tusschen schepenen en raad van Campen en Mr. Rotgher van Colen over het bouwen van de St. Nikolaaskerk en de Vrouwenkerk, op de voorwaarden hierbij bepaald.
„Geg. int jaer ons heren M. CCC. negen en tsestich.”

     Afschrift in het boek Collectorium, bl. 15. — In het Burgerboek komt Rotgher Micheelszoon van Colen in het jaar 1363 voor.

166. 1370.
12 Maart.
     Verordening, dat men van nu af in den ouden H. Geest niet meer personen ontvangen zal dan 32; en zoo een goed man van den raad of die in den raad geweest was, verarmde en begeerde in den H. Geest te zijn, dien zoude men eene ledige provende geven voor zijn leven buiten zijne kosten.
„Op sante Gregorius dach.”

     Boek van Rechte, bl. 33.

___↓___


|pag. 51|
167. 1370.
13 Maart.
     Verordening, dat, zoo de voogd op Schonen of Ellebogen met zijnen raad regt sprak en partijen bij eene boete gebood te voldoen, hij, die de zaak aan schepenen en raad bragt, boven de boete betalen zoude 40 pond. „Des naesten dages na
„sente Gregorius dach.”

     Boek van Rechte, bl. 21. Guldenb. bl. 17.

168. 1370.
24 Mei.
     Hennyngh van Pudgbus, hoofdman des rijks van Denemarken, voorts bisschoppen, hoofdmannen en ridders verklaren in eene, in het Nederduitsch opgestelde oorkonde, dat koning Waldemar van Denemarken met de stad Campen vrede gesloten heeft, op de voorwaarden in het breede daarbij vermeld, en met bewilliging der vrijheden hierbij opgenoemd. „Ghegeuen
„vnde ghescreuen tho deme Stralessunde na godes bort drut-
„teynhundert jar in deme seuenteghesten jare des neghesten
„daghes na godes hemelvard.”

     Op groot perkament met 31 staarten, waaraan 21 zegels der bisschoppen, hoofdmannen en ridders in geel was. Van tien andere zijn de staarten òf niet bezegeld geweest òf afgevallen. Vidimus in 1414. — Verg. Sart. s. 675, 677. Dumbar, K. en W. Dev. I. bl. 539. Van Mieris, 111. bl. 251.

169. 1370.
21 Junij.
     Bisschop Johan van Viernenborch belooft, schepenen en raad en burgers te Campen te zullen bewaren en beschermen bij al hunne regten, gewoonten, bezittingen, brieven en vrijheden, die zij van zijne voorgangers gehad hebben. „Gheghe-
„uen te Swolle int jaer ons heren duysent driehondert en
„tseuentich des vryedaghes na sente Viitsdach.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was.

170. 1370.
1 Julij.
     Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, verklaart eenen stilstand voor vijf jaren gesloten te hebben met de daarbij genoemde steden aan de Oostzee, in Holland, Zeeland, Gelder en het Sticht, waaronder ook Deventer en Campen, „Actum
___↓___


|pag. 52|
„et datum in castro nostro Bawahus anno domini M. CCC.
„LXXmo in octaua nativ. sancti Johannis.”

     Afschrift op perkament. — Afgedrukt bij Sartorius, II. s. 703.

171. 1370.
1 Julij.
     Gezanten der Hanse-steden, onder welke Goswinus Ludekenszoon en Everhardus Boze van Campen en Johannes Pawemund van Deventer, verklaren den bovengen. stilstand met koning Haquin voor vijf jaren te hebben gesloten. Actum et datum als boven.

     Afschrift op hetzelfde perkament. — Afgedrukt bij Sartorius, II. s. 699.

172. 1370.      Schepenen en burgermeesteren van Campen verklaren, dat zij de overeenkomst van stilstand, welke hunne gezanten Goswinus Ludekenszoon en Everhardus Boze, en de gezanten der andere steden, met koning Haquin van Noorwegen en Zweden gesloten hebben, goedkeuren en bekrachtigen, op de voorwaarden daarbij vermeld. „Datum Campen anno M. CCC.LXX.
„Ponatur dies.”

     Afschrift op hetzelfde stuk perkament, overeenkomende met de verklaring der andere steden, bij Sartorius, II. s. 701.

173. 1371.
11 Oct.
     Schepenen en raad komen met de gemeente overeen, dat geene vrouwen in het klooster der Minderbroeders zullen gaan, dan in de kerk en in het biechthuis, op eene boete van tien ponden; dat de broeders ook niet gaan zullen in de kamers der Bagijnen, op verlies van de praebende der bagijn, in wier kamer zij kwamen. Hadden zij met eene bagijn te spreken, dat zouden zij doen op eene cedel, die men zoude zetten buiten de kamers en met open deuren, enz. „Int jaer ons heren
„dusent driehondert een ende tsouentich des andern daeghs
„nae Santghange.”

     In den oudsten Foliant, bl. 150.

___↓___


|pag. 53|
174. 1371.
14 Oct.
     Arend van Hoern, bisschop te Utrecht, belooft aan schepenen, raad en gemeene burgers van Campen, hen te zullen bewaren en beschermen bij hunne regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij tot daartoe hadden. „Gheg. Tvtrecht int
„jaer ons heren duysent driehondert een en tseuentich des
„dinxedaghes na sente Victoers dach.”

     Op perkament met aanbangend zegel in rood was.

175. 1372.
3 Jan.
     Voorwaarden, op welke Henric van Uterwyk en Beleken zijn wijf opgenomen zijn in den H. Geest. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. twe en tsouentich des zatersdaghs nae Jaersdach.”

     Afschrift in Collect. bl. 117.

176. 1372.      Herbern van Putten, ridder, schrijft aan schepenen en raad van Campen, dat hij daags na St. Michielsdag (30 Oct.) bij den bisschop te Zwolle was, om beleend te worden met het leen en borchleen, dat hij van het Sticht hield. Hierbij waren van den raad van Campen Gosen Ludekenszoon en Dirc de Roede. De bisschop weigerde vóór en aleer Herbern betering gedaan had van het geweld in zijne landen bedreven. Herbern bood aan het te beteren bij zeggen der drie steden en van ’s bisschop vrienden en de zijne, waarin de bisschop niet treden wilde. Nu wenschte de ridder eene bijeenkomst tot onderlinge bescherming, „wentet krenclic in den lande steet,
„went de slote de ic vnder heb de sin des greuen van
„hollant ende myr vrouwen sire dochter en boren one toe
„verantworden, des ghy wael enen breef zuelt zien van den
„greue van hollant.” Hij verzoekt antwoord bij den bode.

     Op papier zonder dagteekening. — Verg. Toe Bocop, bl. 366; Nijhoff, Gedenkw., III. bl. XXI en XXIJ; en over de geheele geschiedenis van den oorlog tegen Herbern, Overijss. Alm., 1838, bl. 101 enz.

___↓___


|pag. 54|
177. 1373.
2 Jan.
     Bisschop Arend bevestigt de privilegiën, die de Camperveeners gebruikt hebben van dat zij gewoond hebben in het veen, en verklaart hen vrij van onderscheidene lasten en schattingen. „Geg. Tutrecht int jaer ons heren dusent drehondert
„drie en tzeuentich des sonnendages na Jaersdach.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 151, tevens van de bevestigingsbrieven van bisschop Wilhelmus in 1298 en Guido in 1309.

178. 1373.
12 Febr.
     Verordening dat, indien een burger den anderen aflijvig maakte, men binnen vijf jaren daarna des dooden vrienden niet dwingen zoude om te zoenen, maar zij mogten ten allen tijde zoenen, zoo zij wilden; en indien een gast eenen burger doodde, zoo zoude men de vrienden van dezen te geener tijd tot zoen dwingen. „Op den twaelften dach in dien Zulle.”

     Boek van Rechte, bl. 34.

179. 1373.
10 Mei.
     Schepenen en raad van Grafhorst getuigen, dat zij aan de stad Campen „hun recht ende onrecht ghegheuen hebben ende
„opgedraghen alse eenen antoghe te hebben an onsen uoerslaghe
„neuen der Elst dies ewelike te bruycken.” — „Gheg. in ’t jaer
„ons heren dusent driehondert drie ende tseuentich dies tien-
„den daeghes in Meije.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Priv. bl. 73.

180. 1373.
17 Sept.
     Ontzegbrief van Lodewich van Rijfferscheijt en vele anderen aan schepenen, raad en burgers van Campen, verklarende, dat zij heer Herbern van Putten liever hebben dan hen, en dat zij met al hunne knechten vijanden der stad zijn willen.
„Gegeuen int jaer ons heren dusent dryhondert dry en tse-
„uentich des saterstachs na exalt. sancte crucis onder jonker
„Lodewichs segel van Ryfferscheytz, des wy anderen alle ge-
„bruken nu up dese tijt.”
___↓___


|pag. 55|
     Op papier, met opgedrukt nu grootendeels verdwenen zegel in groen was. Zie Nijhoff, Gedenkw., III. bl. XXII.
181. 1373.
13 Dec.
     Bisschop Arend belooft aan schepenen, raad en gemeente van Campen, dat men het huis te Puttenstein zonder toeven nederleggen zal; dat hij met Herbern van Putten in dezen oorlog geen verdrag zoude aangaan buiten hen; dat hij zich van hen niet scheiden zoude, terwijl men het huis belegt en eer het ingenomen is; dat hij hun een hoofdheer wezen zoude van allen aanstoot, die hun daarover wierd aangedaan, en alle schade, hun daarom toegevoegd, zoude weren en keeren.
Voorts zoude de wetering voortgang hebben, die bepaald was, toen men Mastebroek slaan zoude, van Hasselt tot Zonnenberg.
En zoo men Elburg won, zou men het onverwijld nederleggen, gelijk Puttenstein. „Ghegeuen ’t Zwolle int jaer ons he-
„ren duysent drehondert dre en tseuentich op sente Lucien-
„dach.” —

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — De wederkeerige belofte van Campen, op St. Luciendag, in Collect. bl. 2.— Toe Bocop, bl. 373.

182. 1374?
13 Febr.
     Herbern van Putten, ridder, zendt aan heeren, vrouwen, ridderen, knechten, burgermeesteren, schepenen en raad van de steden en voort aan alle goede luiden eenen klaagbrief over de handelwijze van schepenen en raad van Campen. Deze hadden, volgens hierbij ingevoegde kopij, met den ridder een verbond van vriendschap gesloten, acht dagen te voren op te zeggen, bezegeld den 4 Junij 1373. Intusschen hadden zij binnen het verbond negen zijner knechten dood geslagen of ter dood gewond, ofschoon deze niemand schade deden of doen wilden. Bovendien waren drie zijner knechten door den rigter van Camperveen en zijne boeren vermoord, en drie dagen daarna zeiden die van Campen het verbond op. „Wyl
„eman des breefs een wtschrift hebben, de mach ze nemen
___↓___


|pag. 56|
„ind duen weder den bode desen breef. Gheg. vnder mynen
„zeghel dar binnen vp den breef gedruct der neesten vry-
„daghes na zente Agheten dach.”

     Op papier. Het zegel verdwenen. Op den rug met eene andere hand: „dit is de claghebrief, de her herbert sende to Lubeke. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 368.

183. 1374.
28 Julij.
     Elisabeth abdis en het kapittel van Essen regelen de betaling der tinsen van hun land in Mastebroek en magtigen hunnen ambtman in Salland, Hendrik van Essen, daartoe, o.a. om de tijnsen te Campen te ontvangen in „dat orthuys, dat Pilgrim Morren toe hoert. — „Geg. in den jair ons heren
„M. CCC. LXXIIIJ des naesten dages na sente Pantaleons des
„martelers.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 197 en 216. Collect. bl. 116 en 135. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 307.

184. 1374.
2 Sept.
     Herbern van Putten, ridder, geeft vrijgeleide aan Lubbert Voernen van Campen voor een schip met drie arbeidslieden en waarin Lubberts wijf niet is, om te varen van Campen tot Yerst en terug, ten einde zaad te halen en te Campen te brengen, welke veiligheid duren zoude tot zondag na St. Lambertsdag (24 Sept.) „Des neesten zaterdaghes nae zente
„Jansdach baptisten gheheten decollacio anni dom. M. CCC.
„LXXIIIJ.”

     Op perkament met opgedrukt zegel in groen was.

185. 1374.
1 Nov.
     Grietmans van Wildinge doen uitspraak in een geschil tusschen de Hamburgers, die te Staveren lagen, en Jarich Lewekenzoon en Alard Symonszoon van Staveren, over het betalen van ’s graven tol van Holland te Staveren. „Int jaer ons he-
„ren M. CCC. vier en seuentichste jare vp aller godis hey-
„lighen dach.”

     Afschrift op papier.

___↓___


|pag. 57|
186. 1375.      Verordening, dat geen gast laken snijden zal bij de elle, bij 40 ponden, en dat de gasten wantsnijders niet langer staan zullen na de vrije markt, dan vier dagen. Die van Utrecht staan naast Deventer, dan Zwolle, Ruermonde, Zutphen, Bommel, Nijestat, Goch, Holland, Brabant.

     Guldenb. bl. 73.

187. 1375.
3 Mei.
     Engelbert van Wye verklaart, met schepenen, raad en gemeente van Campen gezoend te hebben, en belooft, bij zijnen eed, nimmermeer tegen de stad te doen en op het huis van Herbern van Putten in dezen oorlog niet te zullen komen, noch in de stad noch in de vrijheid van Campen. Met hem zegelden, op zijn verzoek, Ghert Schetteken, schutte van Zwolle, en Gerlof Kaedeners. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie hon-
„dert vijf ende tsouentich op dien derden dach in Meije.”

     Op perkament met de drie aanhangende zegels in groen was. —
Eene dergelijke verklaring van Gherit van Eme Dirixsoon, 3 Mei; van Godeken Dooringh, 2 Junij; van Evert Bobbe, 19 Julij; van Johan van der Aa, 19 Julij; van Johan van Zoestel, 24 Julij 1375, alle op perkament en bezegeld. Verg. Toe Bocop, bl. 377, maar alle vóór het innemen van Puttenstein.

188. 1375.
17 Mei.
     Landbrief van bisschop Arend van Hoorne aan het Nedersticht, „int jaer ons heren dusent driehondert viueendetseuentich
„des donredages na sente Seruaesdach.”

     Afschrift in Divers. E. bl. 54 en Plebisciten, bl. 93. — Afgedr. bij van de Water, I. bl. 29.

189. 1375.
24 Julij.
     Verbondsbrief tusschen de drie steden voor den tijd van drie jaren. Zoo iemand in het land van Salland te water of te lande of in de Zuiderzee geweld deed, de eerste stad, die dat doen konde, zou er zonder verwijl over rigten, en hetgeen daarvan komen mogt zoude gezamentlijk worden gedragen.
Zoo iemand vijand wierd der ééne stad of haar schade deed,
___↓___


|pag. 58|
dat zoude de andere vervolgen en, zoo het noodig was, daarbij door de andere geholpen worden. Men zoude elkanders vijanden in geene der steden veiligen, veel min helpen, maar op de klagt der stad, die het aanging, onverwijld regt doen.
Men zoude zonder elkanders toestemming geen zoen of vrede maken. De graaf van Holland en zijne onderzaten waren bij deze punten uitgesloten. Bij opkomende bezwaren zouden twee steden beslissen en de derde zou volgen, enz. „Gheg.
„int jaer ons heren dusent drie hondert vijf en tsouentich up
„sante Jacops auent des heyligen apostels.”

     Op perkament met uithangend zegel van Campen in bruin was.
— De brief van Zwolle afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 196, en bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 557.

190. 1375.
15 Aug.
     Lijst der goede lieden, die geld geleend hebben „omtrent
„onser Vrouwen assumpcionis doe men Puttenstein wan, sum-
„ma summarum 1294 oude schilde 31 gr.”

     Oudste Foliant, bl. 204—225.

191. 1375.
31 Aug.
     Zoenbrief tusschen den bisschop van Utrecht en de stad Campen ter eenre zijde en heer Herbern van Putten met zijne helpers ter andere zijde, volgens welken alle gevangenen vrij zouden zijn aan beide zijden en alle onbetaald geld van gevangenen, dingtalen of schattingen in dezen oorlog kwijt gegeven. De bisschop en de stad zouden het huis te Puttenstein mogen afbreken en de graven van het huis en de voorburgen mogen vullen en de vesten slechten tot heren Herberns minste schade. Herbern zoude hout, steen, ijzer en al het goed behouden, dat hij er op had, maar die van Campen mogten hunnen blijdensteen naar zich nemen. Herbern zoude op de hofstede geene veste timmeren noch binnen eene mijl van Campen, maar hij mogt zijne hofstede betimmeren met bouwhuizen. Binnen acht dagen zoude men elkander de opene bezegelde brieven daarvan geven. Van dezen brief werden
___↓___


|pag. 59|
twee eensluidenden opgemaakt. „Gheg. int jaer ons lieren
„dusent drehondert vyue ind ’t seuentich des neesten vrieda-
„ghes na zente Jans dach decollatio.”

     Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. — Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 375.

192. 1375.
1 Nov.
     Schepenen en raad van Campen geven aan Willam van Steenbergen en zijne helpers en knechten eenen vasten vrede durende tot den tijd toe, dat zij hem dien vrede te Nyenbeke aan den portier een maand te voren zullen hebben opgezegd.
„Geg. int jaer ons heren dusent driehondert vyf ende tsouen-
„tich op aller heylighen dach.”

     Afschrift in Collect. bl. 27.

193. 1376.
[1375.]
29 Jan.
     Hertog Albrecht van Beijeren, vernomen hebbende dat de kooplieden, die den Rijn en de Waal neder pleegden te komen, nu, om de onveiligheid in Gelderland, den ouden IJssel voorbij Campen neder kwamen en zijnen stroom voorbij Wieringen, het Marsdiep en het Vlie uit voeren, waardoor het regt der tollen verloren ging, gebiedt dat langs dezen weg de tollen betaald zullen worden aan zijnen rentmeester van Kennemerland en Vriesland of aan zijnen baljuw van Wieringen, „want onse tollenhuuse ghien recht van onsen tollen en
„maken, mer onse stroeme. — Gheg. in den Haghe dies
„dinxedaghs nae santé Paulus dach conuersio int jaer ons he-
„ren M. CCC. viue en ssouentich.”

     Afschrift in Collect. bl. 12.

194. 1376.      Schepenen en raad van Campen schrijven aan Herman van Cuenre, dat hij zeeroovers, die onder Engeland een schip met wollen en vachten genomen hadden, in zijne heerlijkheid had toegelaten, en drukken hunne verwondering uit, dat hij zulke lieden, die naar regt nergens vrede mogten hebben, ontvan-
___↓___


|pag. 60|
gen had. Zij vreesden voor beiden groote schade, „omdat onse
„burghers in Enghelant en westwert geseghelt sin.” Zij wilden, om dit voor te komen, het goed aan de kooplieden, die er regt toe hadden, wedergeven, en verzoeken dat hij zich met zulke zaken niet meer zoude inlaten. „Sub anno septu-
„agesimo sexto.” In het Nederd.

     Afschrift in Collect. bl. 12.

195. 1376.
21 Febr.
     Voorwaarden, waarop Campen aan meister Gerbrand en Johan Konens. voor vijftien jaren verpacht de rijswaarden met de zanden, die liggen tusschen den Riethoop en den Holeken en tusschen den Holeken en Zeveningen voor een oud schild jaarlijks. Voorts geven zij hun al de zanden van den Raeze, om de zanden boven gemeen water te bepoten aan beide zijden van het Diep, enz. Zij zouden de beesten op der stad weide niet schutten, en zoo zij de rijswaarden niet bepootten, zoude de stad er mede naar goedvinden doen mogen. De vogelegge zoude aan de stad blijven. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert
„zes en tsouentich op sante Petersauent ad cathedram.”

     Afschrift in Collect. bl. 14. — Later verlengd. ald.

196. 1376.
11 Maart.
     Herman heer van Cuenre, knape, verklaart met burgermeessters, schepenen en raad en de gemeene burgers van Hamburg eenen vrede te hebben gesloten, die aangaan zal op den eersten zondag na St. Gregoriusdag en duren tot Pinksterdag aanst. en dien dag. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie-
„hundert ende zes ende tsouentich op sante Gregorys auunt
„in der vasten.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

197. 1376.
12 Maart.
Fr. Henricus de Zutphania gard. conv. Camp. fr. min. geeft vidimus van de brieven van koning Abel van Denemarken van 24 en 25 Sept. 1251 (N°. 1 en 2), en van koning Waldemar
___↓___


|pag. 61|
van Denemarken van 21 Aug. 1362. (N°. 143) — op een tweede stuk van de brieven van koning Albert van Zweden van 25 Julij en 25 Sept. 1368 (N°. 162 en 163). „Datum anno
„domini M. CCC. septuagesimo sexto mensis Marcii die duo-„decima.”

     Beide op perk. met aanhangend zegel in groen was.

198. 1376.
4 Mei.
     Herman heer van Cuenre, Johan van Cuenre ridder, Henric van Essen de olde, Euert van Essen, Henric van Essen die junghe, Coep Wynkenssoen, Johan Haghen en Huge van der Halle die junghe, verklaren, dat zij voor zich, hunne erfgenamen en nakomelingen, magen, helpers, onderzaten en knechten, verzoend zijn met burgermeesters, raad en gemeene burgers van Hamburg wegens den dood van hunnen vader, broeder, magen en vrienden, dewijl zij hen daarin onschuldig bevonden hebben, welken zoen gededingd hadden de schepenen en raad der drie steden van Zalland. Met hunne zegelen bezegeld „anno dni M° CCC° LXXVJ op dien zonen-
„dach in Meye.”

     Afschrift in Collect. bl. 70 Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 364. —

199. 1376.
15 Aug.
     Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, bevestigt de privilegiën en vrijheden, welke schepenen, burgermeesters en kooplieden van Campen in het rijk gehad hebben, bijzonder die van zijnen vader koning Magnus. „Datum Kallinborgh
„anno domini M. CCC. LXX sexto die assumpcionis beate
„Marie virg. gloriose.”

     Op perkament met aanhangend zegel in geel was.

200. 1376.
16 Aug.
     Olof, der Denen, der Wenden en der Gothen koning, bevestigt de bepalingen van den vrede den 24 Mei 1370 te Stralsund tusschen koning Waldemar, zijnen grootvader, en daarbij genoemde steden gesloten (N°. 168). „Ghegheuen vnde
___↓___


|pag. 61|
„ghescreuen tho Korshore in Zelande na godes borth drut-
„teynhondert iar in deme sees vnde seuentighisten jare des
„neghesten daghes na vnser vrowendach alze tho hemmel
„voer.”

     Op perkament met aanhangend groot zegel in geel was. Vidimus in 1377.

201. 1376.
19 Oct.
     Willem, hertog van Gulik en Gelder, verklaart gezoend te zijn met schepenen, raden en gemeene stad Campen van allen twist, die tot daartoe geweest is. ”Geg. int jaer ons heren
„M. CCC. sesentseuentich des nyegenteenden daechs in den
„October.”

     Op perkament met aanhangend zegel in geel was.

202. 1376.
21 Dec.
     Bisschop Arend verklaart, dat, nadien Wouter van Voerst op het huis Arkelstein en in het ambt van Zalland met 5000 oude Frankr. schilden zat, welke som betaald moest worden, eer hij dat huis en ambt in handen kon krijgen, de stad Campen aan Wouter voorn. 1500 schilden betalen zoude in afkorting daarvan, welke som Campen in drie jaren heffen zoude van de schatting van Zalland of, bij gebreke daarvan, van ’s bisschops renten van Zalland en van Mastebroek, enz. „Ghe-
„geuen int jaer ons heren dusent drie hondert zes ende tze-
„uentich op sente Thomaes dach eens heyligen apostels.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — De verzekering aan de ambtlieden, tegen mogelijke aanspraak van volgende bisschoppen wegens die overeenkomst en heffing, in Collect. bl. 112.

203. 1377.
2 Febr.
     Schepenen en raad van Campen verklaren, jaarlijks schulte zijn aan Henricus van Esten, van den dienst, dien hij gedaan heeft in het pleit te Rome (N°. 145) tegen den bisschop van Utrecht, daar hij dikwijls om naar Rome „riet,” twaalf jaren lang na 1380, vier en twintig oude Frank. schilden, vijf ellen wandes en een paar laarzen; voorts zou hij
___↓___


|pag. 63|
vrij zijn van lasten, maar, zoo hij het vermogt, varen en rijden op stads kosten, en schrijven als men het begeerde.
„Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zouen ende tso-
„uentich op onser Vrouwen dach te lichtmisse”.

     In den oudsten Foliant, bl. 202.

204. 1377.
12 Febr.
     Herman heer van Cuenre, knape, verklaart dat de burgers van Campen van geen goed, dat zij brengen in zijne vrijheid te Cuenre of daaruit voeren te lande of te water, tol verschuldigd zijn dan roedertol, d.i. van elk schip, dat in de Cuenre komt, „een haluen oelden konyngs torne-
„sche.” „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zouen
„ende tsouentich op den twelften dach in Februario.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Afschrift in Div. A. bl. 128.

205. 1377.
13 Febr.
     Herman heer van Cuenre scheldt schepenen en raad van Campen duizend oude Frankrijksche schilden kwijt, die zij van zijnentwege beloofd hadden te betalen in de hand van Herman van Rechter of Godert van Oestenwolde ten behoeve van jonkvr. Alijd van Cuenre, zijne zuster, t.w. 500 oude schilden op dertienden dag eerstk., en in de hand van Johan van den Thoerne Johansz. 500 oude schilden op dien voors. termijn, welke duizend schilden zij hem schuldig waren van die van Staveren wege, „alse van der soene, die tusschen ons en hem
„ghegaen en ghedaen is van doede onses vader dies heren
„van Cuenre, onses broeders en onser vrient en maghe. —
„Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zeuen en tseuen-
„tich op den dertienden dach in Februario.”

     Op perkament met aanhangend zegel in bruin was.

206. 1377.
8 Maart.
     Bisschop Arend vereffent het geschil tusschen Pelgrim van Putten, „zijn lieuen neue,” en zijne broeders met de stad Cam-
___↓___


|pag. 64|
pen sedert den zoen, waarin o.a. dat de burgers van Campen aan Pelgrim zijnen achterstalligen tins tot dezen dag toe en jaarlijks betalen zullen op Ludeken Schoutenzoens hofstede, daar hij plach te wonen, gelegen op het zuid-einde van Camperveen, enz. „Gheg. tot Campen int jaer ons heren dusent
„driehondert zeuen ende tzeuentich des sondaghes als men
„zingt in der vasten Letare.”

     Op papier, met opgedrukt nu onkenbaar zegel in rood was. — Afschrift bij Toe Bocop, bl. 378.

207. 1377.
23 Julij.
     Prior en convent der predikheeren te Lübeck geven vidimus van den brief van koning Olof van Denemarken van 16 Aug. 1376, (N°. 200), waarbij hij de bepalingen van den vrede te Stralsund in 1370 bevestigt. „Actum anno dom.
„M. CCC. LXX septimo feria quinta ante festum Jacobi apos-
„toli.”

     Op perkament met twee aanhangende zegels in rood was.

208. 1377.
29 Sept.
     Bisschop Arend verklaart, dat, daar te Camperveen de palen van het Sticht met onregt en geweld verkort waren ten behoeve van het dorp Oostenwoude, hij het land, dat aldus aan Camperveen afgegaan was, er weder bijgedaan en eene regte scheiding aangewezen en geteekend had met eene gracht tusschen Camperveen en Oostenwoude. Tevens belooft hij aan de burgers te Campen en degenen, die er gegoed en geërfd waren, hun een hoofd te zullen zijn, zoo zij nu of immer hierover aangesproken of gehinderd wierden. „Geg. int jaer
„onses heren dusent drehondert zeuen en tseuentich op sante
„Michielsdach.”

     Afschrift iu Divers. A. bl. 152.

209. 1378.
14 Junij.
     Pelgrim van Putten verklaart, dat hij met schepenen en raad en met de geheele stad Campen voor zich en zijne broe-
___↓___


|pag. 65|
ders eenen vasten vrede gesloten heeft, ingaande vrijdag naastkomende bij zonsopgang en durende tot op St. Margaretendag, maar in dezen vrede zoude zijn broeder Herbert van Putten niet begrepen zijn met Henric van Stakenborch, overmits
voervede, die sij hebben ruerrende van minen heer den biss.
„van Utrecht. Int jaer ons heren duysent driehondert acht
„en tzeuentich des manendages na sente Odolphs dach.”

     Met opgedrukt nu onkenbaar zegel in groen was op papier. —
Hierbij de wederkeerige verklaring van schepenen en raad bij afschrift, denzelfden dag. — Verg. Toe Bocop, bl. 380.

210. 1378.
22 Julij.
     Schepenen en raad van Campen doen uitspraak in de klagt van den grootmeester in Pruissen over die van Staveren en verklaren, dat de schepenen van Staveren voor hen gekomen zijn en bij eede bezworen hebben, dat zij en hunne burgers onschuldig zijn aan de schade, die de Vriezen hem en zijne onderzaten hadden aangedaan, en noch in wege noch in velde, noch in water, noch met raad, noch met daad er bij geweest zijn noch nut daarvan gehad hebben. Zij spreken dus die van Staveren vrij en verzoeken, dat deze veilig en ongehinderd met lijf, goed en koopmanschap, aan en af mogen komen, „want zie dier Vriesen niet machtich en zijn en mit hem
„niet te doen en hebben. Geg. int jaer ons heren M. CCC.
„LXXVIIJ des donredaghs nae sante Margaretendaghe.”

     Afschrift in Collect. bl. 31.

211. 1378.
15 Aug.
     Pelgrim van Putten verklaart voor zich en zijne broeders aan schepenen en raad van Campen gegeven te hebben eenen vasten vrede, ingaande heden en durende tot St. Michielsdag aanst. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert acht ende
„tsouentich op onser Vrouwendach assumpcionis.”

     Op papier niet opgedrukt zegel in groen was.

___↓___


|pag. 66|
212. 1378.
29 Sept.
     Pelgrim van Putten verklaart, aan schepenen en raad en de stad Campen voor zich en zijne broeders gegeven te hebben eenen vasten vrede, aanvangende op heden, en durende veertien nachten nadat die met zijne opene brieven zou zijn opgezegd. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert acht
„en tsouentich op sante Mychiels dach.”

     Op papier met opgedrukt zegel in groen was.

213. 1379.
3 Mei.
     Verdrag tusschen bisschop Arend van Hoorn aan de ééne zijde en Willem en Maria, hertog en hertogin van Gulik en van Gelre, en Willem van Gulik, hertog van Gelre en grave van Zutphen, waarbij Harderwijk, Elburg en Hattem van de verpanding voor 25,000 oude schilden worden ingelost. Mede bezegeld door Sweder heer van Apcoude en van Putte, Ghiselbert heer van Vianen en van den Goye, Hendrik den Rouer heer van Montfoert, Henric van Vianen heer van der Ameyden, Sweder van Vianen, Steven van Zulen, Ghiselbrecht van Hardenbroec, Arnde van Herlar ridder, Henric, scriuer van Arnhem canonic ten doeme, Gosen van Vanderic knape — voorts aan de Geldersche zijde, door Willem heer van Bronchorst, Wouter van Ysendoren, Herman van Ghemen, Zeger van Groisbeek heer van Homen, Henric van der Straten, Johan van Vleck van Beke ridders, Henric van Steenbergen proost van Zutphen, Willem van Steenbergen, Johan Mompelier van Auerhaghe en Arnt van den Gruthuis knapen. „Ghegeuen int
„jaer ons heren dusent driehondert neghen en tzeuentich op
„des heylighen crucis dach inuencio.”

     Afschrift op papier. Collect. bl. 81, 82. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 327. — Verg. Nijhoff, Gedenkw. III, bl. XXVIIJ.

214. 1379.
14 Nov.
     Florens van Wevelikhoven, bisschop van Utrecht, belooft aan schepenen, raad en burgers van Campen, hen te zullen bewaren en beschermen bij al hunne gewoonten, bezittingen,
___↓___


|pag. 67|
brieven en vrijheden, die zij tot daartoe gehad hebben. „Gheg.
„Tvtrecht int jaer ons heren dusent drehondert neghen en
„tseuentich des manendaghes na sinte Martinusdach in den
„winter.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 69.

215. 1379.
14 Nov.
     Bisschop Florens belooft aan burgermeesters, schepenen en raad der drie steden, om aan ieder mensch landregt te doen naar het regt en herkomen des lands van Zalland; dat hij twee malen in het jaar te regt en ter klaring zitten zal; dat hij in het land van Zalland tot kasteleinen, rentmeesters en amptlieden zetten zal goede getrouwe lieden, die zweren zullen, dat zij aan niemand onregt en aan ieder landregt zullen doen, waarbij burgermeesters, schepenen en raad der steden tegenwoordig zijn zouden; en dat hij die ambtenaren afzetten zoude, indien zij niet deden wat voor hem en zijne landen nuttig was. „Gheg. als boven.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 69, en Plebisciten, bl. 101. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 226.

216. 1379.
14 Nov.
     Bisschop Florens bekent aan Campen schuldig te zijn 800 oude Frankr. schilden van achterstallig geld, betaald tot lossing van Arkelstein, naar het verdrag met bisschop Arend (N°. 202.) en geeft verzekering der teruggave. „Geg. als boven.”

     Afschrift in Collect. bl. 53.

217. 1379.
24 Dec.
     Henric van Stakenborch en zijne gezellen zenden op kersavond aan bisschop Florens en zijne onderdanen ontzegbrieven „om des groten onbescheijts wille ende om der groter
„onghelouen wille die ghi ende de schepenen van uwen dryen
„steden van Zallant aen mi ghekeert hebben.” Zij zonderen uit den heer van Abcoude en Vrederic van der Eze en de hunnen, wier vijanden zij niet willen zijn. — Hij schrijft, maan-
___↓___


|pag. 68|
dag na Judica (12 Maart), te Arkelstein aan Deventer, dat hij zich van zijne gezellen niet scheiden mag en wil, en dat, nadien Deventer het bestand niet magtig is, hij ook in geen bestand, dan hetgeen eertijds gemaakt is, komen mag en wil.

     Afschrift op papier en in Collect. bl. 31. — Verg. Dumbar Anal. II. bl. 293.

218. 1380.      Stichting van de memorie en broederschap van O. L. Vr. in de L. Vr. kerk te Campen, op de ordonnantie hiertoe gemaakt.

     Minuten 1505—1517, bl. 310.

219. 1380.      Jan ter Porten, burger te Deventer, belooft bij eede, in tegenwoordigheid van bisschop Florens en de drie steden, dat hij den toren te Arkelstein met zijne zestien mannen twee jaren lang ten behoeve van den bisschop en de drie steden bewaren zal voor 300 ponden pachtgeld jaarlijks, en dat hij dien niet overleveren zal dan bij rade der drie steden; dat ook de vijf knapen den eed aan hem doen zouden, om, in geval zijner aflijvigheid, den toren te bewaren, als voorschreven is. Zonder dagt.

     Afschrift in Collect. bl. 66.

220. 1380.      Schepenen en raad te Campen verklaren, dat burgermeester Jan Riet niet meer in den raad gekoren zal worden en dat hij gebroken heeft lijf en goed „ter schepenen genade en klaring.” Toen men Jan van den Thoerne en zijn gezelschap verdoen zoude en schepenen verboden hadden, dat niemand, bij lijf en goed, voor de gevangenen spreken zoude, zeide hij, tegen zijnen eed, dat hij er onschuldig aan was en dat de schepenen hun vleesch en bloed verkocht en verraden hadden.
— Hij ging op de vlugt; men tastte zijn goed aan en schreef aan den heer van Bronckhorst, dat hij meineedig was.

     Boek van Rechte, bl. 57. Collect. bl. 54. — De goederen van Johan van den Thoerne Johanss. des wisselers werden in 1380 aan.

___↓___


|pag. 69|
getast en verkocht, daar men zijne schuld mede betaalde, bl. 141.
Hij komt op eene lijst van zeeroovers uit Cuynre voor, bl. 131.
221. 1380.      Schepenen en raad van Campen schrijven aan den meester der Duitsche orde in Lijfland, dat zij zijne vriendelijke brieven ontvangen hebben, houdende vergunning aan hunne kooplieden om er te komen koopen, verkoopen en laden, doch
„onghebroken dier ordonnantie, die de zeestede hebben ghe-
„maeckt;” dat zij daarop naar de ouderlieden en liggers van de Duitsche Hanse te Dordrecht om kopij van de ordonnantie gezonden hadden, die hun geweigerd was, zoodat zij niet te weten gekomen waren, wat de ordonnantie bevat. Zij zouden evenwel hunne schipheeren en kooplieden naar zijn land zenden, om te koopen en te verkoopen en hun schip te laden, alzoo als zijne klaarheid geschreven had. „Gheg. op den neghenden dach in Meerte.”

     Afschrift in Collect. bl. 27.

222. 1380.      Ontzegbrief van Symon van Schulenborch aan de stad Campen wegens onregt aan zijne dienaars Johan en Rotgher de Vrieze gedaan, wier broeder door den rigter des bisschops om dieverij tot de galg veroordeeld was. Met hem ontzeggen Walraven van Bare, Euert van Ulft, Euert van den Swanenborch ridder, Wolter van den Swanenborch, Ghert van Kortenhorn, Johan van Schulenborch, Jacop, Henric, Wolter, Johan, broeders van Ulft, Jorden Mumme, Kerstien, Rabbe, Dyrc Calchof, Dyrc van Distelcampe, Henric van Helbergen, Euert en Ghert van Medevorden gebr., Herman en Dyrc Weydegans gebr., Philippus en Willem van der Lewe gebr., Johan van den Padevorden, Ghert van der Wilten, Symon en Gherit gebr. van den Berntvelde, Johan en Kracht br. van Humele, Albert van Humele, Godert van Gras Godertss…, Euert van Rennen, Henric van Depenbroke, Johan van Bomme, Albert Halewegge, Herman de
___↓___


|pag. 70|
Rade ridder, Gerrith de Gruyter, Bernt en Henric bastart van Helberghen, Henric en Doys de Rede, Otto en Johan van Bylant gebr., Padze van Heyuerde, Gossen Witteweder, Arnt en Hughe broder van Vintwyc, Roelf van Zijndern, Jacob van Heker, Henric van Lent, Johan van Heker, Reyne van der Hute, Gert van Hunten, Reyner de Gruter, Johan van den Schiphorst, Dyrc Ghans, Dyrc van der Heijden. — Schepenen en raad schrijven daarop aan den hertog van Gelre, dinsd. na Mathie (28 Febr.), dat vele luiden uit zijn land ontzegd hebben, en daar hunne medeburgers kooplieden zijn, zoo wenschen zij te weten, of zij en hunne medeburgers veilig en ongehinderd in zijn land mogen verkeeren, en of hij toe zal laten, dat hun schade gedaan worde. Voorts aan de stad Emmerik, dat Herman en Dirc Weydegans gebr. en Philippus en Willem gebr. van der Lewe aldaar burgers zijn, en eischen dat zij afzien van de vede, of men zoude ook tegen de Emmeriksche burgers maatregelen moeten nemen. Zij verklaren, dinsd. na den zondag Iudica 1380 (13 Maart), verzoend te zijn met Herman Weydegans en Willem en Philippus van Lewe; en feria tercia infra oct. Sacramenti 1382 (10 Junij) geeft Euert van Ulft ridder eenen zoenbrief aan Campen voor zich en zijne knechten, voor Jacob van Ulft, Gherit van der Wylten, Willem van Ulft bast. geh. Matelant en Dyderic Weydegans.

     In Collect. bl. 28, 31, 49. Het laatstg. stuk op papier met opgedr. zegel in rood was.

223. 1380.
8 Maart
     Schepenen en raad van Campen beloven, aan Evert van Essen en zijne helpers en knechten, geene schade te zullen doen of te laten doen, of zij zullen hem dat een maand te voren opzeggen. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. LXXX des don-
„redaghs nae mitfasten.”

     Afschrift in Collect. bl. 136, 129. — Verg. Dumbar, K. en W. Dev. I. bl, 558. a.

___↓___


|pag. 71|
224. 1380.
1 Mei
     Bisschop Florens belooft aan de drie steden, dat hij, nu hij het huis Arkelstein weder aan het Sticht zal brengen, er eenen kastelein op zetten zal, die burger is van ééne der steden, en hem van des Stichts rente eene zekere pensie zal toeleggen. Voorts zou de kastelein en zijn gezinde aan bisschop en steden zweren en bij brief verzekeren, dat hij, bij aflijvigheid of verplaatsing des bisschops, het huis aan die steden zou overleveren. Ware er iemand, die binnen de palen van het Sticht geweld deed en een slot had aan deze zijde van den IJssel, daar het land van Zalland gelegen is, en het aan de stad Deventer nuttig voorkwam, dat de bisschop met de steden voor dat slot „stallede,” dat zulks dan geschieden zoude tot het gewonnen was. Mogt Campen zich willen afscheiden, dan zouden toch aan de twee overige steden deze punten gehouden worden. „Gheg. tot Zwolle in
„den jaer ons heren dusent driehondert en tachtentich op
„sente Philippus ende Jacobsdach.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 70. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 522. Herhaald in 1381, bl. 561, en bij van Hattum I. bl. 218.

225. 1380.
24 en 28 Mei
     Zoen- en oervedebrieven van Engelbert van Zalne met bisschop Florens, de stad Deventer, Zwolle en het gansche Sticht omtrent het huis te Laer. Mede bezegeld door Herman van Covorde jonchr. van Zelewert, Roelf van Steenwijc, Alfar van der Schuren, Brune van der Maet en Hardert de Retighe.
„Datum anno dni M. CCC. ende tachtentich op des h. Sacra-
„mentsdach — en des manendages na des hiligen Sacramentsdach.”

     Afschr. in Divers. A bl. 184. Dumbar, Anal. II. bl. 315.

226. 1380.
25 Julij en
1 Aug.
     Schepenen en raden der drie steden bekennen schuldig te zijn aan Henric van Stakenborch 300 oude schilden, te betalen aan hem of zijne erfgenamen of houder des briefs, die
___↓___


|pag. 72|
burger is van ééne der drie steden, op dertienden dag aanst. (6 Jan.) te ’s Hertogenbosch of binnen ééne der drie steden; voorts 300 schilden te betalen op dien dag te ’s Hertogenbosch in de Predikerkerk; eindelijk 677 goede oude schilden en 13 goede oude pl., te betalen op St. Jacobsd. aanst. (25 Julij) te ’s Hertogenbosch in de Predikerkerk. „Geg. int
„jaer ons heren M. CCC. en LXXX op sante Jacopsdach en —
„op sante Petersdach ad vincula.”

     Afschrift in Collect. bl. 32.— Verg. van Hattum, I. bl. 210, en Dumbar, Anal. II. bl. 293.

227. 1380.
Oct.
     Bepaling op de dagvaard te Wismar „hoe die schipper sijne schipmans loenen sal.”

     Afschrift in Collect. bl. 128.

Op de klagt van Naarden, dat een schip aan de Eem van Camper burgers genomen was, met het Camperteeken op den mast, antwoordt Campen, dat haar teeken wit en blaauw was en het haar leed deed, zoo iemand dat op den mast wilde zetten, maar dat men voldoening wilde geven, indien het bewezen wierd, dat het Campenaars geweest waren. Zonder datum.

     Afschrift in Collect. bl. 135.

228. 1381.
30 Maart.
     Bisschop Florens stelt, met raad der drie steden, Godeken van Schonenbeke tot ambtman en kastelein te Diepenheim aan. „Geg.
„to Deventer int jaer ons heren dusent driehondert een en
„tachtentich des zatersdaeghs nae onser Vrouwendach annun-
„ciatio.”

     Afschrift in Collect. bl. 126. Verg. Dumbar, Anal. II. bl. 307-315, K. en W. D. I. bl. 559.

229 1381.
17 Junij.
     Willem van Gulik, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, geeft aan de stad Campen eenen ganschen zoen van allen aan-
___↓___


|pag. 73|
stoot en twist, tot dien dag geschied. „Geg. int jaer ons
„heren dusent driehondert een ende tachtentich des vrijdages
„nae sunte Vijtsdaghe.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Collect. bl. 50. — Afgedr. bij Toe Bocop bl. 333.

230. 1381.
20 Julij.
     Bisschop Florens belooft aan de stad Campen, dat hij haar de wetering in Mastebroek, die begonnen is, ten einde zal doen brengen, „want sie geraemt is bi onse voruaderen bis-
„scopen Tutrecht als wij van bescheijden luden gehoert heb-
„ben ende oec in opene brieue gesien.” Zoo zij er eenigen hinder of aanstoot van kreeg, zou hij het helpen ten einde brengen met al zijne magt. „Gegeuen Tutrecht int jaer ons
„heren duysent driehondert een en tachtentich op sente Mar-
„gareten dach.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 70. Verg. Racer, VII. bl. 240.

231. 1381.
3 Sept.
     Bisschop Florensstelt, met rade zijner drie steden, Wolter Macharijsz. tot ambtman van Salland aan, ook om het nederste huis ten Arkelstein een jaar lang te bewaren „mit twelf
„guede mannen ghewapent mit glauien en elc man mit twen
„perden”, onder voorwaarde, dat de bisschop dat getal met rade zijner steden zou kunnen vermeerderen of verminderen, waarvoor Wolter voorn. hebben zoude achthonderd oude schilden, enz., hetgeen deze bezweert en belooft. „Int jaer ons he-
„ren M. CCC. een en tachtentich des dinxedaghs nae sante
„Egidius dach,” terwijl de drie steden hem verzekering geven „int jaer ons heren dusent drehondert twe en tachtentich des sonnendaghs nae sante Gertrudedach” (23 Maart.)

     Afschrift in Collect. bl. 121.

232. 1381.
12 Sept.
     Schepenen, raad en al de gemeente van Campen ontzeggen Zweder van der Schulenborch en willen zijne vijanden zijn en
___↓___


|pag. 74|
van allen op het huis ter Molen. „In den jaer ons heren
„dusent drehondert een en tachtentich des donredaghs nae
„onser Vrouwendagh natiuitas.”

     Afschrift in Collect. bl. 130. — Toe Bocop, bl. 404.

233. 1381.
Oct.
     Bisschop Florens verklaart, dat hij met schepenen en raad der drie steden overeengekomen is, dat niemand na dezen tijd in Salland eenige nieuwe sloten timmeren noch eenige oude sloten anders vesten zal dan ze nu zijn, uitgezonderd zulke, die aan het Sticht van Utrecht behooren. Zoo iemand daar tegen deed, dien zouden zij gezamenlijk keeren en wederstaan.
Bezegeld met het zegel des bisschops en der drie steden.
„Int jaer ons heren dusent driehondert een en tachtentich
„des maendaghes na sente Remigius dach.”

     Afschrift in het Priv. bl. 70, in Divers. A. bl. 95, in Collect. bl. 97. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 217, bij Dnmbar, Anal., II. bl. 316, K. en W. D. I. bl. 560.

234. 1382.
1 maart.
     Jan Lennoot, ruwaard van der stede van Sluis en baljuw van den watre van den graaf van Vlaenderen, verklaart van de lieden der Stad Campen ontvangen te hebben 245 ponden groten torn., die zij ten achteren waren van het accoord met den graaf gemaakt van een p. groten van eiken last haring.
„Het jaer ons heren M. CCC. twee en tachtentich op den
„eersten dagh van Maerte.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

235. 1382.
10 Maart.
     Geert Scheltiken, rigter te Zwolle, verklaart, dat Albert Zegevrides zoon en Lumme zijn wyf verkocht hebben aan Louwert van Venemael een ware lands, die geslagen is uit Almering to Langenholte in Mastebroek. „Geg. int jaer ons heren du-
„sent drehondert twe ende tachtentich des manendages na den
„zonendage in der vasten als men zingt Oculi.”

     Op perkament met twee aanhangende zegeltjes in groen was.

___↓___


|pag. 75|
236. 1382.
20 Maart.
     Bisschop Florens, het huis, de stad en heerlijkheid Diepenheim weder aan het Sticht willende brengen, bekent, dat schepenen en raden der drie steden daartoe aan den heer van Brederode betaald hadden 2500 oude schilden, en belooft die aan haar terug te geven, middelerwijl zij dat huis, de stad en heerlijkheid tot onderpand behouden zouden. Voorts zoude er geen ambtman noch kastelein gesteld worden, dan bij rade der drie steden, die aan bisschop en steden den eed doen zoude, dat hij huis, stad en heerlijkheid bewaren zoude ten behoeve van het Sticht en der steden, ook bij gevangenis, aflijvigheid of verplaatsing des bisschops, en dat hij het niet aan een’ volgenden bisschop zou overleveren vóór dat deze in de drie steden ontvangen was, als gewoon is, en hij zijne brieven daaromtrent gegeven had. „Geg.
„Tutrecht int jaer ons heren duysent drie hondert twe
„ende tachtentich des twintighsten dages in der maent van
„Marcius.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Priv. bl. 71.
— Bij van Hattum, I. bl. 213, en Dumbar, Anal. II. bl. 312—314, gelijkluidend, maar reeds van 11 Dec. 1380.

237. 1382.
20 Maart.
     Bisschop Florens geeft aan de stad Campen drie vrije jaarmarkten als: den veertiendag na Paschen, op St. Martensdag transl., en op St. Victorsdag, die hij belooft te vrijen acht dagen vóór en acht dagen na in allen maniere en regt, als zij hare jaarmarkt te Pinksteren gehad heeft en hebben zal. „Gegh. Tutrecht int jaer ons heren duysent drie hon-
„derd twe ende tachtentich des twintichsten dages in der
„maent, die gehiete is Marcius.”

     Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 71.

238. 1382.
19 April.
     Verordening, dat men voortaan geene schepenbrieven geven noch bezegelen zal op handgeld of op schuld, die met koop-
___↓___


|pag. 76|
manschap gemaakt is, maar men zal die geven van zettingen van huizen, van muren, van tins, van gifting, van testamente, als van ouds regt geweest is. „Des saterdages nae
„beloken Paeschen.”

     Guldenb. bl. 66.

239. 1382.
29 Mei.
     Henric Schaep doet oervede aan bisschop Florens en het Sticht. Getuigen: Roderic van Voerst ridder, Goessen van Rossem ridder, Johan van Dillicht anders geh. Hondebergh, en Wolter Macharijss. „Anno dni M. CCC. twe en tachtentich
„des donredages na Pinxterdach.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 185.

240. 1382.
31 Mei.
     Elias van den Laer geeft aan de Stad Campen voor zich en zijne kinderen, Otto, Hubert, Ghijsbert en Elias, een zoenbrief van een twist gekomen van Dirc van Renen, daar zijne kinderen hare vijanden om geworden waren. Behalve de zegels van Elias en Otto van Laer voor zich en de overigen, heeft, op hun verzoek, Gijsbert heer van Vianen en van den Ghoije het zijne hieraan gehangen, „int jaer ons heren dusent
„drehondert twee ende tachtentich des zatersdaghes na Pinx-
„tern.”

     Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. —
Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 406.

241. 1382.
1 Dec.
     Arend de Velke bekent, dat hij van Evert van Holtesende erfelijk gepacht heeft veertien morgen lands gelegen in Mastebroek tusschen Willem den Roden van Hekern en Lotgharde van der Haselt, onder voorwaarde van op zijne kosten dijken, dammen, weteringen te onderhouden. „Geg. int jaer
„ons heren dusent driehondert twe en tachtentich dies maen-
„dags nae sante Andriesdaghe.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was.

___↓___


|pag. 77|
242. 1383.      Verordening, dat niemand binnen de muren van Campen tot de Morrenbrug en St. Geertruidsbrug gelden zal, wanneer men die maakt.

     Guldenb. bl. 12.

243. 1383.
23 Nov.
     Schepenen en raad der drie steden verklaren, dat zij elkander beloofd hebben, dat geen harer burgers aannemen zal, sloten van heeren te bewaren buiten oorlof van schepenen en raad der stad, daar hij burger is, op verbeurte van lijf en goed. Geene der steden zoude na dezen eenen burger ontvangen vóór dat hij dit bij den heiligen bezworen had, en, zoo hij het verbrak, erkende, dat hij lijf en goed verbeurd had.
„Gheg. int jaer ons heren dusent driehondert drie en tach-
„tentich vp sente Clementsdach.”

     Op perkament met aanhangende zegels der drie steden. Priv. bl. 72. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 562.

244. 1384.      Verordening, dat een’ man, die bij het leven zijner echte vrouw eene andere trouwt, het hoofd zal afgeslagen worden, en eene vrouw, die eenen anderen man trouwt, levend begraven zal worden.

     Guldenb. bl. 8. Brokstuk in Collect. bl. 64, No. 35.

245. 1384.
15 Maart.
     Bisschop Florens geeft aan de marke Diese bij Zwolle dezelfde vrijheid als Zwolle en bepaalt, dat de inwoners dezelfde stadsregten volgen zullen. „Geg. tot Zwolle int jaer„ons heren M. CCC. LXXXIV des dinxedaghs na sante Gre-
„goriusdach.”

     Afschrift in Collect. bl. 37. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 221.

246. 1384.
15 Junij.
     Albert van Gherner doet oervede aan Bisschop Florens en verklaart, dat indien iemand van ’s bisschops onderdanen hem onregt deed, hij het drie maanden lang bij dezen vervolgen
___↓___


|pag. 78|
zoude, en, indien hem geen regt gedaan wierd, hij het dan op zijn eigen avontuur tegen den aanrander zou trachten te keeren. Dedingslieden: Henric die Zuere, Wolter Stelling, Herman van Wesenberge en Peter Dirxsoen. „Geg. in den
„jare ons heren M. CCC. LXXXIIIJ op sente Vyts ende Mo-
„destusdach.”

     Afschrift in Collect. bl. 36.

247. 1384.
30 Julij.
     Schepenen te Campen verklaren, dat Johan van Schoenhoven van Claes Lichtenberghe gekocht heeft een erftijns jaarlijks van drie en een vierde oude schilden uit een erve te Bronope strekkende van de Rijt in den IJssel. „Geg. int jaer ons
„heren dusent driehondert vier en tachtentich des zaterdaeghs
„nae sante Jacopsdaghe.

     Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was.

248. 1385.
21 Jan.
     Schepenen en raad van Zwolle beloven aan die van Campen, dat, indien de bisschop te Deventer klaarde en gaf niet eerst aan Campen en Zwolle goede brieven van daarna binnen een half jaar te Zwolle te zullen klaren, zij of hunne medeburgers op de klaring niet zouden komen; dat zij hetgeen er omtrent Campen en Zwolle en derzelver burgers geklaard mogt worden eenparig wederstaan zouden; en dat zij den last, die er van komen mogt, en de hindernis, die Deventer daarom mogt aandoen, met alle trouw zamen zouden uitdragen.
„Geg. int jaer ons heren dusent driehondert tachtentich en
„vyue op zente Agnetendach.”

     Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Hierbij afschrift op papier. Priv. bl. 73. Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 228.

249. 1385. Afschrift van een verdrag, dat omtrent dezen tijd voorgesteld zou zijn tusschen de drie steden, over het geschil om-
___↓___


|pag. 79|
trent de plaats van klaring — en van eenen brief van bisschop Florens aan Campen en Zwolle, om ook in deze steden te klaren, en dat hij aan Deventer geen meer regt toekende, want hij van zijne ridderen en knapen van Zalland verstaan had, dat zijne voorvaderen eertijds in Zalland geklaard hadden, waar het hun goed en nuttig dacht.

     In Divers. A. bl. 251. Verg, van Hattum, I. bl. 204, 225, 229.

250. 1385.
4 Maart.
     Verordening, dat men erfenis of tyns, bij testament gegeven in kerken of aan geestelijke personen binnen ’t jaar verkoopen zal, op verlies van de erfenis of den tyns voor de erfgenamen; — voorts dat geene geestelijke luiden of priesters testamentoers wezen zullen van goed, dat burgers in het testament geven.

     Guldenb. bl. 76.

251. 1385.
4 Maart.
     Herman heer van Cuynre geeft „een regt aan de buren van
„Cuynre int jaer ons heren dusent drie hondert ende vyff
„ende tachtentich des woensdaeges voir onsser Vrouwendach
„annunciatio.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 128. — Afgedrukt in Overijss. Alm. 1853, bl. 33-41.

252. 1385.
26 Maart.
     Schepenen en raad van Zwolle en Campen verklaren, dat zij, om het onregt te wederstaan, dat aan hunne burgers voor en na aangedaan werd aan hunne erfenis, elkander beloofd hebben om het gezamenlijk te keeren en hunne burgers in hun bezeten goed regt te houden, indien iemand hun eenige rente of erve, aangeërfd of gekocht, dat zij jaar en dag onbesproken bezeten hebben als regt is, met ander regt, dan daar zij het in bezeten hebben, wilde afwinnen, en zulks op kosten en arbeid der beide steden. Indien de bisschop of iemand van zijnentwege iemand harer burgers in eenige
___↓___


|pag. 80|
zaak onregt deed en de steden bij haar regt en gewoonte niet wilde laten, zouden zij het zamen wederstaan met alle magt; ook zouden zij, bij aflijvigheid eens bisschops, geenen anderen ontvangen, die niet eerst beider steden privilegiën had bevestigd. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert tachten-
„tich en vyue op den Palmdach.”

     Op perkament met aanhangend zegel der beide steden in groen was. Priv. bl. 73. Plebisciten bl. 99. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 224.

253. 1385.
10 Mei.
     Johan borchgreve van Stroembergen doet oervede aan den bisschop en het Sticht, nadat hij te Diepenheim gevangen geweest was. „Anno dni M. CCC. LXXXV op den tiendach in der
„maent van Meye.”

     Afschrift in Divers. A. bl. 184.

254. 1385.
10 Mei.
     Schepenen te Campen bekennen, dat Conraet Godeuards soen erfelijk getinset heeft een huis en erve gelegen in den Haghen, strekkende van den Olden Straten an hern Hughen huis voor derdehalf oude Fr. schilden. „Int
„jaer ons heren dusent drie hondert vijf en tachtentich des
„dinxedaeghs te Pinksteren.”

     Op perkament met twee zegels, waarvan één in groen was overgebleven.

255. 1385.
7 Julij.
     Bisschop Florens beslist het geschil tusschen Deventer, Campen en Zwolle, over de plaats der klaring, en belooft, op grond van oude privilegiën, die ook door schepenen en raad van Deventer met hunnen eed bevestigd zijn, aan deze, dat hij geene klaring binnen Salland anders dan dáár houden zal, onder zekere bepalingen hier genoemd. „Ghegheuen
„toe Deventer int jaer ons heren dusent driehondert vijf en
„tachtentich op ten seuenden dach van der maent, die gehie-
„ten ys Julius.”

Category(s): Niet gecategoriseerd

Comments are closed.