[ ]
Blanco
[ ]
[ ]
Blanco
VOORBERIGT.
De beoefening der geschiedenis heeft in omvang en naauwkeurigheid zeer gewonnen, heeft menige dwaling doen verdwijnen en menig onbekend feit aan het licht gebragt, sedert men de charters en bescheiden, in de oude archieven bewaard, toegankelijk gemaakt en het stelsel van geheimhouding heeft laten varen.
Het was eertijds te Kampen zoo als het elders was. Dr. Reyner Bogherman van Dokkum werd, in het jaar 1553, na eenen dienst van 28 à 29 jaren, eensklaps als secretaris ontslagen, omdat hij, gelijk hij schrijft, aan Joachim van Ingen, bij eene procedure, twee of drie artikelen uit het Guldenboek had medegedeeld, waarvan toch vele afschriften in handen waren. Men had hem, in 1540, opgedragen, om der stad regten, statuten en privilegiën, in verschillende boeken en registers verstrooid, bijeen te verzamelen, doch deze arbeid, die nog van ’s mans naauwkeurigheid getuigt, was niet voor het publiek bestemd. Van dien geest van schroomvallige geheimhouding bij de regenten van vroeger tijd is nog een tweede voorbeeld. In het jaar 1740 gaf E. V. M. D. den prospectus van een Corpus Juris Campensis of verzameling van oude wetten en willekeuren sedert 1334, naar een door hem gekocht handschrift. Met de beschuldiging van, door de uitgave dier oude verordeningen, de burgerij tot opstand te willen verwekken en van hare gehoorzaamheid aan de wettige overheid te onttrekken, werd hem eene procedure aangedaan, die eindigde met hem de overgave van zijn geschrift en eene boete van 300 zilveren dukatons op te leggen. Hoe verschilt deze handelwijze van die der tegenwoordige regering, die het ordenen, inventariseren en bekend maken van hetgeen vroeger achter sloten en grendels bewaard werd, onbekrompen bekostigt, welwillend aanmoedigt, tot een aangenaam werk maakt!
Het archief werd eertijds gedeeltelijk in de stads kist bewaard, die op den gewelfden toren van het oude raadhuis stond, gedeeltelijk in de kasten der raadkamer aldaar, die rondom met houtwerk beschoten was.
Tusschen 4 en 5 Febr. of op vastenavond van het jaar 1543, terwijl de dienaars der stad zich in de keuken vrolijk maakten, ontstond door den schoorsteen van deze een brand, die, eer men het bemerkte, tot in de raadkamer doordrong, hier al het houtwerk aantastte en de geschriften, die er achter bewaard werden. De sterke ijzeren deur, afkomstig van den Stins Voerst, in 1362 veroverd, belette, dat de brand tot in het gewelfde vertrek van den toren oversloeg, en bewaarde inzonderheid de hier aanwezige privilegiën, waaraan men destijds eene schier onherstelbare waarde hechtte.
De spits, met lood gedekt, werd evenwel aangetast, en de schepensklok stortte op het gewelf neder. Alle stukken van later tijd schijnen bewaard te zijn, voor zoo veel men oordeelen kan uit hetgeen in de laatste jaren in goede orde gelegd of uit vergeten hoeken te voorschijn is gekomen.
Toen men in het laatst der vorige eeuw minder schroomvallig in het toegankelijk maken der archieven begon te worden, heeft de hoogleeraar P. Bondam, èn in zijn Charterboek van Gelderland èn in zijne Verzameling van onuitgegevene stukken voor de Vaderlandsche Historie, gebruik gemaakt van hetgeen hem uit het archief door den secretaris Roldanus was verstrekt. Ook is er geen twijfel, of de heer E. Moulin heeft, bij het bewerken van zijne wèl geschrevene Kamper Kronijk, die steeds hare waarde behoudt, zoo geene originele bescheiden, althans sommige goede afschriften of opgaven onder de oogen gehad. Eindelijk zijn er eenige Noordsche charters in het in 1860 uitgegeven deel van het Diplomatarium Norvegicum opgenomen: een gevolg van de wetenschappelijke reize van den heer Chr.C.A. Lange, rijks-archivaris van Noorwegen te Christiania, die, in het jaar 1857, eenige dagen te Kampen doorbragt, er voor zijn doel meer dan elders vond, en nog eene aangename herinnering van zijne ontvangst aldaar bewaart.
Een Register kan wel niet meer bevatten, dan de algemeene aanwijzing, wat er te vinden is. Men is daarbij te werk gegaan op de wijze, die thans gewenscht wordt, t.w. dat het chronologisch zij; dat de hoofdinhoud van elk stuk worde opgegeven, met letterlijke mededeeling van den tijd en de plaats der uitvaardiging of onderteekening. Het laatste heeft het dubbel oogmerk, dat men de herleiding tot de dagteekening naar den tegenwoordigen stijl, die onmisbaar en somtijds niet gemakkelijk is, kan toetsen, en dat er niet telkens behoeft bijgevoegd te worden, in welke taal het
stuk is opgesteld. Bij de vermelding van den uiterlijken vorm is, zoo veel opgespoord kon worden, aangeteekend, waar het reeds gedrukt voorkomt. — Verder is uit de oudste bescheiden, zoo het schijnt, wel iets onbeduidends opgenomen; maar men heeft gemeend, dit, althans uit den vroegsten tijd, niet te moeten terughouden, omdat het over de opkomst en uitbreiding der stad of over het plaatselijke in de nabijheid opheldering geeft. Ook zal men het niet euvel duiden, dat men nog aan het oude Kampen, volgens het bestendig gebruik, de letter C heeft laten behouden.
Bij het zamenstellen van dit Register is gebleken, dat het getal bescheiden steeds toeneemt, losse stukken zoo wel als die, welke in folianten verspreid zijn. Wat de laatsten, onder verschillende titels bekend, betreft, men heeft er terstond bij den aanleg zeer veel ongelijksoortigs omtrent beheer, correspondentie, onderhandeling en overeenkomst in opgeteekend; in andere zijn officiële stukken of afschriften, zonder eenige orde van zaken of tijd in acht te nemen, zamengevoegd en ingebonden. De Minuten van gehouden briefwisseling met binnen- en buitenlandsche steden, met bondgenooten en vijanden, met ambtenaren en vorsten, over tollen en scheepvaart, over verbonden en oorlog, over regtsvordering en regtsbedeeling, enz. zijn van het jaar 1460 af zonder veel afbreking bewaard.
Ook deze verdienden naauwkeurig onderzoek en gedurig vermelding, omdat er, bij veel, dat onbeduidend is of thans geen belang meer heeft, bijzonderheden en feiten in voorkomen, die òf geheel niet bekend zijn, òf nader bepalen en toelichten wat door andere stukken wordt medegedeeld. Ook hier zijn niet te versmaden bijdragen tot de geschiedenis van de stad, van het gewest en van het sticht. Zij veroorzaken, veel meer dan de boven aangeduide verzamelingen, eenige moeijelijkheid, daar, om van het slordige schrift in deze kladboeken niet te spreken, ook later bij het inbinden dier brokstukken de jaren zeer verward vereenigd zijn, nu eens bij de brieven zelve de datum van jaar en dag ontbreekt, dan weder zelfs weggelaten is, aan wien zij geschreven werden, hetgeen dan uit eene andere bekende dagteekening of uit den inhoud moest worden afgeleid.
Het hier behandelde tijdvak valt met dàt zamen, waarover het eerste gedeelte der kronijk van Arend toe Bocop zich uitstrekt, dat nog in handschrift op het archief bewaard wordt. Het is blijkbaar, dat deze meer
stukken onder het oog gehad heeft, dan nu voorhanden zijn; maar er dient toch herinnerd te worden, dat er veel aan zijne naauwkeurigheid ontbreekt, zoo in het opgeven van eigen namen en dagteekeningen, als in het afschrijven van den tekst der oorkonden zelve, die ten gevolge daarvan zeer fautief zijn. Des niettegenstaande zijn er vele aanmerkelijke zaken door hem voor de vergetelheid bewaard.
Dit Register zal welligt voor sommigen te weinig bevatten, die breedvoeriger verslag wenschen van hetgeen tot opheldering van taal, zeden, gewoonten, instellingen, godsdienstige stichtingen, kerkelijk en burgerlijk regt, wetgeving, muntzaken, handel enz. dienen kan. Maar dan moesten de meeste oorkonden, die op deze onderwerpen betrekking hebben, in haar geheel worden uitgegeven: een werk van langen adem en groote kosten.
Alleen de geschiedenis van den handel in Europa, uit deze rijke bron te halen, zoude boekdeelen kunnen vullen. In de Noordsche charters van de 13de en 14de eeuw, het vorige jaar uitgegeven, is er eene proeve van geleverd. Reeds op den hier ingeslagen’ weg is, bij den voorraad, dien de tijd van keizer Karel V, koning Philips II, en de opkomende en gevestigde republiek biedt, de omvang nog niet te bepalen. Voor het tegenwoordige is het er slechts om te doen, dat de bouwstoffen opgezameld, gerangschikt en aangewezen worden, terwijl het archief voor ieder, die in dergelijke zaken belang stelt en meer verlangt, dan hier kon gegeven worden, open staat en de nummers, naar de jaren in orde gelegd of naar de bladzijden der verzamelingen naauwkeurig opgeteekend, gemakkelijk te vinden zijn. Bovendien gaat de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch regt en geschiedenis, gelijk zij begonnen is, voort met het uitgeven of bewerken van hetgeen naar haar oordeel mededeeling verdient. Er is in onze bewaarplaatsen van oude stukken nog veel aan te wijzen, eer men aan eene geschiedenis van Overijssel uit hare oorspronkelijke bronnen, die aan de eischen van den tijd voldoet, denken kan. En wanneer dat bekend geworden is, kome er eens iemand, met de noodige kundigheden toegerust, die het verstrooide verzamelt, het onzekere vast stelt, het duistere opheldert, personen en gebeurtenissen in de regte verhouding tot hunne eeuw brengt, en gedenkwaardigheden van ons in vele opzigten merkwaardig gewest levert, waarvan het voorbeeld tot bewerking in de Gedenkwaardigheden van Gelderland gegeven is.
No 1. | 1251. 24 Sept. |
Abel, koning der Denen en Slaven, hertog van Jutland, regelt de tollen, door de „Vmlandsfarae” te betalen, wanneer zij de markten te Skanor bezoeken; geeft vrijdom van tol, indien zij van daar laken en zout of levensmiddelen naar Noorwegen brengen; en bepaalt, dat schipbreukelingen hunne goederen mogen redden. „Datum Skanore anno dni millesimo „ducentesimo quinquagesimo primo kal. Octobris octavo, etc.
Op perkament met uithangend kon. zegel in rood was aan groene zijde. — Vidimus in 1376. Vert. door Reijn. Bogherman in het Repertorium, bl. 47. — Afgedrukt in het Urkundenbuch van Lubeck I. N°. 175, en bij Lange en Unger in het Diplomatarium Norvegicum V. 1 N°. 5. Verg. Sartorius, Gesehichte der Deutschen Hanse, II. s. 52. |
2. | 1251. 25 Sept. |
A(bel), koning der Denen en Slaven, hertog van Jutland, vergunt allen, die „Vmlandsfare” genoemd worden, „res suas „plaustrandi et transferendi in vigiliis festorum ad occasum „solis et in ipsis festis a pulsatione vesperarum ad vesperam „eadem faciendi.” — „Datum Skanore Anno dni M. CCLI „kal. Oct. septimo ” Op perkament met uithangend zegel des konings in rood was aan groene zijde. — Vidimus in 1320 en 1376. Vertaling in het Repert. bl. 49. |
3. | 1275. 19 Nov. |
Bisschop Johan van Nassau geeft aan Genemuiden stadregt, gelijk Deventer, Zwolle en andere steden in Salland. „Actum |
et datum apud Zwollis anno dni millesimo dusentesimo (sic) „septuagesimo quinto in die Ponciani mrs.” Afschrift in het Boek gen. Diversorum A. bl. 121. — Vidimus en vertaling bij Racer, Overijss. Gedenkst., VI. bl. 54 en 55. |
||
4. | 1284. 7 Junij. |
Johannes (de Syrik) Trai. electus bevestigt de gift van zijnen voorganger Hendrik, aan schepenen, burgermeesters en opidani te Campen gedaan, t.w. van de palus S. Nicolai (S. Nikolaasbroek) pascua et piscariae, bij dat opidum liggende, tegen vijf solidi, jaarlijks op S. Walburgsdag aan den schout te betalen. Daar die gift gedaan was met raad van „fideles” der kerk, van den Deventer deken en het kapittel, van de opidani van Deventer en Zwolle, wier zegels aan den brief gehecht waren, belooft de bisschop hen daarbij te handhaven tegen de „communitas Zallandie.” „Datum Dauentrie anno „Dni M. CC. octog. quarto feria quarta post octavas penthe- „costes.” Op perkament. Het zegel afgevallen. — Hierbij een afschrift van fr. Simon Gardiaan te Campen, wiens uithangend zegel in groen was. Privil. bl. 64. |
5. | 7 Junij. | Johannes Trai. electus verklaart, dat de opidani te Campen boven de „communitas Sallandie” geregtigd zijn tot piscariae, paludes et prata, hun door zijnen voorganger Hendrik geschonken, en belooft hun daarover een definitief vonnis uit te vaardigen, zoo spoedig mogelijk en binnen twee jaren. „Da- „tum anno dni M. CC. LXXX quarto, feria quarta infra „ebdomadem Trinitatis.” Op perkament. Het zegel afgevallen. — Afschrift in Privil. bl. 64. |
6. | 1289. 31 Julij. |
Erik Magnus honing van Noorwegen en Hakon hertog maken aan hunne onderdanen bekend, dat zij met de burgers van |
Campen eene overeenkomst gesloten hebben en bevelen hen dien vrede overal te houden. De burgers van Staveren zijn hierin niet begrepen, „ii dagum aeftir Olafs voku fyrov a X are rikis okars.”
In het Noordsch op perkament. Het uithangend zegel des konings is bewaard, dat des hertogs afgevallen. — Afgedrukt in het Diplom. Norveg. V. 1. No. 18. |
||
7. | 1292. 3 Oct. |
Bisschop Johan laat aan Sweder van Voerst, schout van Salland en zijn tollenaar te Campen, weten, dat, uithoofde van wederkeerig beweerden vrijdom van tollen der burgers van Uttrecht te Campen en der burgers van Campen te Utrecht, de eersten nog vrij van tol te Campen mogen komen, tot dat de gegrondheid daarvan nader zal gebleken zijn: „Datum „Traiecti anno dni M. CC. nonagesimo secundo feria sexta „post Mychaelis.” Op perk, met uith. zegel in groen was. — Privil. bl. 64. |
8. | 1294. 6 Julij. |
Koning Erik van Noorwegen en hertog Hakon maken de overeenkomst bekend, te Tunsberg gesloten, tusschen Noorwegen en Bremen aan de ééne zijde en de steden Lubeck, Riga, Campen, Staveren, Wismar, Rostock, Stralsund, Gripswold, Stettin, Anklam en de Duitschers te Wisby aan de andere, waarbij hun vrijheden en voorregten in dat rijk vergund worden. „Datum in octavis beatorum Petri et Pauli apostolo- „rum anno M. CC. nonagesimo quarto, regni nostri quinto „decimo.” Op perk. Het zegel des konings afgevallen, dat des hertogs gedeeltelijk bewaard. — Afgedrukt in het Urkundenb. van Lubeck, I. No. 621, en in het Diplom. Norveg. V. I. No. 23. Verg. Sartorius II. s. 176. |
9. | 1298. 16 Aug. |
Erik koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, vergunt aan de kooplieden van Campen, dat zij bij schipbreuk |
4 binnen de grenzen van zijn rijk hunne goederen mogen redden, met verbod aan zijne onderdanen en ambtenaren om hen daarin te belemmeren. „Datum Lundis anno dni M. CC. XC. „octavo in crastino assumpcionis b. Virg.” Op perk, met uithangend (nu beschadigd) zegel des konings in groen was. — Vidimus in 1349. Vertaling in het Repert. bl. 46. |
||
10. | 1300. [1299.] 7 Jan. |
Jan graaf van Henegouwen, Holland, enz. bevestigt het privilegie, door graaf Florens in 1276 aan de kooplieden van Campen, Zwolle, Deventer, Wilsum en tusschen liggende plaatsen gegeven, hetwelk hier in het Latijn wordt ingevoegd. „Da- „tum apud Dordrecht in crastino Epiphaniae anno domini M. „CC nonagesimo nono.” — Eene tweede oorkonde bevat de bevestiging in het Nederduitsch. „Geg. in den jare ons heren „M. CC. neghen en neghentich des anderen daghes na der- „tien daghe.” Beide op perk., het eerste met aanh. zegel in groen, het tweede in geel was. Het tweede is het oudste stuk in het Nederd. op het archief. Verg. Dumbar, kerk. en wereldl. Dev., I bl. 483, en van Mieris, Charterb., I bl. 385, II bl. 5. |
11. | 1300. 14 Maart. |
Deken en het geheele kapittel der kerk te Deventer verklaren, dat de goederen, aan de vicarie in de kerk van Campen gelegateerd of nog te legateren, in geenerlei opzigt tot begiftiging der kerk of van den bestuurder behooren gebruikt te worden, maar dat de vicaris in der tijd de inkomsten tot eigen gebruik behouden zal, wanneer hij elken morgen misse waarneemt voor de levenden en dooden, die de vicarie zullen begiftigen of begiftigd hebben. „Datum anno dni M. CCC. „feria secunda post dominicam qua cantatur oculi mei semper „ad Dominum.” Afschrift in Privilegieb,, bl. 65. |
12. | 1302. 25 Julij. |
Burgerboek van Campen, aangelegd door schepenen, „me- „diante consilio et sapientia, nostrorum consulum et aliorum „bonorum virorum — anno dni M. CCC. secundo, in festo „sancti Jacobi apli.” Op perkament en van jaar tot jaar voortgezet. De eerste namen der opidani in 1302 zijn: Dns Pelegrinus plebanus eccl. in vollenho, en Hermannus rector scolarum in Campen, etc. |
13. | 1302. 9 Aug. |
Guido electus et confirmatus in episc. Traiect. verbiedt een iegelijk, om eenen „oppidanus” in burgerlijke zaken voor eene geestelijke regtbank te trekken, maar wil dat dergelijke zaken, volgens gebruik der voorvaderen, door den wereldlijken regter zullen beslist worden. „Datum anno dni M. CCC. secundo „in vigilia beati Laurentii apud Traiectum.” Op perk. met uithangend zegel in groen was. — Afschrift in Privil. bl. 1. |
14. | 1303. 6 Mei. |
Bisschop Guido verbiedt den presbyter of curatus van de kerk te Campen, op straf van suspensie, om een mandaat op te volgen, waarbij eenig persoon te Campen voor zijnen officiaal te Utrecht, of aartsdiaken of proosten, gedaagd wordt ten aanzien van zaken, die door den wereldlijken regter en wettige getuigen kunnen beslist worden, behoudens het apostolisch gezag en bevel daaromtrent. Zoo hij iemand van Campen hierover kwelde of liet kwellen, zou hij bovendien de straf van excommunicatie ondergaan. „Datum anno M. CCC. tertio in „die beati Johannis ante portam Latinam.” Op perkament. Het zegel gedeeltelijk aanwezig. Privil. bl. 1. |
15. | 1304. 22. Julij |
Haquin, koning van Noorwegen, verbiedt, op de klagt van Gothsuin en Johan Vorne, gezanten van Campen, al zijne baljuwen, ambtenaren en onderzaten, om, in geval van schipbreuk, de inwoners van Campen te verhinderen, dat zij hunne schepen herstellen en buiten het rijk brengen, ten zij ze ver- |
laten zijn mogten. „Datum Asloye in festo beate Marie mag- „dalene anno domini M. CCC. quarto, anno vero regni nos- „tri quinto.” Op perkament, waarvan het zegel is afgevallen. — Afgedr. in het Diplom. Norv. V. 1. No. 45. |
||
16. | 1305. 26 Maart. |
Giselbertus de Buchoerst milles verkoopt, met toestemming zijner echtgenoot Euphemia en zijner zonen Wilhelmus en Gyselbertus, aan Wilhelmus gen. Ryecken, aan Tideman en Henricus gebr. gen. Zuuel, opidani te Campen, eene hoeve (mansus) achter Onden in het veen met alle toebehoor en al het regt, dat zijn vader Wilhelmus en hij hadden, onder voorwaarde, dat de koopers voorn. tot niets meer gehouden zijn dan tot den tyns, de tiende en de landwinning. Zoo de hoeve in grootte toenam, zoude de tyns toenemen, volgens hetgeen de andere tynsgenooten betaalden, en zoo die verminderde, zoude ook de tyns kleiner worden. Het oorspronkelijke bezegeld door Giselbert voorn. en door schepenen van Campen. „Datum „Buchoerst anno dni M. CCC. quinto in crastino annuncia- „cionis sancte Marie.” Afschrift in den oudsten Foliant, waarin het watermerk van een sleutel, bl. 254. |
17. | 1305. 26 Junij. |
Ako, kanselier van den koning van Noorwegen, verklaart aan burgermeesteren en schepenen van Campen, dat hunne gezanten Hartwicus de Naghle en Jacobus Henemanszoon aan koning Haquin overgegeven hebben de hier opgenomene bevestiging van het verdrag, te Bergen xvij kal. Nov. 1286 gesloten, waarbij ook vele vrijheden aan de Noorweegsche kooplieden te Campen vergund worden. De brief van burgerm. schepenen en de geheele gemeente te Campen was gegeven „sub anno dni M. CCC. quinto in festo sanctorum martirum „Johannis et Pauli.” |
Op perk, met aanhangend zegel van den kanselier in geel was. |
||
18. | 1305. 27 Julij. |
Haquin, koning van Noorwegen, bevestigt het verdrag, xvij kal. Nov. 1286 te Bergen gesloten tusschen wijlen zijn broeder Erik en schepenen en gemeente van Campen door tusschenkomst van Alexander Clericus en Gerbertus dictus Doleman. Hij doet dit op verzoek van Hartuicus de Naghel en Jacobus Heinemanszoon, vernieuwt andere overeenkomsten en geeft vrijheden, met name die, welke reeds in den brief van koning Erik en hertog Haquin van 6 Julij 1294 (N°. 8) voorkomen. „Datum apud castrum Tunsbergense tercia feria „proxima post festum beati Jacobi apostoli, anno domini mil- „lesimo tricentesimo quinto, anno autem regni nostri sexto.” In twee oorkonden op perkament met eenigzins beschadigde zegels des konings in geel was. — Afgedr. in het Diplom. Norv. V. 1. No. 48. |
19. | 1307. 8 Sept. |
Erik, koning der Denen en Slaven, bevestigt alle voorregten en vrijheden, die de burgers van Campen van zijne voorvaders ontvangen hebben omtrent de plaats „in nundinis Skanoor, qui fiit dicitur,” en verbiedt hun daarbij hindernis aan te brengen. „Datum Helsingburgh anno dni M. CCC. septimo „die natiuitatis b. Virg.” Op perkament met ’s konings ongeschonden zegel in geel was. |
20. | 1307. 22 Sept. |
Erik, koning der Denen en Slaven, staat aan de burgers van Campen eene plaats toe op Skanoor tusschen het kasteel en „huyl” gelegen, zoo als die door zijn voogd en andere geloofwaardige lieden met palen afgebakend was, en die zij van |
ouds ten tijde der jaarmarkten gewoon waren te hebben, om ze op de jaarmarkten te bewonen. „Datum Helsingburch anno „dni M. CCC. septimo in crastino b. Mathei apostoli et ewan- „geliste in presencia nostra.” Naar eene oude vertaling op perkament en een vidimus van 1403. |
||
21. | 1308. 4 Junij. |
Bisschop Guye geeft het dijkregt van Salland, op Spoelderberg „int jaer ons heren duisent dreehondert ende achte des „dinsedages nae Pinxterdagh.” Afschrift in het Boek: Dijkregt van Salland en Mastebroek. — |
22. | 1309. 3 Aug. |
Bisschop Ghije geeft aan schout en schepenen van Campen vergunning om elken misdadigen mensch te regten, dien zij misdadig kennen binnen die stad. „Int jaer ons heren M. CCC. „en neghen des sonendaghes na sente Pietersdaghe toit ingang „oghest te Campen.” Op perk. met afhangend zegel in bruin was. — Privil. bl. 65. — |
23. | 1309. 11 Oct. |
Bisschop Guido erkent de privilegiën en vrijheden der Camperveeners, hun door zijne voorgangers geschonken, met name door bisschop Hendrik in 1260, wiens brief hij transsumeert, en bevestigt die, nu zij door Gijselbert van Buckhorst daarin verkort waren. „Datum Dauentrie anno dni M. CCC. nono „in crastino beatorum Gereonis et Victoris martirum.” Afschrift in het Boek gen. Diversorum A. bl. 152. Vidimus afgedrukt bij Racer, II. bl. 191, en vermeld bij Dumbar, Anal. II. bl. 483. |
24. | 1310. 2 Aug. |
Bisschop Guido vergunt aan schepenen en burgermeesteren van Campen om mis te doen vieren op het draagbaar altaar |
in het hospitaal van den H. Geest, in weêrwil van het synodaal besluit daar tegen, en zonder afbreuk te doen aan de regten der parochie. „Datum anno dni M. CCC. X. in crastino Petri ad vincula.”
Op perk, met afhangend zegel in groen was. — Privil. bl. 65. |
||
25. | 1311. | Stichtingsbrief van „de broderscap ende memorie van den „gheleerden ghesellen van den core,” later de schepensmemorie. „Int jaer ons heren dusent driehondert ende elue.” Op perk. in Liber Memorie Scabinorum. — Afgedr. in Overijss. Alm., 1839, bl. 129. |
26. | 1311. 1 Aug. |
Bisschop Ghie wil, dat men van die van Medenblik te Campen van elk schip acht penn. Holl. tol nemen zal en niet meer, en ook te Medenblik van elk Camper schip acht penn. en niet meer. Hij gebiedt zijnen tollenaar te Campen om niet meer dan acht penn. te nemen, zoo lang te Medenblik van die van Campen ook niet meer genomen wordt. „Geg. int „jaer ons heren dusent driehondert ende elue op Sante Pe- „tersdach tho inghaenden ogheste. In de Hage.” Naar een notariëel vidimus door Paulus Alberti de Medenblick in 1381, bij afschrift in het Boek gen. Collectorium, bl. 97, en een afschrift in het Privilegieb. bl. 65. |
27. | 1313. 12 Maart. |
Verordening omtrent het bouwen van steenen huizen bij de Oude straat of bij de Waterstraat of bij eenige straat, en omtrent de overeenkomsten te dezer zaak tusschen naburen. „Int jaer ons heren M. CCC. en dertiene in Sante Gregorius „daghe.” Boek van Rechte, bl. 11. N°. 34. |
28. | 1313. 24, 26 Mei. |
Acte van compromis en approbatie der sententie, gegeven door de arbiters in het geschil tusschen bisschop Guido en |
de Vriezen van Stellingwerf, Schoterwerf en Oosterzee. „Op hemelv. en saterdage nae onsse heren hemelfaert.”
Afschrift in het Boek Divers. A. bl. 79—82 en Vidimus bl. 88. |
||
29. | 1313. 13 Junij. |
Ericus dux Sweorum gelast al zijne dienaars en onderdanen, hulp en bescherming voor personen en goederen te geven aan alle burgers van Campen in zijn rijk, en niet toe te laten dat zij door iemand onbehoorlijk bezwaard worden. „Da- „tum apud Malstrand anno M. CCC. XIIJ quarta feria post „dominicam Trinitatis.” Op perk. met het secreet zegel (maiori non presente) in geel was. — Afgedr. in het Diplom. Norveg. V. 1. No. 59. Verg. Sart. II. s. 264. |
30 | 1313. 16 Oct. |
In nomine domini amen. Nos Guido dei gratia episcopus Traiectensis notum facimus vniuersis ad quos presentes litere peruenerint. Quod nos, perspecto et considerato quod castrum nostre ecclesie de Vollenhoe grauibus tenendum est expensis pro eo maxime quod in eodem castro non sunt castellani qui ibidem residere velint, quia feodum, ob quod ibidem residere teneantur, non habent et propter quod ad residentiam possint constringi, requisito ad hoc consilio et consensu ecclesiarum nostrarum Traiecten., Hermanno dicto Vleisch, Schulteto in Vollenhoe, ob fidele seruitium quod ipse et predecessores sui ecclesie nostre impenderunt ac etiam ob custodiam dicti castri, vnam aream pro domo construenda in eadem ad domicilium suum habendum in suburbio ipsius castri, quod propriis expensis nostris fieri et muniri fecimus versus occidentalem partem dicti suburbii, quindecim libras nigrorum Turonensium annuatim de gruta Campensi percipiendas in feodum castrense contulimus et in his scriptis hereditarie concedimus, ita quod vnus tantum heredum suorum masculus et senior in hoc |
feodo succedat, qui in dicto suburbio residere et morari ob dicti castri custodiam teneatur. In cujus rei testimonium sigillum nostrum vna cum sigillo ecclesiarum Trajecten. presentibus literis duximus appendendum, etc. — Datum anno dni M. CCC. terciodecimo in die beati Galli confessoris.
Afschrift in Divers. A. bl. 158. Privil. bl. 83. |
||
31 | 1313. 13 Dec. |
Verordening omtrent het verkoopen van huizen en erven, dat daarvan naauwkeurige opgave geschieden moet op het huis voor burgermeesteren, ook van de tinsen, die er uit gaan, ten einde beschreven te worden; te verhalen op den verkooper en zijne erfgenamen en ter schepenen klaring. „Op sente Lu- „ciendach.” Guldenboek, bl. 13. |
32 | 1314. 11 Aug. |
Ericus dux Sweorum vergunt, op verzoek van Asso dictus Langore en Lodewicus de Ostenwolde, raadsleden en gezanten van Campen, aan de burgers dezer stad, voor den tijd van tien jaren, om ten tijde der haringvangst voor ieder Duitsch last haring, als tol, slechts zes denariën van nieuwe en wettige sterlingen te betalen, om voor den haard of gebruik van vuur vrijelijk hout uit zijne bosschen te hakken; en bepaalt, dat in geval van misdrijf slechts de schuldige zou worden gestraft. „Datum Asloye anno dni millesimo tricentesimo „quarto decimo, crastino beati Laurencii mart., nostro sub „secreto, maiori sigillo non presente.” Op perk. met afhangend zegel in groen was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. No. 60. Verg. Sart. II s. 264. |
33. | 1315. 30 Junij. |
Bisschop Ghye vermaant alle burgers en poorters van Campen, dat zij niet en doen of werken tegen de schepenen en den raad der stad „noch en gheene partie noch twist en „maken, en ware dat sake dat dat enich man dede, so wille |
„wy dat se dat weten, zie en haddent mit rechte ijrst vor „ons veruolghet, dat wy des bliuen willen metten schepenen, „metten rade ende met onser stat ende krenken ende hinde- „ren willen waer wys en onse vriende macht hebben. Ghe- „geuen in ’t jaer ons heren M. CCC. en viiftiene des manen- „dages na sente Pouwelsdage.” Op perk. met uithangend zegel in groen was. — Privil. bl. 65. — |
||
34 | 1318. 15 Maart. |
Bisschop Frederik (van Syric) bevestigt de regten en vrijheden, welke schepenen, burgermeesteren en de gemeente van Campen van zijne voorvaders verkregen hebben, met belofte van die te zullen handhaven. „Datum Campis anno dni „M. CCC. XVIIJ feria quarta post dom. Inuocauit.” Op perk. met aanhangend groot zegel in groen was. — Vidimus in 1334. |
35 | 15 Maart. | Bisschop Frederik gebiedt den presbyter of curatus te Campen, om geen mandaat uit te voeren of aan te nemen, waarbij iemand voor den officiaal te Utrecht, den aartsdiaken of proosten gedaagd wordt in zaken, die voor de wereldlijke regtbank of den wereldlijken regter behooren, behoudens het apostolisch gezag of bevel. „Datum ut supra.”
Op perkament met aanhangend klein zegel in groen was. — Vidimus in 1436 en 1501. — Afschrift in Privil. bl. 1 met het afschrift der bulle van bevestiging door paus Bonifacius in 1403. |
36 | 15 Maart. | Bisschop Frederik gebiedt alle burgers en poorters te Campen, dat zij niet doen tegen schepenen en raad noch partij en twist maken, enz. „Geg. te Campen int jar ons heren „M. CCC. en achtyen des wudendaghes vor den sonendaghe „als men singet Reminiscere in der Vasten”. |
37 | 15 Maart. | Bisschop Frederik vergunt aan schout en schepenen van Campen, elken misdadigen mensch te rigten. „Geg. als boven.” |
Beide op perk. met uithangend zegel in groen was. — Privil. bl. 66. |
||
38. | 1320. 1 Mei. |
Fr. Petrus Johannis gard. Lund. en fr. Conradus gard. Thraeloeborg. geven vidimus van den brief van koning Abel van 24 Sept. 1251 (No. 1) „Datum anno dni millesimo „CCC. XX in festo beatorum apost. Philippi et Jacobi.” Op perk. De twee zegeltjes in geel was afgevallen. |
39. | 1320. 4 en 5 Aug. |
Christophorus, koning der Denen en Slaven, bevestigt al de privilegiën, door zijne voorgangers aan de burgers van Campen verleend, zoo wel die omtrent hunne plaats op de markten te Skanoor als de vroegere. „Datum Roskildis anno dni „millesimo tricentesimo vicesimo, feria secunda proxima ante „diem sci Laurentii mart. presentibus consiliariis nostris.” Op perk. met uithangend klein zegel in groen was aan groene en gele zijde. — Een tweede origineel charter een dag later „feria tercia in presentia nostra” heeft het grooter kon. zegel aan groene en roode zijde. |
40. | 1321. 24 Junij. |
Schepenen van Campen doen een nieuw zegel maken, waarmede zij van St. Jansdag Bapt. begonnen zijn te zegelen; hetgeen na dien tijd met het oude of nieuwe bezegeld is, houden zij van dezelfde waarde.
Aanteek. in den oudsten Foliant, bl. 140. |
41. | 1321. 10 Nov. |
Gherard, heer van Vorne en burggraaf van Zeeland, bepaalt, dat de schepen van Campen, die de Maas zoeken, „striken zullen eneweruen tusschen die viirboet en den zwarten wael” en hun viirboetgeld brengen zullen binnen de stede van den Briel, ten zij ze wegens gevaar voorbij mogten zeilen. Voorts wordt de wijze van betaling voorgeschreven en |
de som, als van elke „cogge” acht groten en van elk „yuer” (ever) vier groten, en van de overige schepen als zij schuldig zijn van regte, met belofte van dit regt niet te zullen verhoogen, maar te verminderen, ingeval van vermindering voor anderen. „Gheg. ten Briele int jaer ons heren dertien hon- „dert ende ene en twyntich op zinte Martiins avond in de „winter” Op perk. met uithangend groot zegel in groen was. — Privil. bl. 54. |
||
42 | 1322. 7 Mei. |
Willem grave van Henegouwen, Holland enz. vernieuwt en vermeerdert de vrijheden, aan de kooplieden van Campen verleend, om in zijne landen op zekere voorwaarden tolvrij te komen handelen. „Gheg. in die Haghe des vrijdaechs nae „twee ende twintich.” Afschrift op perk. en daar onder de bevestiging in 1342 door graaf Willem IV. — Afgedrukt bij van Mieris, II. bl. 287. Verg. bl. 44. |
43. | 1323. 16 Febr. |
Johan (van Diest) electus et confirmatus in episc. Traj. belooft, schepenen, burgermeesteren en alle opidani van Campen te zullen bewaren en beschermen bij alle regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij tot dien dag van zijne voorgangers gehad hebben. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo „tertio feria quarta post dom. Inuocauit” Op perk. met aanhangend zegel in groen was. — Vidimus in 1334. |
44. | 1323. 14 Mei. |
Johan, nu bisschop, geeft aan schepenen, burgermeesters en de gemeente te Campen de belofte als boven. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo tercio in uigilia Penthecostes.
Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Vidimus in 1336. |
45. | 1323. 11 Sept. |
Alphert van der Soure vraagt, op Spoelderberg, waar bisschop Jan van Diest „met man en dienstman, stede en mene land” gekomen was, een „mene land ordel,” hoe een man, die tiende schuldig en wiens zaad gereed is, het zijnen tiendheer zal doen weten. Engelbert van Gherner, wiens oordeel gevraagd werd, oordeelde, dat hij het den tiendheer drie malen, zelfs op éénen dag, zoude doen weten, en zoo deze niet vertiende, zoude hij met twee zijner naaste buren zelf vertienen en zetten op den tienden gast een groen riseken; voorts zou hij dit drie dagen en nachten voor zich zelf bewaren. „In den jare ons heren dusent drehonderd en dre „ende twintigh des sonnendaghes na onser Vrowen misse der „Lateren.” Aant. in het Boek van Rechte, bl. 58. |
46. | 1323. 28 Sept. |
Claes richter van der Schelinge, zijne mederichters en het gemeene lant van der Schelinghe verklaren, dat zij, om schade aan lijf en goed bij het inzeilen van het Vlie te verhoeden, met de stad Campen overeenkomen zijn, om „eyn voerhuys of eyn marke” te leggen, en daar deze stad den steen, daar het „voerhuys” mede gelegd, en de balken, daar het mede gebalkt werd, bekostigd had, zoo zouden de burgers, noch hun goed noch hunne schepen, geene „beschatting of gheldinc” geven tot dit „voerhuys en merke,” om het Vlie in of uit te zeilen. Wilde die stad hierna een ander merke leggen om het Vlie over te zeilen, dat zoude men haar gunnen en toestaan, behoudens al het voors. regt. „Geg. int jaer „ons heren dusent drie hondert en drie en twentich op sante „Michielsauent.” Afschrift in het Privilegieboek, bl. 66. |
47. | 1323. 8 Nov. |
Bisschop Johan geeft een dijkbrief voor den Lekkendijk, „Tutrecht des dinxedages voir sunte Martijnsdach int jair ons |
„heren dusent drie hondert en drieentwintich.” — Ampliatie daarop door bisschop David, 26 Oct. 1493.
Afschrift in Divers. A. bl. 227, 228. — Afgedrukt bij van de Water, Utr. Plak., II. bl. 63. |
||
48. | 1325. 1 Julij. |
Kanutus Porse miles en zijne bloedverwanten verklaren verzoend te zijn met schepenen, burgermeesteren en gemeente van Campen wegens eenen doodslag aan hunnen bloedverwant Eskillus dictus Schane, waarvan zij de Campenaars beschuldigd hadden. Burgermeesters van Wismar bevestigen deze handeling als bemiddelaars en getuigen. „Datum et actum „Wismarie apud fratres predicatores anno dni M. CCC. vice- „simo quinto in octaua sancti Johannis baptiste.” Afschrift van beide verklaringen op perkament. |
49. | 1326. | Mr. Ysenricus belooft, de stad twee jaren te zullen dienen en zal haar geven eene goede „hoernen balista, dicta corden armborst;” voorts zal hij alle balisten en pijlen maken, die de schepenen hebben of hebben zullen, en eenen noetstal. Zoo het noodig was, zou hij hen op reis, op hunne kosten, moeten vergezellen. In den oudsten Foliant, bl. 141. — Overeenkomst in 1336 met Mr. Henzen, armborstier, bl. 252. |
50. | 1326. | Overeenkomst met Johan Vlacksteyn en zijn zoon, tichelaars, omtrent het maken van holensteen of decsteen, en den prijs daarvan. Zij zouden dien niet buiten de stad mogen verkoopen.
In den oudsten foliant, bl. 145. Vernieuwd in 1340, bl. 146. |
51. | 1326. 27 Febr. |
Schepenen, burgermeesteren en de gemeente van Campen besluiten, om het gevaar dat zij er van vreesden, dat hunne opidani met niemand buiten Campen genootschappen (societa- |
tes) zullen hebben, en dat diegenen, welke er in zijn, ze tusschen nu en pinksteren van 1327 verlaten zullen, op de boete van 100 kl. p. Zoo zij er eene maand na genoemden tijd in bleven, zouden zij dezelfde boete weder betalen en ze toch verlaten, indien zij opidani wilden blijven. Mogt iemand in dit besluit zijne schade zien en daarom de stad Campen of eenigen opidanus of iemand van den raad bezwaren, of bij eenigen heer of eenige stad, of bij wien ook, om schade aanspreken, die zoude als den vrede der stad met eigene hand verbroken hebben, indien hij er van overtuigd konde worden met drie goede mannen. Mogt hij iemand van schepenen of raad om dit besluit met woorden bestraffen, dan zoude hij veertig ponden verbeuren, en den vrede der stad verbroken hebben, indien hij hen daarom met slagen kwalijk behandelde. Voorts zouden allen, die deze genootschappen niet verlieten, niet op de vitten te Schonen zitten, op de boete van 100 kl. p. „Anno dni M. CCC. „vicesimo sexto feria quinta post Oculi.” In den oudsten Foliant, bl. 260. |
||
52. | 1326. 8 Mei. |
Schepenen van Campen geven vidimus van een brief van Johannes Radinc milles, schout en rentmeester te Vollenhove, waarbij deze aan Johannes de Gheethorne en diens broeder Egbert zijne hoorige lieden Johan en Gherard, zonen van Gesse Johansd., in concambium afstaat. „Datum anno dni M. CCC. vicesimo sexto in octaua ascens. dni.”
Afschrift in den oudsten Foliant, bl. 21, 22. |
53. | 1326. 5 Sept. |
Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, geeft aan de burgers van Campen vrijheid van handel voor personen en goederen, en bescherming in geval van schipbreuk, met bepalingen omtrent den handel in haring, omtrent de regtsbedeeling en erfenis in geval van overlijden dáár te |
lande. „Datum Worthingborgh anno dni M. CCCXX sexto „sexta feria proxima ante diem natiuitatis b. Virg., testibus „dominis Gherardo comite Holtzatie et Stormarie auunculo „nostro et Lodowico Alberti filio marscalco nostro.” Op perkament met afhangend zegel in groen was. — Vidimus in 1350, 1403 en 1414. — Eene bijna gelijkluidende oorkonde is „feria quinta” aan Harderwijk verleend. Sart., II. s. 313, en Schrassert, Hardervicum autiquum, bl. 149; aan Zutphen „feria tertia.” Tadama, Register, bl. 21. |
||
54. | 1327. 28 Maart. |
Verordening omtrent de erfenis van kinderen van twee bedden. „Des satersdaghs na halffasten.”
Boek van Rechte, bl. 3, 6. Guldenboek bl. 2; alwaar nog andere bepalingen omtrent erfenis, o.a. wat man of vrouw bij overlijden uit het gemeene goed vooruit zoude hebben. |
55. | 1327. 2 Junij. |
Bisschop Johan gelast zijnen presbyter of curatus te Campen, op straffe van suspensie, geen mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor den officiaal te Utrecht, aartsdiaken of proosten gedaagd wordt over wereldlijke zaken, en op straffe van excommunicatie, zoo hij daarvoor iemand kwelde of zulks toeliet. „Datum anno dni millesimo „CCCmo vicesimo septimo feria tertia post Penthecostes.” Op perk. met uithangend zegel in rood was. — Privil. bl. 2. |
56. | 1327. 17 Nov. |
Burgermeesteren, schepenen, raad en gemeente van Campen bepalen, dat een burger van Campen buiten de muren wonende, wiens goed 200 p. cleyne of meer waardig is, vóór St. Gereons en Victorsdag (aan den kant staat: d.i. Santganghen) binnen de stad en de muren zal komen wonen, op eene boete van 40 ponden ieder jaar. Zoo lang hij dit niet deed, zou hij voor een gast gehouden worden. Voorts zoude men, op dezelfde boete, geen nieuw huis buiten de muren timmeren of oude huizen verbeteren. „Het jaer ons heren dusent |
„drihondert ende soven ende twentech des dinsedaghes na „sante Martins daghe in den winter.” Aant. in het Boek van Rechte, bl. 59 Verg. Dumbar, Anal. III. bl. 520. |
||
57. | 1327. | Eene verordening van schepenen en raad met de wisheyt der stad omtrent het onderhouden en bewaren van der stad muren.
Boek van Rechte, bl. 10. |
58. | 1328. 7 Mei. |
Bisschop Johan geeft aan de burgers van Deventer, Campen, Zwolle en Hasselt, vrijdom van tol door het land van Twenthe en door al de „stallen”, die daar zijn, zonder eenigen tol of weggeld. Hij gelast zijnen schout van Twenthe, om die burgers en hunne boden met hun goed door de stallen te Rysne en overal elders zonder eenige aftrekking of schatting te laten rijden en varen en hun de boomen te openen. „Geg. to De- „uenter int jaer ons heren M. CCC. en XXVIII des sater- „dages nae Meydach.” Privil. bl. 72. — Afgedr. bij van Hattum, Gesch. van Zwolle, I. bl. 161, en bij Dumbar, Anal. II. bl. 251, K. en W. Dev., I. bl. 495. |
59. | 1329. 22 Julij. |
Verordening van schepenen, raad en meente, dat, zoo eene vrouw of jonkvrouw verleid wierd, door haar heimelijk in een huis te halen of op andere wijze, en zij klaagde daarover, dan zouden allen, die daar mede waren, dat zij verleid werd, vrouw of man, indien zij dit beleden of overtuigd werden, eene straf van lijf en goed lijden. „Op santé Marien Mag- „dalenen daghe.” Boek van Rechte, bl. 28. Guldenb. bl. 8. |
60. | 1329. | Verordening, dat schepenen en raad mombers zullen zetten over hen, die hun goed doorbrengen. Men zoude hen in de kerk afroepen en uit hun goed betalen wat zij vóór dien tijd |
schuldig waren. Zoo zij iemand van den raad of van de mombers daarover met woorden of werken misdeden, zoude men hen in de gevangenis zetten, zoo lang het schepenen en raad behaagde.
Guldenb. bl. 6. |
||
61. | 1329. 18 Dec. |
Bisschop Johan regelt, bij zeggen van den graaf van Henegouwen en Holland, het geschil tusschen hem en Campen over Mastebroek, met vermelding van de wijze, waarop voortaan in twijfelachtige gevallen regt zou verkregen worden, en van de jurisdictie die Campen in Mastebroek hebben zoude, en geen hoog noch laag regt in Zallander marc; voorts, dat partijen zich aan de beslissing van den graaf van Holland zouden onderwerpen. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie „hondert ende neghen en twintecht des mandaghes na sente „Lucien dach.” Op perkament met uithangend zegel in rood was. |
62. | 1330. | Tollijst van hetgeen in de vrijheid van Campen gegeven wordt naar oude gewoonte door hen, die wonen in den lande van Westphalen, te Keulen, tusschen Maas en Rijn, de Oost-Vriezen (naar gelang zij hangroeren hebben aan hunne schepen of niet), des graven luiden van Holland. Die van Wenden, Denemarken, Zweden, Noorwegen en Engeland komen, zouden geven als die van Keulen; de Vlamingers als die tusschen Maas en Rijn.
Boek van Rechte, bl. 48. Afgedrukt in Overijss. Alm. 1838, bl. 210. |
63. | 1331. 25 Julij. |
Schepenen wijzen aan Herman Herinc en Ghessen de gruet voor twee jaren toe. Schepenen zouden hun elk jaer geven 16 p. kl., terwijl Herman en Ghesse aan schepenen alles geven zouden, „dat van dyen crude coemet, — Ende doe Her- |
man ende Ghesse die gruet ghedaen woert, zoe deden zie (de schepenen) oer recht daer toe. Op sante Jacopsdaghe.”
In den oudsten Foliant, bl. 137. |
||
64. | 1331. 11 Oct. |
Verordening omtrent het timmeren van steenen huizen bij de Nieuwstraat of bij den Burgwal, op denzelfden voet als bij de Oudestraat en de Waterstraat met hulp der naburen, die er in de colhouen niet toe gehouden waren, dan vrijwillig. „Vrijdaeghs na sante Gereon en Victor.” Boek van Rechte, bl. 12. |
65. | 1332. | Schepenen van Campen verklaren, voortaan geene leestinge te zullen schrijven in hun boek of met der stad zegel bezegelen. Geen poorter zoude eenen anderen tot borg van geld mogen nemen, daar men op leesten zoude, op de boete van honderd schellingen, gelijk ook hij in deze boete vervallen zoude, die aldus borg werd. „Int jaer ons heren dusent drie- „hondert ende twee ende dertich na zante Michaelisdaghe. In den oudsten Foliant, bl. 138. |
66. | 1332. 27 Maart. |
Johannes Holtzacie ac Stormarie terrarumque Szallandie ac Skanie capitaneus, bevestigt alle vrijheden, gewoonten en privilegiën, welke Campen van vroegere Deensche koningen verkregen had, zoo ten aanzien van de plaats te Skanor „fiit” geheeten, als andere. „Datum anno dni M. CCC. tricesimo secundo „feria sexta post dominicam Oculi mei.” Op perk. met aanhangend zegel in geel was. |
67. | 1333. 20 April. |
Bisschop Johan geeft stadsvrijheid en regt aan Grafhorst, als de steden Zwolle, Hasselt en Genemuiden, welke vrijheid wezen zal tusschen den Oerde en Grafhorster vonder toe. |
„Geg. int jair ons heeren M. CCC. XXXIIJ des dinxedages „na Misericordia dni.” Afschrift in het Boek van Plebisciten ofte Wilkoeren, bl. 92.— Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. bl. 253. |
||
68. | 1334. | Uitgaaf van XL. gr. voor het leggen van tonnen in het Vlie — en van XXXI kl. p. voor gaghelcruit. — Ontvangst van paelgeld van Zutphen.
Oudste Foliant, bl. 145, 178. |
69. | 1334. 21 Febr. |
Twee verordeningen van schepenen en raad met de gemeentè omtrent twisten en gewelddadigheden, zoo van burgers als van vreemdelingen, als: van het bieden en breken van vrede, het maken en breken van zoen, van wonding bij dag of nacht, van verboden wapenen, vechten, te kamp roepen, vlugtelingen, enz. Beide „op sente Petersauent, den men heit „ad Cathedram.” Guldenb. bl. 34—42. Boek van Rechte, bl. 28, 29 — |
70. | 1334. 10 April. |
Willem Degner vertinset aan Conekinne den timmerman voor zeven groten en een halve take wijn sjaars „den vlodic „de leghet neuen dier stede, daer die hercoggen (oorlogschepen) liggen” —„Zond, na de oct. van Paschen.” In den oudsten Foliant, bl. 40. |
71. | 1334. 8 Maart. |
Schepenen verhuren voor zes jaren het veerschip aan Claweszen den roeden en Everde Kannekin, om dat op Paschen eerstk. te leggen aan de korenmarkt. Wanneer men eenen weg heeft gemaakt van Uterwikerberg op het veerstal, dat men dien met een paard rijden mag, zullen zij jaarlijks aan de schepenen een pond grote geven. „Des dingsche daghes na middesvastene.”
In den oudsten Foliant, bl. 259. |
72. | 1334. Sept. |
Adulphus curatus ecclesie in Campen geeft vidimus van de bevestiging der vrijheden en privilegiën van Campen: 1° door bisschop Guido, 30 Sept 1301; 2° door bisschop Frederik, 15 Maart 1318 (N°. 34); 3° door bisschop Johan, 16 Febr. 1323 (N°. 42.) „Anno a natiuitate dni M. CCC. tricesimo quarto in vigilia natiuitatis Marie.”
Op perkament met uithangend zegel in groen was. |
73. | 1335. 5 Febr. |
Verordening tegen het maken van onkosten bij bruiloften. „Dies sondaghs na onser vrouwen daghe toe lichtmisse.” Boek van Rechte, bl. 6, 7, 32. |
74. | 1335. 23 April. |
Schepenen en raad verzekeren heer Boldewin, Johan Scuerzac en Belen, hunne zendeboden naar den koning van Noorwegen, hen te zullen lossen, indien zij in eenige „eengenisse” komen en hen daarvoor schadeloos te houden, uitgezonderd Westfalen, zoo zij daar op de terugreize in kwamen. „Des sonendaghes nae Paeschen.”
In den oudsten Foliant, bl. 137. |
75. | 1335. | Antwoord van schepenen en gemeente te Campen op beschuldigingen van den koning van Zweden en Noorwegen (Magnus Smek), in het Latijn zonder dagteekening.
Op eene rol perkament in duplo, hier en daar eenigzins verschillend. |
76. | 1335. 7 Nov. |
Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, schenkt, op verzoek van zijn echtgenoot, aan de burgers van Campen vergiffenis wegens hunne buitensporigheden, het vorige jaar op de markten te Skanor in Schonen gepleegd, met belofte van verdere bescherming. „Datum apud castrum nostrum „Bawaehus anno d° M. CCC. XXX quinto feria tercia proxi- „ma ante festum beati Martini episc. et conf. |
Op perkament met uithangend zegel in groen was. Vidimus in 1336. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. N°. 111. | ||
77. | 1336. 4 Mei. |
Albertus investitus ecclesie in Campen geeft vidimus van den brief van bisschop Johan van 14 Mei 1323 (N° 44), waarbij de privilegiën en vrijheden van Campen door dezen bevestigd worden. „Datum et actum anno dni M. CCC. tricesimo sex- „to sabbato post invencionem sancte crucis.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
78. | 1336. 31 Mei. |
Albertus investitus ecclesie geeft vidimus van den brief van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen van 7 Nov. 1335 (N° 76). „In Campen anno dni M. CCC. XXXVI „feria sexta post diem Sacramenti.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
79. | 1336. 18 Aug. |
Magnus, Koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, ofschoon tijdens zijne krooning alle privilegiën hoegenaamd herroepen hebbende, vergunt aan Campen om als van ouds te mogen hebben en te bezitten de plaats op de markt te Skanor tusschen het kasteel en „hvyll” gelegen, en zulks op verzoek van Johannes dictus Skursak en mag. Henricus rector Skolarum, „Datum Vpsalie anno dom. mill. CCCXXXVJ dominica infra „octauas assumpcionis beate Virg. Op perk. Het zegel afgevallen. Vidimus 1 Sept. en in 1403. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 115. Verg. Sart. II. s. 347. |
80. | 1336. 31 Aug. |
Johannes prior Ludh. ord. fr. pred. geeft vidimus van den vorigen brief (N°. 79.) „Anno dom. M. CCC. XXX sexto „sabbato proximo post diem decoll. sci Johannis Ludhosie in „conuentu mee habitationis.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
81. | 1338. 31 Mei. |
Bisschop Johan vergunt aan de schepenen en burgers van Campen, dat zij hunne koeren, die hun in Mastebroek vervallen, zelve mogen uitpanden, gelijk de gezworenen van Voerst, behoudens het regt van hem en van een iegelijk, en zulks tot wederzeggen. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie- „hondert en acht en dertich op ten Pinxterdach.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66. |
82. | 1339. 8 Mei. |
Bisschop Johan neemt aan en bevestigt eenige hierbij genoemde giften en schenkingen van goederen „ad altare Sec. „misse in ecclesia parochiali — in honore S. Pauli apost. et„b. Barbare virg.,” welke goederen en gelden als kerkgoederen zouden opgenomen worden, behoudens het regt der parochiale kerk. „Datum anno dni M. CCC. tricesimo nono „sabbato post ascensionem.” Op perkament met uithangend zegel in rood was. — Op den rug: van sanct Barbare vicaria in Sanct Nicolauskercke. |
83. | 1339. 15 Aug. en 10 Oct. |
Benne Peterswijf van der Kemenaden begiftigt bij testament onderscheidene geestelijke gestichten en personen, o.a. toe ter timmeringhe der menrebroderen XX p. — Gebod om in de broederstraat geene vensteren noch banken noch palen te maken buiten het huis, aan geene zijde der straat. — „Toe onser Vrouwen misse deer erre” — en „toe Zantganghen.”
Oudste Foliant, bl. 55 en 137. |
84. | 1339. 13 Dec. |
Bisschop Johan verklaart, dat het hem lief en met zijn consent is, dat de burgers te Campen den dijk te IJsselmuiden mede aanvangen en daartoe gelden, tot zijn wederzeggen toe en niet langer. „Int jaer ons heren M. CCC. neghen „en dertich op sente Lucien daghe.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66. |
85. | 1340. 1 Junij. |
Albertus de Varenholte curatus eccl. geeft, met toestemming van deken en kapittel te Deventer, aan Everhard dicto Vloet en Henricus dicto Vyeracker, in erfpacht een stuk gronds der kerk, zich tot vijftig voeten van de straat uitstrekkende, om er twee huizen op te bouwen, tegen acht brab. solidi voor elk huis jaarlijks te betalen. „Datum anno dni M. CCC. quadragesimo in octaua ascensionis ejusdem.”
In den oudsten Foliant, bl. 58. |
86. | 1341. | Verbod van alle spel, daar men geld mede verliezen kan, „alle dobbelinghe, al boeten, al raeden, alle kekelinghe, jof „in dat vaet winnen, jof omme dat lach toe quitene, bij „100 schell.” Oudste Foliant, bl. 133. |
87. | 1341. | Verordening met de gemeente, dat men, in een zeker gedeelte van de stad kerkwaarts, vóór S. Michiel over een jaar de huizen met steenen dekken zal, bij 40 ponden, of men zal de huizen afbreken of ontdekken. Ter tegemoetkoming zou men voor elke duizend deksteenen 18 gr. vergoeden.
Oudste Foliant, bl. 134. |
88. | 1341. 18 Junij. |
Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, verklaart, dat schepenen, raden en gemeente van Campen zich met hem ten aanzien der tegen zijne onderdanen gepleegde buitensporigheden verdragen hebben, en dat hij, met vergiffenis daarvan, hen, wanneer zij met hunne waren in zijn rijk komen, in bescherming neemt, met verbod aan al zijne ambtenaren, om hun eenige hindernis aan te doen. „Datum Stok- „holmis anno do. M. CCC XL primo in vigilia apost. Petri „et Pauli.” |
Op perk. met ’s konings aanhangend zegel in geel was, doch bijna verdwenen. — Vidimus in 1343 en 1345. | ||
89. | 1341. 28 Junij. |
Magnus, koning van Noorwegen, Zweden en Schonen, bepaalt, op verzoek van Lambertus Boldewini en Thomas Thoautzslager, gezanten van Campen, voor de kooplieden en schippers dezer stad, bij de haringvangst, den tol voor elk last op 6 denariën „nouorum et legalium sterlingorum”, het getal der lasten bij eede te bepalen door den schipheer, den stuurman en twee andere mannen van hetzelfde schip, die de tollenaar meende te mogen aannemen. „Datum Stokholmis in vigilia aposto- „rum Petri et Pauli anno domini M. CCC. quadragesimo „primo, anno regni nostri Noruegie vicesimo secundo.” Op perkament met beschadigd zegel in geel was. — Vidimus in 1348. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. No. 151. |
90. | 1341. 28 Junij. |
Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, bevestigt aan de burgers van Campen de regten en vrijheden, die zij ten tijde van koning Waldemar van Denemarken op Schonen hadden. „Datum Stokholmis anno dni M. CCC. XL. primo „in vigilia apost. Petri et Pauli.” Op perkament met gedeeltelijk nog aanwezig aanhangend zegel in geel was. — Hierbij een vidimus van Johannes abbas monast. b. Marie virg. in Dickeninge „vicesima sexta die mensis Aprilis” (zonder jaartal) met uithangend zegel in groen was. — Nog een vidimus in 1348. — bij Sartorius, II. s. 364—367, afgedrukt naar een vidimus van fr. Volkers Blaewater gard. conu. Camp. ordinis minorum, in het archief te Lübeck. |
91. | 1341. 28 Junij. |
Magnus, koning van Noorwegen, Zweden en Schonen, bevestigt, op verzoek van Lambertus Boldewini en Thomas Touslagher, gezanten van Campen, de bepalingen van den vrede, XVIJ kal. Nov. 1286 te Bergen met zijnen oudoom Erik gesloten en door zijnen moederlijken grootvader Haquin bekrach- |
tigd, met bijvoeging van eenige vrijheden in het rijk van Noorwegen, dezelfde, die reeds in de charters van 6 Julij 1294 en 27 Julij 1305 voorkomen. „Datum Stokholmis in „festo beatorum apostolorum Petri et Pauli anno dni M. CCC. „quadragesimo primo anno autem regni nostri Norwegie vice- „simo secundo.” Naar een vidimus van Volkerus Blaewater gard. conv. Campensis ord. fr. min., van 13 Mei 1362, op perkament met een zegel in rood was, gedeeltelijk gebroken. |
||
92. | 1342. 27 April. |
Getuigenverhoor, opgegeven aan Laurens Pousart, „sage en droit lieutenant en la chastellerie de la Rochelle”, enz. door Michel Bernon de Lambile, „notaire public de l’autorité „royal” en Thomas de Mutreci, ten aanzien van het nemen, plunderen en gedeeltelijk ombrengen der manschap van twee Camper schepen, genaamd het welvaren van Campen, gevoerd door Gillebert Ague, en Blomendal, gevoerd door Willem Blomendal, welke schepen, met wijn beladen, op St. Jorisdag (23 April) door eene bende van omtrent 350 gewapende Spanjaarden aangevallen werden, van welke getuigenissen hier een breedvoerig verslag wordt gedaan. In het Fransch. „Fait et „donné en la Rochelle le semady emprès la feste de S. Marc „l’ an de grace mil CCC quarante et deus.” Op twee aan elkander gevoegde stukken perkament met uithangend kon. zegel aan een rood koord in bruin was, en een kleiner, mede in bruin was, van den notaris, terwijl „T. de Mutreceyo” het geteekend heeft met zijn „marque acoustumée.” |
93. | 1342. 15 Aug. |
Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, bevestigt aan de burgers van Campen al de regten, welke zij van zijne voorgangers, t.w. van koning Waldemar en anderen verkregen hadden, en staat hun dezelfde regtsbedeeling (jurisdictiones), welke zij op Schonen gehad hadden, ook te Koppenhagen, Dracor (op Amak} en Reueshol (aan de zuidkust |
van Seeland) toe. „Datum ante castrum Kalinghenborch anno „dni M. CCCXL secundo in die assumptionis Marie.”
Op perkament met uithangend zegel in groen was. — Afgedrukt bij Sartorius, 1I. s. 371, alwaar, in plaats van Reueshol, Redesholt gelezen wordt. Zie s. 742. |
||
94. | 1342. 27 Aug. |
Waldemar, koning der Denen en Slaven, hertog van Esthland, geeft aan alle kooplieden en visschers vrijgeleide om in zijn rijk te komen, er hun bedrijf te doen en van daar terug te keeren. „Datum Hafnis anno dni M. CCC. XL sec. in „profesto b. Augustini episc. et conf.” Op perkament met uithangend zegel in geel was. |
95. | 1342. 25 Nov. |
Willem grave van Henegouwen, Holland enz. bevestigt aan de kooplieden van Campen de vrijheden, hun door zijnen vader den 7 Mei 1322 (N°. 42) gegeven. „In die Hage op „sente Katerinendach int jaer ons heren dusent drie hondert „twee en viertich.” Afschrift onder N°. 42. |
96. | 1343. | Verordening omtrent het deelen van erven in de lengte, zoo dat het minste 14 hamervoeten breed is, twee hamervoeten voor eene Lubesche elle gerekend, het timmeren en verhuren van huizen daarop en het betalen van tins.
Boek van Rechte, bl. 24. Guldenb. bl. 13. — Verg. Bondam, Charterb. bl. 24. |
97. | 1343. 6 Mei. |
Bisschop Johan van Arkel belooft die van Campen te zullen bewaren en beschermen bij alle regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij ten tijde zijner voorgangers tot dezen dag hadden bezeten. „Datum in castro de Gorin- „chem anno mill. trecentesimo quadragesimo tertio die sexta „mensis Maij.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. |
98. | 1343. 26 Julij. |
Bisschop Johan verbiedt den presbyter seu curatus eccl. te Campen, op straffe van suspensie, om eenig mandaat aan te nemen of uit te voeren, waarbij iemand van Campen voor den officiaal te Utrecht, den aartsdiaken, of proosten gedaagd wordt, in zaken, die door den wereldlijken regter en wettelijke getuigen kunnen beslist worden, en op straffe van excommunicatie, zoo hij iemand daarover kwelde of liet kwellen. „Da- „tum Traj. anno dni M. CCC. XL tertio vicesima sexta die „mensis Julii.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. |
99. | 1343. 27 Julij. |
Bisschop Johan vergunt aan schout en schepenen te Campen, om elken misdadiger, dien zij als misdadig kennen, binnen die stad te rigten. „Gheg. te Utrecht int jaer ons heren „dusent drie hondert drie ende veertich des sonnendaghes na „sunte Jacobsdach.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 66. |
100. | 1343. 4 Aug. |
Albertus de Varenholte, curatus eccl. Campensis, geeft vidimus van den brief van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen, van 28 Junij 1341 (N° 88), waarbij deze verklaart met die van Campen wegens vroegere twisten en vijandelijkheden tusschen hem en zijne onderdanen verzoend te zijn, en hun vrede en veiligheid verzekert. „Datum anno dni M. „CCC XL tertio feria secunda ante Laurentii mart.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Nog een vidimus in 1345. |
101. | 1343. 13 Aug. |
Dirc, tollenaar en burger te Staveren, belooft, dat hij noch zijne erfgenamen en nakomelingen van eenigen poorter te Campen tol te Staveren van des bisschops wege eischen of nemen zal. „Gheg. in den jaer ons heren dusent driehondert |
„drie en viertech des wundesdaghes voir onser Vrouwen as- „sumpcio.” Op perkament met aanhangend zegeltje in groen was. — Privil. bl. 67. |
||
102. | 1344. 17 Sept. |
Dirk tolnaer en Oytgher broders, Ghelmaer tolnaer junge Euekens broder, Tideman, Ghelmaer en echter Ghelmaer broders, junge Eueken kinder, beloven aan hunne goede vrienden, de schepenen en raad van Campen, van geenen poorter aldaar, te Staveren tol te eischen, te nemen of te laten nemen, welken tol zij van hunnen heer te Utrecht te leen houden. „Gheg. int jaer ons heren dusentich dry hundert vyer en „vyertich op zente Lambertsdach.” Op perk. met zes uithangende zegeltjes in groen was. — Privil. bl. 67. |
103. | 1345. 29 Maart. |
Arnoldus guardianus conuentus fr. min. te Campen en Albertus curatus paroch. eccl. aldaar, geven vidimus van het charter van koning Magnum van Zweden, Noorwegen en Schonen van 28 Junij 1341 (N° 88). „Anno dni mill. trecentesimo quadragesimo quinto feria tertia post annunc. b. Marie virg.”
Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
104. | 1345. 23 Aug. |
Bisschop Johan schrijft aan heer Albert, pastoor te Campen, dat schepenen en raad voornemens zijn, hun rigthuis bij den kerkhof af te breken en een nieuw te bouwen, en dat zij tot dien bouw een’ hoek van den kerkhof noodig hebben, alsmede een ander stukjen om eene te naauwe straat te verbreeden, waartoe zijne toestemming door hen gevraagd is, en verzoekt berigt, of zulks zonder bezwaar en krenking van iemands regt kan toegestaan worden. „Datum anno dni M. CCC. quadra- „gesimo quinto in vigilia b. Bartholomei apostoli” Afschrift in het Privilegieboek, bl. 67. |
105. | 1346. 30 Junij. |
De kapittelen te Utrecht vergunnen aan bisschop Johan de voorslagen in Drenthe, Twenthe, Salland en langs de Vecht en in het algemeen over den IJssel, tot zijne tafelgoederen. „Datum mensis Junii die ultima anno natiuitatis „domini M. CCC. XLVI ” Afschrift in Div. A. bl. 96. — Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. p. 268. |
106. | 1347. 1 Sept. |
Willem hertog van Beijeren, verbeider, verleent aan alle burgers van Campen met al hunne goederen tolvrijheid in zijne landen, met last aan zijne tollenaren om hen tolvrij te laten varen, en zulks tot wederzeggen toe. „Gheg. in die „Haghe opten ersten dach van September int jaer ons heren „M. CCC. zeven ende viertich.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Als transfix gehecht aan den bevestigingsbrief van hertog Aelbrecht in 1360. — Verg. Schwartzenberg, I. bl. 204. |
107. | 1348. | Verordeningen omtrent Waterregt, Schippers en Schepen.
Boek van Rechte, bl. 14—21, 23. Guldenb. bl. 17—25. |
108. | 1348. 4 Julij. |
Fr. Lambertus conv. fr. min. in Campen gardianus en Albertus eccl. parochialis curatus geven vidimus der twee brieven van koning Magnus van Zweden, Noorwegen en Schonen, te Stokholm, 28 Junij 1341, omtrent de regten en vrijheden van Campen in Schonen en den tol bij de haringvangst (N°. 90 en 89.) „Datum anno domini M. CCC. XL octauo mensis „Julii die quarta. Op perk. met twee uithangende zegels in groen was. |
109. | 1349. 9 Mei. |
Burgerm. en schepenen huren tot een gruythuys Peter Odenzoens huis met hof en werf voor vier jaren, elk jaar voor 12 p. „Des dinxdages in den Cruysdagen.”
Oudste Foliant, bl, 249. |
110. | 1349. 2 Julij. |
Lambertus gardianus conv. fr. min. en Albertus curatus eccl. geven vidimus van den brief van koning Erik van Denemarken, te Lund 16 Aug. 1298 (N°. 9). „Datum anno do- „mini M. CCC. XL. nono feria quinta post festum sanct. „Petri et Pauli apost.” Op perkament met aanhangende zegels in groen was. |
111. | 1350. | Opgave van eenige stukken lands, aan de stad Campen behoorende.
Oudste Foliant, bl. 103. |
112. | 1350. | Ordonnantie op het Telampt. „Die dat telampt huyrt sullen „dat diep met baken verwaren alse woentlic is ende dar van „sullen sie weder hebben van elken scepe eene oelde placken.” — Ordonn. op dat Vleyschrecht en van den Visschen. Oudste Foliant, bl. 232, 236. Collect. bl. 126, 127. |
113. | 1350. | Vernieuwde verordeningen tegen twisten en vechterijen tusschen burgers en gasten, tusschen burgers onderling, over het bieden van vrede en het maken van zoen bij doodslag.
Boek van Rechte, bl. 25, 26, 28. Guldenb. bl. 42—45. |
114. | 1350. 26 Jan. |
Clays Snellekens, schulte, Clays van Hasselt en Herman Euerdss. schepenen verklaren, dat Henr. Snaghe en Wobbe zijn wijf hun huis en erf te Bronope met eenig land tot eene eeuwige kapel en herberg, vooreerst hunner arme vrienden en voorts van arme schipmans en andere arme luiden, gegeven hebben, en begeeren, dat dit huis gesticht zij ter eere Gods en van den goeden S. Juriaan; dat er een priester dagelijks misse en godsdienst in doen zal, met tegemoetkoming der goede lieden van Bronope, tot troost der arme lieden in het huis en der kranken in het dorp. Zij kiezen daartoe uitvoerders van hunnen wil na hun dood. „Geg. int jaer ons |
heren M. CCC. en vijftich des dinxedaghes na zante Pauwelsdagh conuersio.”
Afschrift in den oudsten Foliant, bl. 72. |
||
115. | 1350. 4 Junij. |
Lambertus gard. conv. fr. minorum te Campen geeft vidimus van den brief van koning Waldemar van Denemarken van 5 Sept. 1326 te Worthingborgh (N°. 53). „Datum anno dni „M. CCC. quinquagesimo mensis Junii die quarta.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
116. | 1350. 19 Nov. |
Gerlof Morre, raadsgezel, geeft na zijnen dood aan het H. Geest-huis zes akkers lands te Staphorst met het huis daarop, en schepenen en raad geven hem voor zijn leven eene geheele provende in het huis „ende mit dier preester tafele — ende mit „dien preesteren te wonen,” onder voorwaarde dat de akkers en het huis eeuwig aan het voorn. huis blijven, zonder wederzeggen zijner erfgenamen. — „Geg. int jaer ons heren dusent „driehondert ende vijftich op sante Pontiaens dagh.” Oudste Foliant, bl 72. |
117. | 1351. 22 Jan. |
Verordening omtrent het breken van trouwbeloften, dat een burger zich van deze beschuldiging vrij konde maken, indien hij bij zijnen eed en dien van elf medevolgers, burgers en goede knapen, waar maakte, dat hij bij de jonkvrouw of vrouw niet geweest was „in natuyrliken saken waer bi de „echtscap mit gode nyet staen en mochte.” — „Satersdaeghs „nae sante Agnetendaghe.” Volgen, zonder jaartal, verordeningen tegen het vechten van een’ schepen met eenen anderen of met eenen raad op het schepenhuis of in het regthuis, op verlies van het schependom; — over gifting na bruidbrieven — over erfenis van vreemdelingen — dat men meten zal met gebrande maten der stad — dat lieden uit het land van Gelre in zaken van huwelijks– |
voorwaarden niet getuigen zullen, omdat die van Campen in Gelre en met name te Zutphen niet toegelaten waren — hoe men hoorige lieden aanspreken en winnen zal — dat keurmedige lieden bij hun dood geven zullen één van hunne beste kleederen, of een ring of één der beste paarden, en volscharige lieden al hun roerend goed, maar al wat aardvast en nagelvast is erven zal binnen de vrijheid op het naaste lijf, enz.
Boek van Rechte, bl. 7-9. Guldenb. bl. 6, 7, 8, 33. |
||
118. | 1351. 6 Oct. |
Bisschop Johan magtigt den rector van het hospitaal van den H. Geest te Campen, om misdadige geestelijken, van welke orde of staat, die binnen het territoir der stad misdrijven doen, om welke zij gevat moeten worden, te vangen en onder zéker geleide naar het slot te Vollenhove aan den schout te doen overbrengen, des noodig met inroeping van den wereldlijken arm. „Datum anno dni M. CCC. quinqua- „gesimo primo mensis Octobris die sexta.” Privileg. bl. 67. |
119. | 1352. 14 Febr. |
Verordening, dat, zoo eenig schipman bij de reize vaart met Camper burgers en zijn schip ontlast te Schonen, die komt van Riga, Revel, Pernau, Stockholm en Lübeck, dien zal men zijn loon verbeteren met 12 olde gr., van Gothland en van Pruissen met 9 olde gr., van Colberg en alle Wendesche steden met 6 olde gr., ten ware de schipheer andere voorwaarden gemaakt had met zijne schipmans. — „Op sente „Valentynsdach.” Guldenb. bl. 25. |
120. | 1352. 15 Febr. |
Overeenkomst met Johan van Ryntelen van Mynden om stads schrijver te zijn. „Des wonsdaghes na sente Valentins daghe.”
Oudste Foliant, bl. 147. Verlengd in 1358, bl. 149. |
121. | 1352. 6 Mei. |
Bisschop Johan verklaart, met de drie steden overeengekomen te zijn, voor den tijd van drie jaren, dat niemand „in Zallandischen Rechte tusschen Holtheen, Nyen- „steden ende Emelwerden,” of ook buiten zijnen lande voors. eenige burgen, voorburgen, steden of ander veste timmeren, maken of vermeerderen, begraven of vestigen zoude zonder zijn consent en dat der steden, uitgezonderd de burgen te Voerst en te Rechteren, die in deze voorwaarden niet begrepen waren. Zij zouden dit niet alleen keren met alle magt maar ook hen, die eenigen burger of koopman ving, beroofde of schade deed, wederstaan en dat wreken, met andere bepalingen daaromtrent. „Geg. int jair ons heren duysent drie- „hondert twee ende vyftig op sente Johansdach als men scrij- „uet Johannes ante portam Latinam.” Afschrift op papier. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 166. |
122. | 1355. Julij. |
Schepenen en raad verordenen, dat Johan de Crudener geene blanke wijnen of roode wijnen tappen zal, en dat hij „nae „slaepeclocken geen clareyt of moraet of granaet” tappen zal, op honderd schellingen. Voorts van de „clareyt, moraet, granaet,” andere dranken, die hij tapt, zal hij aan de stad geven als de apothekers te Utrecht geven, d.i. den negenden penning, en die dranken niet duurder tappen, dan men te Utrecht doet. Wat hij als apotheker maakte zoude hij regtvaardig maken en voor redelijk geld. „Int jaer ons heren „M. CCC. vyf ende vyftich des saterdaghes na sante Peter „ende Pauls daghe.” In den oudsten Foliant, bl. 74. |
123. | 1355. 21 Julij. |
Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, scheldt aan die van Campen alle boeten en straffen kwijt wegens moord, brand en andere misdrijven, op de markten te Skanor in 1352 en elders vroeger gepleegd, met belofte van hun |
desniettegenstaande hunne regten en privilegiën te laten behouden. „Datum Helsingborgh anno dni M. CCCL quinto „in profesto b. Marie Magdalene.”
Op perk. met uithangend zegel in geel was. — Vidimus in 1363. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. I. N°. 222. |
||
124. | 1356. 30 Junij. |
Willem, hertog van Beijeren, grave van Holland enz., verklaart, op de daarbij vermelde voorwaarden verzoend te zijn met bisschop Johan van Arkel. „Gheg. opte Hoegewoert bi „Utr. des naesten daghes na sinte Peters en sinte Pauwels- „dach int jaer ons heren M. CCC. sesse en vyftich. Afschrift op papier. — Afgedr. bij van Mieris, III. bl. 1. |
125. | 1357. 6 Junij. |
Schepenen van Campen verklaren, als scheidsregters tusschen Johan van Kuenre, ridder, en de stad Hamburg, wegens den doodslag aan zijnen knaap Jacob Vlanderman gepleegd, na den afgelegden zuiveringseed van burgers van Hamburg, waarbij Johan voorn. tegenwoordig was, dat de stad Hamburg onschuldig en door haar geen vrede aan den heer van Kuenre gebroken is; zij schelden de elkander toegebragte schade kwijt en bevelen voortaan vrede en vriendschap. In het Nederd., maar aan het slot: „Actum et pronunciatum anno dom. M. „CCC. quinquagesimo septimo feria tertia post octauas Pen- „thecostes. Afschrift op papier. |
126. | 1357. 5 Aug. |
Verordeningen omtrent vechten op den hove, schuldvorderingen, pandingen. „Ssaterdages nae sente Peters ad vincula.”
Boek van Rechte, bl. 21, 22. Guldenb. bl. 49, 50. |
127. | 1359. | Verordening omtrent de onkosten bij bruiloften, bij geboorte en sterven, tegen het zenden of brengen van geld op Kersavond buiten het eigen huis, tegen het geven van weggen of geld aan kinderen in de kruisdagen vóór Pinksteren, het |
welkom heeten in huizen, oud of nieuw, en het planten van meiboomen. Boek van Rechte, bl. 7, 23, 24. Guldenb. bl. 86, 101. | ||
128. | 1359. 11 April. |
Keizer Karel IV. bevestigt den giftbrief van keizer Hendrik omtrent Groningen, in 1040 aan de kerk van Utrecht gegeven. „Datum in Maguncia anno dni millesimo tricentesimo quin- „quagesimo nono IIJ. Idus Aprilis, etc.” Afschrift in Foliant II. bl. 9, met dat van den giftbrief in 1024. — Afgedrukt bij Driessen, Mon. Gron., bl. 211—216. Verg. van Mieris, III. bl. 86. |
129. | 1359. 8 Junij. |
Dyderic Roede, sculte, Dyderic Klinghe en Aelt Schelewart, schepenen te Campen, verklaren, dat Herman van Monster en Ermghart zijn wijf ontvangen hebben van Gheredt van Oenden het erve, gelegen in Gheredts strate van der Aa, tegen eenen jaarlijkschen tyns van 3 p. swart payments en een mengelen wijns, en zullen bovendien hebben en waren drie voeten dijks in den Volmer. „Gheg. int jaer ons heren „dusent dry hondert neghen en vyftich op Pyncsteren auendt.” Op perkament met drie uithangende zegeltjes in groen was. — Gheert van der Aa stichtte, in 1329, voor zijn zoon Nikolaas een altaar in de kerk van Campen en begiftigde het met „vijf coen graes” op Urk. In 1340 werd aan Nikolaas, broeder van St. Jansorde, bij boedelscheiding uit de vaderlijke erfenis toegewezen „dat |
130. | 1359. 8 Junij. |
Schout en schepenen van Campen voorn. verklaren, dat Tydeman van Scuttorp en Nenne zijn wijf van Gheredt van Oenden ontvangen hebben een erf in de Nieuwstraat tegen een jaarlijkschen tyns van drie p. swart payments en een men- |
gelen wyns; voorts zouden zij hebben en waren drie voeten dijks in den Volmer. „Geg. als boven.”
Op perkament met drie aanhangende zegeltjes in groen was. |
||
131. | 1359. 15 Nov. |
Lodewijk grave van Vlaendren, hertoghe van Brabant, grave van Nevers, van Rethel en heer van Machline, belooft aan de burgers van Campen zoodanige punten van vrijheden, als bij zijnen raad en steden ter dagvaard van Orsle overeengekomen was, en zoo den Oosterlingen eenige meerdere vrijheid verleend wierd, hij gelijke bezegeling daarvan geven zoude, waarop de burgers van Campen vrijelijk in zijn land van Vlaenderen met hunne goederen en koopmanschappen zouden mogen varen en keer en. „Gheg. te Male den XV dach van „Nouember int jaer ons heren M. CCC. neghen en vichtich. „Bi minen here in sinen raet, present sinen steden. Th. Lamb.” Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Vidimus in 1394, 1407 en 1436. |
132. | 1360. 8 Dec. |
Aelbrecht van Beijeren bevestigt aan zijne goede vrienden de burgers van Campen de vrijheden, die hun zijn broeder Willem van Beijeren gegeven heeft en zijn brief inhoudt, „daer „onse jeghenwordige lettre doersteken is”, en zulks tot wederzeggen toe; maar bij wederzeggen zoude deze gratie duren een vierdel jaars daarna. „Gheg. in den Haghe des dinxen- „daghes vp onser Vrouwendach concepcio int jaer ons heren „M. CCC. ende tsestich.” Op perkament met een uithangend zegel in bruin was en den brief van hertog Willem van 1 Sept. 1347 (N°. 106) als transfix. |
133. | 1361. 13 Mei. |
Lodewijk, graaf van Vlaenderen, enz. verklaart, dat het bij hem, bij zijnen raad en bij de drie steden Gend, Brugge en IJperen en bij het gemeene land bepaald is, dat, zoo iemand |
eenigen burger van Campen of zijnen knaap ter dood bragt of verminkte, zij dien houden mogten zoo lang tot er de regter of de wet bijkwam, en dat men dien justicieren zoude lijf voor lijf en lid voor lid; desgelijks zou men ook doen omtrent den dief, die het goed der voorm. kooplieden stal. Dit statuut zou men vernieuwen en uitgeven in de drie steden en het land van Vlaenderen, met belofte om het te houden ten eeuwigen dage, en bijzonder voor de goede lieden van Brugge, „ouermits dat zijt niet beseghelen en moghen.” — „Gheg. in onse stede van Ghend den XIIJ dach van Meije „int jaer ons heren M. CCC. een en sestich.” Op de vouw: „Aldus voren gheconsenteert bi minen heer in sinen raet pre- „sent sinen goeden steden. Th. Lamb.” Op perkament met aanhangend zegel des graven in geel was. — Priv. bl. 51. — Een dergelijke brief in 1360 aan de kooplieden van het R. Rijk, bij Sartorius, II. bl. 482. |
||
134. | 1361. 13 Mei. |
Lodewijk voorn. bepaalt, op verzoek der steden Gend, Brugge en IJperen, eene ordonnantie van makelardie voor de burgers van Campen, van het loon der makelaars omtrent de goederen, die daarbij worden opgenoemd. „Gheg. in onse stede „van Ghend den dertiensten dach van Meye int jaer ons heren „dusentich CCC. een ende zestech. Aldus voren enz.” Op perkament met aanhangend zegel des graven in geel was. Privileg. bl. 50. — Verg. over dit en de volgende stukken die bij Sart. II. s. 468—471. |
135. | 1361. 13 Mei. |
Lodewijk voorn. geeft, op verzoek van de steden Gend, Brugge en IJperen, aan de burgers van Campen het groot privilegie van handel in Vlaenderen. „Gheg. in onse stede van Ghend „den dertienden dach van Meye int jaer ons heren dusentich „drie hondert een ende zestich. Aldus voren ,” enz. Op perkament met ’s graven aanhangend zegel in geel was. — |
Vidimus in 1405 en 1407. — Privil. bl. 46. — Hierbij gelijktijdig afschrift op perkament: „dyt es dat recht, dat die greue van Vlan- „dern dien borghers van Campen ghegeuen ende beleuet heeft bij „raede ende consente ziener dryer stede,” enz. |
||
136. | 1361. 23 Mei. |
Burgerm., voogd, schepenen, raad en alt commun van de steden Gend en IJperen verklaren ook, dat het geordonneerd is bij Lodewijk graaf van Vlaenderen enz., bij zijne drie steden en zijne gemeene luiden van Vlaenderen, dat zoo iemand, enz. (als °N. 133.) „Den XXIIJsten dach van Meye „int jaer ons heeren als men screef dusentich drie hondert „een ende tsestech.” Op perkament met het groot zegel der steden Gend en IJperen uithangend in groen was. |
137. | 1361. 23 Mei. |
Burgerm., voogd, schepenen, raad, dekene, vinders, gezworenen en alt commun van de drie steden Gend, Brugge en IJperen, bepalen voor de burgers van Campen de makelardie van hunne goederen en koopmanschappen, als boven (N°. 134). „Int jaer ons heren als men screef syn incarn. du- „sentich driehondert een ende zestich op den drie en twin- „tigsten dach van Meye.” Op perkament met drie aanhangende groote zegels der steden Gend, Brugge en IJperen. — Vidimus in 1401. |
138. | 1361. 23 Mei. |
Burgerm., voogd, schepenen, raad, dekene, vinders, gezwoornen en al ’t commun van de drie steden Gend, Brugge en IJperen, geven aan de burgers van Campen groot privilegie van handel in Vlaenderen, overeenkomende met dat van den graaf (N°. 135). „Int jaer ons heren dusentich driehondert een ende „tsestich vp den drie ende twintichsten dach van Meye.” Op perkament met aanhangend zegel der drie voorn. steden in groen was. — Vidimus in 1397. |
139. | 1361. 21 Julij. |
Bisschop Johan van Arkel belooft aan de drie steden, dat hij, het kasteel Arkelstein gebouwd hebbende, het eeuwiglijk in handen en magt des bisschops en der kerk van Utrecht houden zoude; dat hij het niet zou vervreemden; dat hij en zijne ambtenaren en degenen, die er op wonen zouden, de kooplieden en hun goed, dat door het land gevoerd wierd, niet zouden bemoeijelijken; dat alle volgende bisschoppen het vóór hunne huldiging met bezegelde brieven zouden bevestigen. Aan elk der drie steden zoude een bezegelde brief als deze worden uitgereikt. „Gheg. tot Deuenter int jaer ons „heren dusent drie hundert een ende tsestich vp sente Marien „Magdalenen auunt.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 67. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 169, bij Dumbar, Anal., II. bl. 291, en K. en W. Dev., I. bl. 522. |
140. | 1361. 10 Oct. |
Bisschop Johan en Eduard hertog van Gelre maken een zoen tusschen Willem heer van Bronchhorst en Campen en tusschen Zutphen en Campen, na den gevoerden oorlog. „Geg. „tot Apelteren int jaer ons heren M. CCC. LXI des sonnen- „dachs op sente Victorisdach.” – Afschrift in Divers. A. 160. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 294. |
141. | 1362. 2 Febr. |
Verordening met de gemeente, dat elk burger bij zijn leven een’ of meer mombers over zijne kinderen of erfgenamen zetten mag, mits burgers en binnen de stad wonende. „Op onser „Vrouwen lichtmissen.” Boek van Rechte, bl. 6. |
142. | 1362. 25 Junij. |
Bisschop Johan belooft aan de stad Campen en hare burgers bescherming en verdediging tegen allen, die haar zouden willen beschadigen; dat zij geenen tol geven zouden binnen het Sticht, uitgezonderd de sluispenningen tot den Gheyne en |
de dijkpenningen te Nijewervaert; dat men hunne driftige goederen te Vollenho of elders in het Sticht zou laten volgen. Voorts zoude hij niet verbieden binnen het Sticht hunne brieven te bezegelen, het zij van indagingen (ladingen) of van eenige andere brieven, het geestelijk geregt rakende. Niemand zou des anderen misdaad beteren. Vervolgens vergunt hij hun, dat zij in hunne stad eenen koerman en cijs hebben zouden, „wanttet ghelt wandelbaer is.” Hij laat hun verder alle regt en gewoonte volgen, dat hun schepenen en raad met hunnen eed wilden behouden. Zoo hun eenige oorlog of aanspraak kwam ter oorzaak van den tegenwoordigen oorlog tegen den heer van Voerst, dat wilde hij naar zijne magt verhinderen en het goed, dat hun van zijne vrienden genomen was, weder doen geven. Hij zoude niemand van hunne vijanden veiligen binnen hunne stad of vrijheid, buiten hun verlof. In het geheele Sticht zou men hun op hunne begeerte landregt doen, en eindelijk wilde hij geen der vroegere brieven wederroepen hebben. „Ghegeuen tot Zwolle int „jaer ons heren dusent drye hondert twe ende tsestich des „anderen daghes nae sinte Johansdaghe baptiste in den zo- „mer.” Op perkament met groot uithangend zegel in rood was. — Priv. bl. 12 en 68. |
||
143. | 1362. 21 Aug. |
Waldemar, honing der Denen, Slaven en Gothen, bevestigt de vrijheden en privilegiën, die de burgers van Campen ten tijde van koning Abel en andere koningen van Denemarken0 verkregen hadden, door zijnen vader Christoffel en diens broeder Erik, in hunnen voorspoedigen en gelukkigen staat bekrachtigd, en doet zulks op verzoek van de gezanten Gotswinus Ludulfi Peregrini en Everhardus dicti Boezen. „Anno „domini mill0 CCC. sexagesimo secundo dominica proxima „post festum assumpcionis beate virg Marie in parlamento „Danorum toe Kalundborgh celebrato.” |
Op perkament met afhangend kon. zegel. in geel was, thans geschonden. — Vidimus in 1376. | ||
144. | 1362. 1 Oct. |
Bisschop Johan belooft aan schepenen en raad van Deventer dat, in zake van het geschil tusschen hem en de stad Campen, hij voldoen zal aan hetgeen de schepenen aldaar in der minne of als regt zullen uitspreken, terwijl zij hunne uitspraak tusschen nu en midwinter zouden moeten doen en hij zijn antwoord op de reeds door Campen aan Deventer toegezondene klagt zonder uitstel zoude overgeven. „Geg. vor „Voerst int jaer ons heren dusent driehondert twe ende tses- „tich des saterdaeghes nae santé Mychelsdach.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D., I. bl. 525. |
145. | 1362. 19 Oct. |
Bisschop Johan verklaart aan Campen schuldig te zijn eene som van ….. (onleesbaar door den brand maar schijnbaar 800 schilde) en magtigt schepenen en raad, om al zijne renten op te beuren, waar zij gelegen zijn binnen Campen, tot dat zij den hoofdstoel geheel gebeurd hebben met alle schade en kosten. Bezegeld en gegeven „voer Vorst int jaer ons „heren dusent IIJC LXIJ des naesten dages nae sente Lucas „dach euangeliste.” Naar een notarieel vidimus, op het verzoek van Henricus de Esten, procurator van burgermeesteren, schepenen en raad, hetwelk, zoo het schijnt, gediend heeft tegen eene beschuldiging voor den officiaal te Utrecht in 1364, dat zij den bisschop, wien het merum et mixtum imperium en alle jurisdictie in het wereldlijke met andere regten aldaar toebehoorde, daarvan beroofd en zich bijzonder van den tol met zijne inkomsten zouden meester gemaakt hebben. Den 15 Jan. 1369 werd Campen daarvan te Rome geabsolveerd en het interdict opgeheven in het „palatium causarum apostolicum.” — |
met vermelding van het regt en de bevoegdheid van schepenen en schout, aangeteekend in eene kronijk op dit jaar, in Foliant I. bl. 106. Zie voorts op 12 Febr. 1377. | ||
146. | 1363. | Verordening, dat zoo iemand van den raad op eene reize gevangen wierd, men hem lossen zoude met duizend oude Frankr. schilden of minder, en dat men hem daarvan brieven geven zoude, zoo hij verkoos.
Boek van Rechte, bl. 33. Guldenb. bl. 57. |
147. | 1363. | Verordening, dat niemand binnen de vier stapelen zonder schout en schepenen in zijn testament meer geven zal dan den tienden penning van al zijn goed; — dat men het geld, hetgeen van vechten met vuisten komt, aan de drie kerken, t.w. van St. Nikolaas, van Onze L. Vr. en den ouden H. G. geven zal; — dat men bij geene bruiloft in den kelder of in tavernen meer maaltijden geven zal dan éénen.
Boek van Rechte, bl. 31. |
148. | 1363. | Bisschop Johan verklaart, dat hij met consent dergenen, die Mastebroek verdeeld hebben aan de ééne en de goede lieden van Campen aan de andere zijde, de volgende bepalingen houden en voldoen zal. De stad Campen zal behouden St. Nikolaasbroek, den Kruishoop en zulk land, als zij tot hiertoe bezeten heeft. Zij zal hebben dertig hoeven lands naar Zallandsche maat en die ontvangen van de eilanden, die haar het naast liggen en aan lande, dat gras draagt en dat in gegemeen water eenen halven voet boven houdt. Het land, vallende aan de toegedeelde eilanden, zal aan de stad blijven, en zoo de eilanden geene dertig hoeven lands houden, zal men het ontbrekende aanvullen aan land binnen het broek gelegen tusschen Wilsem en Grafhorst. Voorts nog bepalingen omtrent de visscherij, schadevergoeding aan de burgers bij de verdeeling van Mastebroek, de erfpacht en kwijtschelding van |
boeten. Zoo Mastebroek niet verdeeld wierd, zouden deze voorwaarden vervallen. Zonder dagteek.
Gelijktijdig afschrift op papier, maar met het opgedrukt signet van den bisschop. In het Privil. bl. 68, met eene noot aan den kant: „een hoeue lands is XVI mergen.” Verg. Toe Bocop, bl. 306. |
||
149. | 1363. 9 April. |
Volherus Blaewater gard. conv. Camp. ord. min. geeft vidimus van den brief van Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, te Helsingborgh 21 Julij 1355. (N°. 123) „No- „na die mensis Aprilis anno dni M. CCC. sexag. tercio.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
150. | 1363. 15 April. |
Jutte Boele Lubbertss weduwe sticht St. Thomas altaar, met goederen en inkomsten, „int jaer ons heren dusent drie „hondert drie en tsestich des vijftienden daghs in Aprille.” Afschrift in Divers. A. bl. 161. |
151. | 1364. 1 maart. |
Overeenkomst tusschen deken en kapittel te Deventer met bisschop Johan van Arkel omtrent de tienden en novalia in Mastebroek, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Anno do- „mini a natiuitate M. CCC. sexagesimo quarto prima die men- „sis Marcii.” Afschrift in Divers. A. bl. 185. Vert. bij Toe Bocop, bl. 300—306. Verg. Dumbar, K. en W. Dev., I. bl. 538. |
152. | 1364. 19 Nov. |
Verordening omtrent de boeden op Schonen, dat niemand die op de vitten maken zoude vóór St. Jacobsdag, noch ook geene tonnen leggen dan bij des voogden boeden, te verstaan van diegenen, die van Oosten komen en van Wenden. Waren er twee of meer burgers op St. Jacobsdag, dan zouden zij loten om de boedstede. Kwam iemand van het Westen |
met zout of wijn, die mogt eene zoutboede maken, als gewoon is, desgelijks van wijn. „Op St. Pontiaens dagh.”
Boek van Rechte, bl. 32. |
||
153. | 1365. 27 April. |
Bisschop Johan van Vernenborgh bevestigt en handhaaft de Camperveeners bij al zoodanige vrijheden en ontheffing van lasten, als zij tot daartoe bezeten hadden. „Datum Swollis anno „dni millesimo trecentesimo sexagesimo quinto die dominica „Misericordia domini.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
154. | 1365. 27 Mei. |
Landbrief van Twenthe, door bisschop Johan van Vernenburg „gegeven to Vollenhoe int jaer onses heren dusent drie- „hondert ende vyf tsestich des manendages na den Crucedaghe.” Afschrift in Divers. A. bl. 180. — Afgedrukt bij Winhoff en bij Racer, III. bl. 1 volg. |
155. | 1365. 22 Nov. |
Waldemar, koning der Denen, Wenden en Gothen, maakt een verdrag met de steden Lübeck, Rostock, Stralsund, Bremen, Hamburg, Kiel, Wismar, Gripswald, Tanclin, Stettin, Neu-Stargard en Colberg, en geeft hun eenige vrijheden. „Geg. „tho Niekopingen op Falster in vnseren schlate na Godes „bort druttienhondert Jahre in dem vyf vnd sestigesten Jahre „in sunte Clementsauende die ein heilige Pauwest wass.” Afschrift op papier. Op hetzelfde stuk het privil. Albert, 25 Julij 1368. — Bij Sartorius, II. 575. |
156. | 1365. 24 Nov. |
Schepenen en raad van Campen verklaren, dat de gemeene bagijnen van het oude convent bij St. Nikolaaskerk voor hen beloofd hebben, eenige punten te zullen onderhouden, rakende een betamelijk gedrag. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. LXV op sente Katherinen avent.”
Priv. bl. 81. Collect. bl. 102. — In het het jaar 1327 komt |
een convent van bagijnen in schepensacten voor, en in 1344 het oude en nieuwe bagijnen convent. | ||
157. | 1366. 5 Jan. |
Verordening tegen het gaan met verdekten aangezigte na den ondergang der zon, op eene boete van 10 p. Zoo iemand eenig „mystael” gedaan wierd, dat zoude zonder straf zijn. „Op dertienden auent.” Boek van Rechte, bl. 32. |
158. | 1366. 30 Junij. |
Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, verklaart, met schepenen en burgermeesteren van Campen stilstand gesloten te hebben, zoodat zij met personen, schepen en goederen veilig in en door zijn gebied kunnen komen, welke stilstand dertien weken te voren door hem zou kunnen opgezegd worden, gelijk ook door die van Campen, met hunne brieven naar zijn slot Bawahus te zenden. „Datum Hamffnis anno „dom. millesimo CCC. LX. sexto die commemoracionis sancti „Pauli. Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 254. |
159. | 1366. 21 Nov. |
Verordening met de gemeente, dat geene vrouw langer „beckede mouwen” dragen zal dan tot het uiterste lid des kleinen vingers gevoederd of ongevoederd, en de mouwen en de boezemgaten niet breeder buiten belegd dan twee vinger breed en de lijsten beneden niet breeder dan ze van ouds plegen te wezen, en de „ranse niet meer dan van drien vaeken en zonder lobben”, op eene boete van tien ponden. „Sater- „daghes nae sante Pontiaens daghe.” Boek van Rechte, bl. 32. |
160. | 1368. 22 Febr. |
Schepenen, raad en gemeene stad van Campen beloven aan de heeren van Baere en hunne ambtluiden, dat zij, bij sterfgeval van lieden, die tot de heerlijkheid van Baere behoord |
hadden of behoorden, de erfenissen zouden laten volgen naar hofregt, indien hun dit bewezen wierd. „Geg. int jaer vns „heeren M. CCC. LXVIIJ op sente Petersdach ad cathedram.” Afschrift in Divers. A. bl. 198. |
||
161. | 1368. 25 Julij. |
Albert, koning der Zweden en Gothen en heer des lands van Schonen, geeft aan Hanse-steden, die met hem in oorlog tegen koning Waldemar zijn, onder deze aan Utrecht, Zwolle, Hasselt, Deventer, Zutphen, Elburg, eenige vrijheden. „Tho „Valsterbode na Godes borth drutteijnhundert jahre in deme „acht vnde sestighesten jahre in sente Jacobstage des heil. „apostels. Afschrift op papier op het stuk van 22 Nov. 1365. — Afgedr. bij Sartorius, II. s. 648. |
162. | 1368. 25 Julij. |
Albert, koning voorn., getuigt, dat hij „met vol voerdachten „gueden moede, na rade vnser bysscope vnd vnser truwen „raetgheuen”, aan schepenen en raadmannen van Campen en al hunne burgeren en onderzaten gegeven heeft hunne vitten op zijn land voor Schonoor, gelijk zij die menig jaar bezeten hadden, en waarvan de ligging hier wordt opgegeven. „Ghegeuen „tho Valsterbode na Godes buert drutteenhondert jaer in dem „achte vnd tsesteghesten jare. In sunte Jacopsdaghe des hi- „ligen apostels.” Op perkament met aanhangend zegel in geel was. — Vidimus in 1376. — Een dergelijk aan andere steden. Verg. Sartorius, II. s. 652. |
163. | 1368. 25 Sept. |
Albert, koning voorn., verklaart, dat hij gegeven heeft aan Willem Morren, voogd van Campen, om vriendschap en dienst, aan hem en de stad Campen en hare burgers gedaan, een stuk lands, gelegen zuidwaarts aan hunne vitten, dat strekt westwaarts aan de Zutphensche vitten, daar de „grumkerles” pleegden te zitten, zuidwaarts op den grave en de land- |
weer, die daar gemaakt is, oostwaart gaande als de landweer begrepen is tot int hul toe. „Gheg. tho Schoenore in dem „jare unsis heren dusent dryhondert achte und tsestich des „maendaghes uoer sante Michielsdaghe.” Op perk. met uithangend zegel in geel was. — Vidimus in 1376. |
||
164. | 1368. 1369. Nov. en 14 Maart. |
Gisbertus, bisschop van Bergen, en het kapittel aldaar geven vidimus van een brief van koning Haquin van Noorwegen, „da- „tum prope castrum nostrum Tunsbergh anno domini mill. „CCCLX octauo die beati Martini episc. et conf.” (11 Nov.) waarbij de koning aan Agmund Findzson volmagt schenkt, om de gezanten der steden Campen en Harderwijk en andere, die thans in vijandschap met hem zijn, tot onderhandeling over den vrede vrijgeleide te geven, dat zij vrijelijk in zijn rijk komen, er vertoeven en terugkeeren. „Scriptum Bergis „anno dni mill. CCCLX nono feria quarta proxima post do- „minicam medie quadragesime.” Op perkament met twee aanhangende zegels in geel was. — Afgedrukt in het Diplom. Norv. V. 1. N°. 259 en 260. |
165. | 1369. | Overeenkomst tusschen schepenen en raad van Campen en Mr. Rotgher van Colen over het bouwen van de St. Nikolaaskerk en de Vrouwenkerk, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. negen en tsestich.” Afschrift in het boek Collectorium, bl. 15. — In het Burgerboek komt Rotgher Micheelszoon van Colen in het jaar 1363 voor. |
166. | 1370. 12 Maart. |
Verordening, dat men van nu af in den ouden H. Geest niet meer personen ontvangen zal dan 32; en zoo een goed man van den raad of die in den raad geweest was, verarmde en begeerde in den H. Geest te zijn, dien zoude men eene ledige provende geven voor zijn leven buiten zijne kosten. „Op sante Gregorius dach.” Boek van Rechte, bl. 33. |
167. | 1370. 13 Maart. |
Verordening, dat, zoo de voogd op Schonen of Ellebogen met zijnen raad regt sprak en partijen bij eene boete gebood te voldoen, hij, die de zaak aan schepenen en raad bragt, boven de boete betalen zoude 40 pond. „Des naesten dages na „sente Gregorius dach.” Boek van Rechte, bl. 21. Guldenb. bl. 17. |
168. | 1370. 24 Mei. |
Hennyngh van Pudgbus, hoofdman des rijks van Denemarken, voorts bisschoppen, hoofdmannen en ridders verklaren in eene, in het Nederduitsch opgestelde oorkonde, dat koning Waldemar van Denemarken met de stad Campen vrede gesloten heeft, op de voorwaarden in het breede daarbij vermeld, en met bewilliging der vrijheden hierbij opgenoemd. „Ghegeuen „vnde ghescreuen tho deme Stralessunde na godes bort drut- „teynhundert jar in deme seuenteghesten jare des neghesten „daghes na godes hemelvard.” Op groot perkament met 31 staarten, waaraan 21 zegels der bisschoppen, hoofdmannen en ridders in geel was. Van tien andere zijn de staarten òf niet bezegeld geweest òf afgevallen. Vidimus in 1414. — Verg. Sart. s. 675, 677. Dumbar, K. en W. Dev. I. bl. 539. Van Mieris, 111. bl. 251. |
169. | 1370. 21 Junij. |
Bisschop Johan van Viernenborch belooft, schepenen en raad en burgers te Campen te zullen bewaren en beschermen bij al hunne regten, gewoonten, bezittingen, brieven en vrijheden, die zij van zijne voorgangers gehad hebben. „Gheghe- „uen te Swolle int jaer ons heren duysent driehondert en „tseuentich des vryedaghes na sente Viitsdach.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
170. | 1370. 1 Julij. |
Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, verklaart eenen stilstand voor vijf jaren gesloten te hebben met de daarbij genoemde steden aan de Oostzee, in Holland, Zeeland, Gelder en het Sticht, waaronder ook Deventer en Campen, „Actum |
„et datum in castro nostro Bawahus anno domini M. CCC. „LXXmo in octaua nativ. sancti Johannis.” Afschrift op perkament. — Afgedrukt bij Sartorius, II. s. 703. |
||
171. | 1370. 1 Julij. |
Gezanten der Hanse-steden, onder welke Goswinus Ludekenszoon en Everhardus Boze van Campen en Johannes Pawemund van Deventer, verklaren den bovengen. stilstand met koning Haquin voor vijf jaren te hebben gesloten. Actum et datum als boven.
Afschrift op hetzelfde perkament. — Afgedrukt bij Sartorius, II. s. 699. |
172. | 1370. | Schepenen en burgermeesteren van Campen verklaren, dat zij de overeenkomst van stilstand, welke hunne gezanten Goswinus Ludekenszoon en Everhardus Boze, en de gezanten der andere steden, met koning Haquin van Noorwegen en Zweden gesloten hebben, goedkeuren en bekrachtigen, op de voorwaarden daarbij vermeld. „Datum Campen anno M. CCC.LXX. „Ponatur dies.” Afschrift op hetzelfde stuk perkament, overeenkomende met de verklaring der andere steden, bij Sartorius, II. s. 701. |
173. | 1371. 11 Oct. |
Schepenen en raad komen met de gemeente overeen, dat geene vrouwen in het klooster der Minderbroeders zullen gaan, dan in de kerk en in het biechthuis, op eene boete van tien ponden; dat de broeders ook niet gaan zullen in de kamers der Bagijnen, op verlies van de praebende der bagijn, in wier kamer zij kwamen. Hadden zij met eene bagijn te spreken, dat zouden zij doen op eene cedel, die men zoude zetten buiten de kamers en met open deuren, enz. „Int jaer ons heren „dusent driehondert een ende tsouentich des andern daeghs „nae Santghange.” In den oudsten Foliant, bl. 150. |
174. | 1371. 14 Oct. |
Arend van Hoern, bisschop te Utrecht, belooft aan schepenen, raad en gemeene burgers van Campen, hen te zullen bewaren en beschermen bij hunne regten, gewoonten, bezittingen en vrijheden, die zij tot daartoe hadden. „Gheg. Tvtrecht int „jaer ons heren duysent driehondert een en tseuentich des „dinxedaghes na sente Victoers dach.” Op perkament met aanbangend zegel in rood was. |
175. | 1372. 3 Jan. |
Voorwaarden, op welke Henric van Uterwyk en Beleken zijn wijf opgenomen zijn in den H. Geest. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. twe en tsouentich des zatersdaghs nae Jaersdach.”
Afschrift in Collect. bl. 117. |
176. | 1372. | Herbern van Putten, ridder, schrijft aan schepenen en raad van Campen, dat hij daags na St. Michielsdag (30 Oct.) bij den bisschop te Zwolle was, om beleend te worden met het leen en borchleen, dat hij van het Sticht hield. Hierbij waren van den raad van Campen Gosen Ludekenszoon en Dirc de Roede. De bisschop weigerde vóór en aleer Herbern betering gedaan had van het geweld in zijne landen bedreven. Herbern bood aan het te beteren bij zeggen der drie steden en van ’s bisschop vrienden en de zijne, waarin de bisschop niet treden wilde. Nu wenschte de ridder eene bijeenkomst tot onderlinge bescherming, „wentet krenclic in den lande steet, „went de slote de ic vnder heb de sin des greuen van „hollant ende myr vrouwen sire dochter en boren one toe „verantworden, des ghy wael enen breef zuelt zien van den „greue van hollant.” Hij verzoekt antwoord bij den bode. Op papier zonder dagteekening. — Verg. Toe Bocop, bl. 366; Nijhoff, Gedenkw., III. bl. XXI en XXIJ; en over de geheele geschiedenis van den oorlog tegen Herbern, Overijss. Alm., 1838, bl. 101 enz. |
177. | 1373. 2 Jan. |
Bisschop Arend bevestigt de privilegiën, die de Camperveeners gebruikt hebben van dat zij gewoond hebben in het veen, en verklaart hen vrij van onderscheidene lasten en schattingen. „Geg. Tutrecht int jaer ons heren dusent drehondert „drie en tzeuentich des sonnendages na Jaersdach.” Afschrift in Divers. A. bl. 151, tevens van de bevestigingsbrieven van bisschop Wilhelmus in 1298 en Guido in 1309. |
178. | 1373. 12 Febr. |
Verordening dat, indien een burger den anderen aflijvig maakte, men binnen vijf jaren daarna des dooden vrienden niet dwingen zoude om te zoenen, maar zij mogten ten allen tijde zoenen, zoo zij wilden; en indien een gast eenen burger doodde, zoo zoude men de vrienden van dezen te geener tijd tot zoen dwingen. „Op den twaelften dach in dien Zulle.”
Boek van Rechte, bl. 34. |
179. | 1373. 10 Mei. |
Schepenen en raad van Grafhorst getuigen, dat zij aan de stad Campen „hun recht ende onrecht ghegheuen hebben ende „opgedraghen alse eenen antoghe te hebben an onsen uoerslaghe „neuen der Elst dies ewelike te bruycken.” — „Gheg. in ’t jaer „ons heren dusent driehondert drie ende tseuentich dies tien- „den daeghes in Meije.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Priv. bl. 73. |
180. | 1373. 17 Sept. |
Ontzegbrief van Lodewich van Rijfferscheijt en vele anderen aan schepenen, raad en burgers van Campen, verklarende, dat zij heer Herbern van Putten liever hebben dan hen, en dat zij met al hunne knechten vijanden der stad zijn willen. „Gegeuen int jaer ons heren dusent dryhondert dry en tse- „uentich des saterstachs na exalt. sancte crucis onder jonker „Lodewichs segel van Ryfferscheytz, des wy anderen alle ge- „bruken nu up dese tijt.” |
Op papier, met opgedrukt nu grootendeels verdwenen zegel in groen was. Zie Nijhoff, Gedenkw., III. bl. XXII. | ||
181. | 1373. 13 Dec. |
Bisschop Arend belooft aan schepenen, raad en gemeente van Campen, dat men het huis te Puttenstein zonder toeven nederleggen zal; dat hij met Herbern van Putten in dezen oorlog geen verdrag zoude aangaan buiten hen; dat hij zich van hen niet scheiden zoude, terwijl men het huis belegt en eer het ingenomen is; dat hij hun een hoofdheer wezen zoude van allen aanstoot, die hun daarover wierd aangedaan, en alle schade, hun daarom toegevoegd, zoude weren en keeren. Voorts zoude de wetering voortgang hebben, die bepaald was, toen men Mastebroek slaan zoude, van Hasselt tot Zonnenberg. En zoo men Elburg won, zou men het onverwijld nederleggen, gelijk Puttenstein. „Ghegeuen ’t Zwolle int jaer ons he- „ren duysent drehondert dre en tseuentich op sente Lucien- „dach.” — Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — De wederkeerige belofte van Campen, op St. Luciendag, in Collect. bl. 2.— Toe Bocop, bl. 373. |
182. | 1374? 13 Febr. |
Herbern van Putten, ridder, zendt aan heeren, vrouwen, ridderen, knechten, burgermeesteren, schepenen en raad van de steden en voort aan alle goede luiden eenen klaagbrief over de handelwijze van schepenen en raad van Campen. Deze hadden, volgens hierbij ingevoegde kopij, met den ridder een verbond van vriendschap gesloten, acht dagen te voren op te zeggen, bezegeld den 4 Junij 1373. Intusschen hadden zij binnen het verbond negen zijner knechten dood geslagen of ter dood gewond, ofschoon deze niemand schade deden of doen wilden. Bovendien waren drie zijner knechten door den rigter van Camperveen en zijne boeren vermoord, en drie dagen daarna zeiden die van Campen het verbond op. „Wyl „eman des breefs een wtschrift hebben, de mach ze nemen |
„ind duen weder den bode desen breef. Gheg. vnder mynen „zeghel dar binnen vp den breef gedruct der neesten vry- „daghes na zente Agheten dach.” Op papier. Het zegel verdwenen. Op den rug met eene andere hand: „dit is de claghebrief, de her herbert sende to Lubeke. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 368. |
||
183. | 1374. 28 Julij. |
Elisabeth abdis en het kapittel van Essen regelen de betaling der tinsen van hun land in Mastebroek en magtigen hunnen ambtman in Salland, Hendrik van Essen, daartoe, o.a. om de tijnsen te Campen te ontvangen in „dat orthuys, dat Pilgrim Morren toe hoert. — „Geg. in den jair ons heren „M. CCC. LXXIIIJ des naesten dages na sente Pantaleons des „martelers.” Afschrift in Divers. A. bl. 197 en 216. Collect. bl. 116 en 135. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 307. |
184. | 1374. 2 Sept. |
Herbern van Putten, ridder, geeft vrijgeleide aan Lubbert Voernen van Campen voor een schip met drie arbeidslieden en waarin Lubberts wijf niet is, om te varen van Campen tot Yerst en terug, ten einde zaad te halen en te Campen te brengen, welke veiligheid duren zoude tot zondag na St. Lambertsdag (24 Sept.) „Des neesten zaterdaghes nae zente „Jansdach baptisten gheheten decollacio anni dom. M. CCC. „LXXIIIJ.” Op perkament met opgedrukt zegel in groen was. |
185. | 1374. 1 Nov. |
Grietmans van Wildinge doen uitspraak in een geschil tusschen de Hamburgers, die te Staveren lagen, en Jarich Lewekenzoon en Alard Symonszoon van Staveren, over het betalen van ’s graven tol van Holland te Staveren. „Int jaer ons he- „ren M. CCC. vier en seuentichste jare vp aller godis hey- „lighen dach.” Afschrift op papier. |
186. | 1375. | Verordening, dat geen gast laken snijden zal bij de elle, bij 40 ponden, en dat de gasten wantsnijders niet langer staan zullen na de vrije markt, dan vier dagen. Die van Utrecht staan naast Deventer, dan Zwolle, Ruermonde, Zutphen, Bommel, Nijestat, Goch, Holland, Brabant.
Guldenb. bl. 73. |
187. | 1375. 3 Mei. |
Engelbert van Wye verklaart, met schepenen, raad en gemeente van Campen gezoend te hebben, en belooft, bij zijnen eed, nimmermeer tegen de stad te doen en op het huis van Herbern van Putten in dezen oorlog niet te zullen komen, noch in de stad noch in de vrijheid van Campen. Met hem zegelden, op zijn verzoek, Ghert Schetteken, schutte van Zwolle, en Gerlof Kaedeners. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie hon- „dert vijf ende tsouentich op dien derden dach in Meije.” Op perkament met de drie aanhangende zegels in groen was. — |
188. | 1375. 17 Mei. |
Landbrief van bisschop Arend van Hoorne aan het Nedersticht, „int jaer ons heren dusent driehondert viueendetseuentich „des donredages na sente Seruaesdach.” Afschrift in Divers. E. bl. 54 en Plebisciten, bl. 93. — Afgedr. bij van de Water, I. bl. 29. |
189. | 1375. 24 Julij. |
Verbondsbrief tusschen de drie steden voor den tijd van drie jaren. Zoo iemand in het land van Salland te water of te lande of in de Zuiderzee geweld deed, de eerste stad, die dat doen konde, zou er zonder verwijl over rigten, en hetgeen daarvan komen mogt zoude gezamentlijk worden gedragen. Zoo iemand vijand wierd der ééne stad of haar schade deed, |
dat zoude de andere vervolgen en, zoo het noodig was, daarbij door de andere geholpen worden. Men zoude elkanders vijanden in geene der steden veiligen, veel min helpen, maar op de klagt der stad, die het aanging, onverwijld regt doen. Men zoude zonder elkanders toestemming geen zoen of vrede maken. De graaf van Holland en zijne onderzaten waren bij deze punten uitgesloten. Bij opkomende bezwaren zouden twee steden beslissen en de derde zou volgen, enz. „Gheg. „int jaer ons heren dusent drie hondert vijf en tsouentich up „sante Jacops auent des heyligen apostels.” Op perkament met uithangend zegel van Campen in bruin was. |
||
190. | 1375. 15 Aug. |
Lijst der goede lieden, die geld geleend hebben „omtrent „onser Vrouwen assumpcionis doe men Puttenstein wan, sum- „ma summarum 1294 oude schilde 31 gr.” Oudste Foliant, bl. 204—225. |
191. | 1375. 31 Aug. |
Zoenbrief tusschen den bisschop van Utrecht en de stad Campen ter eenre zijde en heer Herbern van Putten met zijne helpers ter andere zijde, volgens welken alle gevangenen vrij zouden zijn aan beide zijden en alle onbetaald geld van gevangenen, dingtalen of schattingen in dezen oorlog kwijt gegeven. De bisschop en de stad zouden het huis te Puttenstein mogen afbreken en de graven van het huis en de voorburgen mogen vullen en de vesten slechten tot heren Herberns minste schade. Herbern zoude hout, steen, ijzer en al het goed behouden, dat hij er op had, maar die van Campen mogten hunnen blijdensteen naar zich nemen. Herbern zoude op de hofstede geene veste timmeren noch binnen eene mijl van Campen, maar hij mogt zijne hofstede betimmeren met bouwhuizen. Binnen acht dagen zoude men elkander de opene bezegelde brieven daarvan geven. Van dezen brief werden |
twee eensluidenden opgemaakt. „Gheg. int jaer ons lieren „dusent drehondert vyue ind ’t seuentich des neesten vrieda- „ghes na zente Jans dach decollatio.” Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. — Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 375. |
||
192. | 1375. 1 Nov. |
Schepenen en raad van Campen geven aan Willam van Steenbergen en zijne helpers en knechten eenen vasten vrede durende tot den tijd toe, dat zij hem dien vrede te Nyenbeke aan den portier een maand te voren zullen hebben opgezegd. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert vyf ende tsouen- „tich op aller heylighen dach.” Afschrift in Collect. bl. 27. |
193. | 1376. [1375.] 29 Jan. |
Hertog Albrecht van Beijeren, vernomen hebbende dat de kooplieden, die den Rijn en de Waal neder pleegden te komen, nu, om de onveiligheid in Gelderland, den ouden IJssel voorbij Campen neder kwamen en zijnen stroom voorbij Wieringen, het Marsdiep en het Vlie uit voeren, waardoor het regt der tollen verloren ging, gebiedt dat langs dezen weg de tollen betaald zullen worden aan zijnen rentmeester van Kennemerland en Vriesland of aan zijnen baljuw van Wieringen, „want onse tollenhuuse ghien recht van onsen tollen en „maken, mer onse stroeme. — Gheg. in den Haghe dies „dinxedaghs nae santé Paulus dach conuersio int jaer ons he- „ren M. CCC. viue en ssouentich.” Afschrift in Collect. bl. 12. |
194. | 1376. | Schepenen en raad van Campen schrijven aan Herman van Cuenre, dat hij zeeroovers, die onder Engeland een schip met wollen en vachten genomen hadden, in zijne heerlijkheid had toegelaten, en drukken hunne verwondering uit, dat hij zulke lieden, die naar regt nergens vrede mogten hebben, ontvan- |
gen had. Zij vreesden voor beiden groote schade, „omdat onse „burghers in Enghelant en westwert geseghelt sin.” Zij wilden, om dit voor te komen, het goed aan de kooplieden, die er regt toe hadden, wedergeven, en verzoeken dat hij zich met zulke zaken niet meer zoude inlaten. „Sub anno septu- „agesimo sexto.” In het Nederd. Afschrift in Collect. bl. 12. |
||
195. | 1376. 21 Febr. |
Voorwaarden, waarop Campen aan meister Gerbrand en Johan Konens. voor vijftien jaren verpacht de rijswaarden met de zanden, die liggen tusschen den Riethoop en den Holeken en tusschen den Holeken en Zeveningen voor een oud schild jaarlijks. Voorts geven zij hun al de zanden van den Raeze, om de zanden boven gemeen water te bepoten aan beide zijden van het Diep, enz. Zij zouden de beesten op der stad weide niet schutten, en zoo zij de rijswaarden niet bepootten, zoude de stad er mede naar goedvinden doen mogen. De vogelegge zoude aan de stad blijven. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert „zes en tsouentich op sante Petersauent ad cathedram.” Afschrift in Collect. bl. 14. — Later verlengd. ald. |
196. | 1376. 11 Maart. |
Herman heer van Cuenre, knape, verklaart met burgermeessters, schepenen en raad en de gemeene burgers van Hamburg eenen vrede te hebben gesloten, die aangaan zal op den eersten zondag na St. Gregoriusdag en duren tot Pinksterdag aanst. en dien dag. „Gheg. int jaer ons heren dusent drie- „hundert ende zes ende tsouentich op sante Gregorys auunt „in der vasten.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
197. | 1376. 12 Maart. |
Fr. Henricus de Zutphania gard. conv. Camp. fr. min. geeft vidimus van de brieven van koning Abel van Denemarken van 24 en 25 Sept. 1251 (N°. 1 en 2), en van koning Waldemar |
van Denemarken van 21 Aug. 1362. (N°. 143) — op een tweede stuk van de brieven van koning Albert van Zweden van 25 Julij en 25 Sept. 1368 (N°. 162 en 163). „Datum anno „domini M. CCC. septuagesimo sexto mensis Marcii die duo-„decima.” Beide op perk. met aanhangend zegel in groen was. |
||
198. | 1376. 4 Mei. |
Herman heer van Cuenre, Johan van Cuenre ridder, Henric van Essen de olde, Euert van Essen, Henric van Essen die junghe, Coep Wynkenssoen, Johan Haghen en Huge van der Halle die junghe, verklaren, dat zij voor zich, hunne erfgenamen en nakomelingen, magen, helpers, onderzaten en knechten, verzoend zijn met burgermeesters, raad en gemeene burgers van Hamburg wegens den dood van hunnen vader, broeder, magen en vrienden, dewijl zij hen daarin onschuldig bevonden hebben, welken zoen gededingd hadden de schepenen en raad der drie steden van Zalland. Met hunne zegelen bezegeld „anno dni M° CCC° LXXVJ op dien zonen- „dach in Meye.” Afschrift in Collect. bl. 70 Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 364. — |
199. | 1376. 15 Aug. |
Haquin, koning van Noorwegen en Zweden, bevestigt de privilegiën en vrijheden, welke schepenen, burgermeesters en kooplieden van Campen in het rijk gehad hebben, bijzonder die van zijnen vader koning Magnus. „Datum Kallinborgh „anno domini M. CCC. LXX sexto die assumpcionis beate „Marie virg. gloriose.” Op perkament met aanhangend zegel in geel was. |
200. | 1376. 16 Aug. |
Olof, der Denen, der Wenden en der Gothen koning, bevestigt de bepalingen van den vrede den 24 Mei 1370 te Stralsund tusschen koning Waldemar, zijnen grootvader, en daarbij genoemde steden gesloten (N°. 168). „Ghegheuen vnde |
„ghescreuen tho Korshore in Zelande na godes borth drut- „teynhondert iar in deme sees vnde seuentighisten jare des „neghesten daghes na vnser vrowendach alze tho hemmel „voer.” Op perkament met aanhangend groot zegel in geel was. Vidimus in 1377. |
||
201. | 1376. 19 Oct. |
Willem, hertog van Gulik en Gelder, verklaart gezoend te zijn met schepenen, raden en gemeene stad Campen van allen twist, die tot daartoe geweest is. ”Geg. int jaer ons heren „M. CCC. sesentseuentich des nyegenteenden daechs in den „October.” Op perkament met aanhangend zegel in geel was. |
202. | 1376. 21 Dec. |
Bisschop Arend verklaart, dat, nadien Wouter van Voerst op het huis Arkelstein en in het ambt van Zalland met 5000 oude Frankr. schilden zat, welke som betaald moest worden, eer hij dat huis en ambt in handen kon krijgen, de stad Campen aan Wouter voorn. 1500 schilden betalen zoude in afkorting daarvan, welke som Campen in drie jaren heffen zoude van de schatting van Zalland of, bij gebreke daarvan, van ’s bisschops renten van Zalland en van Mastebroek, enz. „Ghe- „geuen int jaer ons heren dusent drie hondert zes ende tze- „uentich op sente Thomaes dach eens heyligen apostels.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — De verzekering aan de ambtlieden, tegen mogelijke aanspraak van volgende bisschoppen wegens die overeenkomst en heffing, in Collect. bl. 112. |
203. | 1377. 2 Febr. |
Schepenen en raad van Campen verklaren, jaarlijks schulte zijn aan Henricus van Esten, van den dienst, dien hij gedaan heeft in het pleit te Rome (N°. 145) tegen den bisschop van Utrecht, daar hij dikwijls om naar Rome „riet,” twaalf jaren lang na 1380, vier en twintig oude Frank. schilden, vijf ellen wandes en een paar laarzen; voorts zou hij |
vrij zijn van lasten, maar, zoo hij het vermogt, varen en rijden op stads kosten, en schrijven als men het begeerde. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zouen ende tso- „uentich op onser Vrouwen dach te lichtmisse”. In den oudsten Foliant, bl. 202. |
||
204. | 1377. 12 Febr. |
Herman heer van Cuenre, knape, verklaart dat de burgers van Campen van geen goed, dat zij brengen in zijne vrijheid te Cuenre of daaruit voeren te lande of te water, tol verschuldigd zijn dan roedertol, d.i. van elk schip, dat in de Cuenre komt, „een haluen oelden konyngs torne- „sche.” „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zouen „ende tsouentich op den twelften dach in Februario.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Afschrift in Div. A. bl. 128. |
205. | 1377. 13 Febr. |
Herman heer van Cuenre scheldt schepenen en raad van Campen duizend oude Frankrijksche schilden kwijt, die zij van zijnentwege beloofd hadden te betalen in de hand van Herman van Rechter of Godert van Oestenwolde ten behoeve van jonkvr. Alijd van Cuenre, zijne zuster, t.w. 500 oude schilden op dertienden dag eerstk., en in de hand van Johan van den Thoerne Johansz. 500 oude schilden op dien voors. termijn, welke duizend schilden zij hem schuldig waren van die van Staveren wege, „alse van der soene, die tusschen ons en hem „ghegaen en ghedaen is van doede onses vader dies heren „van Cuenre, onses broeders en onser vrient en maghe. — „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zeuen en tseuen- „tich op den dertienden dach in Februario.” Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. |
206. | 1377. 8 Maart. |
Bisschop Arend vereffent het geschil tusschen Pelgrim van Putten, „zijn lieuen neue,” en zijne broeders met de stad Cam- |
pen sedert den zoen, waarin o.a. dat de burgers van Campen aan Pelgrim zijnen achterstalligen tins tot dezen dag toe en jaarlijks betalen zullen op Ludeken Schoutenzoens hofstede, daar hij plach te wonen, gelegen op het zuid-einde van Camperveen, enz. „Gheg. tot Campen int jaer ons heren dusent „driehondert zeuen ende tzeuentich des sondaghes als men „zingt in der vasten Letare.” Op papier, met opgedrukt nu onkenbaar zegel in rood was. — Afschrift bij Toe Bocop, bl. 378. |
||
207. | 1377. 23 Julij. |
Prior en convent der predikheeren te Lübeck geven vidimus van den brief van koning Olof van Denemarken van 16 Aug. 1376, (N°. 200), waarbij hij de bepalingen van den vrede te Stralsund in 1370 bevestigt. „Actum anno dom. „M. CCC. LXX septimo feria quinta ante festum Jacobi apos- „toli.” Op perkament met twee aanhangende zegels in rood was. |
208. | 1377. 29 Sept. |
Bisschop Arend verklaart, dat, daar te Camperveen de palen van het Sticht met onregt en geweld verkort waren ten behoeve van het dorp Oostenwoude, hij het land, dat aldus aan Camperveen afgegaan was, er weder bijgedaan en eene regte scheiding aangewezen en geteekend had met eene gracht tusschen Camperveen en Oostenwoude. Tevens belooft hij aan de burgers te Campen en degenen, die er gegoed en geërfd waren, hun een hoofd te zullen zijn, zoo zij nu of immer hierover aangesproken of gehinderd wierden. „Geg. int jaer „onses heren dusent drehondert zeuen en tseuentich op sante „Michielsdach.” Afschrift iu Divers. A. bl. 152. |
209. | 1378. 14 Junij. |
Pelgrim van Putten verklaart, dat hij met schepenen en raad en met de geheele stad Campen voor zich en zijne broe- |
ders eenen vasten vrede gesloten heeft, ingaande vrijdag naastkomende bij zonsopgang en durende tot op St. Margaretendag, maar in dezen vrede zoude zijn broeder Herbert van Putten niet begrepen zijn met Henric van Stakenborch, overmits „voervede, die sij hebben ruerrende van minen heer den biss. „van Utrecht. Int jaer ons heren duysent driehondert acht „en tzeuentich des manendages na sente Odolphs dach.” Met opgedrukt nu onkenbaar zegel in groen was op papier. — |
||
210. | 1378. 22 Julij. |
Schepenen en raad van Campen doen uitspraak in de klagt van den grootmeester in Pruissen over die van Staveren en verklaren, dat de schepenen van Staveren voor hen gekomen zijn en bij eede bezworen hebben, dat zij en hunne burgers onschuldig zijn aan de schade, die de Vriezen hem en zijne onderzaten hadden aangedaan, en noch in wege noch in velde, noch in water, noch met raad, noch met daad er bij geweest zijn noch nut daarvan gehad hebben. Zij spreken dus die van Staveren vrij en verzoeken, dat deze veilig en ongehinderd met lijf, goed en koopmanschap, aan en af mogen komen, „want zie dier Vriesen niet machtich en zijn en mit hem „niet te doen en hebben. Geg. int jaer ons heren M. CCC. „LXXVIIJ des donredaghs nae sante Margaretendaghe.” Afschrift in Collect. bl. 31. |
211. | 1378. 15 Aug. |
Pelgrim van Putten verklaart voor zich en zijne broeders aan schepenen en raad van Campen gegeven te hebben eenen vasten vrede, ingaande heden en durende tot St. Michielsdag aanst. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert acht ende „tsouentich op onser Vrouwendach assumpcionis.” Op papier niet opgedrukt zegel in groen was. |
212. | 1378. 29 Sept. |
Pelgrim van Putten verklaart, aan schepenen en raad en de stad Campen voor zich en zijne broeders gegeven te hebben eenen vasten vrede, aanvangende op heden, en durende veertien nachten nadat die met zijne opene brieven zou zijn opgezegd. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert acht „en tsouentich op sante Mychiels dach.” Op papier met opgedrukt zegel in groen was. |
213. | 1379. 3 Mei. |
Verdrag tusschen bisschop Arend van Hoorn aan de ééne zijde en Willem en Maria, hertog en hertogin van Gulik en van Gelre, en Willem van Gulik, hertog van Gelre en grave van Zutphen, waarbij Harderwijk, Elburg en Hattem van de verpanding voor 25,000 oude schilden worden ingelost. Mede bezegeld door Sweder heer van Apcoude en van Putte, Ghiselbert heer van Vianen en van den Goye, Hendrik den Rouer heer van Montfoert, Henric van Vianen heer van der Ameyden, Sweder van Vianen, Steven van Zulen, Ghiselbrecht van Hardenbroec, Arnde van Herlar ridder, Henric, scriuer van Arnhem canonic ten doeme, Gosen van Vanderic knape — voorts aan de Geldersche zijde, door Willem heer van Bronchorst, Wouter van Ysendoren, Herman van Ghemen, Zeger van Groisbeek heer van Homen, Henric van der Straten, Johan van Vleck van Beke ridders, Henric van Steenbergen proost van Zutphen, Willem van Steenbergen, Johan Mompelier van Auerhaghe en Arnt van den Gruthuis knapen. „Ghegeuen int „jaer ons heren dusent driehondert neghen en tzeuentich op „des heylighen crucis dach inuencio.” Afschrift op papier. Collect. bl. 81, 82. — Afgedr. bij Toe Bocop, bl. 327. — Verg. Nijhoff, Gedenkw. III, bl. XXVIIJ. |
214. | 1379. 14 Nov. |
Florens van Wevelikhoven, bisschop van Utrecht, belooft aan schepenen, raad en burgers van Campen, hen te zullen bewaren en beschermen bij al hunne gewoonten, bezittingen, |
brieven en vrijheden, die zij tot daartoe gehad hebben. „Gheg. „Tvtrecht int jaer ons heren dusent drehondert neghen en „tseuentich des manendaghes na sinte Martinusdach in den „winter.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 69. |
||
215. | 1379. 14 Nov. |
Bisschop Florens belooft aan burgermeesters, schepenen en raad der drie steden, om aan ieder mensch landregt te doen naar het regt en herkomen des lands van Zalland; dat hij twee malen in het jaar te regt en ter klaring zitten zal; dat hij in het land van Zalland tot kasteleinen, rentmeesters en amptlieden zetten zal goede getrouwe lieden, die zweren zullen, dat zij aan niemand onregt en aan ieder landregt zullen doen, waarbij burgermeesters, schepenen en raad der steden tegenwoordig zijn zouden; en dat hij die ambtenaren afzetten zoude, indien zij niet deden wat voor hem en zijne landen nuttig was. „Gheg. als boven.”
Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 69, en Plebisciten, bl. 101. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 226. |
216. | 1379. 14 Nov. |
Bisschop Florens bekent aan Campen schuldig te zijn 800 oude Frankr. schilden van achterstallig geld, betaald tot lossing van Arkelstein, naar het verdrag met bisschop Arend (N°. 202.) en geeft verzekering der teruggave. „Geg. als boven.”
Afschrift in Collect. bl. 53. |
217. | 1379. 24 Dec. |
Henric van Stakenborch en zijne gezellen zenden op kersavond aan bisschop Florens en zijne onderdanen ontzegbrieven „om des groten onbescheijts wille ende om der groter „onghelouen wille die ghi ende de schepenen van uwen dryen „steden van Zallant aen mi ghekeert hebben.” Zij zonderen uit den heer van Abcoude en Vrederic van der Eze en de hunnen, wier vijanden zij niet willen zijn. — Hij schrijft, maan- |
dag na Judica (12 Maart), te Arkelstein aan Deventer, dat hij zich van zijne gezellen niet scheiden mag en wil, en dat, nadien Deventer het bestand niet magtig is, hij ook in geen bestand, dan hetgeen eertijds gemaakt is, komen mag en wil.
Afschrift op papier en in Collect. bl. 31. — Verg. Dumbar Anal. II. bl. 293. |
||
218. | 1380. | Stichting van de memorie en broederschap van O. L. Vr. in de L. Vr. kerk te Campen, op de ordonnantie hiertoe gemaakt.
Minuten 1505—1517, bl. 310. |
219. | 1380. | Jan ter Porten, burger te Deventer, belooft bij eede, in tegenwoordigheid van bisschop Florens en de drie steden, dat hij den toren te Arkelstein met zijne zestien mannen twee jaren lang ten behoeve van den bisschop en de drie steden bewaren zal voor 300 ponden pachtgeld jaarlijks, en dat hij dien niet overleveren zal dan bij rade der drie steden; dat ook de vijf knapen den eed aan hem doen zouden, om, in geval zijner aflijvigheid, den toren te bewaren, als voorschreven is. Zonder dagt.
Afschrift in Collect. bl. 66. |
220. | 1380. | Schepenen en raad te Campen verklaren, dat burgermeester Jan Riet niet meer in den raad gekoren zal worden en dat hij gebroken heeft lijf en goed „ter schepenen genade en klaring.” Toen men Jan van den Thoerne en zijn gezelschap verdoen zoude en schepenen verboden hadden, dat niemand, bij lijf en goed, voor de gevangenen spreken zoude, zeide hij, tegen zijnen eed, dat hij er onschuldig aan was en dat de schepenen hun vleesch en bloed verkocht en verraden hadden. — Hij ging op de vlugt; men tastte zijn goed aan en schreef aan den heer van Bronckhorst, dat hij meineedig was. Boek van Rechte, bl. 57. Collect. bl. 54. — De goederen van Johan van den Thoerne Johanss. des wisselers werden in 1380 aan. |
getast en verkocht, daar men zijne schuld mede betaalde, bl. 141. Hij komt op eene lijst van zeeroovers uit Cuynre voor, bl. 131. |
||
221. | 1380. | Schepenen en raad van Campen schrijven aan den meester der Duitsche orde in Lijfland, dat zij zijne vriendelijke brieven ontvangen hebben, houdende vergunning aan hunne kooplieden om er te komen koopen, verkoopen en laden, doch „onghebroken dier ordonnantie, die de zeestede hebben ghe- „maeckt;” dat zij daarop naar de ouderlieden en liggers van de Duitsche Hanse te Dordrecht om kopij van de ordonnantie gezonden hadden, die hun geweigerd was, zoodat zij niet te weten gekomen waren, wat de ordonnantie bevat. Zij zouden evenwel hunne schipheeren en kooplieden naar zijn land zenden, om te koopen en te verkoopen en hun schip te laden, alzoo als zijne klaarheid geschreven had. „Gheg. op den neghenden dach in Meerte.” Afschrift in Collect. bl. 27. |
222. | 1380. | Ontzegbrief van Symon van Schulenborch aan de stad Campen wegens onregt aan zijne dienaars Johan en Rotgher de Vrieze gedaan, wier broeder door den rigter des bisschops om dieverij tot de galg veroordeeld was. Met hem ontzeggen Walraven van Bare, Euert van Ulft, Euert van den Swanenborch ridder, Wolter van den Swanenborch, Ghert van Kortenhorn, Johan van Schulenborch, Jacop, Henric, Wolter, Johan, broeders van Ulft, Jorden Mumme, Kerstien, Rabbe, Dyrc Calchof, Dyrc van Distelcampe, Henric van Helbergen, Euert en Ghert van Medevorden gebr., Herman en Dyrc Weydegans gebr., Philippus en Willem van der Lewe gebr., Johan van den Padevorden, Ghert van der Wilten, Symon en Gherit gebr. van den Berntvelde, Johan en Kracht br. van Humele, Albert van Humele, Godert van Gras Godertss…, Euert van Rennen, Henric van Depenbroke, Johan van Bomme, Albert Halewegge, Herman de |
Rade ridder, Gerrith de Gruyter, Bernt en Henric bastart van Helberghen, Henric en Doys de Rede, Otto en Johan van Bylant gebr., Padze van Heyuerde, Gossen Witteweder, Arnt en Hughe broder van Vintwyc, Roelf van Zijndern, Jacob van Heker, Henric van Lent, Johan van Heker, Reyne van der Hute, Gert van Hunten, Reyner de Gruter, Johan van den Schiphorst, Dyrc Ghans, Dyrc van der Heijden. — Schepenen en raad schrijven daarop aan den hertog van Gelre, dinsd. na Mathie (28 Febr.), dat vele luiden uit zijn land ontzegd hebben, en daar hunne medeburgers kooplieden zijn, zoo wenschen zij te weten, of zij en hunne medeburgers veilig en ongehinderd in zijn land mogen verkeeren, en of hij toe zal laten, dat hun schade gedaan worde. Voorts aan de stad Emmerik, dat Herman en Dirc Weydegans gebr. en Philippus en Willem gebr. van der Lewe aldaar burgers zijn, en eischen dat zij afzien van de vede, of men zoude ook tegen de Emmeriksche burgers maatregelen moeten nemen. Zij verklaren, dinsd. na den zondag Iudica 1380 (13 Maart), verzoend te zijn met Herman Weydegans en Willem en Philippus van Lewe; en feria tercia infra oct. Sacramenti 1382 (10 Junij) geeft Euert van Ulft ridder eenen zoenbrief aan Campen voor zich en zijne knechten, voor Jacob van Ulft, Gherit van der Wylten, Willem van Ulft bast. geh. Matelant en Dyderic Weydegans.
In Collect. bl. 28, 31, 49. Het laatstg. stuk op papier met opgedr. zegel in rood was. |
||
223. | 1380. 8 Maart |
Schepenen en raad van Campen beloven, aan Evert van Essen en zijne helpers en knechten, geene schade te zullen doen of te laten doen, of zij zullen hem dat een maand te voren opzeggen. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. LXXX des don- „redaghs nae mitfasten.” Afschrift in Collect. bl. 136, 129. — Verg. Dumbar, K. en W. Dev. I. bl, 558. a. |
224. | 1380. 1 Mei |
Bisschop Florens belooft aan de drie steden, dat hij, nu hij het huis Arkelstein weder aan het Sticht zal brengen, er eenen kastelein op zetten zal, die burger is van ééne der steden, en hem van des Stichts rente eene zekere pensie zal toeleggen. Voorts zou de kastelein en zijn gezinde aan bisschop en steden zweren en bij brief verzekeren, dat hij, bij aflijvigheid of verplaatsing des bisschops, het huis aan die steden zou overleveren. Ware er iemand, die binnen de palen van het Sticht geweld deed en een slot had aan deze zijde van den IJssel, daar het land van Zalland gelegen is, en het aan de stad Deventer nuttig voorkwam, dat de bisschop met de steden voor dat slot „stallede,” dat zulks dan geschieden zoude tot het gewonnen was. Mogt Campen zich willen afscheiden, dan zouden toch aan de twee overige steden deze punten gehouden worden. „Gheg. tot Zwolle in „den jaer ons heren dusent driehondert en tachtentich op „sente Philippus ende Jacobsdach.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 70. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 522. Herhaald in 1381, bl. 561, en bij van Hattum I. bl. 218. |
225. | 1380. 24 en 28 Mei |
Zoen- en oervedebrieven van Engelbert van Zalne met bisschop Florens, de stad Deventer, Zwolle en het gansche Sticht omtrent het huis te Laer. Mede bezegeld door Herman van Covorde jonchr. van Zelewert, Roelf van Steenwijc, Alfar van der Schuren, Brune van der Maet en Hardert de Retighe. „Datum anno dni M. CCC. ende tachtentich op des h. Sacra- „mentsdach — en des manendages na des hiligen Sacramentsdach.” Afschr. in Divers. A bl. 184. Dumbar, Anal. II. bl. 315. |
226. | 1380. 25 Julij en 1 Aug. |
Schepenen en raden der drie steden bekennen schuldig te zijn aan Henric van Stakenborch 300 oude schilden, te betalen aan hem of zijne erfgenamen of houder des briefs, die |
burger is van ééne der drie steden, op dertienden dag aanst. (6 Jan.) te ’s Hertogenbosch of binnen ééne der drie steden; voorts 300 schilden te betalen op dien dag te ’s Hertogenbosch in de Predikerkerk; eindelijk 677 goede oude schilden en 13 goede oude pl., te betalen op St. Jacobsd. aanst. (25 Julij) te ’s Hertogenbosch in de Predikerkerk. „Geg. int „jaer ons heren M. CCC. en LXXX op sante Jacopsdach en — „op sante Petersdach ad vincula.” Afschrift in Collect. bl. 32.— Verg. van Hattum, I. bl. 210, en Dumbar, Anal. II. bl. 293. |
||
227. | 1380. Oct. |
Bepaling op de dagvaard te Wismar „hoe die schipper sijne schipmans loenen sal.”
Afschrift in Collect. bl. 128. Op de klagt van Naarden, dat een schip aan de Eem van Camper burgers genomen was, met het Camperteeken op den mast, antwoordt Campen, dat haar teeken wit en blaauw was en het haar leed deed, zoo iemand dat op den mast wilde zetten, maar dat men voldoening wilde geven, indien het bewezen wierd, dat het Campenaars geweest waren. Zonder datum. Afschrift in Collect. bl. 135. |
228. | 1381. 30 Maart. |
Bisschop Florens stelt, met raad der drie steden, Godeken van Schonenbeke tot ambtman en kastelein te Diepenheim aan. „Geg. „to Deventer int jaer ons heren dusent driehondert een en „tachtentich des zatersdaeghs nae onser Vrouwendach annun- „ciatio.” Afschrift in Collect. bl. 126. Verg. Dumbar, Anal. II. bl. 307-315, K. en W. D. I. bl. 559. |
229 | 1381. 17 Junij. |
Willem van Gulik, hertog van Gelder en graaf van Zutphen, geeft aan de stad Campen eenen ganschen zoen van allen aan- |
stoot en twist, tot dien dag geschied. „Geg. int jaer ons „heren dusent driehondert een ende tachtentich des vrijdages „nae sunte Vijtsdaghe.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Collect. bl. 50. — Afgedr. bij Toe Bocop bl. 333. |
||
230. | 1381. 20 Julij. |
Bisschop Florens belooft aan de stad Campen, dat hij haar de wetering in Mastebroek, die begonnen is, ten einde zal doen brengen, „want sie geraemt is bi onse voruaderen bis- „scopen Tutrecht als wij van bescheijden luden gehoert heb- „ben ende oec in opene brieue gesien.” Zoo zij er eenigen hinder of aanstoot van kreeg, zou hij het helpen ten einde brengen met al zijne magt. „Gegeuen Tutrecht int jaer ons „heren duysent driehondert een en tachtentich op sente Mar- „gareten dach.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 70. Verg. Racer, VII. bl. 240. |
231. | 1381. 3 Sept. |
Bisschop Florensstelt, met rade zijner drie steden, Wolter Macharijsz. tot ambtman van Salland aan, ook om het nederste huis ten Arkelstein een jaar lang te bewaren „mit twelf „guede mannen ghewapent mit glauien en elc man mit twen „perden”, onder voorwaarde, dat de bisschop dat getal met rade zijner steden zou kunnen vermeerderen of verminderen, waarvoor Wolter voorn. hebben zoude achthonderd oude schilden, enz., hetgeen deze bezweert en belooft. „Int jaer ons he- „ren M. CCC. een en tachtentich des dinxedaghs nae sante „Egidius dach,” terwijl de drie steden hem verzekering geven „int jaer ons heren dusent drehondert twe en tachtentich des sonnendaghs nae sante Gertrudedach” (23 Maart.) Afschrift in Collect. bl. 121. |
232. | 1381. 12 Sept. |
Schepenen, raad en al de gemeente van Campen ontzeggen Zweder van der Schulenborch en willen zijne vijanden zijn en |
van allen op het huis ter Molen. „In den jaer ons heren „dusent drehondert een en tachtentich des donredaghs nae „onser Vrouwendagh natiuitas.” Afschrift in Collect. bl. 130. — Toe Bocop, bl. 404. |
||
233. | 1381. Oct. |
Bisschop Florens verklaart, dat hij met schepenen en raad der drie steden overeengekomen is, dat niemand na dezen tijd in Salland eenige nieuwe sloten timmeren noch eenige oude sloten anders vesten zal dan ze nu zijn, uitgezonderd zulke, die aan het Sticht van Utrecht behooren. Zoo iemand daar tegen deed, dien zouden zij gezamenlijk keeren en wederstaan. Bezegeld met het zegel des bisschops en der drie steden. „Int jaer ons heren dusent driehondert een en tachtentich „des maendaghes na sente Remigius dach.” Afschrift in het Priv. bl. 70, in Divers. A. bl. 95, in Collect. bl. 97. — Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 217, bij Dnmbar, Anal., II. bl. 316, K. en W. D. I. bl. 560. |
234. | 1382. 1 maart. |
Jan Lennoot, ruwaard van der stede van Sluis en baljuw van den watre van den graaf van Vlaenderen, verklaart van de lieden der Stad Campen ontvangen te hebben 245 ponden groten torn., die zij ten achteren waren van het accoord met den graaf gemaakt van een p. groten van eiken last haring. „Het jaer ons heren M. CCC. twee en tachtentich op den „eersten dagh van Maerte.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
235. | 1382. 10 Maart. |
Geert Scheltiken, rigter te Zwolle, verklaart, dat Albert Zegevrides zoon en Lumme zijn wyf verkocht hebben aan Louwert van Venemael een ware lands, die geslagen is uit Almering to Langenholte in Mastebroek. „Geg. int jaer ons heren du- „sent drehondert twe ende tachtentich des manendages na den „zonendage in der vasten als men zingt Oculi.” Op perkament met twee aanhangende zegeltjes in groen was. |
236. | 1382. 20 Maart. |
Bisschop Florens, het huis, de stad en heerlijkheid Diepenheim weder aan het Sticht willende brengen, bekent, dat schepenen en raden der drie steden daartoe aan den heer van Brederode betaald hadden 2500 oude schilden, en belooft die aan haar terug te geven, middelerwijl zij dat huis, de stad en heerlijkheid tot onderpand behouden zouden. Voorts zoude er geen ambtman noch kastelein gesteld worden, dan bij rade der drie steden, die aan bisschop en steden den eed doen zoude, dat hij huis, stad en heerlijkheid bewaren zoude ten behoeve van het Sticht en der steden, ook bij gevangenis, aflijvigheid of verplaatsing des bisschops, en dat hij het niet aan een’ volgenden bisschop zou overleveren vóór dat deze in de drie steden ontvangen was, als gewoon is, en hij zijne brieven daaromtrent gegeven had. „Geg. „Tutrecht int jaer ons heren duysent drie hondert twe „ende tachtentich des twintighsten dages in der maent van „Marcius.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Priv. bl. 71. |
237. | 1382. 20 Maart. |
Bisschop Florens geeft aan de stad Campen drie vrije jaarmarkten als: den veertiendag na Paschen, op St. Martensdag transl., en op St. Victorsdag, die hij belooft te vrijen acht dagen vóór en acht dagen na in allen maniere en regt, als zij hare jaarmarkt te Pinksteren gehad heeft en hebben zal. „Gegh. Tutrecht int jaer ons heren duysent drie hon- „derd twe ende tachtentich des twintichsten dages in der „maent, die gehiete is Marcius.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 71. |
238. | 1382. 19 April. |
Verordening, dat men voortaan geene schepenbrieven geven noch bezegelen zal op handgeld of op schuld, die met koop- |
manschap gemaakt is, maar men zal die geven van zettingen van huizen, van muren, van tins, van gifting, van testamente, als van ouds regt geweest is. „Des saterdages nae „beloken Paeschen.” Guldenb. bl. 66. |
||
239. | 1382. 29 Mei. |
Henric Schaep doet oervede aan bisschop Florens en het Sticht. Getuigen: Roderic van Voerst ridder, Goessen van Rossem ridder, Johan van Dillicht anders geh. Hondebergh, en Wolter Macharijss. „Anno dni M. CCC. twe en tachtentich „des donredages na Pinxterdach.” Afschrift in Divers. A. bl. 185. |
240. | 1382. 31 Mei. |
Elias van den Laer geeft aan de Stad Campen voor zich en zijne kinderen, Otto, Hubert, Ghijsbert en Elias, een zoenbrief van een twist gekomen van Dirc van Renen, daar zijne kinderen hare vijanden om geworden waren. Behalve de zegels van Elias en Otto van Laer voor zich en de overigen, heeft, op hun verzoek, Gijsbert heer van Vianen en van den Ghoije het zijne hieraan gehangen, „int jaer ons heren dusent „drehondert twee ende tachtentich des zatersdaghes na Pinx- „tern.” Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. — |
241. | 1382. 1 Dec. |
Arend de Velke bekent, dat hij van Evert van Holtesende erfelijk gepacht heeft veertien morgen lands gelegen in Mastebroek tusschen Willem den Roden van Hekern en Lotgharde van der Haselt, onder voorwaarde van op zijne kosten dijken, dammen, weteringen te onderhouden. „Geg. int jaer „ons heren dusent driehondert twe en tachtentich dies maen- „dags nae sante Andriesdaghe.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
242. | 1383. | Verordening, dat niemand binnen de muren van Campen tot de Morrenbrug en St. Geertruidsbrug gelden zal, wanneer men die maakt.
Guldenb. bl. 12. |
243. | 1383. 23 Nov. |
Schepenen en raad der drie steden verklaren, dat zij elkander beloofd hebben, dat geen harer burgers aannemen zal, sloten van heeren te bewaren buiten oorlof van schepenen en raad der stad, daar hij burger is, op verbeurte van lijf en goed. Geene der steden zoude na dezen eenen burger ontvangen vóór dat hij dit bij den heiligen bezworen had, en, zoo hij het verbrak, erkende, dat hij lijf en goed verbeurd had. „Gheg. int jaer ons heren dusent driehondert drie en tach- „tentich vp sente Clementsdach.” Op perkament met aanhangende zegels der drie steden. Priv. bl. 72. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 562. |
244. | 1384. | Verordening, dat een’ man, die bij het leven zijner echte vrouw eene andere trouwt, het hoofd zal afgeslagen worden, en eene vrouw, die eenen anderen man trouwt, levend begraven zal worden.
Guldenb. bl. 8. Brokstuk in Collect. bl. 64, No. 35. |
245. | 1384. 15 Maart. |
Bisschop Florens geeft aan de marke Diese bij Zwolle dezelfde vrijheid als Zwolle en bepaalt, dat de inwoners dezelfde stadsregten volgen zullen. „Geg. tot Zwolle int jaer „ons heren M. CCC. LXXXIV des dinxedaghs na sante Gre- „goriusdach.” Afschrift in Collect. bl. 37. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 221. |
246. | 1384. 15 Junij. |
Albert van Gherner doet oervede aan Bisschop Florens en verklaart, dat indien iemand van ’s bisschops onderdanen hem onregt deed, hij het drie maanden lang bij dezen vervolgen |
zoude, en, indien hem geen regt gedaan wierd, hij het dan op zijn eigen avontuur tegen den aanrander zou trachten te keeren. Dedingslieden: Henric die Zuere, Wolter Stelling, Herman van Wesenberge en Peter Dirxsoen. „Geg. in den „jare ons heren M. CCC. LXXXIIIJ op sente Vyts ende Mo- „destusdach.” Afschrift in Collect. bl. 36. |
||
247. | 1384. 30 Julij. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Johan van Schoenhoven van Claes Lichtenberghe gekocht heeft een erftijns jaarlijks van drie en een vierde oude schilden uit een erve te Bronope strekkende van de Rijt in den IJssel. „Geg. int jaer ons „heren dusent driehondert vier en tachtentich des zaterdaeghs „nae sante Jacopsdaghe. Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
248. | 1385. 21 Jan. |
Schepenen en raad van Zwolle beloven aan die van Campen, dat, indien de bisschop te Deventer klaarde en gaf niet eerst aan Campen en Zwolle goede brieven van daarna binnen een half jaar te Zwolle te zullen klaren, zij of hunne medeburgers op de klaring niet zouden komen; dat zij hetgeen er omtrent Campen en Zwolle en derzelver burgers geklaard mogt worden eenparig wederstaan zouden; en dat zij den last, die er van komen mogt, en de hindernis, die Deventer daarom mogt aandoen, met alle trouw zamen zouden uitdragen. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert tachtentich en „vyue op zente Agnetendach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Hierbij afschrift op papier. Priv. bl. 73. Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 228. |
249. | 1385. | Afschrift van een verdrag, dat omtrent dezen tijd voorgesteld zou zijn tusschen de drie steden, over het geschil om- |
trent de plaats van klaring — en van eenen brief van bisschop Florens aan Campen en Zwolle, om ook in deze steden te klaren, en dat hij aan Deventer geen meer regt toekende, want hij van zijne ridderen en knapen van Zalland verstaan had, dat zijne voorvaderen eertijds in Zalland geklaard hadden, waar het hun goed en nuttig dacht.
In Divers. A. bl. 251. Verg, van Hattum, I. bl. 204, 225, 229. |
||
250. | 1385. 4 Maart. |
Verordening, dat men erfenis of tyns, bij testament gegeven in kerken of aan geestelijke personen binnen ’t jaar verkoopen zal, op verlies van de erfenis of den tyns voor de erfgenamen; — voorts dat geene geestelijke luiden of priesters testamentoers wezen zullen van goed, dat burgers in het testament geven.
Guldenb. bl. 76. |
251. | 1385. 4 Maart. |
Herman heer van Cuynre geeft „een regt aan de buren van „Cuynre int jaer ons heren dusent drie hondert ende vyff „ende tachtentich des woensdaeges voir onsser Vrouwendach „annunciatio.” Afschrift in Divers. A. bl. 128. — Afgedrukt in Overijss. Alm. 1853, bl. 33-41. |
252. | 1385. 26 Maart. |
Schepenen en raad van Zwolle en Campen verklaren, dat zij, om het onregt te wederstaan, dat aan hunne burgers voor en na aangedaan werd aan hunne erfenis, elkander beloofd hebben om het gezamenlijk te keeren en hunne burgers in hun bezeten goed regt te houden, indien iemand hun eenige rente of erve, aangeërfd of gekocht, dat zij jaar en dag onbesproken bezeten hebben als regt is, met ander regt, dan daar zij het in bezeten hebben, wilde afwinnen, en zulks op kosten en arbeid der beide steden. Indien de bisschop of iemand van zijnentwege iemand harer burgers in eenige |
zaak onregt deed en de steden bij haar regt en gewoonte niet wilde laten, zouden zij het zamen wederstaan met alle magt; ook zouden zij, bij aflijvigheid eens bisschops, geenen anderen ontvangen, die niet eerst beider steden privilegiën had bevestigd. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert tachten- „tich en vyue op den Palmdach.” Op perkament met aanhangend zegel der beide steden in groen was. Priv. bl. 73. Plebisciten bl. 99. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 224. |
||
253. | 1385. 10 Mei. |
Johan borchgreve van Stroembergen doet oervede aan den bisschop en het Sticht, nadat hij te Diepenheim gevangen geweest was. „Anno dni M. CCC. LXXXV op den tiendach in der „maent van Meye.” Afschrift in Divers. A. bl. 184. |
254. | 1385. 10 Mei. |
Schepenen te Campen bekennen, dat Conraet Godeuards soen erfelijk getinset heeft een huis en erve gelegen in den Haghen, strekkende van den Olden Straten an hern Hughen huis voor derdehalf oude Fr. schilden. „Int „jaer ons heren dusent drie hondert vijf en tachtentich des „dinxedaeghs te Pinksteren.” Op perkament met twee zegels, waarvan één in groen was overgebleven. |
255. | 1385. 7 Julij. |
Bisschop Florens beslist het geschil tusschen Deventer, Campen en Zwolle, over de plaats der klaring, en belooft, op grond van oude privilegiën, die ook door schepenen en raad van Deventer met hunnen eed bevestigd zijn, aan deze, dat hij geene klaring binnen Salland anders dan dáár houden zal, onder zekere bepalingen hier genoemd. „Ghegheuen „toe Deventer int jaer ons heren dusent driehondert vijf en „tachtentich op ten seuenden dach van der maent, die gehie- „ten ys Julius.” |
Afschrift in het Priv. bl. 59. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 564, en van Hattum, I. bl. 231. |
256. | 1386. (omtrent.) |
Ghert greve to Hoya en to Brochuusen en zijn zoon schrijven aan Campen en de overige Hansesteden, dat hun neef eenige kooplieden op zijn slot te Nijenburg gevangen had genomen, en dat zij zelve er onschuldig aan zijn. Ofschoon beiden graven van Hoya heetten, had de eerste Nijenburg met andere sloten en land, zij Hoya met andere sloten en land, en waren lang in twist geweest. „Screuen an onsen sloten ther Hoye.” Zonder dagt.
Afschrift in Collect. bl. 129. |
257. | 1386. 24 April. |
Philippus quondam Francorum regis filius, dux Burgundie, comes Flandrie, etc. schrijft aan burgermeesteren, schepenen en raad van Campen, dat, toen in de maand Mei l.l., de Engelschen de haven van Sluis gewapenderhand aanvielen en er vele schepen, ook met waren van vreemde kooplieden beladen, namen en sommige verbrandden, Jacobus van Deventer van Campen, en eenige anderen, zoo onderzaten als vreemdelingen, door de ambtenaren des konings en de zijne, met hunne schepen ter zee gezonden werden. Daar nu gezegd werd, dat genoemde Jacobus van Deventer en zijne gezellen een schip van de gemeenschap of hulp der vijanden, te gelijk met Engelsche, genomen en in Vlaanderen als prijs opgebragt hadden, zoo had men vernomen, dat de regering van Campen, daaromtrent van de zijde der Engelschen sinisterlijk onderrigt, op Jacobus van Deventer verstoord was, zoodat hij om bedreigingen, die hem gedaan waren, tot zijne groote schade, niet durfde terugkeeren. Hierom verklaart de hertog, dat alles wat hij gedaan had, op uitdrukkelijken last en als gedwongen gedaan was, en verzoekt, hem geheel te verontschuldigen en veilig te laten terugkeeren. „Datum Parisius „XXIIIJ mensis Aprilis anno domini millesimo trecentesimo „octuagesimo sexto.” |
Op perkament met aanhangend zegel des hertogs in rood was, nu gebroken. | ||
258. | 1386. 26 Mei. |
Gemeene Stellinghe van Stellincwerf sluiten eene overeenkomst met de stad Campen voor vijf jaren, van dezen inhoud, dat, indien de bisschop van Utrecht of iemand van zijne onderzaten de stad of hare burgers in hun regt wilde verkorten of met onbescheid overvallen, zij het hun zoude doen weten, om het, zoo mogelijk, uit den weg te helpen. Indien dit niet gelukte en het tot oorlog of onrust kwam, dan zouden Stellinge voorn. en alle met hen verbondenen „ghuede sitters daartoe wesen ende hem in ghien arch daerin „toe keren,” terwijl de burgers, kooplieden en goederen binnen hun land veilig zouden zijn. „Gheg. int jaer ons heren „dusent drie hondert ses ende tachtentich des ses ende twin- „tichsten daghes in den Meije.” Op perkament met aanhangend zegel van Stellingwerf in bruin was. — De wederkeerige belofte van Campen in het Collect. bl. 134. |
259. | 1386. 30 Mei. |
Willem van Zinderen, rigter te Zwolle, verklaart, dat voor hem in het gerigt is gekomen Herbern van Putten en Berte zijn wijf, die aan Johan van Zanten als een edel eigen goed verkochten elf morgen twee hont en vijf en twintig roeden lands, die geheeten zijn Herberns slag over de wetering, gelegen in Zalland in Zalliker kerspel over de wetering ter Veluwer zijde. Hierbij waren als keurnoten en gerigtsluiden Johan van Bochorst, Willem van Bochorst enz. Met den schout zegelden Herbern en zijn broeder Pelgrim van Putten. „Geg. „int jaer ons heren dusent drie hondert tachtentich en ses op „ons lieuen heren hemeluaerdes auont.” Op perkament met de aanhangende drie zegels in groen was. |
260. | 1386. 18 Oct. |
Wenceslaus, Roomsch koning enz., bevestigt, op verzoek van burgermeesteren, schepenen, raad en gemeente van Deventer, |
de priviligiën dezer stad, bijzonder dat de bisschop naar oude gewoonte alle wedersproken oordeel in Salland, Twente en Vollenhove, te Deventer klaren zoude. „Geben zu Prage „nach Crist geburt dreytzehen hundert jar vnd dornach yn „den sechs vnd achtigisten jare an sand Lucastag des „ewangelisten etc. Afschrift in het Priv. bl. 10 en 60. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. Dev. I. bl. 564. |
||
261. | 1387. | Bisschop Florens verklaart, met ridderen en knapen van Zalland en met de steden Campen en Zwolle overeengekomen te zijn, dat men omtrent het payement in Zalland met eenen goeden ouden Prankr. schild betalen zal drie pachtponden. Zonder dagt. Priv. bl. 72. |
262. | 1387. | Verordening, dat de schoolmeester van O. L. Vr. kerk hebben zal 32 scholieren bij wille van den meester van St. Nikolaaskerk, en deze zal gaan in de school en verhooren de kinderen, en de eerste zal geene boeken lezen, dan bij wille van den laatste, want hij is als zijn ondermeester. Verordening, dat geene dienstmaagd bont dragen zal, behalve op hoogtijden, wanneer zij onzen Heer ontvangt. Brokstuk in Collect. bl. 64, No. 52, 56. |
263. | 1387. | Verordening, dat niemand Heyligenlandschen haring verkoopen zal of hij zegge het den koopman vooraf — dat niemand haring verleggen zal uit geheele in halve of vierendeel tonnen, maar laten hem blijven, gelijk hij over zee komt.
Brokstuk in Collect. bl. 64, Nos. 62 en 63. |
264. | 1387. 21 Jan. |
Bisschop Florens maakt verordeningen omtrent het deelen der gemeene onverdeelde landen in Vollenhove. „Geg. toe i |
„Vollenhoe anno dni M. CCC. LXXXVIJ des XXJten dages „in Januario.” Afschrift in het Boek van Plebisciten, bl. 95—97. Afgedrukt bij Dumbar, Anal. II. bl. 317—321. |
||
265. | 1387. 3 maart. |
Otto bastert van Putten geeft aan de stad Campen en hare burgers eenen vasten vrede, die duren zoude tot opzeggen toe veertien dagen te voren. Mede door zijnen oom Johan van Putten bezegeld.” „Gheg. int jaer ons heren dusent dryehondert „zeuen ende tachtentich des zonnedages in der vasten alse men „singet in der heyligher kercke Reminiscere.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
266. | 1387. 23 Sept. |
Schepenen van Campen maken een zoen tusschen Johan van Buchorst en zijne vrienden en Wolter op den Dijk en zijne vrienden, en verklaren, dat Johan’s vader ambtman van den hertog van Gelre was, toen hij Heyne van den Dijke, op bevel des hertogs, ving en op het slot te Hattem voerde, waar hij stierf, en Albert op den Dijke later ter dood bragt; dat Johan Johanssoon toen nog niet geboren was, zoodat zij hem van de aanspraak vrij spreken. Voor Johan waren borgen Willem van Buckhorst, Willem van Zijnderen en Johan Morre, en voor Wolter Henrick van Oestenwolde, Arndt van Oenden en Arnt Crube. „Op den raethuis te Campen int jaer „ons heren M. CCC. zeuen en tachtentich dies maendaeghs „na sante Matheusdaghe.” Afschrift in Collect. bl. 122. |
267. | 1387. 21 Jan. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Werner de Smyt en zijn wijf jaarlijks eenen regten erftins hebben van twee oude schilden uit hun huis en erve in den Haghen, strekkende |
van de oude straat aan de nieuwe wetering. „Geg. int jaer „ons heren dusent driehondert acht en tachtentich op sante „Agnetendach.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. — |
||
268. | 1388. 30 Jan. |
Fya weduwe Hekens te Campen geeft aan het altaar van Paulus en Barbara in de Nicolaikerk te Campen een stuk lands, de Eggemaat geheeten, in de parochie van Olst, buurschap Middele, alsmede zes stukken lands, geheeten Lummencamp te Emelwerden, en haar gedeelte lands in de parochie Ens. „Anno millesimo trecentesimo octuagesimo octauo, „indictione vndecima, mensis Januarii die penultima.” Op perkament, gecertificeerd door „Henricus de Esten, publicus „imperiali auctoritate notarius,” waaraan als transfix gehecht is een brief van bisschop Florens, van 12 Junij 1390, waarbij hij, in aanmerking nemende, dat het altaar voorn. door nalatigheid der bestuurders in zijne inkomsten ten achteren geraakt is, de giften, die er aan gedaan zijn en verder gedaan zullen worden, bekrachtigt en voor kerkelijke goederen verklaart. Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Lijst der inkomsten van S. Barbara altaar, oudste Fol. bl. 201. |
269. | 1388. 19 Maart. |
Arnt die Haese, rigter van Veluwe, verklaart, dat voor hem int gerigt gekomen zijn Gerrit Hermanszoon en Griet zijn wijf, die aan Wycher Schuersac en Johan Raende „tot „behoef der memorien des altaars der parochykerken te Cam- „pen totter noetdorft des priesters, die dat regiert en de da- „gelix misse daerop doet,” tien oude Frankr. schilden uit het erve geheeten, „hofmeysters erue” te Oestenwoude, strekkende van Camperveen tot aan de zee. Voorts zouden Gerrit en Griet van dat erve allen „voerkommer” afdoen, zoo dat niemand daar meer aan had dan de kerk te Doornspijk jaarlijks een half mudde rogge en een half mudde korens, en de kerkheer te Oestenwoude een schepel korens. „Geg. int |
„jaer onsses heren dusent driehondert acht ende tachtentich „des donredages na sente Gertrudendage.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. — |
||
270. | 1388. 1 April. |
Hillegundis weduwe van Jacobus Riedts sticht eene vicarie op het altaar van O. L. Vr., van den apostel Mathias en Maria Magdalena in de St. Nikolaaskerk te Campen en begiftigt die met eenige goederen en inkomsten, voor den notaris Ripprandus Nicolai de Ackersloet, „an- „no millesimo tricentesimo octuagesimo octauo mensis „Aprilis die prima.” Goedgekeurd door bisschop Florens den 2 Mei 1388. Authentiek afschrift op papier. |
271. | 1388. 15 April. |
Verordening tegen spel en dobbelen, op boete van 10, en van 20 ponden, zoo het iemand in zijn huis liet doen. Wie het in zijn huis liet doen, zoude bovendien met zijn gezin veertien dagen op den toren zitten bij water en brood. Wie het geld won, zou het bij zijnen eed aan de schepenen overleveren om er de stad mede te vesten. Alle spel, daar men geld mede verliezen kon, werd verboden, waarvan men zich zuiveren konde met zijnen eed en met twee volgers.
Boek van Rechte, bl. 36. |
272. | 1388. 28 April. |
Verordening omtrent het aanstellen van mombers zoo wel over de vrouw als over de kinderen van den overledenen man en, indien het noodig zijn mogt, ook over den man, en andere bepalingen daaromtrent. „Des sondaeghes nae sante Mar- „cus daeghe.” Boek van Rechte bl. 5. Guldenb. bl. 5. |
273. | 1388. 3 Junij. |
Wilhelmus van den Zande, curatus ecclesie in Campen, sticht eene vicarie „in memoriam dominice passionis” in het St. Geertruidsgasthuis, onder zekere voorwaarden. „Anno mille- „simo trecentesimo octuagesimo octano mensis Junii die „tertia.” Afschrift in Divers. A. bl. 149. |
274. | 1389. | Margareta dei gratia Danorum, Norwegie, Swecie, Sclauorum Gothorumque regina ac vera heres et princeps regni Dacie, gebiedt haren hoofdman Albertus Kalenberghe te Schoner en Valsterbode, eenige artikelen, hier in het Nederd. voorkomende, af te kondigen en te onderhouden. Zonder dagt.
Afschrift op perkament en tweemaal in Divers. A. bl. 261, 263. |
275. | 1389. 13 en 14 Mei. |
Zoenbrieven tusschen bisschop Florens en Beernt graaf te Bentheim. Zoo evenwel den graaf schade geschiedde uit het huis en de vrijheid van Almelo, uit het huis te Twicloe, uit Arndshuis van Grimberge en Everdshuis van Langhen, daarvoor zou de bisschop niet aansprakelijk zijn, met meer voorwaarden. „Anno dni M° CCC LXXX nono ipso die Servatii — en proximo die post Seruatii.”
Afschrift in Divers. A. bl. 97, 182. |
276. | 1389. 22 Julij. |
Ghert de Veer, Hertwech Crummencamp en Ernst van Redese verklaren, dat tusschen hen een wissel van wegen in Mastebroek geraamd en bepaald is, hierbij nader omschreven. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert neghen en tach- „tentich des donredaeghs nae sante Margretendach.” Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. |
277. | 1389. 15 Aug. |
Voogden van Wismar, Rostok, Harderwijk, Elburg, den Bosch, Staveren en Dirk Tolnaer, maken bekend, dat zij, om |
voor te komen de gevolgen van een gevecht, dat op Sconor den 15 Aug. tusschen lieden uit Holland en Zeeland en lieden uit Campen was voorgevallen, eenen vasten vrede gemaakt hebben tusschen de voogden van Zierikzee, den Briel en Amsterdam en hunne onderzaten aan de ééne zijde, en den voogd van Campen Henric Zac, en met hem Claes Speceter, Tyde Visch, Hertich Doleman, Egbert Herinc, Aernt van Oenden, Jakob Ludekenszoon, Evert Budel en Wolbert Henricszoon. Deze vrede zou duren tot St. Petersdag ad Cathedram. Zoo iemand, onder deze voogden gezeten, dien vrede niet houden wilde, zoude zijn voogd hem schriftelijk aan den voogd der koningin overgeven, en niemand zou zich verder met hem bemoeijen. Zoo iemand, in weêrwil van dezen vrede, vocht, die verbeurde en vocht op zich zelf en de gemeene vrede zou nogtans in stand blijven. Zoo die vechter kwam onder eenen der voors. voogden, dan zou deze hem vangen en vonnissen naar zijn bedrijf, bij de gemeene voogden voors. „Gheg. int jaer ons heren dusent dre hondert neghen „ende tachtentich op onser Vrouwen dach assumpcio.” Op perkament met zeven aanhangende zegels der voogden van Wismar enz in geel en gedeeltelijk in groen was. |
||
278. | 1389. 6 Oct. |
Ecbert Hake van den Rutenberghe belooft voor zich en zijne erfgenamen, dat hij met zijn huis ten Rutenberghe nimmer iets doen zal tegen de bisschoppen van Utrecht, tegen de drie steden of tegen het Sticht; dat hij dat huis niet meer sterken noch vesten zal dan het nu is, ten zij met wil van bisschoppen en steden voorn., behalve dat hij het getimmerte, dat nu gemaakt werd, onder dak zou mogen brengen en voorzien, en winnen den steen van het oude huis uit de gracht en ruimen en zuiveren de oude gracht, zonder eenige nieuwe gracht te mogen maken om er het huis meer mede te vesten. Elk volgend bezitter van het huis zoude dezelfde belofte moe- |
ten doen en er zijne opene bezegelde brieven van geven binnen twee maanden nadat hem dit was aangezegd. „Gegheuen „int jaer ons heren duysent drehondert negen en tahtentich „des wondesdaghes na Remigii.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Divers. A. bl. 180. — Verg. Dumbar, Anal II. p. 336. |
||
279. | — Kosten der nieuwe muren van 1389 tot 1392.
Collect. bl. 48. |
|
280. | 1389. 5 Nov. |
Bisschop Florens bevestigt de stichting van een altaar in de St. Nicolai-kerk door Johannes de Xanten met de gift van twaalf jugera lands in de parochie van Zalk, en stelt voor het eerst Gerardus Theodorici presb. tot het bedienen daarvan aan. „Datum Vollenho anno dni millesimo trecentesimo oc- „tuagesimo nono mensis Nouembris die quinta.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Afschrift in Div. A. bl. 134, met het opschrift: van St. Severus altaar. |
281. | 1389. 29 Nov. |
Folkerus Poppanie heerscap en grietman opter Schellingh verklaart, dat Bartold Grobbe betaald heeft elf rijnsg. als berggeld „om te lossen die tonne, daer op ons land ter „Schellingh ghebercht waren. — Item die heren van Campen „pleghen ons jaarlijx toe bedencken mit een verndel salm, „dat si nu in twie of drie jaer niet ghedaen en hebben, dat „ons seer verwondert, want wi hemmen altijt behulplick sint „daer sy toe gherecht synt en altyt gheerne doen willen.” Hij verzoekt de oude gewoonte te volgen. „Int jaer ons „heren van neghenentachtich op sinte Andreas auont apos- „tel.” Op papier, met opgedrukt nu verdwenen zegel in groen was. – |
282. | 1390. en later. |
Verordeningen omtrent vleeschhouwers en visschers, omtrent het verkoopen van Heiliglandschen haring en het verleggen en zouten van haring.
Boek van Rechte, bl. 45, 46. Guldenb. bl. 78—80. |
283. | 1390. 13 Maart. |
Reynold van Coevorden ridder belooft aan bisschop Florens, het ambt en huis te Lage, hetgeen hem door bisschop Johan van Arkel en zijne opvolgers voor eene som van 3607 oude Frankr. schilden verpand was, op hier bepaalde voorwaarden te zullen bewaren. Getuigen: Gyselbrecht van Bronchorst ambtman in Twenthe, Goessen van Rossem ridder, Evert van der Eze, Jacob van der A, Gerd van Beueruorde. „Datum in „Aldenzele anno dni M. CCC XC dominica Letare.” Afschrift in Divers. A. bl. 181. Verg. Dumbar, Anal. II. p. 269. |
284. | 1390. 14 Maart. |
Dykregt van Mastebroek, bij rade onses gen. heer van Utrecht met de schepenen van Campen en Zwolle, en met den dijkgreve, heimraden en gemeene erfgenamen van Mastebroek, „int jaer ons heren M. CCC. ende XC des maenendaeges nae „Gregorij.” Afschrift in het boek Dijkregt van Salland en Mastebroek, met de latere verordeningen, geschreven anno 1586. — Verg. Collect. bl. 137. |
285. | 1390. 22 April. |
Nadat Campen eene gracht had doen graven door Elsbroek „daer de IJssel dor ghaet” was er een thoem geworden, die het naast aan Elsbroek lag. Schepenen der drie steden spreken tusschen de erfgenamen van Elsbroek, van Coelvoet en het Zandeken regt, en wijzen den thoem aan de eersten toe, tenzij de laatsten door getuigen, die er geen belang bij hadden, konden bewijzen, dat, toen „de heer van Voerst een ghescheyt se- „ghede van den thoemen”, de erfgenamen van Elsbroek toe- |
stonden, dat, in geval aan den Elsbroek een thoem kwam, die van Coelvoet en het Zandeken er mede in zouden deelen. Getuigen verklaarden dit „op sante Joriaens auont in dem jare „ons heren M. CCC. neghentich.” Afschrift in Collect. bl. 132. |
||
286. | 1391. | Verordening op de bieren, als Wismerbier, Camper hoppebier, Gruitbier, Camper mede.
Brokstuk in Collect. bl. 64, N°. 73—80, 97. Boek van Rechte, bl. 37. |
287. | 1391. 2 April. |
Verordening, dat niemand runderen in de vier broeken slaan zal, dan die binnen de muren van Campen woont, bij verlies der runderen ten behoeve der broekheeren en bij eene boete van 100 sch. voor de stad. Maar die boven de kerk en op den Vloetdijk wonen, mogen hebben op Zeveningen en op den Grene vier schaar, en die binnen de muren wonen drie schaar, en niemand zal er goed opslaan dan de burgers, en men zal er geene paarden opslaan, dan die tot de tege– lary behooren. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert „een ende negentich op beloken Paeschen.” Boek van Rechte, bl. 37. Ook Guldenb. bl. 63. |
288. | 1391. 6 Mei. |
Johan van Buckhorst belooft voor zich en zijne erfgenamen, dat hij van zijn huis, dat hij nu naar een gegeven „scampioen” timmerde, den bisschoppen, het gesticht of de hoofdsteden van Salland geene schade doen zoude met roof, noch met brand noch met geweldige zaken, en dat hij het voors. huis geene vesting meer zoude aandoen, dan met wil van bisschop en steden. „Gegeuen int jaer ons heren M. CCC en eenen- „tnegentich op sunte Johannis ante portam latinam.” Afschrift in Priv. bl. 77. Collect. bl. 67. Div. A. bl. 96, 155, en afgedrukt bij Dumbar, Anal. II. p. 337. |
289. | 1391. 13 Mei. |
Ecbert van Gramsberghe heer van Emmichem, Ecbert Hake van den Rutenberghe en Roelf van den Rutenberghe verklaren, dat, nu de bisschop en de drie steden met Dirk van Wisch overeen gekomen waren omtrent het ambt van Diepenheim, zij of hunne erfgenamen er voor instonden, indien hij het huis te Diepenheim niet weder overleverde naar inhoud der brieven daarvan, of het verzuimde met wanhoede. „Geg. int jaer „ons heren dusent driehondert een ende negentich des dertien- „den daegs in Meye.” |
290. | 1391. 16 Mei. |
Dirk heer van Wisch, Robert van Wisch kan. ten Dom te Utrecht, en Bernt van Wisch verklaren, dat, nadien bisschop Florens en de drie steden beloofd hebben, aan Herman van Wesenberge op St. Martinsmisse van hunnentwege te betalen 300 oude gouden schilden, zij den bisschop en de drie steden daarvan schadeloos houden, en dat zij die som op gen. termijn zullen betalen, onder verband van leisting te Deventer binnen drie dagen na de aanmaning. Geg. als boven „des „sestienden daeghs in Meye.” Van beide afschrift in Collect. bl. 109. — De belofte der drie steden aan Herman van Wesenberge, elke voor 75 schilden, den 17 Mei, bl. 110. |
291. | 1391. 14 Sept. |
Bisschop Florens verklaart, zijnen schout te Campen gelast te hebben, dat hij heer Henric Hermanssoen, anders geheet en Vrijmaet priester, om excessen, waarvan hij beticht werd, vangen en naar Vollenhove zenden zoude, hetgeen dus op zijn bevel geschied was. „Int jaer ons heren M. CCC. een „en neghentich op des heylighen crucesdach exaltatio.” Afschrift in Collect. bl. 67. |
292. | 1391. 7 Nov. |
Bisschop Florens en de drie steden verzekeren aan Roelof van Ittersum, rentmeester van Salland, 2000 oude Frank. schilden, binnen drie jaren uit de renten van Salland in te |
houden, wegens die door hem voorgeschotene som tot den oorlog tegen Dirc van der Marke, Johan van Zolmisse, Arnt van Guyterswyc, Gumpert van Alpen voogd te Keulen, Johan van Hensbeke, Evert van Ulft, en vele andere ridderen en knechten met hunne helpers, die vijanden van het Sticht geworden waren. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. XCJ op „sante Wilbrordsdach.” Afschrift in Collect. bl. 62. |
||
293. | 1391. 22 Nov. |
Albert van Beijeren, grave van Holland enz. verklaart, op verzoek van zijnen neef den bisschop van Utrecht, en om het bezwaar dat deze heeft van zijn huis ter Horst, dat het hem lief is en wel te wille wat de bisschop met dat huis doet. „Geg. int jaer ons heren M. CCC. XCJ op sente Cecilien- „dach.” Afschrift in Divers. A. bl. 184. |
294. | 1392. 9 Aug. |
Bisschop Florens maakt een verdrag met zijnen lieven neef Willem van Gulik en Gelre, waarbij deze het land van Salland en Twente onder zijne bescherming neemt, met bepaling dat zij er gezamentlijk ambtlieden uit het land en huis van Gelre zetten zouden, onder de voorwaarden als nu Robert van Apeltern ridder en Dirc van Wisch knape voorschr. landen en ambten hadden, behalve dat de bisschop een gedeelte van die ambten mogt afnemen en den anderen daarvan geven, want hij het voornemen had Goor te timmeren. Vermeerdering van manschappen tot bescherming dier landen zoude ten laste van den bisschop zijn; in hetgeen gewonnen of verloren werd zouden beiden deelen, enz. Dit verdrag zouden beider leven duren. „Geg. tot Zutphen int jaer ons heren dusent driehon- „dert twe en tnegentich des neghen dachs in Augusto.” Afschrift in het Boek Collectcrium bl. 110. Afgedrukt bij Toe Bocop, bl. 424. |
295. | 1392. 16 Sept. |
Herman van Randenroede ridder belooft aan de drie steden, het schoutambt van Salland en het nederste huis van Arkelstein met zijne knechten te zullen bewaren en beschermen, ook o.a. om den kastelein van den toren te Arkelstein, als het noodig was, met al zijne magt te helpen. „Geg. „int jaer ons heren M. CCC. XCIJ in vigilia Lamberti.” Afschrift in het Collectorium bl. 110. Afgedrukt bij Toe Bocop bl. 427. |
296. | 1392. 20 Dec. |
Campen schrijft aan de steden van de Zuiderzee, dat Margareta koningin van Denemarken schepen uitrust en die van Rostock en Wismar alles nemen wat zij kunnen, weshalve zij verzoekt op St. Paulusdag aanst. gezanten te Dordrecht te zenden, om over de onlusten in de Sont te beraadslagen. „Geg. „int jaer ons heren M. CCC. XCIJ op sante Thomas auent.” Afschrift in Collect. bl. 15. |
297. | 1393. | Verordening, dat niemand eigendom zal hebben aan de banken in de L. Vr. Kerk, maar wie het eerst komt, zal het eerst mogen zitten; niemand zoude er hooi, stroo, matten, of eenige dingen indragen, op 100 sch. — Verordening, dat niemand steenen werpen mag bij het nieuwe werk van S. Nikolaas-kerk; dat wie er begraven wil worden geven zal boven 10 sch. gr., in den omgang 15 sch. gr., in het koor een pond gr., en bij den altaar 32 oude Fr. schilden.
Guldenb. bl. 76, 77. Brokst. in Collect. A. bl. 64 No. 98. |
298. | 1393. 31 Jan. |
Zoenbrief van Euert van Ulft ridder met bisschop Florens en de stad Deventer omtrent het huis te Ulft. Dedingslieden: Herman van Randenrode ridder en Johan van der Capellen, als raden en vrienden van den hertog van Gelre, en Henric van Helbergen Dirxoen Everts neef, die mede ze- |
gelden. „Anno dni M. CCC. XCIIJ vltima die Januarii.”
Afschrift in Divers. A. bl. 182. |
||
299. | 1393. 22 Julij en 29 Sept. |
Reces van de dagvaarten der Hanzesteden te Lübeck op Maria Magdalenadag en te Schonor en Valsterbode op St. Michielsdag archangeli. Op de eerste werd de vaart naar Schonen en Denemarken, om haring te zouten en te koopen, verboden; op de laatste hadden met de raden van koningin Margareta ter eenre zijde en van Johan van Mecklenburg van wege koning Albert van Zweden ter andere zijde, onderhandelingen plaats, om dezen uit zijne gevangenis te Lindholm te ontslaan, die nu vruchteloos afliepen.
Afschrift in Collect. bl. 86. |
300. | 1394. | Campen schrijft aan Lübeck, dat men hier, overeenkomstig het besluit der Hanse-vergadering, overeengekomen is vredeschepen uit te rusten, indien de andere steden dat ook doen wilden, en men zoude op Pinksteren aanst. gereed wezen en vergaderen Ten Schagen of in Caluessonde en daar uitzeilen. Men verzoekt het antwoord uit Pruissen en van de andere steden te mogen weten. Zonder datum. Afschrift in Collect. bl. 37. — De vredeschepen kostten in 1394 VIJm. IXc en IIJ gulden: t.w. „de schepe, vytalie, schipmans, boetmans, soldeniers en mit allen onraede,” bl. 73. |
301. | 1394. | Campen schrijft aan Lübeck, dat het om den wintertijd en den afstand niet gelegen is, de beraamde vergadering van acht steden te Alholm op 1 Nov. bij te wonen; dat het ook wegens den verren afstand niet gelegen is, eenige belofte of borgstelling voor koning Albert van Zweden en zijn zoon te doen, ten einde hen uit de gevangenschap te bevrijden; maar zoo de steden, die dat deden, er eenigen hinder of last van kregen, dan wilde men gaarne mede doen wat de gemeene |
koopman er toe deed. Men vraagt verschooning voor het niet bezenden „want wy op desen tijt mit onsen naburen ghenoech „te doen hebben. Datum anno XCIIIJ.” Afschrift in Collect. bl. 84. |
||
302. | 1394. 20 Jan. |
Vernieuwde verordening tegen spel en dobbelen. Zoo iemand het goed van een’ ander’ verdobbelde of verspeelde, die zou het teruggeven, indien hij zoo veel binnen de vrijheid der stad had; en had hij zoo veel niet, dan zoude men hem uit de stad en uit het veerschip leggen, om er nimmer meer in te komen, ten zij met wil van den genen, wiens goed hij verdobbeld of verspeeld had.
Boek van Rechte, bl. 13. |
303. | 1394. 1 Maart. |
Hermannus Suuel gard. ord. fr. min. te Campen geeft vidimus van den brief van Lodewijk graaf van Vlaenderen, gegeven te Male den 15 Nov. 1359. (No. 131.) „Datum anno „dni M. CCC XCIIIJ mensis Marcii die prima.” Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. — Dit vidimus gecollationeerd met het origineel den 15 Aug. 1400 door Henric van Spiere ridder en Claes vten Houe, raadsheeren van hertog Jan van Bourgondië. |
304. | 1394. 24 Julij. |
Bisschop Frederik van Blankenheim belooft aan schepenen raden en burgers van Campen, dat hij hen laten, houden en beschermen zal bij al hunne gewoonten, bezittingen, brieven en vrijheden, die zij tot daartoe verworven hadden. „Ge- „genen t Utrecht int jaer ons heren dusent driehondert vyer „en negentich des vyerentwintichsten dage in Julio.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 75. — |
305. | 1394. 20 Oct. |
Raden der drie Steden maken vrede tusschen Hamburg en Herman van Kuenre en zijn’ zoon, nadat door dezen de veiligheid aan Hamburg was opgezegd. „In ’t jaer ons heren MCCCXCIIIJ op der Eluen dusent Meghede auent”
Afschrift in Collcct. bl. 34. |
306. | 1394. 12 Dec. |
Bisschop Frederik geeft aan de drie Steden het huis, de stad, het ambt en de heerlijkheid Diepenheim tot onderpand voor de tot lossing aan den heer van Brederode voorgeschotene som van 1875 oude schilden, en belooft er geen’ ambtman te zullen zetten, dan op de voorwaarden, hier vermeld. „Geg. tot Deuenter jnt jair ons heren dusent driehondert vier „ente tneghentich des twelften daghes in Decembri.” Afschrift in Privil. bl. 75. Zie No. 236. |
307. | 1394. 20 Dec. |
Dyric heer van Wyssche knape bekent, dat, daar de brieven, die hij van wijlen bisschop Florens en de drie Steden, sprekende van het huis, het ambt, de stad en heerlijkheid Diepenheim, te Ter Borch verbrand waren, en hij daarop 715 oude schilden had, hij nu dat geld van den bisschop en de drie Steden ontvangen had, waarvan hij hen kwijt scheldt. „In ’t jaer ons heren dusent drie hondert vier ende neghen- „tich des sonendaghes vp sente Thomas auont des hili- „ghen apostels.” Op perkament met aanhangeud zegel in groen was. — Verg. Dumbar, Anal. II. p. 315. |
308. | 1394. 29 Dec. |
Overeenkomst van Evert van Hekeren van der Eze en Bate van Almelo met bisschop Frederik, om uit Almelo geene schade te doen. „Int jaer der ghebuerte ons heren dusent „drehondert vierendetnegentich des negen en twintichsten dages „in Decembri.” |
Afschrift in Divers. A. bl. 100. Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. bl. 339—343. | ||
309. | 1395. 18 April. |
Bisschop Frederik maakt een verbond van duizend jaren met de Friesen van Stellingwerf enz., met bepalingen omtrent Drenthe en Groningen. „Int jaer ons heren duysent driehon- „dert vijf en tnegentich des XVIIJ dages in Aprille.” Afschrift in Collect. bl. 79, en in Divers. A. bl. 83, 84. — |
310. | 1395. 25 April. |
Bisschop Frederik bekent, dat hij, ten einde Coevorden weder aan het Sticht te brengen, van Campen geleend heeft 977 oude Frankrijksche schilden, die hij belooft op Meidag over een jaar terug te zullen geven, en, bij gebreke daarvan, aan schepenen en raad zijne tollen en gruit binnen Campen over te laten, tot dat die som afbetaald is. Getuigen waren Wylhelm van Renen scholaster van den Dom te Utrecht, Sweder van Rechter en Henrick die Zuyre. „Geg. tot Deuenter jnt „jaer ons heren duijsent driehondert vijff ende tnegentich des „viff ende twyntichsten daeges jn Aprill.” Notariëel afschrift op papier. Priv. bl. 84. |
311. | 1395. 6 Mei. |
Henric van den Laer Engelbertszoon van Salne bekent, daar Engelbert, zijn vader, en Jutte van den Laer, zijne moeder, zich omtrent het huis ten Lare vereffend hadden en afgezien van alle aanspraak op wijlen bisschop Florens, de drie Steden en landen en luiden, hij en zijne erfgenamen de voorschr. vereffening en scheiding ten eeuwigen dage houden zal. „Gegeuen toe Deuenter int jaer ons heren dusent driehondert „vyue en tneghentich des zesten daghes in Meije.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Zie No. 225. en Racer, VI. bl. 299—302. |
312. | 1395. | Burgermeesteren, schepenen, raden en de gemeene burgers van Campen ontzeggen Reynald van Coevorden. „In ’t jaer „van XCV.” Collect. bl. 55. — Toe Bocop, bl. 436. |
313. | 1395. 29 Junij. |
Op het aanzoek van den graaf van Holland, dat die van Campen zich van den bisschop in het beleg van Coevorden zouden afscheiden en terugtrekken, antwoordt de regering, dat zij dit niet doen konde ten gevolge der vermaning van den bisschop, om het regt zijner kerk en van het Sticht te bevorderen. Mogt de graaf hiermede niet tevreden zijn, dan wilde zij van hare raden zenden, om zijne Edelheid klaarlijk daarvan te informeren. „Op sante Petersdach ”
Collect. bl. 78. |
314. | 1395. 14 Aug. |
Bisschop Frederik geeft privilegiën aan Drenthe, Wijsheid, gezwoornen en gemeene land ontvangen hem daarop als hunnen landsheer, met belofte, om hem met alle magt te helpen, dat het huis te Coevorden tot behoef van het Sticht bewaard blijve. „Geg. in ’t jaer ons heren M. CCC. XCV. „op onser Vrouwen auent assumpcio.” Afschrift in Collect. bl. 56. Divers. A. bl. 85—87. Afgedrukt bij Dumbar, Anal. II. bl. 343—348. Toe Bocop, bl. 439. |
315. | 1395. 19 Aug. |
Verdrag tusschen bisschop Frederik en Johan Hondenberg en Rolf zijn zoon, wegens de overgave van Coevorden, dat (19 Aug.) des donderdags na Vr. Assumptio overgeleverd werd, nadat de bisschop er zes weken vóór gelegen had.
Afschriften in Collect. bl. 55, 122. |
316. | 1396. | Schepenen en raden der drie Steden magtigen Sweder van Rechteren, ambtman te Coevorden, om tot timmering van het slot te besteden tot 1000 oude Frankr. schilden, waarvoor de |
bisschop hem in huis, borg, stad en ambt vesten mag.
Afschrift in Collect. bl. 63. |
||
317. | 1396. | Campen schrijft aan Lübeck, dat alhier op zondag Letare (12 Maart) eene dagvaart gehouden is met de steden Deventer, Zutphen, Harderwijk en Elburg (terwijl van Stavoren, Hindelopen en Woudrichem niemand verschenen was), die verklaarden, dat zij te dezer tijd niet konden medewerken tot wederstand der Victualiebroeders. Campen wilde evenwel een schip met volk gewapend uitrusten, indien Lübeck en de andere steden bij hun voornemen bleven. „Anno XCVJ.”
Campen schrijft aan Lübeck, het berigt te hebben vernomen, dat die stad hare vredeschepen, vóór Hemelvaartsdag niet gereed had, terwijl Campen reeds op zondag veertien dagen na Paschen gereed geweest was, waarop hunne schepen en kooplieden wachtende lagen. Men had gaarne gezien, dat zij tot Hemelvaartsdag gewacht hadden, maar de Camper burgers hadden goed van vreemde kooplieden in en waren gemeenschappelijk uitgezeild. Zonder datum. Afschriften in Collect. bl. 83. |
318. | 1396. 5 Sept. |
Otte van Putten bastert zegt aan Campen den vrede op. „Int jaer van XCVJ des dinxdages na sente Johansdach de- „collatio.” Op papier met opgedrukt zegel in bruin was. Herbern van Putten geeft aan de regering van Campen zijn leedwezen te kennen, dat Otken van der Loet, zijn neef, vijand geworden is, hetgeen buiten zijn weten was, en verzoekt, dat men het hem niet zoude laten misgelden. „Geg. des Op papier zonder jaartal of zegel. |
De hertog van Gelre, door de regering van Campen berigt ontvangen hebbende, dat Otto van der Loet, Pelgrims van Putten bastaardzoon, vijand der stad was geworden en zich te Hattem zoude ophouden, meldt, dat hij aan Gadert van Hoemen, zijnen ambtman op Veluwe, die zaak heeft aanbevolen om verder naar bevind te handelen. „Geg. tot Nyme- „gen des dinxdages na sent Stephaensdach.” |
||
319. | 1396. 26 Dec. |
Bisschop Frederik geeft aan de drie Steden verzekering, dat hij te Coevorden eenen ambtman uit Drenthe of Salland plaatsen zal, onder zekere hier genoemde voorwaarden en verpligtingen; voorts, dat de burgers der drie Steden tolvrij zijn zouden te water en te lande in zijn land en door het land van Drenthe en Coevorden. Praesentibus de consilio dom. Wilhelmo de Renen scol. Traj., Hermanno de Randerade milite, Swedero de Rechteren, Rutgero de Doernic et Henr. Zuer. „Geg. int jaer ons heren dusent driehondert zesse ende ne- „ghentich des zes ende twintichsten daghes in der maent van „December.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 77. en Divers. A. bl. 165, 188. — Afgedrukt bij Dumbar, Anal. II. p. 375, K. en W. Dev. I. bl. 626., van Mieris, III. bl. 650. |
320. | 1396. 1396-1399. |
„Int jaer van XCVJ en dair voirt an doe die Hollander „orlogheden teghens die vriesen doe namen de Hollander dien „burgeren van Campen dese manigerhande guede nagescr. en „daeden hem groten kenneliken schaden.” Een breedvoerig stuk op papier van 23 bladzijden in folio. Aan het slot een afschrift van de overeenkomst tusschen afgevaardigden van den bisschop en den graaf van Holland te Schoonhoven, daags na St. Willebrordsdag 1399. — Het verdrag met hertog Albrecht van 20 April 1400 bij van Mieris, III. bl. 718. Zie voorts 28 Julij 1406. |
321. | 1397. 4 April. |
Wencelaus R. koning bevestigt aan burgemeesteren, raden en burgers van Campen hunne munt, die zij tot hiertoe met vergunning van voorvaderen aan het rijk geslagen hebben, alzoo dat zij zulke munt, als hun te voren vergund en toegestaan is, voortaan maken mogen, voor zoo ver die gange en geve en aan andere munten onschadelijk is. „Geben zu „Prage nach cristes geburt dreytzenhundert jare vnd dornach in „dem sibenvndneuntzigisten jaren des mitwochen nach dem sun- „tage letare in der vasten.” Op perkament met aanhangend zegel van Wencelaus in geel was. — Privil. bl. 8. |
322. | 1397. 14 Mei. |
Vredesverdrag door den hertog van Gelre gesloten tusschen den bisschop Frederik en zijne helpers en Reynald van Coevorden en zijne helpers, als Gijsbert van Bronckhorst, heer te Borkelo, Gijsbert van Bronckhorst, Frederik van Bronckhorst, Johan van Homoet en Deric van Wisch, rakende Coevorden en Drenthe, met toebehooren. „Int jair ons heren „M. CCC. XCVIJ des neesten manendages na dien sonnedage „Jubilate dit is des XIIIJ dages in den Meye, vp welken „manendach die voors. zwoene geseght wart op Veluwe in onsen „lande an der ijssele tegen Deuenter.” Afschrift in Divers. A. bl. 190. Bijgevoegd de formulieren der oervedebrieven. — Afgedr. bij Dumbar, K. en W. Dev. I. bl. 637 Verg. Anal. II. p. 348. |
323. | 1397. 31 Mei. |
Overeenkomsten omtrent de betaling van 15,000 oude Frankr. schilden, door de drie Steden, den 14 Mei 1402 te Zutphen te betalen, indien Reynald, overeenkomstig den zoen, afstand doet van Coevorden en Drenthe, waartoe de hertog van Gelre en de stad Zutphen vrijgeleide geven; terwijl Reynald verklaart, dat hij, zoo hij afstand doet, het doen zal te Coevor- |
den of te Hulsvoerde, waartoe de bisschop hem met zijne vrienden tot 100 mannen en paarden geleide geeft.
Afschriften in Divers. A. bl. 194—196. |
||
324. | 1397. 17 Junij. |
Arnt van Guterswyc knape, ambtman in Twenthe, belooft, de 15,000 schilden van de bede en schatting des bisschops in niemands handen te zullen brengen, dan van de drie Steden; — Herman van Randenrode, ridder, ambtman van Salland en kastelein van het nederste huis van Arckelstein, dat hij het huis en en ambt niet zal overgeven, vóór dat de drie Steden voldaan zijn van de 15,000 oude schilden, aan Reinald toegezegd. Hetzelfde belooft Egbert Hake van den Rutenberghe, schout en kastelein te Vollenhove. „Int jaer onss heren M. CCC. XCVIJ, „des seuentienden dages der maent Junio.” Afschrift in Divers. A. bl. 196, 198. |
325. | 1397. | Verordening, dat niemand eenige dingen zetten of leggen zal boven in de korenmarktspoort, anders dan ’s maandags als het marktdag is.
Guldenb. bl. 90. |
326. | 1397. 21 Julij. |
Bobbo herzog zu Slesie here zu Munsterberg, hofrigter van Roomsch koning Wencelaus, verklaart, dat deze de indaging voor zijn en des H. Rijks hofgerigt van wege Diederich Craen, zijnen schenker, op burgermeesteren, raden en burgers van Campen, geheel en al afgenomen en uitgedaan heeft en die uit de registers heeft laten uitdoen. „Geben zu Prag „nach Crists geburt drewtzen hundert jar vnd dornach in „dem siben vnd neunzigisten jare an sant Marien Magdalenen „Abende.” Op perkament met aanhangend zegel van het hofgerigt in geel was. — Verg. Dumbar, K. en W. D. I. bl. 642-645. |
327. | 1397. 19 Sept. |
Gerlacus Morre cler. Traj. not. publicus geeft vidimus van het privilegie van Vlaenderen, den 23 Mei 1361 door Gend, Brugge en Iperen geschonken (N°. 138). „Anno millesimo „trecentisimo nonagesimo septimo mensis Septembris die de- „cima nona.” Op perkament met het teeken van den notaris. |
328. | 1397. 18 Nov. |
Bisschop Frederik beveelt Bertold van Bakerweerde om de gevangenen van Rijnenstein te schatten en het geld daarvan aan de drie Steden te betalen, in afkorting der som van 3762 oude schilden, waarvan één drie pond maakt, die zij voorgeschoten hadden tot vereffening van het nadeelig slot van Gheryt Comhaer rentmeester van Salland, welk nadeelig slot veroorzaakt was door den oorlog met Coevorden; en zoo die som niet geheel daaruit betaald wierd, dat dan de helft van de renten van Salland daarvoor zou verbonden blijven. — Bertold van Bakerweerde geeft er de verzekering van aan de drie Steden, gelijk ook Gerbert ten Bussche, rentmeester van Salland, „int jaer van XCVIJ opten xviij dach in November. Afschriften in Divers. A. bl. 203, 204. — Verg. Dumbar, K. en W. D. I. bl. 628. Heda, p. 266. |
329. | 1397. 15 Dec. |
Verordening, dat niemand huizen, loodsen, varkenskotten enz. binnen de muren dekken zal dan met pannen, op boete van 40 pond. „Ssaterdages nae sente Luciendage.”
Guldenb. bl. 13. |
330. | 1398. 5 Maart. |
Seyne Mulert regter te Hasselt verklaart, dat Gheert Ludekenszoon „den magheden ende weduwen, die nv ter tiit in „reynicheyt to gader wonen bynnen Campen ende horen nacome- „linghen in der were bouen sunte Nicolaeskerke, streckende van „der hofstrate bylanx der steghen op den borghel,” de helft van |
twaalf morgen lands gegeven heeft, gelegen in het kerspel van Hasselt. Mogten zij of hare nakomelingen niet blijven wonen in die were en bij rade des priors van Windesheim elders gaan binnen of buiten Campen, dan zouden de zes morgen voors. haar toch volgen. „Gheg. int jaer ons heren „dusent driehondert acht en neghentich des dinsdaghe na Re- „miniscere.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. — Zie No. 336. |
||
331. | 1398. 24 Mei. |
„Jehan seigneur de Foleville, chev. conseiller du roy, garde „de la preuosté de Paris”, geeft vidimus van een privilegie van koning Charles van Frankrijk van 21 Mei 1398, waarbij deze, om den handel van Harfleur te bevorderen, op verzoek der burgers en inwoners aldaar, hun het voorregt geeft, dat geene vreemde kooplieden of inwoners der stad noch hunne koopwaren er gearresteerd of bezwaard kunnen worden om eenige misdaad of overtreding, te water of te lande gedaan, ten zij de eigene personen en de goederen dergenen, die zich vergrepen hebben, zelve. „Lan de grace mil CCC$\frac{XX}{IIIJ}$ dix „huit le vendredi XXIIIJ jour de May.” Op perkament met aanhangend zegel van de prevôté in groen was. — Zie No. 339. |
332. | 1398. 1 Junij. |
Otto qraaf te Delmenhorst bekent, van burgermeesteren, schepenen, raden en gemeene burgers en inwoners van Campen geleend te hebben 110 goede gouden Engelsche nobelen, en sluit vrede van al zoodanige tweedragt en twist, als zij tot hiertoe zamen gehad hadden, met belofte om hun behulpzaam en bevorderlijk te zijn en hen te veiligen en te geleiden, waar hij konde; voorts zoude hij hun niets ergs doen vóór dat de 110 nobelen wèl betaald waren, en daarna |
zou toch deze vrede aan beide zijden in kracht blijven een half jaar na dien tijd. „Geg. in deme jare onses heren „duysent driehondert acht en tnegentich des zaeterdachs na „den heyligen Pinxsterdaghe.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
333. | 1398. 29 Aug. |
Erik, koning van Denemarken, Zweden, Noorwegen, enz. bevestigt, met rade en wil van hem en zijne moeder, koningin Margaretha, en van zijne getrouwe raden van Denemarken, alle regten, privilegiën en vrijheden, die aan de stad Campen van zijne voorvaderen in het algemeen en in het bijzonder gegeven zijn. „Tu Kopenhauen anno domini M. CCC. „XC octauo die decollationis sancti Johannis bapt.” Op perkament met aanhangend groot zegel in geel was in eene koperen doos. — Vidimus in 1414. |
334. | 1399. 19 Febr. |
Overeenkomst tusschen bisschop Frederik en de stad Groningen over bescherming aan de ééne en trouw aan de andere zijde. „Geg. int jair ons heren M. CCC. negenentnegentich „des woensdages na Inuocauit.” Afschrift in Divers. A. bl. 196. Ook in Foliant II. bl. 12. — Afgedr. bij Driessen, Monum. Gron. bl. 505. |
335. | 1399. 16 Aug. |
Bisschop Frederik en de steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Campen en Zwolle, verbinden zich met elkander voor twintig jaren, om alle onregt en geweld, dat hun of één hunner aangedaan wierd, gezamentlijk te wederstaan en elkander te helpen. „Geg. Tutrecht jnt jaer ons heren dusent driehon- „dert negenentnegentich des neesten dages na onser Vrouwen „dage assumpcio.” Afschrift in Divers. A. bl. 229. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 646—648. |
336. | 1399. 23 Oct. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen maken eene ordonnantie omtrent de geestelijke vrouwen, die wonen „in der were bouen sente Nyclaes kercke, streckende van den „borchwal bilanx der steghen op an die hoefstrate.” — „Da- „tum anno dni M. CCC. XCIX ipso die Seuerini.” Afschrift in Collect. bl. 64. |
337. | 1399. 21 Dec. |
Tielmannus Wickrade wordt als secretaris der stad op nieuw aangenomen, op de voorwaarden hierbij bepaald.
In Foliant I. Dit geheele boek dóór vindt men de aanstelling van verdere secretarissen en van alle ambtenaren der stad met hunne instructiën, gedurende de vijftiende eeuw. Voortgezet in het Boek: Ordinarius antiquus, gedurende de zestiende en zeventiende eeuw. |
338. | 1400. 5 Mei. |
Ghert Borre, rentmeester en kastelein te Vollenhove, belooft aan de drie Steden, het huis en ambt te zullen bewaren tot haar behoef en het niet over te leveren vóór dat zij van de som van 15,000 oude schilden, aan Reynold van Coevorden te betalen, geheel voldaan waren, enz. „Gheg. int jair ons „heren M. CCCC. op sente Johans auent ante portam Latinam.” Afschrift in Divers. A. bl. 205. |
339. | 1400. 12 Aug. |
Billart Leuauasseur, houdende den zegel van de verbanden van het burggraafschap van Montreuillers, verklaart dat Colin Leuauasseur clerc etc. den 12 Aug. bij eede betuigd heeft, de oorkonde van 21 Mei 1398 (No. 331) gezien en gelezen te hebben, waarvan hier afschrift wordt ingevoegd. „Le „jendi xij jour daoust l’an de grace mil quatre cens.” Op perkament met het zegel der verbanden in bruin was. |
340. | 1400. 5 Dec. |
Overeenkomst tusschen Erembrecht Vtenleen, kerkheer, en de Minderbroeders te Campen over de wederkeerige kerkelijke |
regten. „Int jair ons heren M. IIIJC op sente Nyclaes „auont.” Collectorium , bl. 67. | ||
341. | 1401. 10 Jan. |
Guill. Berengier, provoost van Harfleur (Ned. Harincvliet), geeft vidimus van een’ brief van Billart Leuauasseur voorn., waarin verslag gedaan wordt, hoe, op het verzoek van Jan de Feure, poorter te Parijs, zoo wel in zijn naam als in qualiteit van executeur van Nicolas Wids, ook poorter te Parijs, den 6 Dec., uit kracht van een arrest van het parlement en letteren van marke, in de stede van Harfleur, om eene schuld van wege den bisschop van Utrecht en zijne onderdanen, gearresteerd en beslagen werden eenige lasten kaakharing, toebehoorende aan kooplieden van Campen, onderdanen des bisschops, welke haring daarop verkocht werd. Eenige poorters van Harfleur, daarin gevaar voor hunnen handel ziende, traden in compositie met de crediteuren, zoodat deze van het arrest afgingen en beloofden, binnen drie jaren geenerlei arrest te stellen of te doen stellen op de goederen en koopmanschappen der Campenaars uit kracht van voorn. arrest, tegen eene som van 100 gouden schilden voor de gemaakte kosten, zonder dat dit verdrag eenige schade doen zoude aan het arrest van het parlement zelf. „L’an de grace „mil quatre cens et vn le x jour de Januier.” Op perkament met aanhangend zegel der prevôté in bruin was. |
342. | 1401. 4 Maart. |
Bisschop Frederik geeft vidimus van het groot privilegie van de steden van Vlaenderen van 23 Mei 1361 (No. 138) aan de burgers van Campen. „Datum anno dom. millesimo quadringentesimo primo mensis Marcii die quarta.”
Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
343. | 1401. 28 Mei. |
Stichtingsbrief van de Broederschap of Memorie van het H. Sacrament in de St. Nicolai-kerk te Campen, door den pastoor, de kapellanen, vicarissen en custos dier kerk, reeds in 1393 begonnen, waartoe den 1sten Julij 1403 anderen toetraden. „Anno millesimo quadringentesimo primo mensis Maij vice- „sima octaua.” Op perkament met het waarmerk van den notaris Tydemanus Brant, en als transfix de goedkeuring van bisschop Frederik van 8 Oct. 1403, op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
344. | 1401. 24 Julij. |
Coird en Maurijs onse soen grenen te Oldenburg bekennen van de stad Campen geleend te hebben 120 zware Rijnsche gulden, waarmede alle twist en tweedragt, die tot hiertoe geweest was, zoude geëindigd zijn, met belofte, om hulp, veiligheid en geleide aan hare burgers en inwoners te geven. Na betaling der voors. som zoude de vrede een half jaar lang voortduren. „Vnde weert dat hyr yenich ghebrek in velle, „vnd wy daer vmme ghemaent worden van den burgermeysteren „schepen vnde raede van Campen vors. zoe zoelen wy bynnen „vierteyndaghen na der maninge dat ghebrek vorvullen, off „zo soele wy toe Bremen binnen comen vor dien raet vnde „soelen vns wytschap vnde vorsaets vntslaen vnde myt vnsen „eede beholden ouer den hilighen dat wij des gheenreleye „wijs mechtich en zijn to kerene. Gegeuen int jaer vns heren „dusent vierhundert vnde een op sunte Jacops auent des „hilighen apostels.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
345. | 1401. 29 Nov. |
Verordening, dat, zoo iemand om schuld voortvlugtig werd of uitgelegd was, en hij kwam weder in, eer hij de stad voldaan had, zoo zoude hij telkens 40 pond verbeuren, onverminderd der stad koer en regt.
Boek van Rechte, bl. 38. |
346. | 1401. 10 Dec. |
Notariële opdragt van onderscheidene giften ten behoeve der St. Katharina kapel buiten Campen bij het Leprozenhuis, vooral door Pelgrim Morre, en de confirmatie van bisschop Frederik van 3 Maart 1403.
Afschrift in Divers. A. 148. Verg. Dumbar Anal. II p. 377. |
347. | 1401. 22 Dec. |
Charles, koning van Frankrijk, bekrachtigt, op verzoek der kooplieden van Campen, onderdanen des bisschops van Utrecht, en uit aanmerking dat de kooplieden dier stad de haven van Harfleur (Harincvliet) voortaan niet zouden bezoeken, de overeenkomst met de crediteuren van den bisschop van Utrecht (No. 341), en gebiedt zijne ambtenaren daaraan de hand te houden, zonder dat die overeenkomst eenig nadeel doen zoude aan de poorters en inwoners van de stad noch aan hunne privilegiën en vrijheden, daar hetgeen door hen gedaan was, gedaan was om het gemeene voordeel. „Donné à Paris le „XXIJ jour de Decembre l’an de grace mil quatre cent et „un et le XXIJ de nôtre Regne.” Op perkament met aanbangend zegel in geel was. — |
348. | 1401. | Eene oude bepaling van payement of valuatie van geld in 1401 en 1414, geëxtraheerd uit een oud liggerboek te Deventer door Jac. Helm, secretaris aldaar.
Dig. nov. in fine. |
349. | 1402. | Op het verzoek der regering van Campen om Kersten van Wijlsem, haren burger, behulpzaam te zijn in het terugkrijgen van zestien lasten bier, die hem op zee genomen waren, antwoorden burgermeesteren van Hamburg, dat Godeken Mychels met andere Victualiebroeders de kogge van Lubbert Overdike, waarin dat bier was, genomen had, en dat deze kogge door |
de Hamburgers heroverd was op de Jahde; maar de Victualiebroeders hadden, om de kogge beter in het land te brengen, een groot gedeelte van het bier uitgeworpen. Daarop was de kogge en het goed naar stadregt toegewezea voor een derde gedeelte aan hen, die de kosten daartoe gedaan hadden, voor het derde gedeelte aan hen, die den arbeid deden, en voor het derde deel aan Lubbert voorn. en den koopman, die er goed in had, welk derde gedeelte Lubbert tot zijn wil gebruikte.
Op perkament. |
||
350. | 1402. 23 Junij. |
Overeenkomst tusschen hertog Albrecht van Beijeren, den graaf van Oostervant en de stad Utrecht, over Hagestein, Everstein, Haestrecht, het land van de Lede, enz.
Afschrift op papier zonder dagteekening, maar kenbaar de overeenkomst van 23 Junij 1402, bij Burman, Utr. Jaarb. I. bl. 11, en van Mieris, III. bl. 764. |
351. | 1402. Junij. |
Hertog Albrecht van Beyeren geeft aan de burgers van Utrecht, om den dienst, dien zij in den Arkelschen oorlog doen zullen, eenige privilegiën van tollen en bepaalt daarbij de tolregten.
Afschrift op papier zonder dagteekening, waarbij, insgelijks op papier, twee afschriften van de bepaalde tollen: „dit is der borgher |
352. | 1402. 5 Aug. |
Bisschop Frederik geeft aan de burgers der drie Steden vrijdom van weggeld op den weg tusschen Ane en Coevorden, dien hij om de onbruikbaarheid daarvan met hare hulp wil doen verbeteren. „Geg. te Deuenter in den jaer onses heren dusent |
„vierhondert en twe des saterdaghes nae sunte Petersdach ad „vincula.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
||
353. | 1403. 2 en 24 April. |
Alardus Legghenoet., gard. fr. min. te Campen, geeft vidimus van den brief van koning Waldemar van Denemarken, 5 Sept. 1326 (No. 53); van koning Erik van Denemarken, 22 Sept. 1307, (No. 20); van koning Magnus van Zweden etc. 18 Aug. 1336 (No. 79). „Anno domini millesimo quadrin- „gentesimo tercio mensis Aprilis die secunda et vicesima quarta.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Op den rug van het laatste staat: „desse vidimus plach die voecht op |
354. | 1403. 28 Junij. |
Johan Voern, schout te Genemuiden, verklaart dat Ghese Albert Niesen soens weduwe en Berent Albertsoen haar zoon aan Albert Hagedoernsdochter en hare erfgenamen verkocht hebben de helft van vier morgen lands, de Kannemaet geheeten, in het kerspel van Genemuiden. „Geg. int jaer ons „heren dusent vierhondert ende drie op sente Peters ende „Pauwelsauont twyer apostels.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
355. | 1403. 9 Sept. |
Paus Bonifacius bevestigt het privilegie van bisschop Frederik van 1318 (No. 35) en zijne opvolgers, dat geene ingezetenen van Campen in zaken, die voor het wereldlijk gerigt behooren, voor den officiaal te Utrecht of den proost en aartsdiaken mogen getrokken worden. „Datum Rome apud „Sanctum petrum v Jd. Sept. pontificatus nostri anno quarto „decimo.” Op perkament met aanh. zegel in lood aan een zijden koord. — |
356. | 1403. Dec. |
Verordening, dat men iemand, die beschuldigd wordt, met den eed van drie goede knapen overtuigen zal. Verklaarden zij hem onschuldig, hij zou zich nogtans zelf met zijnen eed onschuldig moeten maken. Zoo er bij den twist niemand geweest was, zoude hij zich met zijnen eed en twee volgers zuiveren kunnen. — Wie een ander over geweld en gebroken vrede aanklaagde en het niet bewijzen konde, zoude 80 pond verbeuren en betering doen ter schepenen kennis. De aangesprokene zoude zich zuiveren kunnen met zijnen eed en elf volgers. „Anno XIIIJC tercio op sente Nycl. auent.”
Boek van Rechte, bl. 14. |
357. | 1404. 20 Junij. |
Bisschop Frederik geeft aan de onderzaten in de stad Steenwijk en het kerspel en ambt van Steenwijk, Steenwijkerwold en Paeslo, het privilegie, dat zij niet voor den officiaal van Utrecht te regt zu’len staan, maar voor eenen eigenen officiaal te Steenwijk, ten ware zij geestelijke personen met werken misdeden. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert en „vier op den twintichsten dach in Junio.” Afschrift in Divers. A. bl. 122. |
358. | 1404. 27 Aug. |
Charles koning van Frankrijk bekrachtigt eene overeenkomst tusschen Roland Wits en Johannes Fabri of Lefeure ter ééner zijde en Herman van Oemeren burger van Utrecht en Goswinus van Campen, als procuratie hebbende van bisschop Frederik van Utrecht, ter andere zijde. Deze overeenkomst, door arbiters opgesteld en door partijen toegestemd, bevatte, dat aan de beide eerstgen. door de laatsten betaald zoude worden eene som van 2000 livr. tourn. en wel aan Joh. Fabri 508 1. 3 s. 3. d. en het overige aan Roland Wits. Ingevoegd de brief van bisschop Frederik, te Horst den 3 Aug. 1404, waarbij hij aan de bovengen. procuratie |
houdenden volmagt geeft om te onderhandelen met Nic. Witse en Joh. Feuer, goudsmeden te Parijs, over de actie, die zij gedaan hebben wegens de rooverijen, gevangennemingen en gewelddadigheden hun door Johan van Rijnonstein miles (Arkel) en zijne medepligtigen aangedaan. „Datum Pa- „risius in parlamento nostro die XXVIJ Augusti anno domini „millesimo quadringentesimo quarto et regni nostri XXIIIJO. Op perkament met ’s konings aanhangend zegel in geel was. |
||
359. | 1404. 6 Sept. |
Frederik van der Eze verklaart, van den bisschop, met goedvinden der drie Steden, ontvangen te hebben het huis, den burg en de stad Coevorden, om dat als kastelein en amptman op de voorwaarden, hierbij genoemd, te bewaren, waarbij de drie Steden hem brieven van duizend oude Frankr. schilden bezegeld hadden, die hij aan wijlen Sweder van Rechteren’s erfgenamen betaald had. „Geg. int jaer vnss heren dusent „vierhondert vier des sesten dages jn Sept.” Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. |
360. | 1404. 10 Sept. |
Frederik van der Eze voorn. belooft, dat hij Coevorden ten behoeve der drie Steden houden en bewaren zal en niet overleveren, vóór en aleer deze voldoening erlangd hebben van de 15,000 oude schilden, die zij in handen van Reynald van Coevorden en zijne erfgenamen beloofd hadden te betalen. „Gegh. int jaer ons heren dusent vierhondert en vier des „wonsdaghes nae onser vrouwen dach natiuitas.” Op perkament met aanhangend zegel in bruin was. |
361. | 1404. 13 Sept. |
Bisschop Frederik geeft aan Zwolle, voor eenen vasten penning, de gruit, den tol en de accijnsen in erfpacht, met andere privilegiën. Mede door de vijf kapittels bezegeld, |
„int jaer ons heren dusent vierhondert ende vier op des hei- „ligen Cruysze auent exaltatio.” Afschrift in Divers. A. bl. 218. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 272—275. |
||
362. | 1404. 9 Dec. |
Paus Jnnocentius VII. verstaan hebbende, dat eenige Camper burgers ter zee voeren en in het begin van April vertrokken om in November of daaromtrent terug te keeren, waarop de Advent en daarna de zondag Septuagesima volgde, om welke reden hunne huwelijken, ofschoon behoorlijk gesloten, niet gevierd konden worden, waardoor vele gevaren voor de zielen, ergernissen en ongeregeldheden ontstonden, gelast den bisschop van Utrecht er, na behoorlijk onderzoek, in te voorzien door toe te laten, dat dergelijke huwelijken binnen dien tijd gecelebreerd mogen worden. „Datum Rome „apud Sanctum petrum V Jd. Decembris, pontificatus nostri „anno primo.” Op perkament met aangehecht zegel in lood. — Priv. bl. 4. |
363. | 1405. | Vernieuwde verordeningen tegen het dobbelen, tegen schuldbrieven van spel, en dat geene jonge lieden brieven geven of schuld maken zullen, dan bij twee van hunne naaste magen, op straffe van nietigheid; voorts dat geen burger eeden, beloften, oerveden of gevangenschap van burgers nemen mogt, op straf van honderd oude Frankr. schilden, te bewijzen met twee goede knapen, of te zuiveren met den eed en drie volgers.
Boek van Rechte, bl. 40, 41. |
364. | 1405. | Ordonnantie op het S. Geertruidsgasthuis.
Afschrift in Collect. bl. 96. |
365. | 1405. 11 Febr. |
Johan van Buchorst knape, ambtman en kastelein van Coevorden, belooft aan de drie Steden, dat hij het huis en de stad bewaren en niet aan eenen anderen bisschop of ambtman zal overleveren, vóór en aleer haar de 15,000 oude schilden voldaan zijn, die zij aan Reijnald van Coevorden betaald hebben. „Gegheuen int jaer ons heren dusent vierhun- „dert ende vyue des elften daghes in Februario.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
366. | 1405. 15 Mei. |
Bisschop Frederik ontzegt heer Johan van Arkel, van Pierpont en des landes van Mechelen, wegens het groot geweld en onregt, dat hij met de zijnen aan hem en het Sticht gedaan had en nog dagelijks deed. „Gheg. int iaer ons heren dusent „vierhondert ende viue des vyftienden daghes in Meye.” Afschrift op papier. — Des ghelikes enen ontsegbrieue ghesant an den jongen van Arckel. Verg. Burm. I. bl. 55. |
367. | 1405. 13 en 17 Aug. |
Burgerm. schepenen en raad der steden Gend en Brugge geven vidimus van het privilegie van graaf Lodewijk van Vlaenderen van 13 Mei 1361 (No. 135.) „Geg. int jaer ons heren „M. CCCC. ende viue vpten dertiensten en XVIJsten dach „van oughste.” Beide op perk. met aanhangend zegel van Gend en Brugge in groen was. |
368. | 1405. 1 Oct. |
Bisschop Frederik verpacht aan de Stad Groningen het geregt honderd jaren lang voor 28 goede olde Frankr. schilden. „Geg. Tutrecht int jaer ons heren dusent vierhondert ende „vyve des iersten daghes in Octobri.” Afschrift in Divers. A. bl. 108-111. — Afgedr. bij Dumbar, K. en W. Dev. II. bl. II. Idsinga, II bl. 52. Toe Bocop, bl. 466. |
369. | 1405. 11 Nov. |
Henric van Valendrees en Yde zijn wijf bekennen, dat Johan Elyszone en zijne erfgenamen eenen weg hebben erfe- |
lijk naar zijne vier morgen lands over hunne zeven morgen in Mastebroek op de oude wetering. Getuigen zijn Alef van Sutem, Johan Hillingberich en Hermen van Hoenhorst. „Int „jaer ons heren dusent veerhundert en viue op sunte Mar- „tensdach translacio.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
||
370. | 1406. | Beëedigde verklaring, dat Dronthen stads vrijheid is, naar aanleiding van een geweld, door Dirc die Zure Henricsz. en Jacob Mauwerts., schouten van Wilsum en IJsselmuiden, gepleegd, die bij nacht te Dronthen, geheeten Camperslach, huizen van inwoners open braken en vier van deze te IJsselmuiden gevangen zetteden, waaruit zij door die van Campen gehaald werden.
Boek van Rechte, bl. 44. |
371. | 1406. 31 Maart. |
Bisschop Frederik geeft uitvoering aan de bul van paus Innocentius VII. van 9 Dec. 1404 (No. 362), door te bepalen, dat zoodanige huwelijken van den Advent af tot den zondag Letare toe voor de kerk, na drie afkondigingen, gecelebreerd mogen worden. „Datum anno dni millesimo „quadringentesimo sexto ultima die mensis Marcii.”
Op perk. met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 4. Div. A. 144. |
372. | 1406. 3 April. |
Pelgrim van Putten verklaart, dat hij voor zich en zijne erfgenamen met Campen en hare inwoners geheel en al verzoend is van allen twist, herkomstig van brand, roof en nederwerping der huizen te Puttenstein en Oud-Putten, en van alles, wat aan zijne ouders en hem tot daartoe door Campen gedaan mogt zijn. Hij scheldt hun voor zich en zijne broeders Herbert, Dyric en Johan en hunne erfgenamen daarvan kwijt. Moetsoenslieden van zijnentwege waren Henric Serys |
en Lambert de Meijer, en van wege de stad Frederik van der Eze en Johan den Hoyer, die den brief met hem bezegelden „in den jare onses heren dusent vierhondert ende zesse op „den hilgen Palmauont.” Op perkament met vijf aanhangende zegels in groen was. |
||
373. | 1406. 20 Mei. |
Bisschop Frederik belooft, op aanzoek van ridderen, knapen en de drie hoofdsteden, dat hij allen lieden landregt zal laten wedervaren. „Geg. thoe Vullenhoe jn den jaer ons „heren M. CCCC. en sess des xx dages in den Mey.” Afschrift in Divers. A. bl. 171. Priv. bl. 76 — Afgedr. bij Racer, III. bl. 114. |
374. | 1406. 5 Junij. |
Bisschop Frederik bepaalt, op aanzoek van ridderen, knapen en de drie Steden, eenige punten in het landregt, ten aanzien van regtspleging wegens doodslag, dieverij, enz. „Geg. „toe Swolle jnt jaer onss heren M. CCCC. en sess des vijften „dages jn der maent Junius.” Afschrift in Privil. bl. 80. Afgedrukt bij Racer, VI. bl. 303. |
375. | 1406. 5 Junij. |
Bisschop Frederik geeft aan de Ommelanden van Vollenhove, met name aan het kerspel van Steenwijk, van Steenwijkerwold en Paesel, van IJsselham en Scarwolde, eenige regten, bijzonder omtrent de regtspleging wegens wonding, doodslag enz. „Geg. toe Zwolle jnt jaer ons heeren M. CCCC. ende „zes des vijfften dages jn Junio.” Afschrift in het Boek van Plebisciten, bl. 97—99. — Afgedrukt bij Dumbar, Anal. II. bl. 380. |
376. | 1406. 28 Julij. |
Willem van Beijeren grave van Holland enz. verklaart, dat hij op de burgers van Campen eenigen tijd verstoord is geweest wegens hunne inbreuken op de tollen en de schade door hen aan de heerlijkheid gedaan, maar dat hij hun bij |
deze alles kwijtscheldt. Nu hadden zij hem overgegeven al zulke brieven, als zij hadden van wijlen zijnen vader Albrecht over vrijdom van tollen twintig jarenlang, gegeven in dading voor de schade, die zij in den oorlog met Vriesland van de Hollandsche uitleggers geleden hadden (No 320), geschat op 25,000 nobelen, waarvoor zij dien vrijdom gebruiken zouden gedurende twintig jaren, of 20,000 nobelen in ééns ontvangen, welke brieven hij nu te niete gedaan had. Hij geeft thans voor zich en zijne erfgenamen aan de stad de hier gemelde vrijheden en privilegiën, en bepaalt de tolregten, die zij betalen zullen. Behalve hem zegelden, op zijn bevel en verzoek, de steden Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Middelburg en Zierikzee, „in den Hage vpten achte „ende twintichsten dach in Julio int jair ons heren dusent „vierhondert ende zesse.” In duplo op perkament, waaraan aan beide ’s graven groot zegel en dat der voorn. steden. Priv. bl. 54. Vidimus in 1458 en 1500. |
||
377. | 1406. 28 Julij. |
Willem grave van Holland enz. laat aan al zijne tollenaren weten, dat hij aan de stad Campen eenige vrijheden van tollen gegeven heeft, met last om die vrijheden ongehinderd te laten gebruiken. Geg. als boven.
In duplo op perkament, aan beide ’s graven zegel in groen was. |
378. | 1407. | Verordening, dat, indien er brand te Brunnepe kwam en huizen boven of beneden den brand neder getrokken of gehouwen moesten worden, alle huizen „binnen de wacht” te Brunnepe gelijkelijk gelden zouden tot de nedergetrokken huizen, en dat de eigenaar ze met twee zijner naaste buren bij eede schatten zoude.
Boek van Rechte, bl. 38. — Guldenb. bl. 13. |
379. | 1407. en 1409. |
Nadere verordeningen omtrent Waterregt, vrachten en verpligtingen der schippers ter aanzien hunner reeders, enz.
Boek van Rechte, bl. 39, 42. Guldenb. bl. 19, 26. |
380. | 1407. 31 Maart. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Arnt Hermanssoen en Stine zijn wijf erfelijk van meyster Roelf Tymmerman priester en van Alyt Ysebrants en erfgen. getinset hebben een erve op den Vloetdyc buiten Calvenecken porten. „Geg. int jaer „ons heren dusent vierhondert ende zeuen sdonredachs na den „heyligen paeschdach.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
381. | 1407. 1 April. |
Jan hertog van Bourgondië, grave van Vlaenderen enz. geeft vidimus van het privilegie van Lodewijk van Vlaenderen van den 13 Mei 1361, (No. 135.) „Donné en notre ville de „Gand le premier jour d’auril apres Pasques l’an de grace „mil quatre cens et sept.” Op perkament met aanhangend groot zegel van den hertog in groen was aan een zijden koord. |
382. | 1407. 4 April. |
Jan hertog voorn. bekrachtigt het privilegie van graaf Lodewijk van 15 Nov. 1359. (No. 131.) „Donné en notre „ville de Gand le IIIJ jour d’avril apres pasques l’an de „grace mil quatre cens et sept.” Op perkament met ’s hertogs eenigzins beschadigd zegel in rood was. — Hierbij eene vertaling op perkament uit het Fransch in het Nederduitsch of Vlaamsch. — Vidimus in 1436. |
383. | 1407. 10 April. |
Balduinus de Niepa, lic. in legibus, prepositus eccl. S. Donaciani Brug. Flandrie cancell. geeft vidimus van het voorgaande charter. „Actum Brugis anno dni millesimo quadrin- „gentesimo septimo die decima mensis Aprilis post Pascha..” Op perkament met het zegel der proostdij in rood was. |
384. | 1407. 27 Sept. |
Bisschop Frederik verklaart, dat, nu hij de heerlijkheid Kuinre voor 6200 Erankrijksche schilden heeft aangekocht, waartoe hem de drie Steden behulpzaam geweest zijn, hij er met haren raad eenen goeden ambtman zetten zal uit Zalland of Vollenhove, onder de voorwaarden en verpligtingen hier gemeld. Voorts zouden de burgers der drie Steden vrijdom van tol en weggeld in en door de heerlijkheid hebben. „Gheg. int jaer ons heren dusent vierhondert en zoeuen op „sente Oosmas en Damianusdagh.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Afschrift in Divers. A. bl. 201. Priv. bl. 78. — Afgedrukt bij Dumbar K. en W. D. II. bl. 32, en Anal. II. bl. 387. |
385. | 1407. 30 Sept. |
Beernt graaf van Bentheim doet uitspraak in het geschil tusschen bisschop Frederik en Groningen „int jaer ons heren „M. CCCC en zeuen des latsten dages in Septembri.” Afschrift in Divers. A. bl. 111, 133. — Dumbar K. en W. D. II. bl. 14. Racer, VI. bl. 306. Toe Bocop, bl. 463. |
386. | 1407. 3 Oct. |
Burgermeesteren, schepenen en raden der drie Steden verzekeren, op afslag der koopsom van Kuinre, aan Herman van Kuinre en zijne zonen voor ieder stad jaarlijks 100 oude Frank. schilden rente. „Datum anno M. CCCC septimo smanen- „dages na Remigii.” Afschrift in Div. A. bl. 132. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. Dev. II. bl. 31. |
387. | 1407. 14 Oct. |
Wolter Morreaen en Huge Bensingh, kasteleins te Kuinre, geven aan de drie Steden verzekering, dat zij het huis en de heerlijkheid niet zullen overleveren, vóór dat deze voldaan zijn van de som van 4.500 oude schilden door haar voorge- |
schoten. „Geg. int jair ons heren M. CCCC en zeuen op „sente Calixtusdach;” Afschrift in Divers. A. bl. 131. |
||
388. | 1408. | Verordening omtrent gewapende reizen, de keuze der hoofdlieden en hunne soldij, de reizen naar Holland en Zeeland, naar Vlaanderen en Brabant, Oostwaart en elders, met bepaling van hetgeen daarvoor aan afgevaardigden en hunne knechten vergoed zou worden.
Guldenb. bl. 60. Gedeeltelijk afgedrukt in Ov. Alm. 1843, bl. 58-63. |
389. | 1408. 13 en 15 Julij |
Arbitrale uitspraak over de geschillen tusschen bisschop Frederik en de Friesen van Stellingwerf, Schoterwerf en Oosterzeeningerland „int jaer ons heren dusent vierhondert ende „acht des vrijdaechs op sunte Margrietendach der heijligher „joncfrouwen”, en de bekrachtiging van beide zijden „op dagh „diuisionis Apostolorum.” Afschrift in Divers. A. bl. 92, 98, 102. — Afgedr. bij Dumbar, Anal. II. bl. 390—397, en K. en W. D. II. bl. 36—39. Schwartz. I. bl. 364—367. van Mieris, IV. bl. 107. Toe Bocop, bl. 479. |
390. | 1408. 6 Aug. |
Jacob Mouwerszoon, schulte te Genemuiden, verklaart, dat Mette Hagedoernsdochter aan Wolter Gijsbertszoon priester en zijne regte erfgenamen verkocht heeft de helft van vier morgen lands, geheeten de Kannemaet, in het kerspel van Genemuiden. „Gheg. int iaer ons heren dusent vierhondert en „achte op sunte Sixtusdach des heijlighen martelaers.” Op perkament met twee uithangende zegels in groen was. — |
namen gekocht had, hij het gedaan had ten gebruike van de eerzame matrone Bette Riedes en hare erfgenamen. „Actum in ecclesia „parochiali S. Nicolai. Camp. 7 Aug. 1408.” |
||
391. | 1408. 2 Sept. en 16 Oct. |
Herman van Kuenre bekent, dat hem de burgermeesteren, schepenen en raad van Campen betaald hebben 120 gulden (dertien vl. gr. voor elken gulden gerekend) in korting van het geld, dat zij hun tegen St. Peter ad cath. schuldig waren wegens den koop der heerlijkheid van hem en zijne kinderen. „Geg. int jair ons heren dusent vierhondert en achte „des sonnendachs na sente Egidiusdach.” — Desgelijks bekennen Herman en Henric van Kuenre gebr. ontvangen te hebben 50 oude fr. schilden, in afkorting der 100 schilden, die Campen hun’ vader en hun op S. Peter ad cathedram schuldig was. „Op sente Gallendach.” Beide stukken op perkament met aanh. zegels in bruin was. |
392. | 1410. 16 Mei. |
Burgermeesteren, schepenen en raad der stad Campen vergunnen aan de geestelijke personen „die plegen te wonen op „ter were boven sunte Nycolaes kerke inder hofstraten,” de St. Joriskapel te Brunnepe (No. 114), zoodat zij de were betimmeren mogen tot een klooster, tot goeddunken van schepenen en raad, van geleerde personen, die dat best verstaan en der meeste stemmen der jonkvrouwen, behoudens de vrijheid der burgers en buren, om in de kapel, als zij die tot hiertoe gehad hebben, missen en den dienst Gods te hooren. „Ge- „screuen int jaer ons heren dusent vierhondert en x den „sestienden dach der maent van Meye.” Afschrift op papier, waaronder, mede in afschrift, de vergunning van bisschop Frederik van 11 Oct. 1412, om er een klooster te maken van de orde van S. Augustinus, waarbij de bisschop het aan het generaal kapittel te Windesheim onderwerpt. — Verg. Dumbar, Anal. II. p. 397. — De acte van verkoop van het huis in de Hofstraat in Divers. A. bl. 136 en 1362. |
393. | 1410. 8 Julij. |
Verordening dat alle gewapende reizen en andere reizen boven af bij beurte zullen gedaan worden. Wie niet magtig of krank of „geuedet” was en dit met eede bevestigde, zou voor dien tijd overgeslagen worden. Wie anders niet in staat was de reis te doen, zoude eenen vriend, schepen een’ schepen, en raad een’ raad, in zijne plaats mogen verzoeken.
Boek van Rechte, bl. 15. |
394. | 1410. 18 Aug. |
Bisschop Frederik stelt Henric van Gramsbergen aan tot schout van Salland en kastelein van den voorburg te Arkelstein, zoo als Lubbert Essching dat ambt tot hiertoe gehad had, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. to Deuenter jnt jair ons heren dusent vierhondert en tiene des XVIIJ dages in „Augusto.” Afschrift in Divers. A. bl. 168. |
395. | 1410. 4 Oct. |
Bisschop Frederik verklaart, dat die van den lande van Vollenhove hem vrijwillig en niet van regtswege gediend hebben bij het fortificeren van Kuinre, zoodat men hen in het vervolg daarvan ontslaan zal tenzij bij blijkbaren nood. „In den jair onss heren MMO CCCCMO en tien des vierden „dages inder maend October.” Afschrift in Divers. A. bl. 27, 126. |
396. | 1410. 22 Nov. |
Willem van Beijeren graaf van Holland enz. geeft aan de burgers van Campen, op hun verzoek, het privilegie, dat zij de tollen met zulke penningen mogen betalen, als hij van anderen zijne renten ontving, t.w. de groot voor zes penningen Hollandsch. En daar zij hunne goederen in Zeeland ééns moesten vertollen, zoo vergunt hij hun, dat, zoo zij voor de wacht te Cats niet konden aankomen, zij voorbij mogten varen en hun goed vertollen te Arnemuiden of te |
Welsinghe, daar het hun goed dacht, zoo zij slechts op ééne der drie plaatsen vertolden; maar zoo zij op geene der drie plaatsen vertolden, zouden de goederen verbeurd zijn. „Gheg. „in den Haghe vpten twee ende twintichsten dach in Novem- „bri jnt jair ons heren dusent vierhondert ende thien.” Op perkament met ’s hertogs zegel in rood was aanhangende. — |
||
397. | 1410. 25 Nov. |
Punten van verdrag tusschen de raden van bisschop Frederik, zijne steden aan beide zijden van den IJssel en de raden van Reinald van Gelre, te Wageningen op St. Katharinendag in 1410.
Afschrift in het Boek Divers. A. bl. 26, 27. |
398. | 1411, 1412. | Bevrediging tusschen het kapittel van Bremen aan de ééne zijde en die van Hamburg, Amsterdam, Campen en Keno van den Broecke aan de andere zijde, over geweld aan de kerk van Erdle onder het bisdom van Bremen gepleegd („super „incastellatione turris ecclesiæ in Erdle”.) Afschrift in Divers. A. bl. 140—144. |
399. | 1411. 10 Maart. |
Herman van Cuenre en Henric zijn zoon bekennen van de stad Campen ontvangen te hebben honderd oude Frankrijksche schilden, hun van de heerlijkheid schuldig op den dag van St. Peter ad cathedram laatstleden. „Geg. int jair ons heren „dusent vierhondert en elue des dinxdages nae Reminiscere”. Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
400. | 1411. 28 Julij. |
Boelman Arntssoen verklaart, dat hij verkocht heeft aan Dirc Rouer en zijne erfgenamen de tweeendertig voeder velds naast Grafhorst over Optenbrink, daar hij de helft van ge- |
kocht heeft van Kerstken van Wilsum. „Geg. int jaer ons „heren dusent vierhondert en elue des dinxdages na sante „Jacobsdach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
401. | 1411. 10 Sept. |
Bisschop Frederik beslist een geschil tusschen Henric Kogman en Hilbrant Tymmermans, waarbij de eerste in het ongelijk gesteld wordt, zoodat hij geene aanspraak meer had op de stad Campen noch op Hilbrant voors. „Gegeuen vnd „vnsere segel vpt spacium des opene plackertsbrieue gedruct „inden jaere vnses heren duysent vierhondert en elue des „donredaiges nae vnser vrouwendach natiuitas.” Op papier met opgedrukt zegel in rood was. |
402. | 1411. 29 Oct. |
Ludeken Johanssoen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Lourens Peye verkocht heeft aan de maagden en vrouwen, die te Bronepe buiten Campen wonen bij S. Georgius kapel, vierdehalve morgen en een hond lands, gelegen in Mastebroek in Ghenreslag tusschen de oude en nieuwe wetering. Voorts heeft Laurens voorn. om Gods wil overgegeven aan de priesters, klerken en leeken, die nu wonen in de Veluwe bij Hattem op de hofstede eertijds Ellenheurn geheeten, al het geld, dat hem het land voors. gegolden heeft. „Gheg. int „jaer ons heren dusent vier hondert en elue des donredaghes „voer alle godes hylighen dach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
403. | 1412. | Verordening, dat in het klooster te Brunnepe niet meer dan 24 personen mogen wezen. Jonkvrouwen en vrouwen, die geëerfd zijn, mogen met haar goed in het klooster gaan, maar wanneer zij professie gedaan hebben, zal geen goed |
meer op haar erven. Geene gasten aan te nemen dan bij schepenen en raad, enz.
Boek van Rechte, bl. 39. |
||
404. | 1412. | Ordonnantie der Bagijnen, zusteren van de derde orde, op den Burgwal bij O. Vr. kerk „int jair XIIIJC en XIJ.
Afschrift in Divers. A. bl. 134. |
405. | 1412. 7 Maart. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen verklaren van Herman van Kuinre den jonge en Henric van Kuinre gebr. eenig geld, kleinooden en brieven in bewaring te hebben genomen, met hunne zegels in eene kist besloten, hetgeen zij weder op hunne begeerte in hunne handen zullen stellen. „Geg. int jair ons heren dusent M. CCCC en XIJ smanen- „dachs na Oculi.” Afschrift in Divers. A. bl. 200. Hiervan, in tegenwoordigheid van burgermeesteren, schepenen en raden, teruggenomen 30 Maart en 15 Nov. 1412, en 5 Jan. 1413, blijkens bezegelde verklaringen van Henric van Kuinre. |
406. | 1412. 7 Aug. |
Overeenkomst tusschen Johan Smit, als ambtman van de abdis en het kapittel van Essen, en Ghert Ludekenssoon en Lijse zijn wijf bij eene procedure van de abdis en het kapittel met deze over het invorderen van tijns en rente, door de steden Campen en Zwolle uitgesproken. „In den jair „ons heren M. CCCC en XIJ des sondaghs na sente Six- „tusdach.” Afschrift in Divers. A. bl. 189. |
407. | 1412. 7 Aug. |
Willem grave van Holland enz. gelast zijnen tollenaar te Sparendam, van de burgers van Campen geene tollen te nemen, dewijl zij daarvan handvesten getoond hadden. „In |
„den Hage op den IXden dach in Aprill jnt jair ons heren M. CCCC. en twelue.”
Afschrift in Priv. bl. 57. |
||
408. | 1412. 15 Dec. |
Reynald hertog van Gulik en Gelre bekent voldaan te zijn van de som, aan bisschop Frederik door wijlen zijnen broeder Willem eertijds geleend „en daer deszeluen vnses broders voer „en na vnse cleynode voer te pande ghestaen hebben”, met de kosten daarvan. „Geg. int jaer ons heren dusent vier- „hondert en twelue des naesten donredages post Lucie virginis.” Afschrift in Divers. A. bl. 238. |
409. | 1413. | Verordening omtrent het weiden op de eilanden, omtrent het schutten aldaar, ook van ganzen, omtrent het houden van vier gekramde varkens door ieder burger op de Melm.
Guldenb. bl. 63, 64. |
410. | 1413. 1 Febr. |
Ambtsbrief van Herman van Harsolte, als ambtman en kastelein te Coevorden, mede bezworen en bezegeld door Henric van Harsolte, Johan Camferbeke, Gheert van Essen en Henric van Essen, „op onser Vr. auont purificatio.” De drie Steden vergunnen bisschop Frederik om aan Herman voorn. te verpanden het huis, de stad en het ambt voor eene schuld van 600 Fr. schilden, die hij aan zijnen voorganger Johan van Buckhorst en deze aan Frederik van der Eeze betaald had wegens kosten van timmering en andere uitgaven, met bevoegdheid om jaarlijks tot de volle afbetaling 50 oude schilden uit de inkomsten te korten. „Geg. „int jaer ons heren dusent vierhondert en dertien des yersten „dages in Februario.” Afschriften in Div. A. bl. 233, 234. |
411. | 1413. 1 Febr. |
Bisschop Frederik bekent, aan de stad Campen schuldig te zijn 500 gouden Frankr. kroonen, voorgeschoten tot betaling eener schuld van geleend geld door wijlen hertog Willem van Gulik en Gelre; wijst daarvoor 100 oude Frankr. schilden aan uit de renten, die Deventer hem jaarlijks schuldig is, in afslag der 500 kroonen voorn. jaarlijks te betalen; en tot meerdere verzekering gebiedt hij Pelgrim van den Rutenberge, kastelein te Vollenhove, het huis en ambt niet over te leveren, vóór dat Campen geheel voldaan zoude zijn, hetgeen Pelgrim mede belooft en met den bisschop bezegelt. „Geg. tot Deuenter „jnt jaer ons heren dusent vierhondert en dertien des yersten „dages in Februario.” Afschrift in Divers. A. bl. 231. Verzekering van Deventer, bl. 232. |
412. | 1413. 7 Febr. |
Aernt Wynkenssoen bekent verkocht te hebben aan Coenraet Haverman en zijne erfgenamen drie akkers land achter die Coeborch, strekkende van Onigherbroec aan den Zwarten dijk. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert en dertien „des dinxendaghes na onser vrouwendach te Lichtmisse.” Op perkament met (nu afgevallen) zegel van Johan van Bremen, die den brief voor Aernt voorn. bezegelde. |
413. | 1413. 4 Maart. |
Jehan, hertog van Bretagne, graaf van Montfort en Richemont, van aanzienlijke personen zijner onderdanen vernomen hebbende, dat vele vreemde kooplieden gaarne zijn land zouden bezoeken, om er, tot voordeel daarvan, koopwaren te brengen en uit te voeren, indien zij het veilig doen konden, geeft aan de burgers van Campen sauvegarde voor hen, hunne schepen, hun scheepsvolk en al hunne waren, zoodat zij deze in de havens van het hertogdom veilig konden ontladen, er vertoeven om ze te verkoopen, den koopprijs ontvangen en |
met hunne goederen vrijelijk vertrekken zonder hindernis, mits zij de regten van in- en uitvoer en andere gewone regten betaalden. Alle officieren en ambtenaren worden gelast, deze bepalingen zonder hindernis uit te voeren, in weêrwil van arresten of brieven van marke tegen andere personen, dan hen, die zelve iets misdreven hadden, en zoo er iets tegen gedaan mogt zijn, het zonder verwijl te herstellen. „Donné en nostre ville de Vennes le iiij jour de Marz l’an „mil iiijc et traize.” Op perkament met ’s hertogs zegel in rood was eenigzins beschadigd. Hierbij eene gelijktijdige vertaling uit het Fransch in het Nederduitsch. |
||
414. | 1413. 21 Maart. |
Schepenen en raad van Campen stellen Otto van Diemen aan tot schout van Enss, waarvoor hij gegeven heeft 60 Rijnsche gulden, met belofte om er hem niet van te ontzetten vóór dat hem die 60 gulden betaald zijn. „Geg. int jaer „ons heren dusent vierhondert en dertien op sente Benedic- „tusdach.” Afschrift in Divers. A. bl. 234. In margine staat: „cassata”. |
415. | 1413. 15 Sept. |
Paus Johannes XXIII. vergunt aan Campen, dat men er missen en godsdienst doen mag, in weêrwil dat er zich lieden ophielden, die alzóó in den ban waren, dat men niet met hen mogt eten, drinken en omgaan of om hunnentwil den godsdienst moest laten, behoudens dat de stad om hare eigene delicten niet geëxcommuniceerd ware en dat men de geëxcommuniceerden uit de kerk en den dienst houden zoude. „Datum apud S. Antonium extra muros Florent. XVIJ Cal. „Octobris pontificatus nostri anno quarto.” Op perkament met aanh. zegel in lood aan een zijden koord. — |
416. | 1413. 20, 21 Dec. |
Bisschop Frederik en de steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Campen en Zwolle, sluiten met de landen van Oostergo en Westergo, met Staveren, Stellingwerf, Schoterland en omlanden en eilanden eenen vrede voor veertig jaren. — Zoenslieden doen uitspraak tusschen bisschop Frederik en de Friesen van Stellingwerf en Schoterwerf. — Bisschop Frederik verpacht daarop aan deze eenig hooiland in IJselham voor zekere jaarlijksche rente acht jaren lang. „Tot Vollenhoe op „sinte Thomaesauont — en up sente Thomaesdach in den jaeren „ons heren dusent vyr hondert en dertyne.” Afschriften in Divers. A. bl. 105 , 106. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 53—55. Schwartz. I. bl. 377—382. Van Mieris, IV. bl. 267. |
417. | 1413. 27 Dec. |
Grieven van Wolter van Coevorden, ambtman van Lage, tegen Ludolf heer van Stenvorden en zijnen ambtman te Nijenhuis, en wederkeerig klagten van Ludolf over de handelwijze van Wolter voorn., aan de beslissing der drie Steden onderworpen. — Volgt eene overeenkomst tusschen Ludolf en Claes van Overhage, rentmeester des bisschops, op eene credentie van dezen, waarbij bepaald wordt, dat het bestand, tusschen beider vrienden te Deventer gesloten, daar zij beiden tegenwoordig waren, vooreerst van kracht zou blijven, en dat na midvasten eerstk. over de verdere punten van geschil eene nadere onderhandeling zou plaats hebben, enz. „Hier weren „an vnd ouer her Herman van Keppel rytter, Aernt van Brand– „lecht, Johannes van Ottorp scriuer to Stenvorde, anno dni „M. CCCCMO. tredecimo die Johannis Euang.” Afschriften op papier. |
418. | 1414. 3 Jan. |
Ludeken Johanssoen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Otte van Asperen, ridder, heer van Voerst, van Asperen en Keppel, en Johanna, vrouw van Voerst, van Asperen en van Keppel, |
zijne wettige vrouw, als een edel eigen goed aan Wijneken Goltsmit en zijne erfgenamen verkocht hebben acht morgen lands in Mastebroek in den voorslag der heerlijkheid Voerst, daar Peter van den Bilant de lijftucht van heeft, en daar aan de ééne zijde geland is Roleff van Ittersum en aan de andere zijde Herman Busch, met acht roeden dijks. Bezegeld door Otto, door Johanna en den rigter, „int jaer onss heren duy- „sent vierhondert en viertiene des derden dages in Januario.” Op perkament met de drie aanhangende zegels in groen was. |
||
419. | 1414. 17 April. |
Willem van Beijeren, grave van Holland, enz. geeft vidimus van den brief van koning Waldemar van Denemarken, 5 Sept. 1326 (No. 53) — van het tractaat te Stralsund, 24 Mei 1370 (No. 168) — van den brief van koning Erik van Denemarken, Zweden en Noorwegen, 29 Aug. 1398 (No. 333) „in den Hage in onsen lande van Hollant, vpten zeuentien- „sten dach in Aprille int jaer ons heren duysent vierhondert „ende vierthien.” Alle op perkament met aanhangende zegels in rood was. |
420. | 1414. 14 Aug. |
Bette Rijets bekent, met consent van Jacob Rijets, haren broeder, en van Egbert Hering, haren momber, gegeven en bewezen te hebben aan Stijne en Griet, hare dochters, nonnen te Bronope, als haars vaders goed, vierentwintig morgen lands in Mastebroek, strekkende van de bisschopswetering tot de oude wetering, voorts de helft van achttien morgen lands in Mastebroek in Zalnerslage, welke landen erfelijk en eeuwig aan het klooster aldaar zouden blijven. „Geg. int „jaer ons heren dusent vierhondert en viertien op onser vrou- „wen auont assumptio.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
421. | 1415. 24 Febr. |
Johan van Cortenhorn en Henric van Cortenhorn geh. Colthoff gebr. verklaren bij eede, niets te zullen doen tegen den bisschop, het sticht, noch tegen zijne steden, vóór zij aan den kameraar van Deventer betaald zouden hebben 60 Overl. Rijnsche gulden, en dan zouden zij nog veertien nachten daarna oervedig wezen. „Geg. int jaer ons heren M. CCCC „en vijftien op sente Mathias dach des heligen apostels.” Afschrift in Divers. A. bl. 238. |
422. | 1415. 11 Mei. |
Herman van Kuenre, keer van Orck. en Fmelweerde, geeft aan zijne goede lieden van Orck en Emelweerde eenige regten, hier gemeld, „jnt jaer ons heeren duysent vierhondert „ende vijftien des saterdaeges nae onser heeren hemelvaerts- „dach.” Afschrift op papier, gecollat. naar het origineel, dat bezegeld was met een groen uithangend zegel. — Henric van Kuenre ambtman van Diepenheim. Div. A. bl. 137. |
423. | 1415. 21 Julij. |
Verordening, dat de voogd op Schonen jaarlijks tot zijne kleeding hebben zal achttien kroonen en daarbij zijn teergeld en dat zijner knechts. „Op s. Marie Magdalenen auont.”
Boek van Rechte, bl. 38. Guldenb. bl. 17. |
424. | 1415. 3 Oct. |
Willem van Beijeren grave van Holland enz. gebiedt, op de klagt van Campen over het eischen van roedertollen, dat zijne tollenaren de burgers van Campen voorbij zijne tollen zullen laten varen, zonder hun roedertollen af te nemen, ten ware zij tolbare goederen hadden geladen of dat de schepen tolbaar waren. „Geg. tot Aemsterdam opten derden dach „in Octobri jnt jaer ons heren M.CCCC.XV.” Afschrift in Divers. A. bl. 239. — Priv. bl. 57. |
425. | 1415. 3 Nov. |
Burgermeesteren en raadslieden van Groningen beloven den vrede met bisschop Frederik te zullen houden en geene ver- |
bindtenis te maken, waardoor aan het Sticht en zijne steden last of schade wierd toegebragt, „in den jair ons heren M. „CCCC en vijftien op ten neesten sonnendage nae alre hilli- „gen dage.” Afschrift in Divers A. bl. 112, 239. — Afgedr. bij Dumbar K. en W. D. II. bl. 61. |
||
426. | 1415. 25 Oct. |
Peter Lutartssoen schulte in der Asschet, verklaart, dat Evert van Irrte en Gheryt van Irrte geh. ten Hoeve gebr., gepacht hebben in erfpacht van Lubbert van Nede, Elseken zijn wijf en hunne erfgenamen vijftehalve hont lands, gelegen ter Asschet, strekkende van Mastebroeksdijk in de zee, en zulks voor elf pond pachtgeld en zes vierendeel goede roeder pachtboter. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert ende „vijftien des vridaghes na der Elfdusent magheden dach.” Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. |
427. | 1415. 14 Nov. |
Verordening, dat men voortaan geene Hollanders noch ballingen, van waar ook, als burgers ontvangen zal, maar zoo eenig goed man binnen Campen vier of vijf jaren gewoond had en burgerschap begeerde, zoude naar bevind van zaken beslist worden. „Sdonredages na sente Martijn in den winter.”
Guldenb. bl. 62. |
428. | 1416. 18 Maart. |
Ludeken Johanssoen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Wijneken Goltsmit voor zich en zijne erfgenamen beloofde, Rutgher Hermanssoen en zijne erfgenamen schadeloos te houden van tiendehalve oude schilden en een achtendeel van een oud schild, die Peter van Byland jaarlijks tot zijn lijf had uit vier morgen lands, daar Rutgher voors. ook vier morgen lands mede had liggen, door Wijneken aan hem verkocht. (No. 418). En zoo Peter van Byland Rutgher daarover aansprak, |
zoo mogt deze Wijneken Goltsmit in al zijne goederen daarvoor peynden en doen peynden. „Gheg. int jaer ons heren „duysent vierhondert en sestien des wondesdaghes na sante „Gheertruydedach der heiligher joncfrouwe.” Op perkament met twee uithangende zegels in groen was. |
||
429. | 1416. 18 Nov. |
Zoenbrieven tusschen de drie Steden en Helmich van Laer, na de vede, die zij ter oorzaak van Johan Droste van Visschering gehad hadden. „Op sente Pontiaens auont jnt jaer „ons heren dusent vierhondert ende zestien.” Afschrift in Divers. A. bl. 237. |
430. | 1416. | Stichting van de Memorie of broederschap van het H. Kruis en opteekening van de renten en goederen.
Een boek op perkament. Overijss. Alm. 1840, bl. 37 volg. |
431. | 1417. | Verordening, dat men alle testamenten, die in kerken gegeven worden, uitvoeren en betalen zal binnen een half jaar na den dood. „Saterd. na Inuocauit.” — Verordening tegen zamenwonende overspelige lieden, dat zij scheiden zullen, op straffe van de kaak; — tegen het vechten tusschen man en vrouw, te rigten of het andere lieden waren, behalve dat zij geenen huisvrede breken zullen.
Guldenb. bl. 3, 8, 47. |
432. | 1417. 8 Febr. |
Heyne Claessoen, schulte te Camperveen, verklaart, dat Rotgher Heynensoen erfelijk verkocht heeft aan Gherde Johanssoen derdehalve akker lands gelegen te Hollanderhuzen, in zeven akkeren lands, daar het andere land van behoort aan Bertold Ludekenssoen, strekkende „mitten einde van des „greuen rijt aan Zalincker marke; int jaer ons heren dusent |
„vierhondert en zoeuentien des maendages na sunte Agathen- „dage.” Op perkament met twee uithangende zegels in groen was. — |
||
433. | 1417. 13 Oct. |
Sigismund R. K. bevestigt de privilegiën der stad Deventer, bijzonder dat omtrent de klaring. „Zu Constentz nach „Christ geburt vierthen hundert jare und darnach in dem „sibentzehenden jar des nechsten mitwochs nach sanct Dioni- „sentag.” Afschrift in Privil. bl. 11. |
434. | 1418. 5 Jan. |
Herman ter Berchorst, anders geh. Onraet, ambtman in de kerspelen IJsselmuiden, Wilsem en Camperveen, verklaart, dat eenige personen, hier genoemd, erfelijk dijkvrij en tinsvrij aan de stad Campen en de erfgenamen, die „bizuden der „naelden op Camperveen gheërft zijn”, onder hier bepaalde voorwaarden verkocht hebben hunne deelen van den Enghe, als die gelegen is tusschen den dijk, dien men den Hoogen weg heet, en de wetering, die nu langs den Zwarten dijk gaat. „Jnt jaer ons heren dusent vierhondert ende achtien „opten heligen dertienden auont.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Priv. bl. 79. |
435. | 1418. 16 Febr. |
Erembertus Vtenleen, can. eccl. s. Salvatoris Traj. et curatus par. eccl. Campensis geeft, op Verzoek van schepenen, raden en de gemeente te Campen, vergunning, om in het noordelijk gedeelte van het S. Geertruidsgasthuis een altaar te wijden en door eenen priester dagelijks misse te doen houden, daar die in het zuidelijk gedeelte, in den vroegen morgen voor de armen en zwakken en ten behoeve van reizigers en handwerkslieden (mechanici) bediend, niet toereikend |
was. „Datum Trajecti feria quarta post dom. Inuocauit anno „dni millesimo quadringentesimo decimo octauo. Op perk. met opgedrukt zegel in bruin was. Divers. A. bl. 240. |
||
436. | 1418. 28 Maart. |
Bisschop Frederik verpandt, met verzekering en bezegeling der drie Steden, aan Seyne van den Water, rentmeester van Salland, zijne renten en inkomsten van Salland wegens een door hem gedaan voorschot van 3000 oude Frankr. schilden tot den oorlog tegen Everwyn van Guterswyck. „Geg. jut „jaer ons heren dusent vierhondert en achtien des manendages „na den heiligen Paeschedage.” Deric van Voerst, ambtman te Coevorden en in Drenthe, belooft en bezweert aan de drie Steden, dat hij het huis en ambt niet zal overleveren, vóór dat Seyne voldaan zijn zoude. Afschrift in Divers. A. bl. 220—222. |
437. | 1418. 26 Mei. |
Everwyn van Guterswyck bekent, aan bisschop Frederik schuldig te zijn 8000 rijnsche gulden voor alsulke schade, als hij in Twenthe had aangerigt, waarvoor hij Nyenhuis met al zijne heerlijkheid en het kerspel Ulsen verpandde, binnen vijf jaren te lossen. „Geg. in den jaeren onss heren dusent vierhondert „ende achtien des donresdage na den heiligen Pinxterdage die „was des sess ende twintichsten dages in Meye. Afschrift in Div. A. bl. 177. Racer, II. bl. 52, 203. |
438. | 1418. 26 Mei. |
Everwyn van Guterswyc verklaart bij eede, tegen den bisschop en het Sticht niets te zullen doen tot dat hij de 8000 rijnsche gulden, daar Nyenhuis en Ulsen voor verzet waren, betaald zoude hebben. „Geg. voer den huise tot Laghe, als boven?”
Afschrift in Div. A. bl. 172. Racer, II. bl. 208. |
439. | Bisschop Frederik belooft, dat, wanneer Everwijn van Guters– | |
wijck na vijf jaren Nyenhuis zal gelost hebben, hij het geld in den wissel te Zutphen leggen en dàn binnen acht dagen Nijenhuis met zijn toebehooren ontruimen zal. Tot meerder verzekering van Everwijn mede beloofd en bezegeld door de vijf kapittelen en de vijf hoofdsteden van het Sticht. „Geg. als boven.”
Afschrift in Div. A. bl. 178. — Racer, II. bl. 205. |
||
440. | 1418. 4 Junij. |
Bisschop Frederik belooft aan de drie Steden, dat hij, nu Nijenhuis met Ulsen door hare hulp aan het Sticht gekomen was, hij er eenen ambtman uit Salland of Twenthe zetten zoude, onder de voorwaarden en verpligtingen hier genoemd; ook dat de burgers en onderzaten vrijdom van tollen en weggeld zouden hebben, enz. «Geg. int jaer ons heren dusent „vierhondert en achtyn vp sente Bonifacius auont.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. Div. A. bl. 175. |
441. | 1418. 17 Nov. |
Bisschop Fredrik belooft aan de drie Steden, dat hij het geld, dat hem de Vriesen van Stellingwerf en Schoterwerf schuldig waren van het grasland bij de Kuinre, gebruiken zoude tot timmering ter Kuinre, en de jaarlijksche rente om de timmering te onderhouden. „Gegeuen to Deuenter jnt „jair onss heren dusent vierhondert en achtien des donresda- „ges nae sant Martijnsdage. Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Divers. A. bl. 241. — Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 56. |
442. | 1419. 9 Febr. |
Bisschop Frederik bekent, dat hij aan schepenen en raad van Campen en Zwolle gezamenlijk schuldig is tachtig oude Frankrijksche schilden, door hen betaald ten behoeve van Coevorden. Daarvoor stelt hij schepenen en raden van beide |
steden in het dijkambt van Mastebroek en belooft hen daaruit niet te zullen ontzetten vóór dat de voorn. som geheel betaald was, en wanneer dit geschied was, zouden zij het dijkambt weder ruimen en overleveren. Eindelijk beveelt hij Pelgrim van den Rutenberge, scholte en rentmeester te Vollenhove, om bij aflijvigheid of translatie den volgende bisschop het huis en slot te Vollenhove niet over te leveren vóór de gansche betaling dier som. „Geg. to Deuenter int jaer onss “heren dusent vierhondert ende negentien des negenden dages „in Februario.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Afschrift in Divers. A. bl. 214, 242. |
||
443. | 1419. 7 April. |
Bisschop Frederik bekent, dat hij van schepenen en raden van Campen geleend heeft honderd oude schilden, drie heren pond voor elk schild gerekend, te betalen te St. Peter ad cathedram, welk geld gebruikt was tot voordeel van het Sticht in den oorlog voor Nijenhuis. „Geg. to Vtrecht int jaer „vnss heren dusent vierhondert en negentien des fridages na „den sonnendage Judica.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
444. | 1419. 9 Mei. |
Ludeken Johanssoen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Foyse ten Broeke, echte wijf van Roelef ten Broeke, gegeven heeft aan de St. Michielskerk te Zwolle, tot tegemoetkoming van het bouwen der kerk, twaalfdehalf pond ’s jaars uit land in Mastebroek in Langenholter slag, onder voorwaarde dat zij na haren dood een graf in de kerk hebben zoude; dat de kerkmeesters jaarlijks hare memorie zouden laten doen met bier en brood naar de gewoonte der kerk; dat deze jaarlijks tusschen uitgaanden Mei en St. Jan aan arme menschen uitgeven zouden elk een duytmer brood voor hare ziel „Gheg. |
„int yaer ons heren duysent vierhondert en neghentien, des „dinxedaghes na Iubilate.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Als transfix aangehecht een brief op perk. met aanhangend zegel van schepenen en raad van Zwolle, van 3 April 1444, die getuigen, dat de kerkmeesters tot behoef van de timmering des kerktorens de voorn twaalfdehalf heren ponden verkocht hebben aan Arent Brant van den Rutenberge en zijne erfgenamen. |
||
445. | 1419. 15 Mei. |
Overeenkomst tusschen bisschop Frederik en die van Groningen, nadat dezen beloofd hadden hem na lange vervreemding van het Sticht weder hulde te zullen doen, en huldiging van Groningen „in den jaer ons heren dusent vierhon- „dert en negentyen des vyeftien daghes in Meye.” Afschrift in Divers. A. bl. 113—116. Afgedrukt bij van Mieris, IV. bl. 534, 535. Idsinga, II. bl. 238. Toe Bocop, bl. 469. |
446. | 1419. 20 Mei. |
Schepenen en raad van Campen verleenen aan het gild der Korfmakers eenige punten, hier beschreven „int jaer ons he- „ren dusent vierhondert negentien ssaterdages nae Cantate.” Op perkament. Het zegel afgevallen. Aan het slot eene bepaling van 16 Junij 1480. |
447. | 1419. 3 Junij. |
Verbondsbrief tusschen hertog Johan van Beyeren enz. en hertog Reijnald van Gelder tegen Utrecht en Amersfoort, „jn den „jair M. CCCC. en negenthien op pinksterauond.” Afschrift in Divers. A. bl. 37. — Nijhoff, Gedenkw. III. bl. CLIII en No. 385, 386. |
448. | 1419. 19 Julij. |
Verordening omtrent de betaling der visschers op Schonen, in te vorderen door den voogd Tydeman Schursack. „’s Wons- „dages na diuisionis Apostolorum.” Foliant I. bl. 7. in fine. |
449. | 1419. 9 Sept. |
Ordonnantie voor het St. Augustinus-klooster te Brunnepe toegestemd door de priorin en het gemeene convent. „Geg. in „den jaer ons heren M. CCCC ende XIX des naesten dages „na onser Vrouwen natiuitas.” Afschrift in Divers. A. bl. 137 en 243. Nadere artikelen in 1436. Afgedrukt bij Dumbar, Anal III bl. 530. |
450. | 1420. 24 Jan en 1 Febr. |
Vrijheden en bepalingen omtrent het Bontwerkers en Pelsers gild en omtrent het Boedekers– of Kuipersgild „int jaer ons „heren duysent vierhondert ende twintich op sente Paulus „auent conuersionis — en op onser Vrouwen auont purifica- „tionis.” Beide op perk. met aanhangende zegels in groen was. |
451. | 1420. 26 Febr. |
Sigismund R. K. maakt bekend, dat, op aanklagt van Jacob van Lockhorst met Johannes von dem Spiegel, Dietrich von Zulen en Johannes von Damasschen en anderen, van Utrecht verbannen, burgermeesteren, schepenen, raden en gemeene burgers van Utrecht, met allen van het mannelijk geslacht boven veertien jaren, door het rijksgerigt in den rijksban gedaan waren. Tot zóó lang dezen niet in des rijks genade en gehoorzaamheid gekomen waren, verbiedt de R. K. hen te hoven of te huizen, hun eten of drinken te geven en gemeenschap met hen te hebben, op dezelfde straffe en ban. „Geben zu Breslaw nach Christi geburt vierzehen hundert „jar vnd dornach in dem zwentzigisten jare des nechsten mon- „tags nach sant Peterstag kathedra.” Op perk. met opgedrukt zegel van het rijksgerigt. Verg. Burman, I. bl. 170, 179. |
452. | 1420. 1 Junij. |
De vijf kapittelen van Utrecht vergunnen aan bisschop Frederik, om zijne tafelgoederen, renten, tinsen, tienden, cijsen, tollen, vervallen, opkomsten en ambten aan beide zijden van |
den IJssel te verpanden voor 15,000 oude Frankr. schilden, af te lossen in tien jaren, elk jaar met 1500 schilden, tot bestrijding van den oorlog tegen hertog Jan van Beijeren, van de bezetting van het huis Everstein, van de optimmering van Kuinre, enz. „Geg. jnt jair ons heren dusent vierhondert „en twijntich, des saterdages nae den heiligen Pinxterdage „die was des yersten dages in Junio.” Afschrift in Divers. A. bl. 223. |
||
453. | 1420. 9 Julij. |
Bisschop Frederik geeft aan Campen het privilegie om ballingen en misdadigen te mogen vangen binnen eene mijle weegs buiten de stad. „Geg. to Vtrecht jnt jaer ons heren dusent „vierhondert ende twentich des negenden dages jnder maent „Julio” Afschrift in Divers. A. bl. 244. Plebisciten, bl. 100. |
454. | 1420. 9Julij. |
Bisschop Frederik en de steden Utrecht en Amersfoort beloven aan de stad Campen, met hertog Jan van Bourgondië geenen vrede te zullen maken zonder haar en daarbij hare zaken te bededingen en te bezoenen. Wierd Campen om haren tegenwoordigen oorlog met den hertog na den zoen belast of beschadigd, dan zouden de bisschop en voorn. twee steden haar daarin helpen, indien zij het eischte. „Geg. jnt „jaer ons heren dusent vierhondert ende twentich des negen- „den dages in der maent Julio.” Afschrift in Divers. A. bl. 245. |
455. | 1420. 9 Julij. |
Bisschop Frederik, vernomen hebbende, dat velen te Campen hun goed onnut doorbragten, geeft het privilegie, dat zulke lieden, door schepenen en raad onder mombers gesteld, buiten Campen in het Sticht niet „belasten noch vertijen” mogen buiten tegenwoordigheid en consent van hunne mom- |
bers binnen Campen, weshalve alle ambtlieden bevolen worden, van die onmondigen geene „vertichnisse, vestinge off belastinge” te nemen, hetwelk van geene waarde zijn zoude. „Geg. to Utrecht int jair ons heren dusent vierhondert en „twintich des negenden dages in der maent Julio.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Divers. A. bl. 244. Priv. bl. 76. — Afgedrukt bij Racer, VI. bl. 314. |
||
456. | 1420. 3 Sept. |
Verordening met de gezworene gemeente omtrent oorlog, het gehoorzamen aan de hoofdlieden, het verlaten van wimpel of banier, bij verbeurte van het lijf, enz. „Des dinxda- „ges na S. Egidiusdage.” Guldenb. bl. 67. |
457. | 1420. 28 Sept. |
Schipheer Johan Gronouwe van Hamburg bekent, dat schepenen en raad van Campen hem en zijne scheepskinderen voldaan hebben „van allen guede, scepe, scepestouwe, reyt- „scap en allen hinder en schaden, die mij en mijne reyders „en kinderen gesciet mach wesen daer van, dat ic myt mynen „scepe en guede tot Campen aengebracht was.” „Geg. int „jaer ons heren dusent vierhondert en twentich op sente Mi- „chiels auont.” Op perkament met aanhangend beschadigd zegel in groen was. |
458. | 1421. 22 April. |
Deric die Zuer Helmichssoen geeft zijnen ambtbrief als ambtman van Salland en kastelein van Arkelstein, en met hem beloven en zegelen Eernst van IJselmuiden, Henric van den Laer, Gheert van Tybencamp, Otte van Doernick, Volker Holliken van Haersolte en Ghert Stellingh, „int jaer ons heren dusent „vierhondert een ende twentich des dinxdages na den sonnen- „dage Cantate.” Afschrift in Divers. A. bl. 245. |
459. | 1421. 7 Junij en 15 Julij. |
Oervedebrieven van Lambert Proys, Gherit Hamer, Johan van Toerne, Brant Claessoen, Claes Johanssoen en Willem Smale, die te Campen in de gevangenis gezet waren, door de drie eersten bezegeld, daar de overigen geen zegel bij zich hadden; voorts van Beernt Proys Gerritss., wegens de gevangenis van zijn’ broeder en zijne vrienden, door Lambert Proys bezegeld „ssaterdages na S. Bonifacius dage.” Nog van Lambert Proys, Johan van Torne en Bernt Proys, „op der Apostolen dach diuisionis.”
Alle op perkament met aanhangende zegels in groen was. |
460. | 1421. 19 Aug. |
Hughe Ghye, ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat Ghese Euert Bosen dochter, die baghine, gegeven heeft aan de H. Sacramentsmemorie te Campen een akker lands van de vier, die zij heeft te Hollanderhusen in het kerspel van Camperveen, „strekkende van ’s graven riit tot Buckhorsterbroek,” terwijl zij eenen tweeden akker aan dezelfde memorie verkocht heeft. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert een „ende twintich des dinxdages na onser vrouwen dach Assump- „cio.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
461. | 1421. 1 Sept. |
Zoenbrief tusschen hertog Jan van Bourgondië en Ocko ten Broecke, hovetling te Aurich, Emden enz., Sibeth Edensoen hovetling in Rustringe, Groningen en Ommelanden. „Te Briele „op sente Gillijsdach den eersten dach van Septembri jnt jaer „ons heren dusent vierhondert een ende twintich.” Afschrift in Divers. A. bl. 120. — Afgedrukt bij van Mieris, IV. bl. 595. |
462. | 1421. 1, 3 en 17 Oct. |
De stad Utrecht herinnert Campen het verbond tusschen den bisschop en de steden aan beide zijden van den IJssel, (No. 454.) Campen was wel, ten gevolge van het onregt, den |
bisschop, Utrecht en Amersfoort aangedaan, in oorlog met hertog Jan van Beijeren gekomen, maar nu de hertog van Gulik en Gelre zich met hem had verbonden, „om dat alinge gesticht in eygenscape te brengen en dat an hem te deylen”, was ook deze hertog vijand van Utrecht en Amersfoort geworden. Men had van Campen verwacht, dat het vijand des hertogs zoude geworden zijn, maar integendeel vernomen, dat het een bestand met hem gesloten had, zoodat het scheen, dat het zich van het verbond wilde scheiden. „Jnt jair ons heren „dusent vierhondert een ende twintich op ten yersten dach „van Octobris.” Bisschop Frederik begeert van Campen, dat het terstond vijand van den hertog van Gulik en Gelre zal worden, gelijk het schuldig was — beklaagt zich daarna, dat hij geen klaar antwoord ontving, en dringt op spoedig antwoord aan, hetgeen hij, als landsheer, die de stad alle mogelijke trouw bewezen had, wel waardig was. — „Te Utrecht „des vridages nae sent Remigiusdage en op sent Lucas „auont.” De drie brieven op papier met opgedrukt zegel in rood was. |
||
463. | 1421. 18 en 26 Nov. |
Burgermeesters en raadmannen van Wismar schrijven aan den bisschop en de drie Steden, dat Visscher Claewes soon sedert 1414 hun medeburger was, zoodat zij hem verdedigen moesten, nu hij van zijn goed beroofd en in tijd van vrede op het slot te Kuinre gebragt was, met verzoek hem het zijne terug te geven. „Naderbord vnses heren Cristi XIIIJc „jaer daernae aen dem ene vnd XXte jaer aen sante Elisa- „beth auond.” Burgermeesters van Lübeck schrijven aan de drie Steden over hunne burgers Diderik Tedroden en Goeswin Offermans, aan welke hun goed in de Kuinre genomen was, met ernstig |
verzoek, dat het hun mogt teruggegeven worden, „des midwe- „kers na St. Katherinendage anno XXJ.” Afschrift op papier aan één stuk. Voorts afschrift van een antwoord aan Lübeck. |
||
464. | 1422. 5 Mei |
Zars Claessoen bekent, door burgermeesteren, schepenen en raad van Campen voldaan te zijn van vijftien tonnen weit en al het goed, dat hem hunne burgers en dienaars genomen hadden, en belooft bij eede er nimmer meer/om te zullen manen of iets te misdoen. „Geg. jnt jaer ons heren duysent „vierhondert twee en twintich sdinxdachs na des heyligen „Cruijsdage jnuencio.” Op perk. met aanhangend zegel in groen was. |
465. | 1422. 7 Mei. |
Trude Herman Volkers soens weduwe en hare kinderen verkoopen ten behoeve der priesteren en clerken, „die praesencie bueren mogen van der Sacraments-memorie wegen in Sinter Nyclaeskerke”, de helft van vierdehalven ouden Frankr. schild en een mengelen wijns tins jaarlijks uit het huis in de Groenstraat, strekkende van „de nije wetering in de olde „wetering en voort over an den ekenen scheide pael.” — „Geg. „int jaer ons heren dusent vierhondert twee ende twintich „des seuenden dages in Meye.” Op perk. met drie aanhangende zegels in groen was. |
466. | 1422. 9 Junij. |
Oervedebrieven van Vrancke Vrancken soen wegens zijne gevangenis „mit gestaueden eyde mijne vinghere op dessen brief gelecht lijflic ouer den heyligen gesworen, enz.”; van Deric Huysman, Gheryt Oetscherssoen, Tideman Fekerdey, „int „jair ons heren duysent vierhondert twee ende twintich des „dinxedachs na sente Bonifaciusdage.” Alle op perk. ieder met twee aanh. zegels in groen was. |
467. | 1422. 23 Junij. |
Bisschop Frederik schrijft aan de regering van Campen, dat zij de gevangene zeeroovers, die in het Zwartewater gekomen waren en waarvan een gedeelte in het klooster der Minderbroeders gevlugt was, er uit zoude nemen en bij de anderen in de gevangenis zetten. „Geg. te Vtrecht op sent „Johans baptisten auont.” Op papier. |
468. | 1422. 27 Julij. |
Vredesverdrag tusschen hertog Reinald van Gelre en bisschop Frederik, tusschen hertog Johan van Beyeren en bisschop Frederik met de steden van het Sticht, te Culemburg den 27 Julij 1422.
Afschriften in Divers. A. bl. 1 en 40. Vidimus 1 Julij 1423. |
469. | 1422. 30Julij. |
Bisschop Frederik neemt de zusters van St. Agnes van de S. Franciscus orde op den Vloetdijk buiten Campen onder zijne bescherming en die van St. Maarten, en verleent haar kerkelijke vrijheid. „Datum anno domini millesimo quadrin- „gentesimo vicesimo secundo feria quinta post festum b. Ja- „cobi apostoli.” Op perk. met aanh. zegel in rood was. |
470. | 1422. 25 Aug. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen bekennen schuldig te zijn aan de stad Utrecht, ter gemoetkoming in den zoen tusschen den bisschop en Utrecht aan de ééne en hertog Jan van Beijeren en hertog Reinald van Gulik en Gelre aan de andere zijde een derde in de 10,000 Arnh. gulden, indien de zoen voltrokken wordt. „Geg. jnt jaer „onss heren dusent vierhondert twee en twentich in crastino „beati Bartholomei.” Afschrift in Divers. A. bl. 246. Quitantie van Utrecht 12 Julij en 25 Nov. 1423. |
471. | 1422. 10 Sept. |
Sigismund R. K. enz. schrijft aan Campen, dat Jacob van Lochorst en anderen, van Utrecht verdreven, banbrieven van het heilige rijksgericht tegen die stad hadden verkregen, welke evenwel jaar en dag ongehoorzaam gebleven was; weshalve hij nogmaals (N°. 451) gebiedt, om met die van Utrecht geene gemeenschap te houden, maar de bovengemelde klagers en de hunnen te helpen, tot dat die stad in des rijks genade en gehoorzaamheid teruggekomen was en Jacob van Lochorst en de zijnen voldaan waren. „Geben zu Nurinborg nach Cristi ge- „burt vierzhehenhundert vnd in den zweyundzwenthigesten ja- „ren des nechsten donrstag nach vnser liebenfrawen Natiuitas.” Op perkament met opgedrukt zegel van het rijks hofgerigt. |
472. | 1422. 30 Oct. |
Overeenkomst tusschen bisschop Frederik en ridderen, knapen en steden zijns lands van Zalland, Vollenhove en Twenthe over de regtdagen ter klaring, zoodat, indien zij op zon- of heilige dagen kwamen, zij gehouden zouden worden op den eersten werkdag daarna. „Dit geschiede to Deuen- „ter jn onss groten cameren jnt jaer onss heren M. CCCC. „twee en twentich des vridages na sent Symens en Judendach.” Afschrift in Divers. A. bl. 246. |
473. | 1422. 12 Nov. |
Johan van Buckhorst belooft, zijn huis te Buckhorst op de oude hofstede twee steenen dik te zullen timmeren en den kelder eenen kleinen steen dik te welven; dat hij nimmermeer schade doen zal aan den bisschop, het Sticht of de drie Steden; dat zijne erfgenamen aan het huis nimmer meer vesten zullen, dan met wil van den bisschop en de drie Steden, behoudens den inhoud van den brief, door wijlen zijn vader Johan van Buckhorst, toen hij daar timmerde, den bisschop en de drie Steden gegeven (No. 288). „Jnt jaer ons heren |
„dusent vierhondert twee en twentich, sdonredages na St. „Martijns transl.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Priv. bl. 77. Divers. A. bl. 155. |
||
474. | 1423. 9 Jan. |
Bisschop Frederik geeft aan de stad Genemuiden de gruit en den exchys met alle toebehoor eeuwig en erfelijk voor acht oude Frank. schilden des jaars. „Geg. to Deuenter jnt jaer „ons heren duysent vyerhondert drie en twintich den negenden „dach in Januario.” Gecoll. afschrift in 1594 op papier. Afgedr. bij Racer, VI. bl. 190. |
475. | 1423. 19 Febr. |
Bisschop Frederik schrijft aan de regering van Campen, dat zij de zeeroovers, die weder uit de gevangenis gebroken en in de kerk der Minderbroeders gevlugt waren, er uit zoude nemen. „Geg. in onsser stad van Deuenter sfrigdages nae „Valentini.” Op papier. |
476. | 1423. 21 Febr. |
Bisschop Frederik schrijft aan de geestelijkheid te Campen, dat de regering, om de zeeroovers, die in de kerk der Minderbroeders gevlugt waren, weder te erlangen, de ijzeren deur van het koor door hare dienaars met geweld had laten openbreken, weshalve eenigen vermoedden, dat gemelde kerk hierdoor aan het kerkelijk interdict zoude bloot staan. Indien het interdict er voorloopig op gebragt was, zoo heft de bisschop het op en ontslaat die inbrekers van het koor van alle straffen, tot dat er nader onderzoek zou geschied zijn. „Datum Dauentrie anno domini millesimo quadringentesimo „vicesimo tercio in vigilia beati Petri apostoli ad cathedram.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
477. | 1423. 26 Maart. |
Mathias bisschop van Buda, vicarius van bisschop Frederik, geeft aflaat van veertig dagen aan hen, die eenige, hier genoemde, oefeningen van godsvrucht verrigten ter eere van twee beelden, één van het H. kruis en één van Maria, die in het convent van St. Agnes buiten Campen geplaatst en door hem gewijd zijn. „Anno dom. millesimo quadringentesimo „vicesimo tertio in crastino annunciationis beate Marie virginis.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
478. | 1423. 1 Julij. |
De officiaal van Utrecht geeft vidimus van het vredesverdrag te Culemborg den 27 Julij 1422 (No. 468) „anno mil- „lesimo quadringentesimo vicesimo tertio prima mensis Julii „die.” Op perkament met aanhangend zegel van den officiaal en onder geplaatst teeken van den notarius. |
479. | 1423. 7 Aug. |
Johan van Beijeren, grave van Holland enz. verklaart, dat de stad Campen hem bewezen heeft, dat zij van hare hoofdschepen geene ankeraadje schuldig is noch van ouds gegeven heeft, „also sij inder hanze niet en behoeren noch en sijn”, en gebiedt zijnen baljuw van Arnemuiden en alle andere baljuwen, tollenaars en dienaars in Holland en Zeeland, de burgers van Campen met hunne schepen rustig en vreedzaam te laten inkomen, vertoeven en uitvaren, zonder eenige ankeraadje te eischen of te nemen. „Gegeuen in den Hage se-„uendage in Augusto jnt jaer onss heren M. CCCC. drie en „twyntich.” Op papier met opgedrukt zegel in rood was. Afschrift in Divers. A. bl. 247. Priv. bl. 57. Afgedrukt bij van Mieris, IV. bl. 693. Vidimus in 1436. |
480. | 1423. 19 Nov. |
Ludeken Johanssoen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Gheryt Spelle, kerkheer der kerk te Keppel, met raad en consent |
van jonkheer Johan van Asperen, heer van Voerst en Keppel, als een edel eigen verkocht heeft aan Gheryt van den Water, Herman then Bussche en Rutger Hermanssoen twaalf morgen lands in Mastebroek in den voorslag van den heer van Voerst, hier nader omschreven. Als gerigtsluiden waren hierbij tegenwoordig Herman van Rechteren en Evert Tjasen. Johan van Asperen voors. verklaarde daarbij, dat Sweder van Voerst, van Keppel en van den Ahuys, wijlen zijn oom, gesticht heeft eene nieuwe kerspelkerk in de stad voor het huis te Keppel en mede twaalf morgen in Mastebroek gegeven tot een gasthuis om arme lieden te herbergen, voor welke twaalf morgen, nu verkocht door Gheryt Spelle, aangekocht zijn twee goederen, gelegen in het kerspel van Keppel, genaamd het goed to Bivorden en het goed toe Wyterpoelle, ten behoeve van kerk en gasthuis, beter liggende dan de twaalf morgen voorn., waaraan hij zijne toestemming geeft. „Inden jaer onss heren duysent vier- „hondert drie en twintich des anderen vrijdages na sunte „Mertijnsdach in den winter. Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. |
||
481. | 1424. 1 Mei. |
Schepenen en raad van Campen nemen 80 boogschutters aan en bepalen, wat hun gegeven zou worden in geld, wijn en kleeding bij hunne oefeningen, optogten, reizen, enz. „Op Meyedach.”
Afschrift in Divers. A. bl. 159. |
482. | 1424. 1 April en 20 Mei. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen maken een reglement voor de zusters „op ter were, die men heit „sente Michielshuys bynnen de vrijheid,” die zonder hun consent door de zusters bezet was, en onder welke groote twist was ontstaan; desgelijks voor de zusters van St. Agnes op den Vloetdijk, die in hetzelfde geval waren. Met eene lijst van de zusters in beide huizen en een’ brief van het generaal |
kapittel van de derde orde in het sticht van Utrecht, op zondag Cantate te Amsterdam gehouden.
Afschrift in Divers. A. bl. 145, 146, 154. |
||
483. | 1424. 1 Julij. |
Burgermeesteren van Hamburg schrijven aan die van Campen, dat zij den brief wegens het geschil over tien lasten rogge tusschen Lübeck en Stralsund met Campen, aan Lübeck bezorgd hebben en het antwoord daarop in kopy overzenden, met verzoek om het wederantwoord beschreven en bezegeld te mogen ontvangen, ten einde het te beslissen. „Jn „profesto visitationis sancte Marie virg. anno XIIIJc XXIIIJ..” Op perkament met opgedrukt zegel in groen was op den rug. |
484. | 1424. 21 Oct. |
Adolf hertog van Cleve, Everwijn van Guterswijc graaf te Bentheim, Conraet heer te Diepholt en Johan soen te Diepholt, beloven aan de ridderschap aan deze zijde van den IJssel en de steden Deventer, Campen, Zwolle, Groningen en Oldenzaal, dat, in dien hun neef Rudolph van Diepholt postulaat in het toekomende concilie met regt afging van de postulatie, alsdan hun neef ruimen en overleveren zoude de sloten in het Sticht in handen van ridderschap en steden. Ook beloven zij, deze te zullen helpen met alle magt, indien hnn van deze zaken eenige last overkwam, geestelijk of wereldlijk. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhondert vier en „twentich des saterdages opter XIm megedendach.” Afschrift in Divers. A. bl. 247. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 79. |
485. | 1424. 11 Dec. |
Roleff van Diepholt, postulaat, belooft aan de drie Steden, dat hij alle vroegere privilegiën en gewoonten houden zal, met name van de sloten Arkelstein, Holten, Diepenheim, Coevorden en Kuinre; dat hij niemand in zijn landregt verkorten zal of laten verkorten; en dat hij, bij confirmatie op |
den stoel te Utrecht, voor elk slot brieven geven en verzegelen zal en al hunne regten bevestigen. „ Jnt jaer onses heren „dusent vierhondert en vier en twijntich des neisten mandages „nae onser vrouwendaghe conceptio.” Op perkament met aanhangend zegel van den postulaat in bruin was. — Div. A. bl. 171. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 80. |
||
486. | 1425. 17 April. |
Verordening omtrent degenen, die in het H. Geest-gasthuis worden opgenomen. „Anno dusent vierhondert XXV des „dinxesdages na Quasimodo.” In Digestum nov. bl. 10. |
487. | 1425. 9 Junij. |
Hertog Arnold van Gelre vergunt aan die van Oldebroek eene gracht te graven in de scheiding tusschen Gelderland en het Sticht, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Int jair „ons heren dusent CCCC ende vijffentwintich des saterdages „na des hilligen Sacramentsdage.” Afschrift in Div. A. bl. 24. Hierbij het verdrag tusschen die van Oldebroek en Oosterwolde over het onderhoud, 15 April 1608 en 31 Maart 1610. Nijhoff, Gedenkw. IV. No. 35. |
488. | 1425. 7 Aug. |
Ridderschap van Sallant, Vollenhove, Drenthe en Twenthe en de steden Deventer, Campen, Zwolle en Oldenzaal verbinden zich ten behoeve van den postulaat tegen Sweder van Culenborch, „int jair ons heren dusent vierhondert viue en „twentich des seuenden dages in Augusto.” Afschrift in Divers. A. bl. 254. Afgedr. bij Racer, I. No. 1. bl. 5. |
489. | 1425. 13 Sept. |
Gherardus de Damasco, abt van St. Paulus te Utrecht, en Johannes van Wulven, abt te Oostbroek buiten Utrecht, geven vidimus van den brief van Paus Martinus V aan de stad Utrecht, 15 kal. Aug. (18 Julij 1425), waarbij op de aanneming van Sweder van Culenborch als bisschop wordt aan- |
gedrongen. „Datum et actum Trajecti anno domini millesimo „quadringentesimo vicesimo quinto mensis Sept. die tercia „decima.” Op perkament met twee aanhangende zegels in rood was. |
||
490. | 1425. 19 Nov. |
Arem van Wermele en Zweder van Wermele gebr. verkoopen aan de stad Campen een stuk lands, geheeten de Tichelkule, gelegen naast Grafhorst, als dat Johan van Voerst plach te behooren. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhondert „viueentwentich op sente Elizabethdach der heligen weduwen.” Op perkament met twee afhangende zegels in groen was. |
491. | 1426. 5 Maart. |
Overeenkomst van wederkeerige vrijheid en veiligheid van vaart, op eene dagvaart te Campen gesloten van wege de landen en steden van Holland en Zeeland met de landen en steden van Overijssel, door gezanten van Amsterdam, Hoorn, Medenblik en Enkhuizen; voorts van de zijde van Overijssel voor den postulaat door Johan van Buckhorst, Henric Leijdebuer en Seyne van de Water, en door afgevaardigden van Deventer, Campen en Zwolle.
Bijgevoegd opgave van de schade door de burgers van Campen in de jaren 1418 en 1420 in de landen van Holland onder hertog Johan van Beijeren geleden; — eene van schade in 1422; — eene van schade onder Philips van Bourgondië na het verdrag in 1426 tot 1434. — Klagten van Hollanders over de schade, hun door die van Campen en Overijssel in 1426 en vervolgens toegebragt en antwoord op deze beschuldigingen. — Alle afschriften op papier. Verg. Overijss. Alm. 1842, bl. 13—37. |
492. | 1426. 20 Maart. |
De drie Steden verzekeren aan Johan zoon te Asperen, van – Voerst en heer van Keppel, door den postulaat tot ambtman van Salland aangesteld, 940 oude Frankr. schilden, die hij aan zijnen voorganger Deric die Zuer, als op dat ambt staande, |
betaald had, „int jaer ons heren MCCCC zess ende twintich des woensdages nae sente Geertrudendage.”
Afschrift in Divers. A. bl. 255. |
||
493. | 1426. 18 April. |
Burgermeesters van Hamburg schrijven aan die van Campen, dat zij hunnen brief en dien van den postulaat omtrent het ophouden en gevangen zetten van hunnen burger Johan Omlop te Idsehoe aan den raad te Idsehoe gezonden hebben, waarop afschrift van het antwoord hierbij gaat, inhoudende, dat ook de burgers van Deventer die van Idsehoe gevangen en hun goed ontnomen hadden, en dat de zaak ter beslissing aan den hertog van Holstein, aan Lübeck en Hamburg werd overgelaten. „Des donredages na Misericordia domini anno „XXVJ.”
Op perk. met opgedrukt zegel in groen was. |
494. | 1426. 15 Julij. |
Schepenen en raad van Enschede bekennen, van de stad Campen geleend te hebben „een vogeler ende vijffhondert pile „en seventien pont donrekruyts” met belofte om het terug te geven of te vergelden indien het verbezigd was. „Jnt jair „ons heren dusent vierhondert en XXVJ des manendaghes na „sunte Margrietendaghe.” Afschrift in Divers. A. bl. 180. |
495. | 1426. 24 Aug. |
Herman van Lochorst domdeken en Gijsbert van Lochorst, kanonik te Utrecht, gebr., in aanmerking nemende het gebeurde bij de inkomst van bisschop Sweder te Utrecht en hetgeen daarop volgde, verklaren, dat zij zich aangesloten hebben aan de partij, die te Utrecht thans regeert, en dien bisschop weren en wederstaan zullen overmits zijne ongehoorzaamheid en schennis van regten; en dat zij zich niet scheiden zullen van den te kiezen momber of voogd. Mede bezegeld door hunnen lieven neef Willem, heer van Buren en |
Beusichem, „int jaer onss heren dusent IIIJc XXVJ op sent „Bertholomeus dach apostels.”
Afschrift op papier. |
||
498. | 1426. Oct. |
Ridderschap des lands van Utrecht en de stad Utrecht aan de ééne zijde en de ridderschap van Salland, Vollenhove, Twenthe en Drenthe met de steden Deventer, Campen, Zwolle en Oldenzaal aan de andere zijde, verbinden zich met elkander tot handhaving van Rudolph van Diepholt tegen Sweder van Culenborch. „Geg. jnt jair ons heren M. CCCC. XXVJ des achten dages in Octobri.”
Afschrift in Divers. A. bl. 224. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 87—89. Toe Bocop, bl. 612, etc. |
497. | 1427. 14 Febr. |
Kooplieden van Drakuren (Drakor), burgers van Campen, leenen aan de L. Vr. Kerk te Campen den kelk en het misgewaad, dat zij op Drakor plegen te hebben, onder voorwaarde, dat, zoo te eeniger tijd de reize naar Schonen weder plaats had en de kooplieden het begeerden, het teruggegeven zoude worden, om het weder in de kapel te Drakor te brengen. „Anno XXVIJmo Valentini.”
Guldenb. bl. 112. |
498. | 1427. 30 Maart. |
Overeenkomst tusschen Wolter van Coevorden, als ambtman van Nyenhuis, met den postulaat en de drie Steden, voor twee jaren door dedingslieden gesloten „in den jaer ons heren „dusent vierhondert zeven en twyntich opten sonnendach „Letare.” Afschrift op papier. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D.II. bl. 68. |
499. | 1427. 2 Mei. |
Burgermeesteren en raadsmannen van Hamburg schrijven aan die van Campen, dat eenige burgers van Hamburg zich |
beklaagd hebben over het aanhouden van een schip, waarvan Godeken van Reutelen schipheer was, die met anderen daarbij gewond werd, terwijl zij bij eede bezworen hadden, dat de lading, hier omschreven, hun eigen goed en dat van hunne compagnons was, en dat het geheel aan burgers der Hanse behoorde en niet aan Hollanders, met ernstig verzoek om het schip te ontslaan, het genomene terug te geven of te betalen, aan de gewonden regt te laten wedervaren en eenen gevangenen op vrije voeten te stellen. „Jnt jaer onses heren XIIIJc „XXVIJ des vridaghes na Philippi vnde Jacobi der hilighen „apostole.” Op perkament met opgedrukt zegel in groen was. — Den 11 den Maart 1430 bekent Stacius van Reutelen voor de schade, wijlen zijnen broeder Godeken aangedaan, voldaan te zijn. |
||
500. | 1427. 18 Mei. |
Op grond van vergunning van vroegere bisschoppen verleent Zweder van Culenborch aan ingezetenen en burgers van Culenborch het privilegie van tolvrijheid in het Sticht aan beide zijden van den IJssel, „in den jare ons heren duysent vier- „hondert soeuen ende twyntich op ten achtienden dach in „Mey.” Schepenen van Culenborch verklaren het bovenst. naar een vidimus-brief onder het zegel der abdij van Marienweerde, den 12 Oct. 1592. Voet van Oudheusden, Beschr. van Culenb. bl. 657. |
501. | 1427. 10 Oct. |
Tideman Schuersack geeft zijnen ambtbrief als kastelein van Kuinre, en de drie Steden verzekeren hem de driehonderd Frankr. schilden, hem door den postulaat jaarlijks beloofd, „jnt jaer ons heren dusent vierhondert zeuen en twentich „op sente Gereons ende Victoers dach.” Afschrift in Divers. A. bl. 202. 248. Eene lijst van gereede goederen, op het huis te Kuinre, aan Tydeman Schuersack over geleverd, bl. 133. |
502. | 1427. 20 Dec. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen verklaren, dat, daar de gardiaan der Minderbroeders en anderen hunne appellatie aan den Paus omtrent den postulaat niet wilden bijtreden maar het klooster ruimen en van geenerhande vitaliën zoo veel lieten, dat zich een mensch ontnuchterd mogt hebben, terwijl anderen zich met het protest vereenigden, zij niet toe zullen laten, dat de eersten binnen de stad en vrijheid komen en blijven, tot zoo lang de laatsten het in volkomene eendragt met den minister der provincien van Keulen en den overste der orde weltevreden en volkomen eens en voldaan zijn van het goed, dat zij het convent en den broederen voorgeschoten hebben. „Geg. int jair ons heren M. „CCCC. XXVIJmo op sente Thomas auent.” Afschrift in Collect. bl. 65. |
503. | 1428. 8 Jan. |
Ludeken Geltes, burger te Hamburg, verklaart, door de regering van Campen geheel voldaan te zijn omtrent het nemen en opbrengen van een Hamburger schip met goederen door de uitleggers dezer stad, teruggegeven en betaald op het schrijven van die van Hamburg, „jnt jaer ons heren dusent „vierhondert acht en twintich des donredages na dertiende „dach.”Bidden in een boze wereld van Cyprianus Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was, van Jacob Voerne, zijn waard, en twee anderen. |
504. | 1428. 22 Junij. |
Schepenen en raad van Campen vergunnen aan de memoriemeesters van het H. Kruis in de S. Nicolaaskerk, om bij vacature iemand te mogen voorstellen tot de vicarie Simonis et Judae. „Jnt jaer XXVIIJ des dinxdages nae sente Vitus „daghe.” Afschr. in Divers. A. bl. 135. Dit regt eenige jaren verzuimd zijnde, neemt de raad de begeving der vicarie weder tot zich, den 30 Jan. 1504. |
505. | 1428. 3 Julij. |
Vredebrief tusschen Philips hertog van Bourgondië en Jacoba van Beijeren, te Delft 3 Julij 1428.
Afschrift in Divers, A. bl. 45—49. Afgedr. bij van Mieris, IV bl. 917—922. |
506. | 1428. 25 Sept. |
Voorwaarden, op welke aan Roloff van Wilsem priester de dienst in den H. Geest gegeven is, die Johan van Ens pleegde te hebben. „Jnt jaer M. CCCC XXVIIJ ssaterdages nae sente „Mauriciusdage.” Afschrift in Divers. A. bl. 133. |
507. | 1428. 6, 10 en 13 Dec. |
Verdrag tusschen den postulaat, de drie Steden en Wolter van Coevorden, ambtman van Nijenhuis, omtrent de overlevering van Nijenhuis aan de drie Steden op zekere voorwaarden, gesloten door dedingslieden van vrienden en raden des bisschops van Munster, van het kapittel en de stad Munster. „Toe Oetmersum op sunte Nicolausdach. Bisschop Hendrik van Munster verzoekt van de drie Steden uitstel van den tijd der overlevering. „Toe Meppen op den „neisten vrydach nae onser L. Vr. daghe conceptionis.” De Steden staan dit toe „op St. Luciendag.” De drie stukken in afschrift op papier. — Het tweede bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 68. |
508. | 1429. Febr.-Julij. |
Vredesvoorwaarden tusschen hertog Arnold van Gelre en den postulaat Rudolph van Diepholt met de steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Campen en Zwolle, te Wageningen „des donresdages nae den sonnendage Jnuocauit XVIJ dage in „Februario.” — Brieven van den hertog over de verlenging van den vrede tot beloken pinksteren. — Verzekering van vijf raden des hertogs, om elk met vier paarden en drie knechten te Utrecht te komen leisten, indien de uitspraak van |
den zoen des zondags na beloken pinksteren niet mogt geschied zijn, „des XXste dages der maent van Februario.” — De zoenbrieven van den postulaat en van den hertog gegeven „op sinte Panthaleonsdage abbatis achtendetwintich dage „jn der maent van Julio.” Afschriften in Divers. A. bl. 17—24 en 6—15. Burman, I, bl. 380—392. Dumbar, K. en W. D. II. bl. 93—98. Matthaeus, Rer. Amisf. Script., p. 274—281. Van Mieris, IV. bl. 953—956. Verg. Nijhoff, Gedenkw. IV. bl. XXXIV—XXXVIJ. |
||
509. | 1429. 6 Mei. |
Burgermeesteren van Hamburg schrijven aan die van Campen op de klagt van eenige burgers, schippers en kooplieden dezer Stad, die beslagen waren voor eene schuld van 250 schilden. Op het verzoek om deze lieden van de bezwaring te ontslaan, moesten zij, tot hun leedwezen, antwoorden, dat zij partijen het stadregt niet mogten weigeren, wanneer die voor hen te regt kwamen. Voorts hadden ook eenige burgers van Hamburg zich beklaagd, dat de Camper uitleggers voor eenigen tijd uit Take van Ameland goederen, hier beschreven, genomen hadden, en verzoeken burgermeesteren voorn, daaromtrent redres. „Des vrijdaghes na der hemmel- „uard vnses heren Cristi anno etc. XXIX.” Op perkament met opgedrukt zegel in groen was. |
510. | 1429. 20 Nov. |
Everwijn, graaf te Bentheim en heer te Steinfort, belooft den postulaat en de drie steden, dat, wanneer de postulaat of zijne opvolgers aan deze zijde van den IJssel komen en hij, Everwijn, daartoe vermaand wordt, binnen veertien nachten te Deventer komen zal en ontvangen het Nijenhuis tot een Stichts leen, gelijk dat in vroeger tijd bedongen was. „Geg. in den „yar onss heren M. CCCC en negenentwintich des sondages „na sente Pontianus dage.” — De steden Schuttorp, Noord-hoorn en Steinfort bekennen, aan den postulaat en de drie |
steden schuldig te zijn 2000 Rijnsche gulden, te betalen over twee jaren na eerstkomenden St. Agnesdag, met belofte om bij niet betaling te Deventer te komen leisten. „Geg. jn den „yar ons heren M. CCCC. ende negen ende twyntich.” Afschrift in Divers. A. bl. 173. — Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 69. Racer, II. bl. 217. |
||
511. | 1430. 3 Jan. |
Willem Tyaessen bekent, van burgermeesteren, schepenen en raden van Campen ontvangen te hebben twee hondert heren pachtponden, als het derde deel van tweehonderd oude schilden, door de drie Steden van wege den postulaat en het gemeene land in 1427 beloofd, herkomstig van de twee duizend oude schilden van zijne rekening als kastelein van Kuinre. „Geg. „in den jaer ons heren dusent vierhondert ende dertich des „dinxedaghes na den heiligen nyen jaersdaghe.” Op perk. met aanhangend zegel in groen was. Divers. A. bl. 217. |
512. | 1430. 12 en 30 Jan. |
Vredesverdrag tusschen Philips hertog van Bourgondie en den postulaat Rudolph, 12 Jan. en wederkeerige verzekering van dezen, 30 Jan. — waarop de hertog aan die van Campen, als onderdanen des bisschops van Utrecht, bescherming voor hunne schepen en goederen belooft.
Afschrift in Divers. A. bl. 51—62. Afgedrukt bij van Mieris, IV. bl. 962 en 967. Burman, I. bl. 401—417. Dumbar, K. en W. D. II. bl. 98. Toe Bocop, bl. 629. |
513. | 1430. 19, 24 en 27 Jan. |
Drie brieven van Lübeck, Wismar en Hamburg over de klagt van Campen bij de Hanse, dat door Bartholomeus Voet twee schepen met goederen, één voor de Elve en één aan de zijde van Noorwegen genomen en daarop in het Wismarsche diep waren gebragt. — „Jn sunte Fabiani en Sebastiani auende. — |
Am sunte Pawelsauende syner bekeringe. — Des vrijdaghes na sunte Pawels daghe conuers. anno XXX.
Op perk. met opgedrukt zegel in geel, rood en groen was. |
||
514. | 1430. 7 Maart. |
De postulaat Rudolph van Diepholt stelt, met goedvinden der drie steden, Bartold Hagen, na Tideman Schuerzack, tot kastelein en burggreve te Kuinre aan, onder de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. tot Vollenhoe jnt jair ons heren du- „sent vierhondert ende dertich des seuenden dages in Meerte.” Afschrift in Divers. A. bl. 130. |
515. | 1430. 27 Mei. |
Aernt van Amerongen burgermeester te Utrecht geeft aan de stad Campen kwijtbrief van eene som, die men haar geleend had, toen men (in 1421) het groote blokhuis in de Eem opsloeg, „int jaer onss heren dusent vierhondert ende dertich „des saterdages nae onss heren hemeluaertsdach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Verg. Burman, I. bl. 256. |
516. | 1430. 20 Oct. |
Ordonnantie op het Bakkersgild. „Geg. jnt jair ons heren „duysent vierhondert en dertich op der Eluen duysent Megede „auent.” Op perkament. Het zegel afgevallen. Met een bijvoegsel van 1484. |
517. | 1430. 21 Oct. |
Rudolf postulaat geeft aan Campen berigt, hoe de domdeken Herman van Lochorst gevangen gezet was in eene kamer boven het kapittelhuis aan de domkerk, uit hoofde van eenen onderschepten brief aan zijnen broeder Gysbert van Lochorst, dien hij ook bekende in haastigheid geschreven te hebben, en uit welke gevangenis men hem niet ontslaan zoude dan bij wille van den postulaat, van de ridderschap en de stad |
Utrecht. „Geg. toe Vtrecht des saterdages op der XJm „meechden dach.” Op papier met opgedrukt zegel. — Verg. Burman, I. bl. 434. |
||
518. | 1431. 5 April. |
Rudolph postulaat geeft, op verzoek van de gemeene erfgenamen, een dijkregt en schouw te Zalk, mede bezegeld door Campen om nut en oirbaer der burgeren, die daar geërfd zijn. „Geg. int jair ons heren M. CCCC. XXXI des donre- „dages na Paeschdach.” Afschrift in Divers. A. bl. 212. |
519. | 1431. 17 Junij. |
Hughe Geyye, ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat, terwijl hij in het gerigt zal te Hasselt, waar Geerd Mulert, schulte van Hasselt, hem de aarde gunde, Coenraad van den Toerne en Beerte zijn wijf verkocht hebben aan Timen van der Linden een postulaatsgulden des jaars, die de postulaat binnen Deventer vóór datum dezes briefs heeft doen munten, uit het vierde gedeelte van zes morgen lands te Grafhorst, in het gerigt en ambt van IJsselmuiden gelegen. „Geg. jnt „jaer ons heren dusend veerhondert een en dertich des son- „nendages na sante Vitus daghe.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
520. | 1432. 8 Mei. |
Burgermeesteren van Hamburg schrijven aan die van Campen over de reden, waarom een schip, door Bruningh Wilmessen beladen, met zijne lading van Hamburg uitgezeild, en weder op de Elue in de haven teruggekomen was. Jonker Sybeth van Sybedesborch had victualiebroeders in de zee gezonden, die er drie schepen hadden genomen, waarvan dat van Bruningh één was, dat zij terstond „manneden;” hierop kwamen Hamburger schepen, die uit waren, en bragten de victualiebroeders zoo zeer in de engte, dat zij uit Bruninghs schip op de hunne overbragten zeilen, takels, touw en vele goe- |
deren; toen ontsnapten de victualiebroeders bij nacht en des morgens vonden de Hamburgers Bruninghs schip in de zee, „ridende vor eneme anckere,” niet wetende aan wien het toebehoorde, daar zij zij er niemand in vonden. Het werd door eene „bardze” in de stad gevoerd en jonker Sybeth eischte nu voor het schip 1200 Rijnsche gulden, dewijl hij het aan de Campenaars, als zijne openbare vijanden, ontnomen had. Nu meenden ook de Hamburgers er regt op te hebben, omdat zij schip en goederen aan Campens vijanden hadden ontnomen, en het schip moest in bewaring blijven tot dat de zaak beslist was. „Des donredaghes negest na sunte Johanns- „daghe ante portam latinam anno etc. XXXIJ.” Op perkament. |
||
521. | 1432. 16 Mei. |
Johannes Colentier, vicaris generaal bij de vacature des bisdoms, keurt een voorstel van burgerm. schepenen en raden van Campen goed, om de goederen en inkomsten der vicarie van de H. Maagd en S. Simon en Judas en die van S. Maria en het H. Kruis, te verdeelen, daar de eerste in hare inkomsten zeer was toegenomen en de tweede geene inkomsten had, ook om voor beide eenen vicarius te benoemen, met opgave van de goederen en inkomsten. „Datum anno dni millesimo „quadringentesimo tricesimo secundo feria sexta post festum „b. Seruacij conf. et pontif.” Op perk. met aanhangend zegel in rood was. |
522. | 1432. 2 Nov. |
„Voghede, slutere, zworne vnd menheit van het land van Ditmerschen” en burgermeesteren schepenen en raad van Campen geven elkander voor hunne onderzaten vrijgeleide om te koopen en te verkoopen acht jaren lang. „Geg. na gods „bord M. CCCC jair an dem XXXIJ jare in alre zele dage.” Afschrift in Divers. A. bl. 115. |
523. | 1433. 26 Jan. |
Lodewich van Lyndenberch verklaart, dat hij, na burgermeesteren, schepenen, raad en burgers van Campen voor het rijksgerigt beklaagd en in des rijks acht gebragt te hebben, met Tielman Wickrade, secretaris en gevolmagtigde van Campen, in tegenwoordigheid van drie raadsleden van Keulen, een vergelijk heeft getroffen, waarbij hij van alle verdere aanspraak afstand doet en eene volkomene absolutie zal zoeken te erlangen, en wel tegen betaling van vijftig overl. Rijnsche gulden terstond, en van driehonderd gulden, wanneer de absolutie zal verkregen zijn. Tielman Wickrade daar en tegen belooft eenen vasten zoen en een veilig geleide voor Lyndenberch om zijne hantering ongehinderd te drijven. Mogt de absolutie niet verkregen worden, dan zouden de vijftig gulden teruggegeven worden, en dan zoude eerst eene maand daarna dit vergelijk nietig zijn en elke partij haar regt mogen vervolgen. „Datum anno dni millesimo quadringentesimo trice- „simo tercio crastino conuersionis sancti Pauli.” Op perkament met vier aanhangende zegels in groen was. |
524. | 1433. 4 Febr. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen geven aan Lodewich van Lyndenberch, na het gesloten en door hen goedgekeurd verdrag, een veilig geleide in hunne stad en vrijheid, „int jair ons heren M. CCCC XXXIIJ des woensdages „na onser Vrouwendach purificatio.” Afschrift in Divers. A. bl. 217. |
525. | 1433. 13 Maart. |
Sigismund R. K. heft de rijksacht tegen burgermeesteren, raden en burgers van Campen op. „Geben am frytag nach „sand Gregorien tach nach Cristi geburt viertzehen hundert „vnd in dem dry vnd drissigisten jaren.” Op perkament met aanhangend zegel van den R. koning en het hofgerigt. — Burgerm. en Raden der stad Keulen geven van dezen |
brief vidimus, den 13den Maart, op perkament met aanh. zegel in groen was. | ||
526. | 1433. 6 Oct. |
Rudolph van Diepholt, elect confirmaat, belooft schepenen, raden en burgers van Campen te zullen houden en beschermen in al hunne regten, gewoonten, bezittingen, brieven en vrijheden, die zij van bisschoppen te Utrecht tot dezen dag toe gehad hebben. „Geg. Tutrecht int jair ons heren dusent „vierhondert drie ende dertich des dinxdages na sente Fran- „ciscus daghe.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 81. |
527. | 1433. Oct. |
Schattinglijst van Overijssel. „Dit is de bede ons gen. heere „her Roloff van Diepholt, elect ende confirmaat to Vtrecht ge- „geven ende geset wart doe hij geconfirmiert ende gehult was, „jn den jaer ons heren M. CCCC ende XXXIIJ omtrent s. „Symon ende Juden.” Afschrift in den Foliant I. |
528. | 1434. 20 Julij. |
Johan van Buchorst bekent, dat hij en zijne huisvrouw Zwane ontvangen hebben burgerschap te Campen, onder voorwaarde dat hun de stad „vuer, rokens ende wakens verdragen” zal en hen zal verdedigen gelijk hare burgers en inwoners, voorts, zoo zij met de burgers iets te doen kregen zoude het stadregt gelden, behalve van leen, behoudens dat de burgers hem niet verkorten zouden in zijn gerigt te Zalk. Hij zoude ook geen last of vede maken van zijn huis te Buchorst, ten zij bij wille der stad, en misdeed hem iemand, dan zoude de stad hem behulpzaam zijn, dat hem regt wedervoer. Bij zijne aflijvigheid zoude en mogt de stad zijn huis te Buchorst en al zijne goederen innemen op kosten der erfgenamen, tot dat de erfgenamen „alduske burgherscap en alle lofte in brieuen „ghedaen en ghenomen hadden.” — „Geg. int jair ons heren |
„dusent vierhondert vier en dertich des dinxdages na diuisio „apostolorum.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Priv. bl. 76. |
||
529. | 1434. 15 Aug. |
Alff hertog te Sleswijk, graaf te Holstein Stormern enz. schrijft aan zijnen lieven oom bisschop Rudolph, dat hij den brief ontvangen heeft, waarin de bisschop Campen verontschuldigt over den wijn, die hem ontnomen was, weshalve hij aan de zaak geen verder gevolg wil geven, maar toch de schade verhalen wanneer en waar hij konde. „Screuen to Gottorp vp „vnser leuen Vrouwendach assumpt. anno XXXIIIJ.” Op papier. Het zegel ontbreekt. |
530. | 1434. 18 Junij en 29 Oct. |
Zoen- of kwijtbrief tusschen burgermeesteren, schepenen en raad van Campen, en schout, schepenen en raad van Enkhuisen omtrent alle schade en aanspraak op elkander. „Geg. in „den jaer onss heren MCCCC en XXXIIIJ des vrigdages nae „Odulphi.” Zoenbrief tusschen Campen en Johan heer tot Egmonde, zijne onderzaten en dienaars, met wederkeerige belofte van veiligheid, een maand te voren op te zeggen. „Geg. in den „jaer onss heren dusent vierhondert veer en dertich op den „negentwintichsten dach in Octobri.” Afschrift in Div. A. bl. 162. |
531. | 1434. 31 Aug. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Brugge verklaren, dat hun poorter Andries van den Beke, als in handen hebbende letteren van marke van den graaf van Vlaenderen op de onderdanen van den bisschop van Utrecht, om de privilegiën, die de lieden van Campen in Vlaenderen hebben, beloofd heeft, hen niet te hinderen of te arresteren in lijf of |
goed. „Jnt jaer ons heren M. IIIJc viere en dertich vpten „laetsten dach van ougste” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Vidimus in 1445. |
||
532. | 1434. 18 en 20 Sept. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Brugge verklaren, dat Jan Euraerdszoon burgermeester en Tielman Wickroode, secretaris van Campen, gevolmagtigden van Henric de Wolf en Herman Eurards burgers van Campen, eene overeenkomst gesloten hebben met de personen, hier genoemd, die, uit kracht van letteren van marke tegen de onderdanen van den bisschop van Utrecht, twee boeijerschepen in de haven van Duinkerken gearresteerd hadden, waarbij nu het arrest en de borgtogt opgeheven en de aangevangene procedure vernietigd wordt. „Gheg. jnt jaer ons heren dusentich vierhondert viere „en dertich opten XVIIJsten dach van Septembre.” De raadslieden van den graaf van Vlaenderen bekrachtigen de bovenst. overeenkomst. „Gheg. te Ghend den XXsten „dach van Septembre int jaer ons heren duust vierhondert „vier ende dertich.” Op perkament met aanhangende zegels in groen en rood was. |
533. | 1434. 6 Nov. |
Seyne Mulert geeft, als kastelein en ambtman van Kuinre, de verzekering aan de stad Campen, dat hij huis, burg en heerlijkheid op de daarbij gemelde voorwaarden bewaren zal. „Geg. int jair ons heren dusent vierhondert vier ende dertich „ssaterdages na alle gods heligen dach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
534. | 1434. 12 Nov. |
Schepenen en raad van Campen verklaren in der minne gescheiden te zijn van schepenen en raad te Zwolle na den twist, dien zij tot daartoe gehad hadden, behalve dat deze hun nog |
betalen moesten vijfhonderd Reynaldsg., die zij voorgeschoten hadden in den oorlog tusschen hertog Johan van Beijeren en het Sticht, in eene reize die zij zamen in 1420 naar Marken deden. „Geg. int jair ons heren dusent vierhondert vier en „dertich des vridages na sente Martiinsdach translacio.” Afschrift in Divers. A. bl. 157. Verg. van Hattum, I. bl. 365. |
||
535. | 1435. 14 April. |
Brief van vrijgeleide van baljuw en burgermeesteren van Edinburg voor de Camper kooplieden om aldaar te mogen komen en handel drijven gedurende vijf jaren, onder voorwaarde van wederkeerige vrijheid. „Anno dni M. CCCC tri- „cesimo quinto et mensis Aprilis die decima quarta.” Afschrift in Divers. A. bl. 164. |
536. | 1435. 19 Mei. |
Verbond van hertog Arnold van Gelre met de stad Campen en de kerspelen Camperveen en Zalk over wederzijdsche veiligheid een jaar lang. „Geg. jnt jair onss heren M. CCCC „XXXV des donredages nae den sonnendach Cantate.” Afschrift in Divers. A. bl. 15, 25, 163. |
537. | 1435. 6 Aug. |
Gheert Vriese bekent geheel voldaan te zijn van de schade, hem in vorige tijden door Wolter van Coevorden en zijne dienaars aangedaan, en belooft daaromtrent geene aanspraak meer te zullen doen aan den bisschop, het Sticht, de drie Steden en Wolter voorn. „Geg. int jair ons heren dusent „vierhondert vijf en dertich ssaterdages na sente Petersdach „ad vincula.” Op perkament. Het zegel afgevallen. |
538. | 1435. 13 Nov. |
Bisschop Rudolph en de drie Steden stellen qRolof van den Hondenberg na wijlen Johan van Bervorden tot ambtman en kastelein te Diepenheim aan, op de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. int |
„jair ons heren dusent vierhondert viif en dertich des maen- „dages na sente Martinusdach in den winter.” Afschrift in Divers. A. bl. 170. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 127. |
||
539. | 1435. 26 Nov. |
Gysebert van Herde geeft aan de stad Campen eenen goeden vasten zoen voor zich en zijne helpers, met name voor Engelbert van Zenden, Aloff van Zenden, gebr., Arent van Zenden en Herman van Zenden. „Geg. jn den jaer ons heren dusent „vierhondert vijff en dertich ssaterdages nae sente Pontians- „dach.” Afschrift in Divers. A. bl. 174. Verg. van Hattum, I. bl. 366. |
540. | 1436. 24 Febr. |
Burgermeesteren, schepenen en raden van Utrecht zenden eenen brief van waarschuwing aan alle vorsten, ridderen, knechten, steden, landen en goede luiden ten aanzien van heer Jan tot Hoeclum (Jan van Arkel)2 met breede vermelding van zijne handelwijze en het gebeurde te Utrecht, opdat ieder weten zoude, wat man hij is en men zich voor hem konde wachten. „Jnt jair ons heren dusent vierhondert zess en „dertich des vrijdages na den sonnendach Esto mihi.” Op papier met opgedrukt zegel in rood was. — Verg. Burman, I. bl. 469. |
541. | 1436. 13 Maart. |
Bisschop Rudolph geeft vidimus van den brief van hertog Jan van Beijeren van 7 Aug. 1423, omtrent den vrijdom der ankeraadje. (No. 479.) „Geg. te Utrecht jn den jair ons „heren dusent vierhondert zes en dertich des dinxdages na „Oculi” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
542. | 1436. 4 Mei. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Brugge geven vidimus van den brief van graaf Lodewijk van Vlaenderen, te |
Male den 15 Nov. 1359 (No. 131.), voorts van den brief van Hertog Jan van Bourgondië, te Gend den 4 April 1407. (No. 382.) „Ghemaect en ghegheuen jnt jaer ons heren M. „CCCC, zesse en dertich vpten vierden dach van Meye.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
543. | 1436. 18 Mei. |
Bisschop Rudolph verklaart, dat burgermeesteren, schepenen en raden van Campen hem getoond hebben den apostolischen bevestigingsbrief van het privilegie, door bisschop Frederik 15 Maart 1318 gegeven, (No. 35 en 355.) en vernieuwt het, dewijl die van Campen zich en hunne goederen in de oorlogen en bij de vijandelijke aanvallen blootgesteld en hun bloed gestort hebben tegen de hertogen van Bourgondië en van Gelder. „Datum Dauentrie anno dni millesi- „mo quadringentesimo tricesimo sexto die decima octaua „mensis Maij.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Priv. bl. 5.— |
544. | 1437. 25 Mei. |
Splinter Loeff Herbertss. geeft aan de stad Campen eenen vasten zoen, „jn den jaer ons heeren dusent veerhondert zeuen „en dertich des saterdages nae den heiligen pinxsteren.” Afschrift in Divers. A. bl. 174. |
545. | 1437. 20 Oct. |
De officiaal der Utrechtsche kerk geeft uit het archief aldaar vidimus en transsumpt van den koopbrief der heerlijkheid Kuinre van 22 Aug. 1407 , „anno a natiuitate dni „millesimo quadringentesimo tricesimo septimo die vicesima „mensis Octobris.” Op perkament met aanhangend zegel van den officiaal in groen was en gewaarmerkt door den notarius Suederus de Bomell. Zie No. 384. |
546. | 1437. 21 Oct. |
Bisschop Rudolph maakt eene overeenkomst op Spoelderberg met ridderen en knechten en de drie steden van Salland over het leggen van schoordijken en hoofden in den IJssel. „Jn „den jaer ons heren duysent vierhondert seuen en dertich op „der Eluen duysent megededach.” Afschrift in Divers. A. bl. 215. Boek van Plebisciten, bl. 92. |
547. | 1438. 28 Mei. |
Overeenkomst tusschen gedeputeerden der Hollandsche steden Haarlem, Leiden, Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Monnikendam, Edam, Naarden, Muiden en Wesop, met Deventer en Campen, op eene dagvaart te Harderwijk, houdende wederzijdsche bepalingen van scheepvaart bij de geschillen tusschen de Hollandsche steden en de Hanse. Memorie van de Hollandsche zijde over de bepalingen, die bij de onderscheidene overeenkomsten gemaakt waren tusschen den hertog van Bourgondië en bisschop Rudolph omtrent de schadevergoeding, die Campen, ten zeggen van zekere arbiters, geven zoude wegens het in tijd van vrede aanhouden eener vloot met goederen uit Holland en Friesland, naar de markt van Deventer bestemd. Afschriften op papier. Dumbar, K. en W. D. II. bl. 221. |
548. | 1438. Julij. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen verklaren, dat eenige, hier genoemde, burgers bij eede beloofd hebben, niets te zullen doen of eenige wraak te zullen nemen tegen de ingezetenen van Holland en Zeeland, tegen den heer Frank van Borselen, graaf van Oostervant heer van Voorne enz., of tegen de stad van Brielle, uit hoofde van het nemen en opbrengen van hunne schepen en goederen (toen zij den 26sten April ll. uit Ditmarsen zeilden) door ingezetenen van Brielle met twee buizen, die meenden dat het vijanden goederen waren, nadien de heer van Oostervant, zijne stad |
Brielle en zij, die de schepen genomen hadden, alle goederen onverminderd gerestituëerd hadden.
Afschrift op papier met bijgevoegde stukken over deze zaak. |
||
549. | 1438. 19 Nov. |
Bisschop Rudolph belooft voor zich en zijne nakomelingen aan Campen, dat men in de zijle, die nu door die van Steenwijk gelegd wordt aan gene zijde van de groote zijl bij Blockes huis, palen zetten zal, dat men geene doorvaart tot eenige tijden door de voorschr. zijl zal hebben, anders dan die andere zijlen hebben, die daarbij liggen, ten zij bij zijnen wil en bij den wil der stad Campen.” „Geg. te Vollenhoe int „jaer onss heren dusent vierhondert acht en dertich op sent „Elizabets dach.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
550. | 1438- 1443. |
Stukken over een geschil tusschen Swene, vrouw van Johan van Buckhorst, en de stad Campen over de grootte van den tins der hoeven onder Camperveen, waarin zij door deze stad wederregtelijk gestoord was. Ofschoon zij aangeboden had in het regt te treden, waar men slechts wilde, zag zij zich genoodzaakt, „als een arm wijf,” hare zaak op te dragen aan hare uitheemsche magen, en deed het stuk, waarin zij dit verklaarde, voor vele kerken aanslaan. De stad beweerde, dat Swene meer tins ontvangen had, dan oude privilegiën inhielden, en hetgeen zij meende schuldig te zijn, was door een’ notaris en twee getuigen aangeboden en op de tafel gelegd, doch geweigerd, enz. Toen ook de uitspraak van den bisschop en de steden Deventer en Zwolle achter bleef, trokken zich Willem en Goesen van Gemen gebr. geh. Proefstinck de zaak van hare „lieve nicht” aan en eischten, 18 Aug. 1442, binnen drie weken herstel van het onregt. Op de klagt van Goesen voorn. eischte Bernt de Duker, vrijgreue der vrijen graesscap to Heyden, binnen veertien dagen herstel, en |
meldde, dat hij zeer noode het vrijgerigt over de stad Campen zou laten gaan, hetgeen haar zwaar zoude vallen. — Den 26 Maart 1443 verklaart Swenelt met Johan, als haren man en momber, dat zij den tins en het regt erfelijk aan Campen verkocht had.
Bovengenoemde en andere tot deze zaak behoorende stukken deels in originali, deels bij afschrift. Priv. bl. 74. Eene uitspraak van 11 Dec. 1442 bij Racer, VII. bl. 174. |
||
551. | 1438. 1 Sept. |
Hertog Philips van Bourgondië, grave van Holland enz. in aanmerking nemende, dat door den oorlog met de zes Wendische steden geene provisie van koorn, meel en andere waren binnen Holland en Zeeland komt, hetgeen eene groote rijzing in de korenmarkt veroorzaakt, vergunt aan al de onderzaten des konings van Denemarken, die gezeten zijn van Koppenhagen westwaarts, de lieden van Ditmarsen en allen, die gezeten zijn van Beltsonde herwaarts, om met hunne schepen en hunne goederen, die men eten en drinken mag, te komen in zijne landen en door zijne stroomen, mits zij, die aldus met provisie komen, bewijs toonen, dat zij die zullen brengen in zijne landen en nergens elders. Hamburger en Wismarsch bier zoude geene veiligheid hebben. Dit zal duren een jaar lang of zes weken na zijn wederzeggen. „Gegeuen vpten eersten „dach van Septembri jnt jair ons heren dusent vierhondert „acht en dertich.” Afschrift op papier. |
552. | 1439. 11 Junij. |
Hertog Philips van Bourgondië enz. gebiedt bij lijf en goed Heyn Stael en zijne medegezellen, die uit geweest waren om de vijanden van Holland te krenken, om de door hen op zee genomene en in het Marsdiep gebragte schepen, die uit Pruissen gekomen waren en aan Campenaars behoorden, niet te berooven of te verdeelen, maar tot nader bevel in gewaar- |
der hand te houden, daar zij niet aan vijanden behoorden. „Geg. opten XIsten dach in Junio jnt jair ons heren duysent „vierhondert neghen en dertich.” Afschrift op papier. |
||
553. | 1440. 23 Sept. |
Philips van Bourgondië schrijft aan burgermeesteren, schepen en raden van Campen over de compositie, met de watersteden van Holland gemaakt omtrent de vergoeding van schade, die aan de burgers van Campen zou gegeven worden, ten gevolge waarvan elk schip, met goed van Hollanders beladen en den IJssel of het Zwarte water bezoekende, een zeker pontgeld betalen zoude. Daar hij vernam, dat hierin dagelijks veel gebrek was, zoodat sommigen hun goed niet regtvaardig aangaven, anderen, zonder het pontgeld te betalen, wegvoeren, zoo verzoekt hij, geen schip, met Hollandsch goed beladen, te Campen te laten voorbij varen of er goed uit te laten slaan, maar het op te houden, tot dat meester Pelgrim, zijner stede clerk van Amsterdam, betaald zou zijn, terwijl deze gemagtigd wordt, om, zoo hij meer goed in eenig schip vond dan vertold of daar het pontgeld van betaald was, het als verbeurd aan te tasten, terwijl de helft komen zoude aan den hertog en de helft voor de compositie, opdat de Camper burgers te eer en te beter voldaan mogten worden. „Gescr. „den XXIIJsten dach jn Septembri anno XLº.” Op papier. |
554. | 1440. 6 Oct. |
Verzoekschrift van arme schamele zusteren van het S. Katharinen-huis te IJsselmuiden, burgers kinderen, om in de stad of hare vrijheid aangenomen te worden en er te mogen timmeren op de voorwaarden hierbij voorgesteld, en toestemming van burgermeesteren, schepenen en raad.
Afschrift in Divers, A. bl. 136. |
555. | 1440. 15 Oct. |
Everwijn graaf te Bentheim en heer te Steinfort geeft aan den bisschop en het Sticht en allen, die vijanden geworden waren van Johan en van Berend van Asbeke met hunne helpers, eenen vasten zoen, ingaande op dag en uur dezes briefs; beide brieven „int jaer onss heren dusent vierhondert en vier- „tich des saterdages toe middaghe op sente Gallen auent.” Afschrift in Divers. A. bl. 172, 174. De eerste afgedr. bij Racer, II. bl. 221. |
556. | 1441. | Opgave der schade, welke den burgers van Campen door de Hollanders is aangedaan in de jaren 1438 tot 1441, zoo vóór als na de compositie, met het antwoord van sommige Hollandsche steden op de klagten der Campenaars.
Eenige losse cedels op papier. |
557. | 1441. 12 Maart. |
Op verzoek van burgermeesteren, schepenen en raad, die Tideman Schursak daartoe naar Lübeck afvaardigden, neemt de algemeene vergadering der Hanse Campen weder in het hanseverbond op, nadat „men der seluen stad langhenoch „vortogen vnd gheweret heuet”, en geeft er kennis van aan Christoffel, koning van Denemarken, ten einde haar daarvoor te erkennen en te beschermen, voorts aan de ouderlieden des koopmans te Bergen, aan den raad van Dantzig, om het aan de steden des lands van Pruissen te verkondigen. Dagvaard te Lübeck „M. CCCC. XLJ vp den anderen sondach „in der vasten Reminiscere.” Acta Hanseatica I. Zie No. 479. |
558. | 1441. 17 Maart. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen verklaren, dat zij het geschil met burgermeesteren, schepenen, raad en burgers van Utrecht aan de beslissing van bisschop Rudolph overgegeven hebben, na informatie en bewijs van beide zijden. |
„Gegh. inden jaer ons heren dusent vierhondert eyn en vier- „tich des souenteynden dages in der maent van Merte.” Op perkament maar niet bezegeld geweest. Verg. Racer, VII. bl. 261. Bijgevoegd twee brieven van den bisschop om verlenging van den termijn van uitspraak. |
||
559. | 1441. 17 Maart. |
Schepenen en raad van Campen maken eene ordonnantie omtrent het Schroders- of kledermakersgild, „jnt jair ons heren „dusent vierhondert eenendeviertich op sante Geertruidendach.” Afschrift op papier. |
560. | 1441. 12 Junij. |
Philips van Bourgondië bekrachtigt de overeenkomst tusschen de stad Campen en de Hollandsche watersteden gesloten, waarbij aan Campen de vaart op Schotland, Engeland en overal westwaart, mitsgaders op Noorwegen aan deze zijde van den Noordsond, uitgezonderd te Bergen, toegestaan wordt, zonder eenigen handel te drijven met de zes Wendische steden, die thans vijanden van Holland zijn, terwijl de Hollanders vrij op Campen zouden mogen varen op de oude gewone tollen en het overeengekomen pontgeld, en omtrent verdere geschillen eene dagvaard te Campen zoude gehouden worden. Indien die van Deventer mede in dit traktaat wilden wezen, zouden zij er ook in begrepen zijn, mits zij het mede bezegelden. — „Geg. vpten XIJsten dach in Junio jnt jair ons „heren duysent vierhondert een en viertich.” Op papier met opgedrukt zegel in rood was. — Toe Bocop, bl. 633. |
561. | 1442 of 1443. 27 April. |
De heer van Lalaing en van Bingincourt, gouverneur, en de raden van Holland schrijven aan burgermeesteren, schepenen en raden, vernomen te hebben, dat zij geklaagd hadden, nog niet voldaan te zijn van de overeenkomst, die met hen gemaakt was, en ook over andere verliezen sedert dien tijd, weshalve zij voornemens zijn |
zouden geen consent te verleenen over den stroom om de markten van Zutphen te bezoeken. Men had verwacht, dat zij hunne klagten, zoo zij die hadden, regtelijk en deugdelijk zouden bijgebragt hebben; men verzoekt hen den stroom te willen vrij houden, bij gebreke waarvan ook de hertog van Bourgondië het gebruik van zijne landen en stroomen beletten zoude. „Gescr. inden hage opten XXVIJsten dach in „Aprille.”
Op papier. |
||
562. | 1443. 20 April. |
Gerit van IJselmueden, schulte en kastelein te Vollenhove, belooft aan Campen, dat hij, bij aflijvigheid of translatie van bisschop Rudolph, het huis en slot ten behoeve der stad houden en het den volgenden bisschop niet zal overleveren, vóór dat zij betaling heeft van de drieëntwintig honderd Beijersche gulden, door den bisschop aan haar schuldig. „Geg. jnt jair onss heren dusent vierhondert drie en viertich „op den heyligen Paesscheauont.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
563. | 1443. 2 Junij. |
De heer van Lalaing en van Bingincourt, overste, en de raden van den hertog van Bourgondië over zijne landen van Holland en Zeeland, melden aan de stad Campen, dat de kastelein van Medemblik en bewaarder van het land van Vlieland hem berigt heeft, hoe uitvarende Camper poorters op diverse tijden, tot vierenveertig schepen toe, gelegen hebben op de reede, wachtende weder en wind om naar Hamburg te zeilen, en aan land gegaan zijn, waar zij den kastelein grovelijk beschadigden aan wild en wildernis en ook aan den zeevond, aan masten, wrakken van schepen, ijzer en anders, welke schade beloopt tweehonderd Rijnsche gulden. Hij verzoekt ernstig, den kastelein schadeloos te stellen, en bij gebreke daarvan zou men in de zaak moeten voorzien, als dat |
van reden en regtswege behoorde. „Geg. in den Hage den „anderen dach in Junio.” Op papier. Bijgev. een brief van den kastelein van Medemblik, waarin o.a. dat zij „een feret” in de duinen gelaten hadden, hetgeen hij wenschte dat er uit was. |
||
564. | 1443. 8 Aug. |
Michel, burggraaf te Maidburg en graaf te Hardeck, hofrigter van Frederik R. K. enz. verklaart, dat, daar de steden Deventer, Campen en Zwolle door Walraven van Meurs elect te Utrecht, voor het hofgerigt beklaagd zijn, de R. koning de zaak om bijzondere redenen uitgesteld heeft tot zoo lang zij bij keurvorsten en andere vorsten des rijks zoude behandeld zijn. Intusschen zouden de voorn. steden door Walraven voorn. en zijne helpers niet bezwaard of vijandelijk aangevallen mogen worden. „Am neegsten donrstag vor sant Laurent- „zen tag nach Cristi geburt viertzehen hundert vnd in dem „dreyundviertzigesten jare.” Op perkament met aanhangend zegel van het rijksgerigt in rood en geel was. |
565. | 1443. 4 Sept. |
Correspondentie over een geschil tusschen de steden Harderwijk en Bremen wegens stokvisch, door de Hollanders van Bremers genomen en te Harderwijk gebragt en beslagen, waarvan de beslissing opgedragen was aan de afgezondenen der steden Deventer, Campen, Zutphen en Arnhem, die vergaderen zouden te Deventer woensdag vóór O. L. V. nativitas; waarbij ook een antwoord van de regering van Harderwijk op de klagten der stad Bremen, van 29 Junij 1443, waarin de zaak wordt voorgesteld.
Op papier. Verg. Schrassert, Beschr. van Harderwijk, II. bl. 34 en 35. |
566. | 1443. 20 Oct. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen geven aan de poorters, ingezetenen en kooplieden van Brielle een veilig |
geleide, om er met lijf, goed, koopmanschap enz. te komen te vertoeven, handel te drijven en te vertrekken, hetwelk duren zal een jaar lang, zoo het niet een vierde van een jaar te voren wordt opgezegd. „Jnt jair onss heren duysent vier- „hondert drie en viertich twintich dage in Octobri.” Afschrift op papier. |
||
567. | 1444. 5 Mei. |
Wolter Stellingk Hermanssoen, ambtman van IJsselmuiden, verklaart, dat Jacob van Wijtmen en Wendelmoet zijn wijf verkocht hebben aan den prior en het convent der reguliere kanoniken te Vrendesweerde van St. Augustinus orde te Noordhoorn, zeven morgen lands in Mastebroek in IJselmuider slag. „Geg. in den jaer ons heren duysent vierhondert vier en vier- „tich des dinxedaghes na des heilighen Crucis dach jnuencio.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was, en als transfix de acte van verkoop aan het convent te Bronope „op dach Pauli primi heremite” (10 Jan.) 1515, met aanhangend zegel van het convent van Vrensweghen in bruin was. |
568. | 1444. 28 Aug. |
Grebber Dierix soen burgermeester te Amsterdam, Johan Pouwels soen, en Claes Schele Johans soen van Hoorn beloven aan de stad Campen, haar te zullen toezenden de bezegelde brieven van Amsterdam en de andere watersteden, rakende de verzekering van de tiendehalf honderd overl. Rijnsche gulden van het pontgeld, dat er bepaald was. Zoo zij die niet verkrijgen konden, zouden zij zelve die som aan de stad Campen verzekeren, belovende niet uit de stad te trekken, vóór dat die brieven geleverd waren of deze verzekering gedaan was. Bovendien beloven de twee eerst gen. dat zij aan Campen eenen bezegelden brief van Amsterdam leveren zouden, inhoudende, dat indien de watersteden niet betaalden als zij beloven zouden, de stad Campen daarvoor de burgers Van Amsterdam zou mogen bezetten en ophouden. „Jnt jair |
„onss heren dusent vierhondert vier en veertich des vrijdages „op sant Johannes auent decollacionis.” Afschrift op papier. |
||
569. | 1445. 8 Maart. |
De radessendeboden van Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar en Luneburg, te Lübeck vergaderd, en de raad van Lübeck schrijven aan Campen over eene ordonnantie, in 1442 te Stralsund, in tegenwoordigheid van Tideman Schursak burgermeester van Campen gemaakt, dat zij, die naar Denemarken en Schonen voeren, nergens anders zouten en liggen zouden, dan op hunne vitten, hetwelk evenwel door hen, die buiten de Hanse waren, en door de onderzaten van koning Christoffel niet gehouden werd, weshalve het onbillijk was, dat deze ordonnantie door die van de Hanse alleen wierd gehouden, en zij hadden dus overwogen, om haar in te trekken en ieder te laten zouten en visschen, waar God zijne genade verleent. „Des mandages na Letare anno XLVo.
Op perkament met opgedrukt zegel van Lübeck in geel was. |
570. | 1445. 8 Mei. |
Moeder en gemeene zusters van het St. Michielshuis op ten Oert sluiten met burgermeesteren, schepenen, raden en de gemeente van Campen eene overeenkomst omtrent zekere punten en artikelen, op de straffen daarbij bepaald. „Geg. in „den jaer ons heren dusent vierhondert vyue en veertich des „saterdages nae onss heren hemeluaerdsdach.” Op perkament en bezegeld door bisschop Rudolph in rood en het convent in groen was. Priv. bl. 82. |
571. | 1445. 12 Mei en 12 Junij. |
Burgermeesteren van Hamburg schrijven aan die van Campen, waarom zij Johan Wulf, burger van deze stad, bezet hadden. Hij had, even als andere Camper schippers en kooplieden, koren, dat men er op de markt pleegde te brengen en daar de nering der stad op stond, ingescheept, en, tot |
schade van tollen en markt, naar andere markten uitgevoerd over zee. Tegen het beweren van Campen wordt aangevoerd, dat de schepen bakengeld, bij hen „werktollen” genaamd, schuldig waren, daar men, om de schepen niet in gevaar te brengen, eenen toren gebouwd had, die met groote kosten onderhouden moest worden, welk bakengeld zelfs de onderzaten van hunnen erfheer van Sleeswijk en hunne eigene burgers, gelijk de vreemden, betalen moesten. „Screuen des „midwekens vor Pinxter anno xlquinto.” Burgerm. voorn. melden, op het schrijven van Campen om Johan Wulf te ontslaan, en zoo niet dat zij dan regtens in beroep zouden komen bij Lübeck, dat zij hem gaarne ontslaan wilden, nu hij verbetering gedaan had. „Screuen des „sonnauendes voor sunte Viti daghe anno xlquinto.” Op perk. met opgedrukt zegel in groen was. |
||
572. | 1445. 2 Julij. |
Burgerm. schepenen en raad van Brugge geven vidimus van hunne brieven van 31 Aug. en 18 Sept. 1434, en van den brief van raadslieden des hertogs van 20 Sept. (No. 531 en 532.) „Jnt jaer ons heren duust vierhondert viue en vier- „tich vpten anderen dach van hoymaent.” De drie brieven op perkament met aanhangende zegels in groen was. |
573. | 1445. 23 Julij. |
Bisschop Rudolph bekent, dat daar bisschop Frederik van de stad Campen geleend had 977 Frank, schilden ten einde Coevorden weder aan het Sticht te brengen, waarvoor hij tol en gruit te Campen verzet had (No. 310.), en die stad hem zelf geleend had 1150 Frank. schilden tot lossing van het huis te Lage, dat in handen der kinderen van Coevorden verzet was — hij die 1150 schilden op S. Victorsdag over een jaar terug zoude geven, en bij gebreke van dien magtigt hij haar om tol en gruit jaarlijks te heffen, tot den tijd dat de beide |
sommen voorn., zamen 2127 schilden, afbetaald zijn zouden, „Geg. tot Vullenhoe jnt jaer ons lieren dusent vierhondert „vijff ende viertich des vrijdages nae sente Marien Magdelenen „dage.” Afschrift in Privil. bl. 86. |
||
574. | 1445. 18 Sept. |
Verordening met de gemeente omtrent vlugtelingen, die der stad koer niet betaald hebben, dat men hunne goederen zal aantasten, tijnsen, erfenissen enz., terwijl der stad koer vóór alle schuld gaan zoude.
Guldenb. bl. 105. |
575. | 1445. 24 Sept.? |
Johan blsschop der kerken van Rasseborch geeft vidimus van drie brieven, houdende confirmatie van de privilegiën der Duitsche Hanse door koning Christoffel van Denemarken, Zweden en Noorwegen. 1° voor Denemarken, geg. te Koppenhagen „des donredaghes negest na sunte Jacobi daghe 1441” (27 Julij); 2° voor Zweden ald. „des sonnauends negest vor „sunte Michelsdaghe” 1445 (25 Sept.); 3° voor Noorwegen op den zelfden dag. „Geg. und screue na der bord Cristi „dusent veerhundert jn deme vifundeuertigesten jare des vri- „dages vor Remigii.” Op perkament met aanhangend bisschoppelijk zegel in rood was. |
576. | 1445. 4 Dec. |
Ludekijn van Hattem, ambtman der heilige luiden en goederen in het Sticht van Utrecht van wege de abdis en het kapittel te Essen, verklaart, dat Johanna zal. Evertsdochter op Werkeren met Arend Brand van den Ruthenborg haren momber gegeven heeft aan de zusteren, woonachtig in Musschenhagen buiten Zwolle in den huize genaamd Wytenhuis, zes morgen lands in Mastebroek, in Oesterholter slag. Als gestichtsluiden waren hierbij Johan ten Toerne, Herman Wy- |
cherding, enz. „Gegh. in den jaer ons heren dusent vierhon- „dert vijf en viertich op sancte Barbarendach der heiliger „Joncfrouwen.” Afschrift op papier. |
||
577. | 1446. 20 Jan. |
Femme Klynghe bekent verkocht te hebben aan de zusteren van St. Katheryne twee ponden sjaars uit het huis en erf op den Vloedijk, daar zij nu ter tijd in wonen (No. 554.) Voor haar bezegeld door Herman Roede en Coenraet Ghije. „Geg. „int jaer ons heren dusent vierhondert ses ende viertich op „sancte Agneten auont.” Op perkament met twee afhangende zegels in groen was. |
578. | 1446. 19 Febr. en 11 Maart. |
Prior en convent des kloosters te Windesheim magtigen broeders Gherit van Goch en Roloff van Tunen, om voor den raad van Zwolle over te geven den vrijen eigendom van zulke renten, als broeder Roloff en hun aangekomen zijn binnen Zwolle van wijlen Hille van Tunen, Roloffs moeder. „Geg. des „saterdages voir sunte Petersmisse ad cathedram” (19 Febr.) waarna deze, aldus gemagtigd, voor schepenen te Zwolle eenige jaarrenten, van Hille van Tunen voorn. herkomstig, erfelijk verkoopen ten behoeve van het klooster aan Roloff van Dolre, „int jaer ons heren dusent vierhondert en zess en viertich „op sunte Gregorius auont des heilighen Pawes.” Alle drie stukken op perkament met aanhangende zegels in groen was. |
579. | 1446. 6 April. |
Herman van der Vecht geeft, als ambtman en kastelein van Kuinre, verzekering, het te zullen bewaren, op de bekende voorwaarden. „Jnt jair onss heren dusent vierhondert sessen- „viertich des wondesdages nae den sonnendach als men in der „hilliger kercken singht Iudica.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
580. | 1446. 8 Mei en 8 Julij. |
Zoen tusschen Philips van Bourgondië en de stad Bremen op eene dagvaard te Harderwijk, in tegenwoordigheid van gedeputeerden uit den raad dezer stad, den 8sten Mei, en bekrachtigd door den hertog den 8sten Julij 1446.
Afschrift in Divers. E. bl. 116—120. |
581. | 1446. 30 Mei. |
Godsuinus Scalotensis ecclesie in Islandia episc. geeft aan de zusters van het convent van St. Agnes op den Vloetdijk, aan de zusters van het convent van St. Katharina op den Vloetdijk, aan de zusters van het convent van St. Maria te Blesdijk en van St. Agnes te Steenwijk een aflaat van veertig dagen voor zekere oefeningen en deugden, hier breeder omschreven. „Datum Dauentrie sub anno gracie millesimo qua- „dringentesimo quadragesimo sexto iij kal. Junij.” Op perkament met aanhangend bisschoppelijk zegel in groen was. |
582. | 1446. 29 Sept. |
Bisschop Rudolph bekent van Campen te hebben ontvangen 200 Frankr. schilden, vooral tot timmering van het huis te Kuinre gebruikt, en belooft die op S. Maartensdag over een jaar terug te zullen geven, en bij gebreke daarvan de stad te magtigen om zijnen tol en gruit jaarlijks te heffen tot den tijd dat deze 200 schilden en de 1500, gedeeltelijk aan bisschop Frederik en gedeeltelijk aan hem geleend (No. 310 en 573.) zouden afgedaan zijn. „Geg. to Vullenhoe jn den jaer „ons heren dusent vierhondert ses ende viertich op sente „Michelsdage. Afschrift in Privil. bl. 85. |
583. | 1447. | Frederik R. K. geeft vrijgeleide aan allen, die de vijf jaarmarkten te Deventer bezoeken. „Nach Crists gepurt viertze- „henhundert vnd im sibenunduirtzigesten vnd vnsers Reichs „im achten jare”, hetgeen Paus Sixtus IV, op verzoek van die van Deventer, bekrachtigt „anno incarnationis dominice |
„millesimo quadringentessimo octuagesimo primo sexto Jd. „Julii? (10 Julij 1481.) Afschrift in Divers. A. bl. 211, 282. Dumbar, K. en W. D. I. bl. 590, 591. |
||
584. | 1448. 4 April. |
Bestand door hertog Arnold van Gelder gemaakt tusschen bisschop Rudolph en Hendrik, bisschop van Munster, te Arnhem „des donredages post octauas Passche anno dni M. CCCC achtendevertich.” Afschrift in Div. A. bl. 28. |
585. | 1449. 24 April. |
Jacob van IJsendoern, ofschoon in openbare vede met heer Rodolph van Diepholt en het gansche Sticht boven en beneden, verklaart overeengekomen te zijn met de stad Campen om de gunst, die zij hem betoond heeft, en geeft haar en al hare burgers eenen vasten zoen. „Geg. jnt jaer ons heren „dusent vijrhondert negen en vijrtich s donredaeges na den „sonnendach Quasimodo.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
586. | 1449. 30 April. |
Johan van Hardenberch en Engbert zijn wijf verklaren verkocht te hebben aan Reyner Hanegreve en zijne erfgenamen eenen hof gelegen buiten Gheerdes poerte van der A. „Geg. „int jaer ons heren dusent vierhondert ende neghen en vier- „tich des wonsdages voer des heilighen Cruces daghe.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
587. | 1449. 16 Sept. |
Rudolph van Bevervoorde, ambtman en rentmeester in Twenthe, verklaart, dat hij heeft laten winnen Johan Paling het erve en goed Then Poyl, gelegen in het kerspel van Markelo, in de buurschap van Hederike, hetwelk hij zou mogen gebruiken zoo lang hij leeft, behoudens schot en schalde dienst en zijn pacht, die hij jaarlijks schuldig is. „Geg. int jaer |
„onses heren goits dasent veerhondert neghen en veertich vp „sente Lamberts auent.” Op perkament met het zegel van Evert, hofmeijer te Goor; dat van den ambtman afgevallen. |
||
1449. 22 Nov. |
Bisschop Rudolph vergunt aan Campen, gedurende zijn leven, dat geen balling uit de stad, wegens doodslag, wonding of andere kwade feiten of breuken voortvlugtig of gebannen, binnen eene mijl van de stad komen mag, of men zal hem mogen halen en rigten naar omstandigheden, behoudens de regten en vrijheden der stad Zwolle. „Geg. tot „Deuenter int jair onss heren dusent vierhondert negen en „viertich des saterdages nae sunt Pontiaensdage.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Privil bl. 86. |
|
589. | Omtrent 1450. |
Tollijst, bevattende de tolgelden, die te Campen betaald moesten worden, met waardering der koopwaren, die aangebragt werden, benevens afschriften van de tollijst der vorige eeuw, No. 62. |
590. | 1450. 5 Febr. |
Lijst van gereede goederen op het huis te Coevorden, die Aleph van Haren aan Wolter Stellinck op St. Agathendag heeft overgeleverd, zoo als hij die in 1442 van Frederik van Rechteren had ontvangen.
Op papier. |
591. | 1450. 12 Maart. |
Herman Rentssoen, rigter in Hollanderbroek, verklaart, dat Alyt Rent Johanssoens weduwe met Johan Rentssoen en Lysbet zijn wijf en Heynman Rentssoen schuldig zijn aan Andries Reijnerssoen eene jaarrente van acht molder goede, drooge klare winterrogge, Elburger maat, uit eene hoeve ge- |
legen in Hollanderbroek, strekkende van den Broekdijk zuidwaarts aan het Zant, die zij op geene wijze zullen mogen verkoopen, verzetten, vertinsen of hooger belasten, maar die altoos daarvoor tot onderpand blijven zoude. „Gheg. int jaer „onss heren dusent vierhondert en vijfftich op sente Gregori- „usdach des hilgen Pawes.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
592. | 1450. 31 Maart. |
Bisschop Rudolph gebiedt alle kerkheeren, kapellanen, priesters en klerken in het land van Vollenhove, om alle mandaten en brieven van zijnen officiaal, rakende burgers en inwoners van Campen, af te kondigen en te bezegelen. „Geg. jnt jair ons „heren dusent vierhondert ende vijftich des dinxdages na on- „ser liever Vrouwen dach annunt.” Privil. bl. 6. |
593. | 1450. | Verordening dat men in de Broederstraat van de Oude straat tot de Broederpoort geene luiven hebben zal dan drie voeten drups van den muur, en dat men die in „volden” hangen zal, zoodat zij op en neder gaan. Ook in de Veenstraat; elders niet breeder dan vijf voeten.
Dig. nov. bl. 6 en 15. |
594. | 1450. 14 Julij. |
Gheert Sticker, rigter te Daluessen, verklaart, dat Roelof van Dolre aan de mynistersche en het convent van St. Agnetenhuis, van de derde orde geheeten van penitencien, bij Campen op den Vloedijk, eenige renten, pacht en goederen gegeven heeft, hier omschreven en gelegen in het kerspel van Dalfsen, in de buurschap van Welssem, de Luessener-Rosen-gaarder mark, enz.. „Gheg. int jaer ons heren dusent vier- „hondert en vijftich des dinsedaghes na sunte Margaretendach „der hiligher ioncfrouwen.” Op perkament met twee uithangende zegels in groen was. |
595. | 1450. 25 Julij. |
Bisschop Rudolph belooft aan de drie Steden, dat hij de privilegiën en gewoonten, die zij verkregen hebben omtrent de sloten Arkenstein, Holten, Diepenheim, Coevorden, Kuinre, omtrent het landregt van Salland en omtrent de burgers en onderzaten, niet zal verkorten of laten verkorten, maar confirmeert die alle. „Gegeuen ten Hardenberghe jnt jair ons heren „dusent vierhondert ende vijfftich op sant Jacobsdach apostel.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Privil. bl. 87. |
596. | 1450. 25 Julij. |
Bisschop Rudolph belooft aan de drie Steden, dat hij geenen ambtman op het huis te Vollenhove zetten zal, ten zij deze haar eerst brieven zal bezegeld en bezworen hebben, inhoudende, dat hij, bij aflijvigheid of translatie van den bisschop, het slot aan niemand zal overleveren, dan bij haren wil. „Geg. ald. op denzelfden dag.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
597. | 1450. 12 Nov. |
Gheryt van IJsselmuiden, schutte te Vollenhove, verklaart, dat Roeloff van Dolre aan de ministersche en het convent van St. Agnetenhuis bij Campen op den Vloedijk verkocht heeft zulke pacht en rente, erfenis, land en goed, onder verschillende kerspelen, als hier omschreven is. „Gegheuen jnt jaer „ons heren dusent vierhondert ende vijfftich des donredages „nae sunte Mertensdaghe translacio.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
598. | 1451. 6 Febr. |
Jacob van Wijtmen, rigter te Zwolle, verklaart, dat Herman van Aernem en Godelant zijn wijf erfelijk in erfpacht gepacht en ontvangen hebben van Marten Voern vier morgen lands in Mastebroek in de Ruhorst, om dertien pond heren pacht des jaars. Ook zouden zij den onraad, dijken, wegen en weteringen, als tot dit land behoort, bestrijden. „Ghegeuen int |
„jaer ons heren duysent vierhondert een en vijfftich des sater- „dages nae sancte Agathendach der hiligher ioncfrouwen. Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
599. | 1451. 3 Maart. |
De stad Amsterdam meldt aan Campen, dat zij treedt in de, hier genoemde, voorwaarden omtrent het leggen der tonnen en de jaarlijksche betaling (over 1452 42 rijnsg., en over de vijf volgende jaren 45 rijnsg. ’s jaars) zoo als hare gedeputeerden te Campen die overgebragt hadden. Hiermede zouden alle andere eischen omtrent het paalgeld en het leggen der tonnen vervallen, en zij verzoekt, het in het memoriaalboek aan te teekenen, opdat er later geen geschil over ontstaan mogt. „Gescr. den iijden dach in Mairte anno een en vijftich.” Op papier met opgedrukt zegel. |
600. | 1451. 24 Maart. |
Bisschop Rudolph geeft aan de drie Steden de verzekering als in No. 596, tevens met de belofte, dat hij of zijne nakomelingen geenen onredelijken opslag of leening maken zal, daar het slot van Vollenhove mede bezwaard en van het Sticht ontvreemd mogt worden. „Geg. tot Swolle vpten vierentwyn- „tichsten dach in Mairte jnt jaer ons heren duysent vierhon- „dert een en vijfftich.” Op perkament met aanhangende zegels in rood was. Afschrift in Divers. A. bl. 127. Privil. bl. 87. |
601. | 1451. 5 April. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Rotger Schere en Willem zijn wijf, Arent Schere en Jutte Havermans, hun zuster, verkocht hebben aan de procuratoren van de memorie van het H. Sacrament in de Nicolaaskerk te Campen, alsmede aan den vicarius van het altaar van het H. Kruis in de Vrouwenkerk, twintig heren pond tijnsgeld uit hun huis, erve en maat in de Groenstraat, strekkende van de oude tot in de nieuwe wetering, en uit hun huis en erve in de Oudestraat, |
en wel twaalf heren pond ter behoeve der voors. memorie en acht heren pond ten behoeve der vicarie. „Geg. jnt jair ons „heren dusent vierhondert eenenvijftich des maendags nae „Letare Jherusalem.” Op perk. met twee zegels in groen was, waarvan één afgevallen. |
||
602. | 1451. 3 Mei. |
Rutgher Nest, Lambert Beernssoen en Wichmoet Lamberts zuster verklaren, met Ghisebert Rutghers of zijne erfgenamen gewisseld te hebben twee akkers turfland, gelegen in het kerspel van Oestenwolde, tegen twee akkers turfland aldaar, welke twee akkers Ghisebert voors. met turf uitgraven mogt tot zijn nut en voeren den turf weg vijfenzeventig jaren lang achtereen, en indien hij of zijne erfgenamen deze akkers niet rustig gebruiken mogten van wege hunnen broeder Beernt, die nu uitlandig was, dan zoude Lambert voors. de schade daarvan beteren. „Gheg. jnt jair ons heren dusent vierhondert „eenenvijftich op des hilligen Cruysdach.” Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was. |
603. | 1451. 23 Aug. |
Johan Snuuer en Geertruijd zijn wijf bekennen, aan Johan Wilt of zijne erven schuldig te zijn alle jaar twee molder goede klare drooge winterrogge, Hattemer maat, binnen het ambt van Heerde te leveren, bij niet betaling te halen uit een kamp lands van omtrent acht hont groot, geheeten Grietskamp, en voorts uit alle gereede en tilbare have. „Geg. in „den jaer ons lieffs heren dusent vierhondert een en vijfftich „op sente Bartholomeusauont des heiligen apostels.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
604. | 1451. 2 Oct. |
Ordonnantie op het houden van harnas en wapenen.
Guldenb. bl. 69. Digestum novum, bl. 13. |
605. | 1452. 4 Jan. |
Henricus abt van St. Bernardus te Aedwerth van de Cistercienser orde in het bisdom Munster, neemt Jacob, biechtvader van het St. Agnesconvent, Johan Scerpegeselle, Rudolphus de Dolre en al de zusters, om de gunst en genegenheid, die zij voor de orde getoond hebben, in de broederschap op en geeft hun deel aan de goede werken, die in het klooster geschieden, en wanneer het overlijden van iemand hunner zal bekend geworden zijn, zullen er gebeden en missen voor gedaan worden, als voor de hunnen. „Anno a natiuitate dni „millesimo quadringentesimo quinquagesimo secundo quarta „die mensis Januarii.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
606. | 1452. 16 Mei. |
Hertog Philips van Bourgondië enz. vergunt aan de stad Amsterdam verhooging van het tonnen– en teykengeld bij de Zuiderzee. Zij onderhield, ten dienste der scheepvaart, zestig tonnen en vier teykenen, geheeten Capen, t.w. op Huisduinen, op Texel, op Vlieland en Ter Schelling. „Geg. te „Denremonde sestien daghe in Meye jnt jaer ons heren dusent „vierhundert twee en vijftich.” Afschrift op papier. Afgedrukt in Handv. van Amsterdam, I. bl. 28. |
607. | 1452. 27 Mei. |
Burgermeesteren, schepenen en raden der drie Steden verbinden zich, in geval de bisschop of zijne nakomelingen of hunne ambtlieden en rigters, eene van de drie Steden, of hare burgers, inwoners of meijers in het Landregt mogten verkorten, om dat met elkander te wederstaan met lijf en goed. „Geg. int jaer ons heren duysent vierhondert twee en vijftich „op den hilghen Pinxster auont.” Op perkament met de drie uithangende zegels der steden in groen was. Privil bl. 89. — Afgedrukt bij van Hattum, I. bl. 410. |
608. | 1452. 27 Mei. |
De drie Steden verbinden zich met elkander voor twaalf jaren, om den bisschop, die zich in den twist tusschen de Munsterschen en den graaf van Bentheim gemengd had (zonder zich daaromtrent vooraf met ridderen, knechten en steden op Spoelderberg te bespreken, gelijk van ouds gewoonte geweest was) in weêrwil van hun verzoek om dat niet te doen, daarin niet bij te staan en ook niet toe te laten, dat hunne burgers, die leen houden van den bisschop, dienstmannen, inwoners, of meijers dienen zullen in deze vede. „Geg. jnt „jair onss heren dusent vierhondert tweendevijftich op den „hilligen Pinxterauent.” Afschrift in Priv. bl. 89. Afgedr. bij Dumbar, K. en W. D. II. bl. 150. Van Hattum, 1. bl. 413. |
609. | 1452. 1 Junij. |
De steden Deventer en Campen vergunnen aan Zwolle, om den graaf van Bentheim, zoo hij het begeerde, hulp te betoonen tot het houden zijner sloten en steden met volk, proviand, buskruid en geld, onverminderd het verbond tusschen de drie Steden gesloten. (No. 608). „Geg. jnt jair „onss heren dusent vierhondert tweenvijftich des donredages „nae den hilligen Pinxter dage.” Afschrift in Priv. bl. 90. Afgedr. bij van Hattum, I. bl. 415. |
610. | 1453. | Fr. Georgius de Brugge, prior generaal der geheele orde der broeders van het H. Kruis, schrijft aan Rodolphus Dolre, dat het kapittel hem, om de bijzondere genegenheid, die hij voor de orde toont, in de orde opneemt en deel geeft aan alle geestelijke goederen en oefeningen der broeders in alle landen, en dat, wanneer zij zijn overlijden zullen vernomen hebben, zij voor hem missen enz. zullen laten doen als voor de bijzondere vrienden gedaan wordt. „Datum in conuentu „nostro Leod. anno domini millesimo quadringentesimo quin- „quagesimo tercio.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
611. | 1453. 19 Febr. |
Schepenen en raad van Gend geven aan die van Campen kennis, dat de hertog van Bourgondië enz. hun twee markten en vrije feesten gegeven heeft, beginnende elken maandag na Oculi en elken maandag na Pietersdag in Aug., durende vijftien dagen, waarbij aan alle kooplieden met hunne koopmanschappen vrij geleide gegeven wordt, zonder dat zij vijftien dagen vroeger en later om schulden gearresteerd mogen worden. Zij verzoeken, dat dit binnen Campen gepubliceerd moge worden. „Gheg. den XIXsten dach van Sporcle jnt „jair XIVc drie en vijftich.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Eene dergelijke bezegelde kennisgeving en verzoek van 1 Julij 1454. |
612. | 1453. 10 Maart. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Lijsbeth van der Eeme met Helmer van Texel haren man, erfelijk getinset heeft van joncvr. Hille Kuenretorfs meijstersche en van de zusters van het convent buiten een huis op den Borgel tusschen Bette van Ingen en het convent voors. voor vier heren pond ’s jaars tinsgeld. „Jnt jaer onss heren dusent vierhondert drie en vijfftich des saterdages nae den sonnendach Oculi.”
Op perk. met aanhangende zegels in groen was. |
613. | 1453. 14 Mei. |
Jacob van Wijtmen rigter te Zwolle verklaart, dat Johan ten Busch en Lubbe zijn wijf aan Goessen Peynig, zijn neef, en diens erfgenamen verkocht hebben veertig ponden sjaars uit negendehalf morgen lands in Mastebroek in Voorsterslag. Herman ten Busch Tidemanssoen en Seyne van Ittersum schepenen te Zwolle verklaren, dat Johan en Lubbe voorn. aan Goessen voorn. verkocht hebben veertig heren ponden sjaars uit zeven morgen lands in Desermarke bij Westervelde. Beide brieven „gegheven jnt jaer ons heren duysent vierhun- „dert drie en vijfftich op sunte Pancratius auent.” Beide op perk. met aanhangende zegels. |
614. | 1453. 12 Sept. |
Johan Kuenretorf en Femme zijn wijf, Herman en Hendrik van den Berge gebr. bekennen verkocht te hebben aan Johan Wolf en zijne erfgen. het vierde deel van drie stukken lands, geheeten de Heve, de Maat en de Grootekamp, gelegen te Oosterwolde, „jut jaer onss heren dusent vierhondert drie en „vijftich des twaleften dages in der maent September.” Op perkament met vier aanhangende zegels in groen was, ook dat van Johan Rijnvisch, oom van Femme en zwager der gebr. van den Berge. |
615. | 1453. 15 Dec. |
Petrus Henrici cler. Traj. not. publ. geeft vidimus van een geschrift van de mater en zusters van het convent van St. Agnes, waarbij deze beloven, ten aanzien van erfenissen en geschenken, timmering, lakennering, getal der zusters enz. eenige punten te zullen onderhouden. Goedgekeurd, in tegenwoordigheid van getuigen, door moeder, zusters en biechtvader van het convent, en de seniores der zusters Johannes Volkeri doctor in de medicijnen en Henric Igrimssoen. „Anno mil- „lesimo quinquagesimo tercio mensis Decembris die quinta „decima.” Op perk. met het teeken van den notaris voorr. Priv. bl. 90. |
616. | 1453 en 1454. |
Burgermeesteren, schepenen en raden van Campen verkoopen aan onderscheidene ingezetenen lijfrenten voor sommen gelds, „dair Sanct Nicolauskerke mede getymmert wordt; „alsmede andere dair onser Vrouwen toerne mede getymmert „wordt.” In Digestum vetus of Foliant IV. bl. 84 volg. |
617. | 1454. 13 Febr. |
Johan van Kerler, rigter te Wye, verklaart, dat Jacob Trijnde en Griet zijn wijf erfelijk verkocht hebben aan Lubbert Trijnden en zijne erfgen. de helft van een erf en goed, geheeten Voirmaet, in het kerspel van Wye, buurschap Hen- |
gevelde; „Geg. int jaer onss heren duysent vierhondert vier „ende vijftich des wonsdages na sante Appolonijen dage virg.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
618. | 1454. 26 Maart. |
Bisschop Rudolph laat alle kerkheeren, kapellanen, priesters en klerken in het land van Vollenhove weten, dat zij alle hun toegezondene mandaten en brieven van zijnen officiaal afkondigen en bezegelen, rakende burgers en inwoners van Campen. „Geg. jnt jair onss heren dusent vierhondert vier „ende vijftich des dynxdages nae onser liever Vrouwen dach „annunciat.” Op papier met opgedrukt zegel in Divers. A. bl. 126. |
619. | 1454. 27 Mei. |
Ministra en prockerix en gemeene besloten convent der zusteren „bi onser Vrouwen in den wijngaert te Utrecht” verklaren, dat zij ontvangen hebben van broeder Peter van den Broec, procurator des besloten convents te Brunop, acht en vijftig gulden, vijftien cromstert voor de gulden, en vijf cromstert, daar zij mede afgekocht hebben derde half heren pond, van Hille Wermbouts zal. in erfenis aangekomen. „Gheg. jnt „jaer ons heren dusent vierhondert ende vier ende vijftich des „manendaghes in die cruusdaghes.” Op perkament met aanhangend zegel van het convent in groen was. |
620. | 1454. 17 Junij. |
Bisschop Rudolph laat aan zijne cureiten te Vollenhove en te Steenwijk weten, dat zij kerkespraak doen, dat allen, die te banne zijn van wege burgers te Campen, binnen veertien dagen betaling doen; zoo zij dit niet doen, hun dan den ban aan te kondigen en te houden, want zij, van wege privilegiën der stad Campen, met regt te banne zijn. „Geg. „ter Horst jnt jair ons heren dusent vierhondert vierenvijf- „tich opten maendach nae sant Vyts dage.” Op papier met opgedrukt zegel in rood was. |
621. | 1455. 10 Jan. |
Bisschop Rudolph en de drie Steden verzekeren aan Arnt van Beruorde, ambtman te Diepenheim, dat zij hem niet van zijn ambt zullen ontzetten vóór dat hem zullen teruggegeven zijn de 600 herenponden, die hij er vertimmerd heeft, met de andere gelden, die hij op het ambt heeft liggen. „Gege- „ven ter Horst jn den jaer ons heren dusent vierhondert ende „vyffendevifftich des vrydages na den hillgen dertynden dage.” Afschrift op papier. |
622. | 1455. 6 Nov. |
Verordening, „dat gene vrouwen of joncfrouwen slepen en „sullen toe weten langer cleder toe dragen, hoiken of tabber- „den dan effen tuck die eerde toe rueren, wanneer sie op „haer sloetsen staen bij x. p. Oic gene slepe opte arme slaen „of op to scorten” Verordening, dat men niet lichtelijk eeden zal nemen, en hoe men die doen zal, namelijk met ontdekten hoofde en zijn hand op een bret, waarop het teiken des gekruisten Godes, onzes h. J. Chr. Dig. nov. bl. 7. — In 1475 verordend, dat men zich ter schepenen klaring met den eed en twee volgers mag verontschuldigen, bl. 23. |
623. | 1456. 19 Maart. |
De officiaal van den proost en aartsdiaken van Deventer schrijft aan de geestelijkheid te Campen, om drie malen af te kondigen, dat Johan Albertss Jonghe, door Jacob Witte en Roderic Uterwyck burgerm., mr. Johannes Volkeri doctor in de medicijnen en Pelgrim ten Acker, als procuratoren van het altaar of de vicarie van het H. Kruis in de Nicolaikerk, als vicaris voorgesteld is. Op getuigenis dat dit heeft plaats gehad, wordt de voorschr. voorstelling door den officiaal geconfirmeerd, „anno dni millesimo quadringentesimo quinquagesimo „sexto feria sexta post Iudica.” Op drie perkamenten stukken, ieder bezegeld met groen was. |
624. | 1456. 1 April. |
Stichting van St. Kuneren-broederschap met een altaar in de St. Nikolaaskerk, de ordonnantie daarop en lijsten der leden.
Een boek in 4to, gedeeltelijk op perkament gedeeltelijk op papier. Overijss. Alm. 1841, bl. 67 volg. |
625. | 1456. 16 April. |
Geert Sticker, rigter te Dalfsen, verklaart, dat in het gerigt van het kerspel van Zwolle, daar de rigter Jacob van Wijtmen hem de aarde gaf, Johan Foriest aan zijnen natuurlijken zoon, Henric Foriest, gegeven heeft zevenentwintig mudden rogge jaarlijksche rente uit de oudhoevige tienden te Eeme in het kerspel van Dalfsen, vroeger van Frederik van Rechteren gekocht, welke principale tienden thans aan Otto van Rechteren, ridder, behooren. Bij aflijvigheid van Henric voorn. zonder wettige geboorte zouden deze mudden rogge erven op Élseke Foriestes2 Johans zuster en Henrics moeije, en bij overlijden van deze op Johans naaste erfgen. „Geg. „int jair onss heren dusent vierhondert sessende vijftich des „vriedags nae den sonnendach Misericordia domini.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
626. | 1456. 11 Junij. |
Burgermeesteren, schepenen en raden der drie Steden bekennen, dat de eerzame stellinge, mederigters en gemeente van Stellingwerf te gemoet zijn gekomen in de bevestiging van Kuinre, bijzonder het hout gegeven hebben, daar het diep te Kuinre mede overgepaald wordt, en dat zij dat niet van regtswege maar op verzoek gedaan hebben; voorts dat zij om die paling niet gehinderd of belast zouden worden, meer dan van ouds regt of gewoonte geweest was, in eenige zaken van tollen of visscherijen. „Geg. int jaer ons heren duysent vierhondert sessenvijftich op sente Odulphus auont.
Afschrift op perkament. |
627. | 1456. 19 Junij. |
Nicolaas Modde, kanonnik en voor het tegenwoordige bij de vacature vicaris generaal te Utrecht, verklaart, dat, nu |
het St. Agnesconvent te Campen van de moederkerk afgescheiden en er eene kapel gebouwd is, die men verzoekt dat ingewijd moge worden, hij vergunt, dat dit door zijnen suffragaan geschiede, dat ook de diensten in deze kapel door hare priesters gehouden en de kerkelijke sacramenten uitgereikt worden, en dat er de begrafenissen der zusters en commensalen plaats hebben, behoudens het regt der moederkerk. „Datum Trajecti „anno millesimo quadringentesimo quinquagesimo sexto men- „sis Junii die decima nona.” Op perkament met het zegel van het vicariaat in rood was. |
||
628. | 1456. 2 Aug. |
De regering van Campen verontschuldigt zich wegens eenigen der door haar aangenomene 200 à 250 stalbroeders, die voor de brug 18 à 20 koeijen van Emenes geroofd en onder zich verdeeld hadden, daar het buiten haren wil geschied was.
Afschrift in Divers. E. bl. 41. Eene bezegelde verklaring van schout en schepenen van Emenes, dat de schade, door de stalbroeders aan lijf, goed, geld en bijzonder aan drieëntwintig koeijen gedaan, door de heeren van Campen voldaan was, van 20 Jan. 1458. |
629. | 1456. 16 Sept. |
Bisschop David van Bourgondië belooft aan de drie Steden, dat hij houden zal de privilegiën van de sloten Arkestein, Holten, Diepenheim, Coevorden, Kuinre en Vollenhove; dat hij ook aan de ridders en knechten, aan de drie Steden, en aan Groningen en Oldenzaal en alle andere steden van het Oversticht bezegelen, bevestigen en houden zal de privilegiën en gewoonten van de vorige bisschoppen, alsmede van de landregten van Salland, VollenhoVe, Twente en Drente, terwijl hij al die privilegiën, gewoonten, regten en brieven bij deze bevestigt. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhondert „sesse en vijftich des donderdaechs nair des helegen Crucen „dach exaltatio.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 88. — Afgedr. bij Racer, II bl. 321. |
630. | 1456. | Rekening van Hendrik Kampherbeke, ridder, ambtman in Zalland, van kosten gedaan aan Arkestein bij consent der drie Steden. — Rekening van uitgaven, toen de hertog van Bourgondië vijf weken voor Deventer lag.
In duplo op papier. |
631. | 1456. 14 Oct. |
Bisschop David belooft aan schepenen, raad en de burgers van Campen, hun te laten houden en hen te beschermen bij alle gewoonten, bezittingen, brieven en vrijheden, die zij gehad en verkregen hebben van vroegere bisschoppen. „Geg. „toe Campen jnt jair onss heren dusent vierhondert sess en „vijftich des donredages op sancte Calixstus dach des hilghen „paews en mr.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Privil. bl. 81. — Aant. omtrent zijne ontvangst te Campen, Foliant IV bl. 24. |
632. | 1456. 24 Oct. |
Bisschop David belooft aan de drie Steden, geenen ambtman of kastelein op het huis te Vollenhove te zullen zetten, of deze zal eerst aan de steden de gewone verzekering doen. „Geg. toe Campen jnt jair onss heren dusent vierhondert sessen „vijftich des sonnendages nae sanct Seuerinus dach des hilli- „gen bisschops.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
633. | 1456. 31 Oct. |
Bisschop David vergunt aan de ministersche en zusters van het St. Agnesconvent buiten Campen, waar onlangs de nieuwe kapel gebouwd was, dat zijn suffragaan deze, met kerkhof, klok enz., wijde en dat er diensten in gehouden worden. „Datum anno dni millesimo quadringentesimo quinquagesimo „sexto mensis Oct. die ultima.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
634. | 1456. 13 Nov. |
Johan van Kerler, rigter te Wye, verklaart, dat Lubbert Trijnde verkocht heeft aan Wolf van Ittersum den oude en zijne erfgen. veertig heeren pond s’ jaars uit het erve en goed Vroemaet, die een tiendvrij edel eigen is, gelegen in het kerspel van Wye, buurschap Hengevelde. Getuigen Johan ter Beke en Euert van Wengele. „Geg. jnt jaer ons heren du- „sent vierhondert en sessendevijftich op sunte Brictius dach.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
635. | 1457. 8 Febr. |
Hertog Philips van Bourgondië maakt aan allen bekend, dat burgermeesteren, schepenen, raad, burgers en inwoners van Campen goede en ware onderzaten van den bisschop van Utrecht zijn, in alles zijne partij houden, dat zij ’s hertogs goede vrienden en bondgenooten zijn en hij hen onder zijne bescherming en bijzondere sauvegarde neemt. Hij gebiedt al zijne officieren en ambtenaren, hun als zoodanig alle hulp te verleenen en met hunne goederen vrijelijk te laten komen, blijven en vertrekken. „Donné en notre ville de Bruges le „VIIJe jour de Fevrier l’an de grace mil CCCC cinquante „et sept.” Op perkament met aanhangend groot zegel des hertogs in rood was. |
636. | 1457. 10 Maart. |
Henric van Uterwijck, Jorden en Herman gebr. bekennen, aan Johan van Holtsende en zijne erfgen. verkocht te hebben vierentwintig roeden velds in het gericht van IJsselmuiden beneven Grafhorst in den Brinck. „Jnt jaer ons heren „dusent vierhondert zeuen en vijftich tyn dage inder maent Meerte.”Op perkament met drie aanhangende zegels in groen was, met twee bezegelde transfixbrieven van Herman de Sure, ambtman te IJsselmuiden, houdende overdragt van een stuk lands en achtenveertig roeden velds, aldaar gelegen, aan Johan van Holtsende voorn., in 1453 en 1455. — Op den rug: „van dese brieuen sijn „der stadt van Campen autentieke copyen geleuert om onsen aen– „wasch te verdedigen, Martio 1627.” |
637. | 1457. 26 April. |
Overeenkomst tusschen die van Harderwijk en die van Deventer, ter zake van genomen goederen door burgers van Deventer in de onlusten op Veluwe, dat de Harderwijkers deze met regt te Deventer mogen aanspreken, en zoo hun geen regt naar genoegen wedervoer, dat de zaak dan voor de Hanzesteden zou gebragt worden. Door dedingslieden van Campen, Deventer en Harderwijk uitgesproken, „des dinxda- „ges nae den sonnendage als men singt Quasimodogeniti.” Afschrift in Divers. E. bl. 38. |
638. | 1457. 18 Oct. |
Bisschop David bepaalt, met rade van ridderen en knapen, de drie Steden en het gemeene land, op Spoelderberg, dat niemand goed overgeven of verkoopen of weerloos maken zal, dan met regters brieven, daar de goederen onder gelegen zijn; — dat geen onderzaat van het Sticht met eenig uitheemsch regt, geestelijk of wereldlijk, vervolgd zal mogen worden, bij straf van vierhonderd Frankr. schilden; dat wie landweren breekt, schendt of inhouwt, de regter hand zal verbeurd hebben; — wat dijkgraven en heemraden voor hunne kosten en regters voor hunne panding zullen mogen rekenen. „Gheg. „in onser stat Zwolle jnt jair ons heren dusent vierhondert „seuen en vijfftich op sunte Lucas dach des heilighen euan- „gelisten.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 91. — Afgedr. bij Racer, III. bl. 128 volg. |
639. | 1457. 4 Nov. |
Schattinglijst van Overijssel voor de bede bij de huldiging van bisschop David „jnden jaeren ons heren M. CCCC. LVIJ „des frijdages nae omnium Sanctorum.” In Foliant I, gevolgd door de lijst van 1474. |
640. | 1458. 14 Maart. |
Bisschop David geeft vidimus van het privilegie van Willem van Beijeren, grave van Holland enz., van 28 Julij 1406 |
aan de burgers van Campen (No. 376.) „Geg. op onsen slote „Ter Horst int jaer onss heren dusent vierhondert acht ende „vijfftich opten viertiensten dag van Merte.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. Nog een vidimus in 1500. |
||
641. | 1458. 18 April. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Geert van Groeningen voor hen bekend heeft, dat de jonkvrouwen van het Bagijnenconvent buiten bij de L. Vr. kerk hebben en lang geh d hebben drie heren pond en een quarte wijns tins uit een huis en erf buiten de Venepoort. „Geg. jnt jair ons heren „dusent vierhondert acht en vijftich des dinxdages nae den „sonnendach Misericordia dni.” Op perkament met twee afhangende zegels in groen was. |
642. | 1458. 20 April. |
Mauricius greve te Oldenburg en Delmenhorst bekent, van de stad Campen geleend te hebben vijftehalve honderd postulaat gulden, waarop hij met haar in vriendschap gekomen is en hare burgers en goederen in veiligheid neemt, zoodat hij niets tegen haar doen zal vóór dat de voorschr. som geheel betaald is, en ook na die betaling zoude deze vriendschap en dit geleide een half jaar in stand blijven. Zoo hij door de stad aangemaand werd, zoude hij binnen veertien dagen betalen of voor den raad van Bremen komen en bij eede bekennen, dat hij er niet magtig toe was. Ook zouden alle brieven van zijne voorouders in kracht blijven. „Na godes „bort veerteinhundert jar dar na in dem ach evndeueftigesten „jare am donresdage na Misericordia dni.” Op perkament met ’s graven zegel in groen was. Zie No. 332 en 344. |
643. | 1458. 20 April. |
Alff hertog van Sleeswyk, graaf van Holstein enz. verklaart, bovenst. overeenkomst tusschen zijn oom Mauriaesze grave van Oldenburg en Delmenhorst en de stad Campen te hebben geslo- |
ten, waarmede beide partijen over alle aanspraak zouden vereenigd zijn. Bij deze overeenkomst waren tegenwoordig de knapen van zijnen raad Breyde Rantzow, Hans Poggewisch en Volrad van Bockwolde Detleuesson. „Te Segeberg op dag „als boven.” Op perkament met ’s hertogs aanhangend zegel in bruin was. |
||
644. | 1458. 30 April. |
Ghert, graaf van Oldenburg en Delmenhorst, bekent van de stad Campen geleend te hebben vijftehalf honderd postulaatgulden en neemt daar en tegen de personen en goederen der burgers en inwoners in zijne veiligheid en bescherming. De overige bepalingen als in No. 642. „Na chr. gebort veer- „teynhundert yar dar na in deme achte vnde vijfftigesten yare „an sondage Cantate.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Afschrift in Divers. B. bl. 50. |
645. | 1459. 21 Febr. |
Herman de Sure, drost en ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat Jorden van Uterwijck verkocht heeft aan het convent van St. Agnes het erf de Esch in het ambt van IJsselmuiden op Grafhorster diep tusschen Peters land van Uterwijck, ook geheeten den Esch, en der stad land van Campen, geheeten Sueveningen, op voorwaarden daarbij bepaald. Gerigtsluiden Roloff Witte en Roederic Vridach, mede bezegeld door Henric en Herman van Uterwijck. „Geg. int jaer ons heren du- „sent vierhondert neghen en vijftich op sante Peters auont „ad cathedram.” Op perkament met vier aanhangende zegels in groen was. Hierbij een aut. afschrift op papier. Zie Dig. vetus, bl. 43. |
646. | 1459. 21 Febr. |
Christiern, koning van Denemarken, Zweden, Noorwegen enz. ontslaat, op verzoek van Allfues hertog te Sleeswijk enz. zijnen oom, en Gerd, grave van Oldenburg en Delmenhorst, zijnen |
broeder, eenige burgers van Campen van de aanspraak, die hij op hen had, omdat zij hem zijnen tol ontvoerd hadden, en sluit eene overeenkomst met hen, dat zij hem betalen zullen tweehonderd Rijnsche gulden, twee Leidsche lakenen en twee nobelen. „Geg. in vnser stad Wiborch am midweken „na dem sondage Reminiscere anno dni millesimo quadrin- „tesimo lnono.” Op perkament met aanhangend zegel des konings in rood was. |
||
647. | 1459. 30 Mei. |
Verdrag tusschen de steden Campen en Vollenhove over het zetten van de stuerfluwen, „jnt jair onss heren dusent „vierhondert negenenvijftich des wondesdages nae der hilligen „Sacramentsdach.” Digestum vetus, bl. 33. Zie ook Digestum novum, bl. 79, en Div. E. bl. 4. |
648. | 1459. 14 Dec. |
Geryt van Buckhorst en Aliit zijn wijf bekennen burgerschap van Campen te hebben ontvangen op de vroegere voorwaarden (No. 528.) „Geg. jnt jair ons heren dusent vierhondert „negen en vijftich des vrijdages nae sanct Luciendach virg. Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
649. | 1459. 19 Dec. |
Dirk Camperbeke, ridder, ambtman van Sallant, bekent door de stad Campen voldaan te zijn van het derde gedeelte der vertimmering en der onkosten op Arkenstein. „Jnt jaer „ons heren dusent vierhondert negen en vijftich swondesdages „nae sant Luciendach virg. Op papier met opgedrukt zegel, thans afgevallen. Bijgevoegd een brief van de regering van Deventer, die zijne uitgave goedkeurt. |
650. | 1460. 26 Febr. |
Jorden van Uterwijck verklaart, dat hij aan zijne dochter Femme en zijne nicht juffer Aliit van Putten, om haar in het |
St. Agnes convent te gemoet te komen, beide tien r. g. jaarlijks geeft, onder hier bepaalde voorwaarden. „Ghegeuen jnt „jaer ons heren dusent vierhondert en tsestich des dinxseda- „ges na S. Peter ad cathedram.” Op perk. met aanhangend zegel in groen was. |
||
651. | 1460. 24 Mei. |
Verordening met de gezworene gemeente en met de kleine gemeente, bijzonder daartoe geroepen, dat eenige hier genoemde ambachten, als kremers, bakkers, brouwers enz. van buiten de muren naar binnen zullen verlegd worden, bij verlies van het burgerschap voor altoos en 100 heeren ponden. Aan het hoofd: „van nerynge buten der stat.” „Des saterdages „na den sonnendach Vocem jucunditatis.” Guldenb. bl. 96. Dig. vetus, bl. 39. |
652. | 1460. 31 Mei. |
Pater, mater en gemeene broeders en zusters van het convent Marienkamp op den Vloetdijk buiten de muren van Campen, van de St. Augustinusorde, met dankbaarheid erkennende, dat hun nu vergund is, de instelling van St. Brigitte aan te nemen en eene kerk met klok, klokhuis enz. te bouwen, beloven ten behoeve der stad Campen eenige punten te zullen onderhouden, ten einde haar en hare burgers niet in eenig opzigt te verkorten. „Geg. jnt jaer ons „heren dusent vierhondert en tsestich opden hilligen pinxster- „auont.” Op perkament met aanhangende zegels in groen was. — Div. A. bl. 147. — Priv. bl. 93. |
653. | 1460. 31 Julij. |
Willem van Buckhorst, ridder, bekent met Jacob zijn wijf, dat hij het burgerschap te Campen ontvangen heeft op de |
vroegere voorwaarden. „Geg. jnt jair onss heren dusent vier- „hondert en tsestich op sunt Peters auent ad vincla.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. — Divers. A. bl. 156. Priv. bl. 92, met latere aanteekeningen omtrent het burgerschap der heeren van Buckhorst t.w. Johan in 1483; Willem en Mechteld van Wijngaerden zijne huisvr. in 1545; Floris in 1582; Johan Sloet drost van Vollenhove en Florentine van Buckhorst in 1590; Borchard van Oer en Mechteld Sloet in 1613; Lambert Borchart van Oer in 1644. |
||
654. | 1460. 16 Sept. |
Herman van Buckhorst en Katherine zijn wijf bekennen, het burgerschap van Campen verkregen te hebben op de vroegere voorwaarden. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhondert „en tsestich op sanct Lamberts auont.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
655. | 1460. 2 Nov. |
Bisschop David geeft aan de stad Steenwijk een privilegie, waarbij de stads vrijheid, die zich niet verder dan de poorten uitstrekte, vergroot en naauwkeurig bepaald wordt; voorts geeft hij haar de vier voorslagen van de marke van Steenwijkerwolde en verpacht haar de excysen en gruit enz., met consent der vijf godshuizen te Utrecht. „Geg. jnt jair ons „heren M. CCCC en LX op den anderen dach in Nouembri.” Afschrift in Divers. A. bl. 123. |
656. | 1460. 3 Nov. |
Fr. Michael de Lira, vicarius van den prior en de provintie van Keulen over de „Minderbroeders de observantia” genoemd, geeft aan de matersche en zusters van het St. Agnes convent bij leven en sterven deel aan al de missen, gebeden, enz. die door de broeders en zusters van St. Clara geschieden. „Datum in conuentu nostro Alcmarien., anno domini mille- „simo quadringentesimo sexagesimo mensis Novembris die tercia.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
657. | 1460. 4 Nov. |
Bisschop David ontslaat de burgers van Campen van de schatting in het land van Vollenhove, die reeds op hunne goederen aldaar gelegd was. Tegenwoordig waren o.a. Willem van Buckhorst ridder, Rolof van Beruorde homeester onss h., Euert van Wijtman rentm. van Sallant, Goert van Iselmueden schulte te Vollenhove, Evert Kruse kastelein te Kuenre, Arnt van Beruorde drost te Diepenheim, Wolter Stelling drost te Coevorden, en raadsvrienden der drie Steden. „Toe Vol- „lenhoe jn den jaere van LX des dinxdages nae omnium „Sanctorüm.” Digestum vetus, bl. 41. |
658. | 1460. 5 Nov. |
Bisschop David verklaart, dat Arnt van Bervorde, ambtman te Diepenheim, hem goede rekenschap gedaan heeft van de onkosten te Diepenheim in den oorlog met den heer van Gemen en van Batenburg, en hij hem daarvan schuldig is driehonderd zestig rijnsgulden en tiendehalven witten stuiver, welke hij hem betalen zal over twee jaren, en tot verzekering waarvan hij hem uit het ambt van Diepenheim niet zal ontzetten, vóór dat die som betaald zal zijn. „Gegh. op onsen „slote tot Vollenhove jnt jaer onses heren dusent vierhun- „dert ind tsestich op den vijften dach in Nouemb.” Afschrift op papier. |
659. | 1460. 19 Nov. |
Petrus filiüs Henrici cler. Traj. notarius, verklaart dat Henrik van Uterwyck, in tegenwoordigheid van getuigen, bekend heeft, dat zijn wettige broeder Jorden van Uterwyck ten aanzien hunner patrimoniële goederen van hem gescheiden is en dat hij geene aanspraak op deze heeft. Gedaan in het huis van den pater van het St. Agnesconvent, „anno millesimo „quadringentesimo sexagesimo mensis Nouembris die decima „nona.” Op perkament met het teeken van den notaris. |
660. | 1460. 2 Dec. |
Bisschop David geeft aan Campen het privilegie, om ballingen der stad, niet woonachtig in landen aan gene zijde van den IJssel, binnen eene mijl te vatten en naar stadregt te vonnissen; en woonden zij binnen die mijl, dan moest er den ambtman, wien het aanging, kennis van gegeven worden, en zoo deze binnen veertien dagen geen regt deed, dan mogt de stad hen, zoo zij konde, binnen die mijl vangen. „Geg. „in onser stadt van Utrecht jnt jaer onss heren dusent vier- „hondert ende tsestich op den anderen dach jn Decembri.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Bijgevoegd aut. afschrift op papier. Privil. bl. 6. Zie ook Tegenw. Staat van O. III. bl. 353. |
661. | 1460. 2 Dec. |
Bisschop David schrijft aan de rectoren van het hospitaal van den H. Geest te Campen, dat zij misdadige geestelijken, van welke orde of staat ook, die in de stad zijn en binnen hare palen misdoen, mogen arresteren en onder zèker geleide naar het slot te Vollenhove bij den schout brengen, des noodig met hulp van den wereldlijken arm. De compositie daarover behoudt de bisschop zich vóór. „Datum Trajecti als „boven.” Op perkament met aanhangend zegèl in rood was. — Priv. bl. 6. |
662. | 1460. Dec. |
Bisschop David geeft aan de stad Genemuiden eeuwig en erfelijk in pacht zijn veerstal, wijn- en bieraccijs voor 80 p. jaarlijks, onder de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. jnt „jair onss heren dusent vierhondert ende tseestich op den „vyften dach jn Decembri.” Afschrift in Divers. A. bl. 125. Afgedrukt bij Racer, VI. bl. 192. |
663. | 1461. 20 Febr. |
Privilegie van bisschop David aan die van Vollenhove omtrent de steurvangst. „Geg. int jaer onss heren dusent |
„vierhondert een en sestich opten twintichsten dach in Ffe- „bruario.” Afschrift op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
||
664. | 1461. 20 Febr. |
Bisschop David geeft aan de stad Vollenhove voor 75 jaren in pacht zijne accijsen van wijn en bier, wage en roertollen, ieder jaar voor 160 p., een gouden rijnschen gulden voor 2 p. gerekend, onder de voorwaarden hierbij bepaald. „Geg. jnt „jair onss heren dusent vierhondert ende eenendetsestich op „den XXsten dach in Februario.” Afschrift in Divers A. bl. 124. Afgedrukt in het Noodw. vertoog en deductie voor de burgers en ingezetenen van Vollenhove, 1703, bl. 41. |
665. | 1461. 21 Febr. |
Herman de Sure, ambtman van IJsselmuiden, bekent, dat Peter van Uterwyck verkocht heeft aan Henric Valken en Eefsen zijn wijf vijfentwintig heren ponden sjaars uit zijn erf de Eesch, gelegen op het Eiland tusschen Soeueningen, der stad land van Campen, en het erve van het klooster St. Agnes, strekkende van de groote rijt tot in den IJssel. „Geg. „int jaer ons heren dusent vierhondert ende eenendetsestich „op sancte Peters auent ad cathedram.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. Zie No. 645. |
666. | 1461. 30 Maart. |
Johan greve ter Hoye en toe Broeckhusen geeft kennis, dat hij eene vrije ossenmarkt in de stad Nienborch heeft bepaald en geeft er veilig geleide heen. „Datum anno dni M. CCCC. „LXJ. op den maendach nae Palmdage.” Afschrift in Divers. A. bl. 256. |
667. | 1461. 31 Julij en 7 Aug. |
Albertus Crommedyck, proost van Hadersleben in Sleeswijk en pastor en rector der St. Nicolaaskerk te Campen, regelt de betrekkingen van het St. Agnesconvent tot de moederkerk, nu het een klooster, met kapel, altaren en kerkhof geworden is. „Anno dni millesimo quadringentesimo sexagesimo primo die „ultima mensis Julii, scilicet in profesto ad vincula Petri.” — Dezelfde vertinst aan Hendrik Pael, onder zekere voorwaarden, een stuk van het erf der wedeme. Op perk. met aanhangend zegel in rood was. Als transfix de goedkeuring van bisschop David van 19 Aug. 1461. — Divers. E. bl. 8. |
668. | 1461. 24 Oct. |
Bisschop David, van burgermeesteren, schepenen en raden van Campen vernomen hebbende, dat de geestelijken te Vollenhove weigeren de citatiën en mandaten der Utrechtsche kerk, die op hun verzoek uitgevaardigd zijn, te publiceren en uit te voeren, tot nadeel der kerkelijke jurisdictie en tegen hunne privilegiën, gebiedt dat zulks geschiede, bij gebreke waarvan hij hen straffen zal. „Datum in castro nostro de „Duerstede anno dni millesimo quadringentesimo sexagesimo „primo die vicesima quarta mensis Octobris.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. — Priv. bl. 7. |
669. | 1461. 4 Dec. |
Scheepsbrief van den schipper Jan Claessen van Campen, om uit de Zuiderzee te zeilen naar de Baai met zijn pleite, daar zout te laden en dan te varen voorbij het Zwin naar Reval in Lijfland, met bepaling der vracht. „Gedaan te Ber- „gen op ten Zoom, koldemarcte jut jaer vnss heren dusent „vierhundert een vnd tsestich vpten veerden dach in Decembri.” Cyrograaf op perkament. |
670. | 1462. | Aanteekening omtrent het graven der gracht van de Zwa- |
nepoort tot de wetering buiten Geertspoort, waarbij aan de burgers, wier hoven afgegraven werden, en daar de wal van gemaakt is, als schadevergoeding voor 249 roeden en 11 voet, een pond voor elke roede werd toegestaan. Zoo ook in 1465 van de gracht tot aan den Hagen, waar men van de hoven, daar geene vruchtboomen in stonden, 1 pond gaf, van de overige 2 p.
Guldenb. bl. 96. — Dig. nov. bl. 15. |
||
671. | 1462. 10 April. |
Roelof van Langen en Albert van Hoirde schrijven aan Campen, dat zij, om hierbij genoemde redenen, vijanden van Deventer geworden zijn en verklaren, dat, indien door hen of door de hunnen, onder de vijandelijkheden tegen Deventer, aan die van Campen eenige schade wierd aangedaan door roof, brand, gevangenis of doodslag, zij ook vijanden van deze stad wilden zijn, en dat zij met dezen brief de eer van hunne dienaars, helpers en knechten wilden verzekeren. „Datum „anno dni LXIJ op Palmauent.” Afschrift in Divers. E. bl. 39, 40. |
672. | 1462. 8 Julij. |
Klagten van bisschop David over de stad Amersfoort en antwoord van Amersfoort op deze klagten, met brieven van den bisschop, de steden Amersfoort en Utrecht, waarbij zij de vereffening der geschillen aan het compromis der drie Steden van Overijssel opdragen, „int jaer ons heren duysent „vierhondert tweendetsestich des donredages nae sunte Mer- „tens dach transl.” Afschrift in Divers. E. bl. 50—56. Verg. Mattheus, Rerum Amorf. Script. p. 304; Burman, II bl. 415—419, 430. |
673. | 1462. 7 Oct. |
De raad van Campen stelt orde op het kwaad huishouden der bagijnen in het convent buiten bij O.L.V. kerk en op |
het „misselic regiment dat sie hebben mit kyuen, mit wttrec- „ken, mit ongehoirsamheit en anders”, waarop de zusters beterschap beloven, enz. „Feria tertia post Francisci.” Digestum vetus, bl. 50. |
||
674. | 1463. 16 Febr. |
Johan van Wytmen, rigter te Wye, verklaart, dat Wolf van Ittersum de oude en Mechteld zijn wijf, voor eene som gelds, welk geld mr. Johan van Ittersum betaald heeft in afkorting zijner dochter medegave, jonffer Lutghert echte wijf Peters van Uterwyck, verkocht heeft veertig heren pond uit het goed Vroemaet, gelegen in het kerspel van Wye, buurschap Hengelvelde. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhon- „dert drie en tsestich des wondesdach na sunte Valentijnsdach „des heiligen mertelers.”Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
675. | 1463. 1 April en 18 Mei. |
Schout, burgerm., schepenen en raden van Amsterdam verklaren, dat zij met Campen overeengekomen zijn omtrent het leggen van de tonnen en het betalen van het paalgeld zes jaren lang. — Voorts dat de tonnen op het Vlaeck zeer kwalijk gelegd zijn, tot gevaar van schippers en kooplieden, en dat nog eene vierde ton in Keyldiep bij Rollehorn zeer wèl kan dienen, met verzoek er in te voorzien. „Vp den „eersten dach in Aprille — vpten xviij in Meye anno LXIIJ.” Op papier. Hierbij van later tijd, eene instructie om te bewijzen, dat Campen alleen geregtigd is, om het paalgeld te beuren, en eene nota van het getal en de kosten der tonnen. |
676. | 1463. 14 Mei. |
Kennisgeving, dat de bisschop kamerklaring houden zal op maandag aanst. te acht uren voorm. binnen de stad Campen en in zijne herberg. „Geteykent tot Campen onder tsignet „myns gened. heren des saterdages xiiijten dach jn Meye anno lxiij.” Op papier met het opgedrukt signet. |
677. | 1463. 20 Mei. |
Herman de Sure, ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat Peter van Uterwyck verkocht heeft aan Bette Harmen Jacob Jongen weduwe negen mudden goede klare winterrogge, Zwolsche maat, uit zijn erf en goed geheeten den Esch bij Seveningen en uit zijn huis te IJsselmuiden, strekkende van de straat tot in het meer. „Jnt jaer onss heren dusent vierhon- „dert drieentsestich des vridages nae onss heren hemeluaerts- „dage.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. Zie N°. 665. |
678. | 1463. 28 Junij. |
De officiaal der Utrechtsche kerk geeft, op verzoek van Wolterus Bernardi, procurator fiscalis van bisschop David, ten einde er zich in en buiten regten van te bedienen, vidimus van drie brieven: één van Fredericus, Roomsch keizer, en twee van Fredericus secundus, Roomsch koning, houdende dat de graaf van Gelre geene tollen van onderzaten des bisschops nemen zoude (omstreeks 1223.) „Anno mille- „simo quadringentesimo sexagesimo tercio, die Martis vicesima „octaua mensis Junii.” Op perkament doch zeer beschadigd. Het zegel van den officiaal afgevallen. Het waarmerk van den notaris Reynerus Spall beneden. — De drie brieven afgedrukt bij Bondam, Charterb. 2de afd. No. 116, 118, 119, en de daarbij aangehaalde schrijvers. |
679. | 1463. 3 Aug. |
Iudocus episc. Ieropolitanus, Th. prof. en vicaris generaal van bisschop David, verklaart, dat hij, het altaar van St. Maria en de apost. Petrus en Paulus in de Nicolaikerk wijdende, een aflaat van veertig dagen geeft, aan allen en een iegelijk, die zich, als hier omschreven wordt, omtrent dit altaar verdienstelijk maken. „Datum anno millesimo quadringente- „simo sexagesimo tercio mensis Augusti die tercia.” Op perkament met aanhangend zegel in rood was. |
680. | 1463. 4 Nov. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen verklaren bisschop David schadeloos te houden voor zijne tusschenkomst bij de citatie van hunne burgers Rolof Witte, mr. Henric van Uterwyck en Roederic Kenneken, door den vrijgreve Johan Kuenig voor zijnen vrijen stoel toe Slehegen en Walnaer van wege Beernt die Hase. Met stads zegel opt spacium. „Int jair „ons heren dusent vierhondert drieendetsestich des vriedages „nae Alrehilligen dach.” Divers. E. bl. 5, met de aanmerking, dat deze brief teruggezonden was, als niet op françijn, en dewijl er niet gesproken werd van „opvolgers” zoo van burgermeesteren als van den bisschop. — |
681. | 1464. | Burgermeesteren, Schepenen en raden der drie Steden verbinden zich met elkander, om, bij indaging voor het heimelijk gerigt, bij den bisschop aan te houden tot afdoening daarvan, naar inhoud der pausselijke bullen. „Non sigillatum nec conclusum.”
Afschrift in Divers. A. bl. 206. Toe Bocop, bl. 685. |
682. | 1464. 4 Mei. |
De officiaal der Utrechtsche kerk geeft, op verzoek van Philippus Joannis in naam van de drie Steden en van Groningen, vidimus van den brief van den kardinaal Nicolaas de Cusa, apost. legaat in Duitschland, geg. te Zwolle den 24 Aug. 1451, waarbij het besluit van keizer Frederik, te Frankfort 14 Aug. 1442, omtrent de vrijstoelen of heimelijke gerigten bekrachtigd wordt. Dezelfde geeft, op verzoek als boven, vidimus der bulle van Paus Pius, sexta kal. Sept. 1463, waarbij de bepaling omtrent de vrijstoelen nogmaals bekrachtigd wordt. Dezelfde geeft vidimus der bulle van Paus Pius van sexta |
kal. Sept. 1463, aan den bisschop van Utrecht, den proost van Oldenzaal en den deken van Xanten, om die bepalingen te doen stand grijpen. — „Anno dni millesimo quadringen-„tesimo sexagesimo quarto mensis Maij die quarta.”
Alle drie stukken op perkament met het zegel van den officiaal en het waarmerk van den notaris Reynerus Spall. — Afschrift der beide bullen in Divers. A. bl. 207—209. Afgedrukt bij Dumbar, K. en W. D. I. bl. 579. Toe Bocop, bl. 681. Verg. Dumbar Anal. II. bl. 283. |
||
683. | 1464. 3 Aug. |
Agnes van Karpen dekaninne en jonkvrouwen van het kapittel te Elten verklaren, in welk payement de erfpacht van den tol te Katen door Deventer betaald wordt. „Geg. jnt „jair onss heeren M. CCCC. vierentsestich des naesten vrieda- „ges nae Sanct Peter ad vincula.” Afschrift in Divers. A. bl. 210. |
684. | 1464. 3 Sept. |
Schepenen en raad van ’s Hertogenbosch geven aan Campen kennis van het verzetten der veemarkten aldaar door den hertog van Bourgondië, „opten xxvten dach jnder maent Septem- „ber jnt jaer ons heren dusent vierhondert ende vierent- „sestich.” Afschrift in Divers. A. bl. 256. |
685. | 1464. 3 Oct. |
Procedure van Peter van Aersen met de stad Campen over eene busse, genaamd eene slange, die niet aan de vereischten voldeed. Regtsgeleerd advies van Ludolf de Veen Art. mag. et V. I. Licent. over het huwelijk van melaatschen — en van Henr. Stoeter over eene zaak van successie. Divers, E. bl. 31-36. |
686. | Omtrent 1464. |
Dirk, here ter Horst en drost ’s lands van Zutphen, en burgermeesteren, schepenen en raden van Zutphen, Doesborg, Doetinchem, Grol en Lochem komen met die van Deventer, Campen, Zwolle, Oldenzaal, Ootmarsum, Goor, Delden en Enschede overeen, om elkander geene schade te doen in eenige wijze, die dat deden te vervolgen en elkander in alle opzigten te helpen. Zonder dagteekening.
Afschrift in Divers. A. bl. 193. Verg. van Hattum, II. bl. 6. |
687. | 1465. enz. |
Egbert Krueser, Henric Cuenretorf en Herman Schotelar burgers te Campen eischen van Otto van Hekeren geh. van Rechter en, ridder, dat hij met knechten en paarden zal komen leisten in de herberg „het gulden rad,” 24 Febr. 1465; — Johan van der Vecht burger te Campen van Wotter van Keppel van Verwolde in de herberg „de zilveren helm,”, en van Johan van der Ese in „het gulden rad”, 25 Febr. 1466; — Herman van Suderinge burger te Campen van Arent Doys burger te Deventer „in den witten helm, d.i. des schulten huus”, 8 Junij 1468; alles om schuld, met zegelen en brieven bewezen, bij gebreke waarvan zij als meineedig en trouweloos en verwonnen van alle regten zullen gehouden worden, om het overal te vervolgen. Minuten, I. bl. 26, 27, 19. Verg. Toe Bocop, bl. 695. |
688. | 1465. 12 Febr. |
Gijsbrecht van Bronckhorst heer tot Batenborch en Anholt belooft, dat hij noch iemand der zijnen tegen het Oversticht, als Salland en Twente met name de drie Steden, met geweld, roof en brand, gevangenis en anderzins iets doen zal, vóór dat hij in ieder stad op het raadhuis betaald zal hebben honderd postulaatsgulden, en die dit geld betaalt zal vrij geleide hebben veertien dagen lang na de betaling. „In den jaer |
„ons heren duysent vierhondert vijff ende sestich ’s dinxda-„ges post Scholastice virginis.”
Afschrift in Divers. A. bl. 194. Priv. bl. 58. — Afgedr. bij van Hattum, II. bl. 9, en Toe Bocop, bl. 672. |
||
689. | 1465. 7 Junij. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Bette Hermans en Johan Henrixsoen haar zoon verkocht hebben aan Hanneken Johan Peterssoens weduwe drie heren pond tijnsgeld ’sjaars uit het huis en erf gelegen op den Oert strekkende van den graven in die IJssele. „Geg. jnt jair onss heren dusent vier- „hondert viue en tsestich des fridages nae den hilligen Pinx- „sterdach. Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was en een transfixbrief van 1455. |
690. | 1465. 19 Junij. |
Keizer Frederik geeft aan de stad Campen het privilegie, dat hare inwoners voórtaan met „allen en elken verachttden „ende die ouerveracht weren” tot hun voordeel gemeenschap en handel mogen drijven, zonder daarover bezwaard te worden. „Geg. toe der Nieuwenstat aen midwechen voir sanct Jans- „dach toe sonnenwende nae Christi gebuert viertijn hondert „vnde jn vijfendetsestichsten, etc.” Afschrift in het Nederduitsch en in het Hoogduitsch in Divers. E. bl. 16, 27. |
691. | 1465. 29 Junij en 8 Sept. |
Koning Christiern van Denemarken beklaagt zich over het wegzeilen, zonder ook tol te betalen, van twee Camper schepen uit de Sont, die er gearresteerd waren, opdat zij hem in den oorlog tegen zijne vijanden voor soldij dienen zouden; waartoe hij naar oude gewoonte zijner voorvaderen regt had. „Geg. vpp vnserm slote Kopenhauen am dage sctorum Petri |
„vnd Pauli apost. anno lxquinto.” — Antwoord daarop „op „onser L. Vr. natiuitatis anno lxquinto.” Minuten, I. bl. 2, 4. |
||
692. | 1465. 29 Julij. |
Henrick van Bronchorst en Batenburg, heer te Gronsfelt en Rijnberg, ontzegt het Sticht van Utrecht wegens weigering van betaling eener schuld aan Sweder van Redinchoven, die hem mede aangaat, en wil, waar hij kan, schade doen „dat „zij mit roeff, mit brande, mit mortbarnen, dootslaen, ver- „gheven off anders wye ich archlichste kan off mach.” — „Geg. tot Rijnberg in den jaer ons heren dusent vierhondert „vijff en tsestich vp manendach nae sinte Jacobs dach des „heyligen apostels.” Afschrift in Divers. E. bl. 48, 49. |
693. | 1465. 6 Aug. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen geven vidimus van het testament van Geerlof van den Vene, gedaan voor schepenen op St. Thomas av. 1464, ten voordeele van zijn wijf Alyd, van zijn’ neef Jacob den jonge en zijn broeder Jacob, wonende in St. Agnetenberg bij Zwolle. „Geg.„jnt jair ons heren dusent vierhondert vijf en tsestich des „dynxdages na St. Petersdach ad vincula. Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
694. | 1465. 14 Aug. |
Keizer Frederik magtigt bisschop David, om, in de zaak van Hendrik van Uterwijck, Rudolf Witte en Rudger Kenneken, burgers te Campen (die voor den vrijen stoel te Slehegen geciteerd waren, No. 680, en zich daarvan op den keizer beroepen hadden) van wege Bernhard de Hase en Rudolph Hondenberg, in zijn naam regt te spreken. „Geben zu der „Nywenstat am viertzehenden tag des monads Augusti vier- „tzehenhondert vnd jm funfvndsechtigesten etc.” Afschrift in Divers, E. bl. 13, 14. |
695. | 1465. 23 Aug. |
Petrus filius Henrici cler. Traj. notarius publ. verklaart, dat Martinus Voerne, burger te Campen, en Jutte zijn wijf, stichten en begiftigen een altaar aan St. Olof enz. en eene vicarie in de St. Nicolaaskerk, in het midden van het zuiderdeel van deze kerk, waartoe zij de inkomsten en goederen aanwijzen, met bepalingen omtrent het voorstellen van den vicaris enz. „Acta Campis jn domo judiciali dominorum scabinorum „Campen. sita apud predictam parochialem ecclesiam anno „domini millesimo quadringentesimo sexagesimo quinto men- „sis Augusti die vicesima tercia. Afschrift op perkament. |
696. | 1465. 14 Oct. |
Evert Kruse, schout te Vollenhove, verklaart dat hij het slot te Vollenhove, op de voorwaarden met de drie Steden, ten behoeve van het Sticht bewaren zal. Met hem deden den eed en zegelden Gerijt van Iselmuden, Herman Hagen, Gerijt die Witte en Lubbert Peterssoen. „Int jair ons heren dusent „CCCCLXV des XIIIJden dages jnder maent Octobris.” Afschrift in Divers. A. bl. 127. |
697. | 1465. 16 en 27 Nov. |
Martinus Voern en Jutte zijn wijf stellen aan Conr. van Diepholt, proost en aartsdiaken te Deventer, tot de vicarie aan het altaar van St. Olof enz. in de St. Nikolaaskerk onlangs gesticht (No. 695), Johannes Gheye voor, nu vicaris van het altaar van St. Andreas en Thomas te Vollenhove; en de officiaal van den proost voorn. bevestigt deze voorstelling, nadat er drie afkondigingen hebben plaats gehad, waarvan bewijs. „Anno millesimo sexagesimo quinto sexto decimo die „mensis Novembris — en feria quarta post festum S. Ka- „therine virg.” Op perkament met aanhangende zegels in groen was. |
698. | 1465. 27 Dec. |
Burgermeesteren, schepenen, raden en gemeene oudermans van den ouden en nieuwen raad te Utrecht maken bekend, dat zij, op verzoek der gemeene kooplieden van de natie van Engeland, die er thans met hunne wollen lakenen en andere goederen resideren, er eene vrije markt zullen houden van 6 Jan. tot 15 Febr. aanst., en geven aan allen, die deze markt zullen bezoeken, vrij geleide „jnt jair ons heren „dusent vierhondert vijffentsestich op ten seuenendetwintich- „sten dach in Decembri.” Origin. in Divers. B. bl. 49. |
699. | 1466. | Ordonnantie op de Camper-koeken.
Dig. nov. bl. 11. |
700. | 1466. 10 April. |
Burgermeesteren, schepenen en raad van Campen schrijven aan den hertog van Kleef, dat hunne burgers in de Veluwe geërfd zijn, waarvan zij eene lijst overzenden, met verzoek om zulke „schijne of teikenen” te mogen ontvangen, waarmede de meijeren hunner burgers hunne huizen beschermen mogen bij zijnen oorlog met den hertog van Gelre. „Geg. „’s donredages nae den hilligen Paeschdach anno LXVJ.” Minuten, I. bl. 10, 11. |
701. | 1466. Junij. |
Correspondentie over het geweld, door Wolter van Keppel van Verwolde aan Wolf van Ittersum bij Olst gepleegd, tegen het vrijgeleide naar Deventer, alwaar hun geschil over tienden te Dalfsen zoude behandeld worden.
Minuten, I. bl. 8, 10, 11, 12. 25. Zie No. 717. Verg. van Hattum, II. bl. 7 volg. Toe Bocop, bl. 696 volg. |
702. | 1466. 1 Aug. |
Burgermeesteren, schepenen, raad en gemeente van Campen hadden zich tot keizer Frederik met de klagt gewend, dat, |
ofschoon zij niemand regt weigerden, nogtans sommige vrij greven van het heimelijk gerigt hunne burgers op verre en ongelegene plaatsen daagden, zonder dat er regt te Campen begeerd was, waardoor hunne burgers, die zich op zee met hunne schepen geneerden en wegens storm en onweêr somtijds in langen tijd niet te huis kwamen, in groote schade geraakten. De keizer ontheft hen daarop van de verpligting om voor eenigen vrijstoel te komen, onder zekere bepalingen hier genoemd. „Datum in Nouaciuitate prima die mensis „Augusti anno dni millesimo quadringentesimo sexagesimo „sexto etc. Afschrift in het Nederduitsch en in het Latijn in Divers. E. bl. 17—26. Eene correspondentie met den abt van St. Victor in Karinthië over de uitvaardiging en de kosten er tusschen gevoegd. |
||
703. | 1466. 7 Nov. |
Herman Pauwels soen, schulte op Colderveen, verklaart, dat Arend Lambertsoen, Beerte zijn wijf en Wygmoet zijne moeder verkocht hebben aan Roloff Hesselssoen en Gheertrud zijn wijf tien mudden goede pachtrogge ’s jaars, Zwolsche maat, uit een erve op Colderveen, van welke tien mudden rogge voorschr. „in voertijden den stock gelecht is ouer dat „erue, daar nu Arend voirs. als een momber sijnre moeder „den stock van vernyet heuet en gelecht voer den bueren „als een lantrecht ys tot behoeff Roeleffs en Ghertrud voirs. „en hoere erffgen.” — „Gheg. jnt jaer ons heren dusent „vierhondert ende seesendesestich op sunte Wylbordesdach.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
704. | 1466. 22 Dec. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Sybrant Peterssoen en Gheertruid zijn wijf aan joncfr. Lysbet hunne dochter, nonne van St. Claraorde, tot eene lyfrente, of het convent, daar zij nu in is, tot proviand, boter, stokvisch of haring, |
twintig gouden rijnsg. sjaars uit drie huizen in de Oudestraat geven. Bij haren dood zou deze lijfrente ophouden, en zoo zij bij den dood van Sybrant en Geertruid nog in leven mogt zijn, zou hun goed niet op haar, maar op hunne andere erfgenamen komen. En zoo Lysbet of iemand van harentwege of van het convent hiermede niet mogt tevreden wezen, dan zoude hun daarmede alle andere nagelatene goederen ontgaan. „Geg. jnt jaer ons heren dusent vierhondert sessentsestich „des manedaghes nae St. Thomasdaghe apostoli.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was en een afschrift op papier. |
||
705. | 1467. | Rekening van Arend van Bevervoorde, ambtman van Diepenheim, van hetgeen hij van 1457 tot aan 1467 aan het huis aldaar ten koste heeft gelegd op bevel van den bisschop en de drie Steden.
Op papier. |
706. | 1467. 21 Febr. |
Albert Visken Claessoen, vicecureet van Campen, verpacht en verhuurt aan Henrick Gheert Lambertsoen en zijne erfgenamen het erve Pullenerve in het kerspel Doornspijk, op de voorwaarden hier omschreven. „In den jaer ons heren „dusent vierhondert ende souenentsestich op sente Petersauent „ad Cathedram.” Op papier. Onder de getuigen Reijner Hanengreve preyster ter tijd vicecureyt op Camperveen. |
707. | 1467. 24 Sept. |
Schepenen te Campen verklaren, dat Mette Lichtenbergh en Gese, Aliit en Gerbrich, hare dochters, aan de zusteren van het St. Agnesconvent bij haren dood schenken hare goederen, als haar huis in de Veenstraat, haren hof buiten de Veenpoort aan den Molenberg, eenige tynsen, en voorts wat |
zij meer hebben, roerende en onroerende, onder voorwaarde dat zij aan de H. Kruismemorie geven zullen 25 r. g. en 50 ellen vlasdoek den armen tot linnen kleederen enz. „Geg. „jnt jair onss heren dusent vierhondert soeuentzestich des „donredages nae sanct Matheidach apost. en euang.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
||
708. | 1467. 10 Nov. |
Steven Campherbeke, ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat Ruederic van Uterwyck aan zijn wettigen zoon Henric van Uterwyck afstaat hetgeen zijne zalige moeder had achtergelaten, met meer andere percelen. „Int jair onss heren dusent „vierhondert soeuenentsestich op sancte Martens auent jnden „winter.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
709. | 1467. 3 Dec. |
Rotger Nest, Lambert Buchorst en Johan Willemssoen verklaren, verkocht te hebben aan Tymen Ghysbertssoen en zijne erfgenamen de helft van een Vleemsche placke en nog de helft van een oud Vleemsch groot, en nog de helft van een Vleemsche placke en nog de helft van vijf braemsche en twee oude braspenningen en een oud butken, welken tijns men jaarlijks betalen zal int Hael, op Nestes erve geheeten, in het kerspel van Oosterwolde, uit landen hier omschreven, „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert en souenent- „sestich op sancte Barbarenauont der heiliger joncfrouwe.” Op perkament met drie zegels in groen was. |
710. | 1468. | Twee burgers van Campen verklaren bij eede en met getuigen, dat zij, geene schepen van de Hanse te Bergen vindende, die herwaarts moesten, er eenige goederen met de Hollanders ingescheept hadden, en dat zij, daarover voor het gerigt des koopmans beschuldigd, genade hebben moeten |
bidden voor de gansche gemeente „mit bloten voeten, baeren „benen, bloten hoefde, haer hoesen omme hair syden ge- „bonden, in haeren bloten wamboess”; voorts werd hun eene bedevaart opgelegd naar St. Jacob in Galicië, het H. bloed te Wilsnack en St. Olof in Drontheim, hetgeen zij afkochten voor 50 Berger gulden elk. Divers. E. bl. 9. |
||
711. | 1468. 6 Mei. |
De regering van Campen verzoekt bisschop David om Aernt Killen uit de kerk of van den kerkhof te Elburg te mogen nemen, die om eene schuld van 400 rijnsg., eerst te Elburg en vervolgens te Zutphen, waar Elburg zijn hoogste regt pleegde te halen, veroordeeld was. Crediteuren hadden hem eerst wel zes weken in bewaring gehad in eene kamer, maar men had hem bij nacht gedurende eene vrije markt met geweld naar den kerkhof gebragt. „Vj Maij anno LXVIIJ.”
Minuten, I. bl. 20. |
712. | 1468. 17 Sept. |
Bisschop David verzoekt van koning Eduard van Engeland het ontslag van Petrus Gotschalc van Deventer en Johannes Sewijck van Campen, en anderen zijner onderdanen, met meer kooplieden der Hanse gevangen, ter oorzaak dat de koning van Denemarken eenige Engelsche schepen genomen en gehouden had, en zulks tegen de privilegiën, daar zij met den koning van Denemarken niets gemeens hadden. „Ex castro „meo de Duerstede XVIJ Sept. anno LXVIIJ.” In Foliant I. bl. 14 in fine. |
713. | 1468. | Verordeningen tegen de Pest.
Dig. vetus, bl. 79. Ook van andere jaren, als 1459, bl. 33. 1473, bl. 125. 1470, Dig. novum, bl. 17, voorts bl. 34, 57, 58, 104. |
714. | 1469. 24 Jan. |
Johan Sloijer, scholte van Wilsem en Oosterholt, verklaart, dat Beerte Lukens verkocht heeft aan Peter van Uterwijck een huis en hofstede, berg en schuur, gelegen op den Sonnenberg, behoudens dat Evert van Acker jaarlijks zijne pacht daaruit zal betalen, als drie ganzen en drie kapoenen, en Peter van Uterwijck zijn tijns, als twee heren pond. Gerigtsluiden Herman die Zuer en Lubbert van der Vecht. „Geg. jnt jaer ons heren duysent vierhondert en neghenen- „tsestich op sant Pauwelsauent conuersio.” Op perk. met aanhangend zegel in groen was. |
715. | 1469. 20 Sept. |
Aanspraak van hertog Karel van Bourgondië op Groningen en informatie van de geleerden van wege den bisschop van Utrecht en zijne Staten tegen dien eisch, met aanhaling van oude giftbrieven, door Pelgrim van Jngen en Rotger Scheer van het generaal kapittel te Utrecht gebragt.
Afschrift in Divers. A. bl. 118 volg. Giftbrief van 1040, bl. 110, 241. Verg. Toe Bocop, bl. 711, volg. |
716. | 1469. 24 Oct. |
Kennisgeving aan den bisschop over de doorbraak van den dijk bij Vekaten, waarvan de kosten omgeslagen zijn tusschen de kerspelen Zwolle, Hasselt, Genemuiden, IJsselmuiden en Wilsum, als liggende tusschen Windesheimer zijl en de zee. „Feria tertia post XIm mecheden anno LXIX.” Minuten, I. bl. 1. |
717. | 1470. 20 Maart. |
Overeenkomst tusschen de vrienden van Wolter van Keppel van Verwolde en van Wolf van Ittersum, in tegenwoordigheid van raden van den hertog van Gelre en van den bisschop van Utrecht, waarbij zij hun geschil over tienden te Dalfsen aan eene uitspraak van zegslieden, met den domproost Gijsbrecht van Brederode als overman, onderwerpen, met de |
memorie van beide zijden over deze zaak. „Te Zutphen des „dinxdages nae Reminiscere jn den jair van LXX.” Divers. E. bl. 42—47. Zie No. 701 en 806. |
||
718. | 1470. 1 Junij. |
Willem van Buckhorst, ridder, erkent met dank, dat burgermeesteren, schepenen en raad van Campen voor hem beloofd en bezegeld hebben, om aan jonkvr. Swane van Buckhorst, weduwe van zijnen oom Johan van Buckhorst, jaarlijks als lijfrente te betalen tweehonderd vijf en zeventig overl. rijnsg. of twee heren pond voor den gulden. Daar hij niet wil, dat zij er schade om lijden zullen, zoo belooft hij bij zijne eer, als ridder, dat hij hen daarvoor schadeloos houden zal en aan jonkvr. Swane zelf jaarlijks betalen. Indien de stad aangemaand of vervolgd wierd en zij voor hem betalen moest, zoo geeft hij zijne heerlijkheid tot onderpand met gerigt, met alle erven, landen, goederen, met veerstal, renten, tienden, waartalen, sijsen, wateren, weiden, eigen goederen, leenen en al haar toebehooren. „Jnt jaer ons heren „dusent vierhondert en tsouentich opten seuenden dach in „Junio.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was, en als transfix de brief van bisschop David, gegeven als boven, met aanhangend zegel in rood was, waarbij de voorn. verbindtenis van zijnen „lieven getrouwen raad en huismaarschalk” door hem, als leenheer, goedgekeurd en bekrachtigd wordt in tegenwoordigheid van Johan van Zulen van Nathewisch, raad en dijkgreve, en Alphert van der Horst. |
719. | 1470. Junij. |
Wolter Stelling, Deric van der Schulenborch, Herman Hagen, Gerijt van IJsselmuden, Otto van den Rutenberge, Geert van Wijtmen, Deric van Voerst, Steven Kamferbeke, Johan en Jacob van Ittersum, gebroeders, beloven, in zake der lijfrente van Swane, weduwe van Johan van Buckhorst, dat Willem van |
Buckhorst, hun neef en zwager, die zelf betalen zal, en zoo de stad Campen daarvoor gemaand of bemoeijelijkt wierd, dat zij haar daarvoor met alle kosten schadeloos zullen houden, en dat zij en hunne erfgenamen terstond na de eerste aanmaning aan hun persoon of hunne woonplaats, „ouer dwars- „nacht bynnen Campen ten mynsten mit twee reyse peerden „en enen knecht in een eersame herberge, die sy ons tei- „kenen sullen, incomen en aldaer sullen leggen en leisten „nae gueder mannen wyse,” en niet te scheiden vóórdat hoofdsom en kosten betaald zijn. Zoo zij hierin te kort komen, verklaren zij zich eerloos, trouweloos, meineedig en verwonnen van alle regten. „Jnt jair onss heren dusent vier- „hondert ende tzeuentich opten seuenden dach in Junio.” Op perkament met de afhangende zegels der tien edelen in groen was. |
||
720. | 1470. | Verordening met de gemeente, dat geene erfenis van eenig goed hoegenaamd in kloosteren of conventen komen zal, om het langer te gebruiken dan het leven van den persoon, wien het in het klooster was toegevallen, en dat het goed na diens dood op den naasten bloedverwant erven zal. Vóór het aanvaarden moest daarvan borgstelling gegeven worden. En wilden eenige kloosters dit niet in acht nemen van de goederen buiten der stad vrijheid gelegen, dan zouden zij ook verstoken blijven van eenige erfenis of lijftucht binnen de vrijheid der stad.
Guldenb. bl. 3. |
721. | 1470. 30 Junij. |
Verordening met de gemeente tegen, hen, die als vlugtelingen hun goed uit de stad voeren of verbergen, dat men dat goed vervolgen en bezetten zoude als goed van vreemdelingen; later, in 1477, dat zulke personen hun burgerregt verliezen |
zouden, en dat zij binnen de stad niet zouden komen; vóór zij hunne schuldeischers betaald hadden, bij 80 p. enz.Guldenb. bl. 48. | ||
722. | 1470. 17 Sept. |
De stad Amsterdam vernieuwt voor vier jaren het verdrag met Campen over het leggen der zeetonnen en het ontvangen van het paalgeld op den vorigen voet, tegen betaling van tien ponden gr. Vlaamsch payment jaarlijks en meer, naar gelang er meer tonnen gelegd mogten worden. „Int jair ons heren „dusent vierhondert en tseuentich op sanct Lambertsdach episc. „et mart.” Op papier met opgedrukt zegel. |
723. | 1470. 10 Nov. |
Steven Kampherbeke, ambtman te IJsselmuiden, verklaart, dat Peter van Uterwijck verkocht heeft aan de provisoren en procuratoren der Memorie van het H. Sacrament, twintig heren pond erfelijke rente uit eenige perceelen onder IJselmuiden en Grafhorst, als uit twee morgen lands tusschen den meer en den IJsseldijk, en tien morgen lands achter Grafhorsterberg, enz. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert „ende tsoeventich op sancte Mertensavent in den wynter.” Op perkament met twee aanhangende zegels in groen was. |
724. | 1470. 10 Nov. |
Maes Ludekenssoen en Hille zijn wijf bekennen verkocht te hebben aan het St. Agnesconvent eenen hof op den Vloetdijk tusschen het convent en der stad seghelhuijs van Campen. „Geg. int jaer ons heren dusent vierhondert en seuen- „tich op sunte Martens auent des heiligen biss. en confes- „sors.” Op perkament met twee zegels in groen was, het ééne van Peter van Uterwyck. |
725. | 1470. 28 Dec. |
Hertog Karel van Bourgondië schrijft aan de vier hoofdsteden van het land van Gelder over het gerucht, dat hij hertog Adolf bij zich gevangen zoude houden. „In onsen „slote Hesdyn opten XXVIIJen dach Van Decembris.” Afschrift in Divers. B. bl. 46. — Zie Nijhoff, Gedenkw. IV. bl. 440. |
726. | 1471. 13 Febr. |
Albertus Visken, vicecuratus Camp. sticht eene vicarie in de St. Nikolaas-kerk op het altaar door Martinus Voern gesticht en begiftigd (No. 695), en wijst er eenige inkomsten en goederen toe aan, met bepaling omtrent de collatie. „Acta „Trajecti in ecclesia maiori a parte meridionali chori eiusdem „sub anno millesimo quadringentesimo septuagesimo primo „die Mercurii tercia decima mensis Februarii.” Op perkament met het waarmerk van Wolterus Bernardi Regelinck not. en als transfix de bevestiging van biss. David van 18 Febr. 1471 op perkament met afhangend zegel in rood was. |
727. | 1471. 3 April. |
Egbert Johanssoen, schulte op Camperveen, verklaart, dat Harbert Rennensoen en Nelle zijn wijf aan de stad Campen verkocht hebben een stuk lands in het kerspel van Camperveen in de Venemaede, in voorwaarde dat de stad „de nije „wetering, die door dit stuk lands gaat, wachten en waren „zal, enz.” — „Jnt jair ons heren dusent vierhondert eenentse- „uentich des derden dages jnder maent van Aprill.” Op perkament met aanhangend zegel in groen was. |
728. | 1471. 4 Junij. |
Sophia van Ingen, zuster in het convent bij het St. Nicolaas kerkhof te Campen, sticht en begiftigt een dienst van vijf missen ter week op het altaar van St. Maria in de Nicolai-kerk. „Anno millesimo quadringentesimo primo quarta „mensis Junii die in choro ecclesie conuentus ste Agnetis.” |