De middeleeuwse mens en zijn gebedscultuur

DE MIDDELEEUWSE MENS EN ZIJN GEBEDSCULTUUR

Kanttekeningen bij een getijdenboek van de zusters van Sint Agnes te Kampen

F. van der Pol

In 1990 werd door het gemeentebestuur van Kampen besloten om de Groen van Prinstererschool aan de Vloeddijk af te breken en te vervangen door nieuwbouw-appartementen. De school stond op de plaats waar tot in de zestiende eeuw het Agnietenklooster had gelegen. Het eerste archiefstuk waarin dit convent genoemd wordt, dateert uit 1422. Het is niet bekend in welk jaar het klooster werd gesticht.
Omdat Geert Grote zich persoonlijk tot de zusters ervan heeft gericht, moet de stichting in elk geval dateren van vóór 1384, het sterfjaar van Grote.1 [1. A.G. Weiler, ’Leven en werken van Geert Grote 1340-1384’, in: C.C. de Bruin (e.a.), Geert Grote en de Moderne Devotie. (Zutphen 1984) 35-36.] Aan het begin van de vijftiende eeuw namen de zusters de derde regel van de orde van Sint Franciscus aan.
     Tijdens twee opgravingscampagnes in 1990 en 1992 is door middel van zes opgravingsputten het hele bouwterrein onderzocht. In twee grote beerkelders en enkele beerkuilen werd een groot aantal overblijfselen aangetroffen uit de kloosterperiode, waaronder ook religieuze voorwerpen. In de kloosterhof werden 81 graven met skeletresten opgegraven.
     Over de historische gegevens en het archeologisch vondstmateriaal zal over enige tijd bij de IJsselacademie te Kampen een publikatie verschijnen, samen met een tekstkritische uitgave en vertaling van een spiritueel geschrift van het convent.
Het betreft een getijdentekst,2 [2. Archief O.L.V.- of Buitenkerk te Kampen, Handschrift inv.nr. 2190. Gepubliceerd worden de Getijden van alle heiligen (fol. 130v-163r), een segment van een Oostmiddelnederlands getijdenboek. In dit artikel wordt uit de oorspronkelijke tekst geciteerd zonder nadere aanduiding van de invullingen van de verkortingen enz. De tekstkritische uitgave met hertaling bevat een uitgebreide leessleutel.] waarbij in dit artikel enige kanttekeningen worden geplaatst. Het handschrift dateert uit circa 1475 en is het enig bewaard gebleven getijdenboek van het voormalige klooster. Het brengt ons in aanraking met de middeleeuwse mens en zijn gebedscultuur.

In de zestiende eeuw werd een zekere Aelken Lamberts eigenares van het gebedenboek. Voorin staat haar niet mis te verstane boodschap: “Dit boeck hoert toe Aelken Lamberts; wer det vyndt die brenge mi haer ’t wederom, wer dit niet en doen, soe weet, die bren[ne]”. Een handgeschreven getijdenboek was in de late

|pag. 69|

_______________↑_______________

middeleeuwen een kostbaar bezit dat zeker niet binnen het bereik van de doorsneegelovige lag. Voor dergelijke manuscripten mag men als leespubliek, naast conventualen en geestelijken, slechts in beperkte mate een stedelijke bovenlaag vermoeden.
     Toen in 1580 te Kampen de Reformatie werd doorgevoerd, had dit ook gevolgen voor de inventaris van de kerken en kloosters. Het getijdenboek, klein van formaat (perkament en papier 100 x 145 mm; band 104 x 150 mm), kon gemakkelijk verborgen blijven. Volgens de huidige archivaris van de Onze Lieve Vrouwe- of Buitenkerk, de heer H.C. Diender, zal het later aan de pastoorsstatie in de Rijnvischgang zijn gekomen. Na de heroprichting van de parochie Kampen in 1857 werd het parochiebezit. Het handschrift werd aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen in bruikleen gegeven als bijdrage aan de opbouw van een bibliotheek.3 [3. Mededeling van pastoor M.J. Gasman uit de jaren zestig.]
De bruikleen werd enkele jaren geleden beëindigd. Het handschrift keerde in het archief van de Buitenkerk terug, in de parochie waar het eeuwenlang bewaard is gebleven.4 [4. Inv.nr. 2190. Een korte beschrijving van de uiterlijke kenmerken van het manuscript in: H.C. Diender, Voorlopige beschrijving van twee vijftiendeeeuwse getijdenboeken, een post-incunabel en een convoluut, bevattende een zestal werken in handschrift en in druk. Archief O.L.V.-kerk Kampen (interne uitgave, 1987) 4, 5.]
     De verzameling gebedsteksten, samen met het archeologisch materiaal, maken zichtbaar hoe een leefgemeenschap van maximaal zestig devote vrouwen bezig geweest is met het eigen leven en sterven; en ook met de dood van wie in kloosterkapel en kloosterhof begraven lagen. Kapel, kloosterhof en klok werden op 31 oktober 1456 ingewijd door de wijbisschop van David van Bourgondië. De doden werden er in simpele houten kisten ter aarde besteld.
     Archeologisch onderzoek in gewijde grond leverde indringende beelden op. Ze maken duidelijk, dat ziekte, dood en sterven nadrukkelijk aanwezig waren in het bestaan van deze laat-middeleeuwse devoten. Achter een opgegraven schedel met tumorvergroeiing zien we de ziekenzaal van het convent. Achter de grafvondst van een vergroeide wervelkolom verschijnt een gebogen gestalte, gekromd, dag in dag uit zich door het klooster voortbewegend. Achter een kaakafwijking in een van de schedels, tekent zich een vrouw met een ernstig kaakabces af. In combinatie met de diverse zalfpotten die aan het licht werden gebracht, komt een complex van ziekte en leed op ons af.
     Het getijdenboek was een instrument. Met behulp daarvan konden de zusters van Sint Agnes de verschillende gebedsdiensten volgen. Vaste gebedstijden (getijden) bepaalden hun levensritme. Wie zich vandaag het leven tussen de vier muren van het klooster voor wil stellen, kan dat doen door zich goed in te leven in de gebedstekst. Levensoriëntatie en levensmotivatie kregen daarin hun neerslag. Ze biedt de mogelijkheid kennis te maken met een spiritualiteit die dag in, dag uit gevoed werd door de liturgie en geloofsleer van de kerk en door bijbelse inspiratie.

|pag. 70|

_______________↑_______________

Getijdenboek in de vertaal-traditie van Geert Grote

De vrouwen van Sint Agnes leefden, toegewend naar God, in de beslotenheid van het klooster. Zij waren gericht op hemelse zaligheid, op eeuwige rust. Dat heeft hun gedachten- en belevingswereld gestempeld. De gebedstekst verwijst permanent naar een werkelijkheid waarin God centraal staat. Het religieuze taalgebruik is sterk geladen. De tekst zit vol vrome beelden en begrippen. Het overgrote deel van die beelden is rechtstreeks ontleend aan de bijbel. Een centrale plaats tijdens alle gebedsuren hebben de Psalmen. Het getijdenboek bood de vrouwen een handreiking, die uitnodigde tot vertrouwen en verwachting. Gods grootheid werd beleden, toekomstverwachting werd breed uitgemeten. Patriarchen, profeten, apostelen, martelaren en heiligen uit het verleden kwamen in beeld.
     Naast God was er de kerk. Het getijdenboek sloot naar vorm en inhoud nauw aan bij het officiële gebed van de kerk.5 [5. R.Th.M. van Dijk, Methodologische kanttekeningen bij het onderzoek van getijdenboeken, in: Th. Mertens (e.a.), Boeken voor de eeuwigheid. Middel­nederlands geestelijk proza. (Amsterdam 1993) 210-229, m.n. 210.] Het meest opvallende en kenmerkende van de laat-middeleeuwse eredienst was het zingen van de getijden. Dagelijks lazen of zongen priesters een aantal regelmatig terugkerende gebedstijden in het Latijn: de metten (het nachtgebed), de lauden (bij zonsopgang), gevolgd door de prime (het ochtendgebed op het eerste uur volgens de Romeinse dagindeling), de terts, de sext en de noen (respectievelijk het derde, het zesde en het negende uur), de vespers (avonddienst) en de completen (het laatste biduur van de dag). Een getijdenboek bevatte dus een vast patroon van gebedselementen, die ingedeeld waren naar de uren van de liturgische dag. Telkens opnieuw werd het in deze specifieke vorm gebruikt. Wie langs zo’n vaste gebedslijn de weg naar God zocht, was niet iemand met spirituele bevlieging. De gebedstekst die ook nauw aansloot bij het kerkelijk spraakgebruik liet de meditatieve geest niet de vrije loop. Persoonlijke geloofserva­ring ontving in de getijdentekst vaste bedding.
     Om mensen die het Latijn niet machtig waren toch in staat te stellen de getijdendienst te volgen, stelde Geert Grote een getijdenboek samen in de volkstaal, het Middelnederlands. Deze bundel gebeden werd het meest gelezen Middelnederlandse boek. In de Noordelijke Nederlanden is het het meest gebruikte devotieboek geworden.6 [6. N. van Wijk, Het Getijdenboek van Geert Grote. Naar het Haagse handschrift 133 E 21. (Leiden 1940) 19.]
     In dit hoofdstuk gaat het over een Oostmiddelnederlandse 7 [7. Dit Oostmiddelnederlands kenmerkt zich door het gebruik van de a voor de o (apen, gad, gades, gespraken, enz.); de feestdagen van de streekheilige Lebuïnus staan in het kalendarium geschreven in rood (25 juni en 12 november, Lebuijn confessor).] tekst-representant van deze getijdenvertaling; een getijdenboek dat heel dicht staat bij Geert Grote’s oorspronkelijke versie en dus ook nadrukkelijk de invloed heeft ondergaan van de Moderne Devotie. Deze, in de IJsselstreek ontstane godsdienstige vernieuwingsbeweging die in de late middeleeuwen het religieuze klimaat in de Nederlanden in hoge mate heeft bepaald, heeft ook in Kampen duurzame invloed gehad.8 [8. F. van der Pol, De reformatie te Kampen (Kampen 1990) 79-87.]
We treffen ook in de Oostmiddelnederlandse versie de gebruikelijke standaardserie aan: achtereenvolgens de Getijden van Onze Lieve Vrouwe, de Getijden van de

|pag. 71|

_______________↑_______________

Heilige Geest, de korte en lange Getijden van het Heilig Kruis, de Getijden van de Eeuwige Wijsheid, de zeven Boetepsalmen, de Litanie van Alle Heiligen en de Vigilie van de Overledenen.
     Tussen dit standaardgeheel bevinden zich echter ook nog twee getijden die in de getijdenvertaling van Geert Grote ontbreken, te weten de Getijden van de patrones van het convent, Sint Agnes, en “die ghetijde van allen heiligen die Suncte Augustinus gemaket heuet”.9 [9. Fol. 225r-256v en fol. 130v-163r.] Beide zijn vrij zeldzaam. Omdat deze bijdrage vooral betrekking heeft op de Getijden van alle heiligen geef ik de zeldzaamheid daarvan nog wat nader aan. R.Th.M. van Dijk van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen (Projecten Moderne Devotie) onderzoekt tientallen handschriften met getijdenteksten. In tegenstelling tot zijn verwachting treft hij opvallend weinig Getijden van alle heiligen aan.10 [10. Van Dijk, Onderzoek getijdenboeken, 227.] De meest recente opgaaf deed hij me toekomen in een schrijven van 24 november 1994: op 163 getijdenboeken slechts 15 Getijden van alle heiligen.

[afbeelding 1]

Getijdenboek, tweede helft 15e eeuw, oorspronkelijk gebruikt in het Agnietenklooster te Kampen. Afgebeeld zijn fol. 130 v (papier, rode letter), waar de ten onrechte aan Augustinus toegeschreven Getijden van alle heiligen beginnen en fol 131 r (perkament), die begint met een zevenregelig hoge initiaal met bloemversiering in de kleuren goud, rood en blauw.

|pag. 72|

_______________↑_______________

De werkelijkheid van hemel en hel, God en duivel

Het getijdengebed is de vrucht van een lange ontwikkeling in de geschiedenis van het christelijk gebed.11 [11. G. Achten, Bijdragen tot de geschiedenis van de middelnederlandse gebedenboeken, in: Handelingen van het XXVe Vlaams Filologencongres (Antwerpen 1963) 409-423; J.M. Plotzek, Andachtsbücher des Mittelalters aus Privatbesitz (Köln 1987) m.n. 7; F. Unterkircher, Das Stundenbuch des Mittelalters. (Graz 1985) 7-13; H.A.J. Wegman, Riten en mythen, liturgie in de geschiedenis van het christendom (Kampen 1991) 19, 69, 129; A.G. Weiler, Getijden van de Eeuwige Wijsheid naar de vertaling van Geert Grote (Baarn 1984) 22-24.] Voor een nadere kennismaking is ook van belang dat we ons het verschil met het hedendaagse levensgevoel goed realiseren. Van het vijftiende-eeuwse getijdenboek naar vandaag toe, moeten meer dan vijf eeuwen worden overbrugd. Wij mensen van de twintigste eeuw bevinden ons in een geseculariseerde cultuur. Vandaag kunnen velen niet meer uit de voeten met de begrippen hemel en hel. De wetenschap hanteert een wereldbeeld waarin voor hemel en hel in termen van ruimtelijke locaties geen plaats meer is. Er is een levensgevoel ontstaan waarin de gedachte aan de hemel naar de rand van de denk­ en belevingswereld van de mens is verdrongen. Gedachte aan en angst voor de hel zijn vervaagd.
     De gebedstekst daarentegen gaat uit van de werkelijkheid van God en duivel, hemel en hel. Ze verwijst permanent naar een werkelijkheid waarin God centraal staat. Christus wordt beleden als Rechter van zondaren: ’Christus, Zoon van de levende God, ontferm U over ons. U komt om te oordelen de levenden en de doden en de wereld met vuur’. En: ’Christus zal wederkomen, een strenge Rechter’. Met het oog op zijn komst klinkt het gebed om een zuiver geweten: ’Wij bidden U, Heer van alle heren. Zuiver Gij ons geweten. Opdat Jezus Christus uw Zoon, onze Heer, komende met alle heiligen, een voor Hem toebereide woning vindt’.12 [12. Aanhalingen uit het responsorium, het versikel en de collecte van de Priem: “Cristus des leuendigen gads zoen ontfarme di onser Die toecomende biste te ordelen leuendighen ende doden ende die werlt mytten vuer” (responsorium, fol. 148r); “Cristus sal weder comen, een strenghe richter” (versikel, fol. 148r); “Wy bidden di heer al van domine de suuere onse consciencie Opdat ihesus christus dyn zoen onse heer comende myt allen heiligen vinde hem in ons ene bereide woeninge” (collecte, fol. 148v).]
     Achter de termen dood, gericht, hemel en hel, spelen de begrippen zonde en genade een wezenlijke rol. Het getijdenboek beschrijft de zonden breeduit en met grote intensiteit. De middeleeuwer gaat uit van een bovennatuurlijke realiteit. God bestaat echt, maar ook de satan is een reëel wezen. De strijd tegen het kwaad vinden we breed gespecificeerd in de Litanie van alle heiligen. Daarin wordt gesmeekt om verlossing ’van de kwade vijand’ (duivel) en ’van alle hinderlagen van de vijand en van diens gevaarlijke verleiding’.13 [13. “van de quaden vyant’; ’van alle laghen des viants ende alle schadelicken becaringe”. Zie fol. 277v-281r.] Op aarde vindt de strijd plaats tussen God en duivel.
     Ook in klooster en kapel vormt de oude vijand een werkelijke bedreiging. De mens kent verzoekingen en innerlijke strijd. Toch is er geen berusting in uitzichtloosheid. Christus heeft de duivel overwonnen en wie christen is, deelt in zijn overwinning. Dit vereist volgens het getijdenboek echter wel een waarachtige biecht. Voor God is werkelijk besef van zondigheid nodig. De Litanie van alle heiligen maakt dit goed duidelijk: ‘Wij bidden U of U ons een waarachtige biecht wil geven, oprecht berouw, vergeving en aflaat van al onze zonden’.14 [14. “Wy bidden dy dattu ons geueste gherechte bicht, waren rouwe, vergiffenisse ende aflaet van al onsen sunden”, fol. 281v en 282r.] En: ’Verlos ons … van al onze zonden tot een waarachtig berouw’.15 [15. “Verloes ons … van al onsen sunden tot ware berouwenisse”, fol. 285v.] ’Want mijn boosheden zijn mij boven het hoofd gegroeid en als een zwaar bord drukken ze op me’.16 [16. “Want myne boesheiden syn myn hoeft bauen gegaen ende op myn beswaert als een sware borden”, fol. 316r.v.]

|pag. 73|

_______________↑_______________

Tegen zonde en duivel worden ook engelen en heiligen te hulp geroepen. In een hymne binnen de Getijden van alle heiligen 17 [17. Hymne van de completen, fol. l6lr.v.] wordt gezongen:
 

Sende ons vanden hemel michael
den engel des vreden tot deser
saelen opdat hi den aelden vyant
verdrijue
Zend ons uit de hemel Michael, de
engel van de vrede, naar deze za-
len, opdat hij de oude vijand ver-
drijve.
Die starcke engel gabriel vliege
vanden hogen ducwile comende te
vanden desen onsen tempel opdat
hi den aelden vyant verdriue
Laat de sterke engel Gabriel dik-
wijls vanuit de hoge vliegen, om
ons godshuis te vinden, opdat hij
de oude vijand verdrijve.
Oeck moet ons altoes by wesen
maria die moeder gads ende alle
dat choer der engelen ende tesa-
men alle die salige schaer
Ook mogen ons nabij zijn Maria de
Moeder Gods en het hele koor van
engelen, samen met heel de schare
gezaligden.

 
De Getijden van alle heiligen rekenen met de toorn en het gericht van God. Maar vooral informeren ze over de troost en de heerlijkheid van het hemelleven. Ook dit is gangbaar middeleeuws levensbesef. We zien in de middeleeuwen uitgebreid aandacht voor het hemels Jeruzalem als de stad van God. Zowel de theologie als de devotie gingen voor een belangrijk deel terug op Augustinus. De kerkvader schildert in zijn De Civitate Dei (De stad van God) de strijd tussen de hemelse stad en de aardse stad of de stad van de duivel. Dit gevecht eindigt met de overwinning van de stad van God. Augustinus beschrijft de gelukzaligheid van de burgers van het nieuwe Jeruzalem. De uiteindelijke bestemming van de mens is rust vinden in God.
     De getijdentekst legt een verbinding tussen het eigen bestaan en de wereld van de gezaligden. De gezaligden aanschouwen God. De lezer verkeert nog in dit aardse bestaan. De taal is gevuld met verlangen. De gemeenschap van devote vrouwen van Sint Agnes werd aangezet tot een leven in de schaduw van de eeuwigheid. De bewoonsters hadden bovendien de dood zichtbaar bij zich. Hun doden lagen begraven in kloosterkapel en kloosterhof, in de direkte leefomgeving.
Tegenover de dood diende een houding te worden bepaald. De zusters waren doordrongen van de eindigheid van alle aardse bestaan. Hun getijdenboek tekent het leven als een pelgrimstocht naar het nieuwe Jeruzalem. De vreugde over de hemel uit zich in massale lofzang:18 [18. Binnen de metten van de Getijden van alle heiligen is dit de eerste van een drietal lezingen. Fol. 135v, 136r.v. Het gedeelte bevat onder meer een verwijzing naar Openb. 21 : 19 en volgende.]

|pag. 74|

_______________↑_______________

 

Du biste te male suuerlick ende
ghene vlecke en is in di iheruzalem
heilige stat gads Want dyne
mueren syn van coestelicken ghe-
steenten Dyne poerten vanden
besten margrieten Dyne straten
mytten puersten golde In welcken
men synget sonder aflaten dat
vroelicke alle-luya
Jeruzalem, heilige stad van God, u
bent geheel zuiver en in u is geen
onreinheid. Want uw muren zijn
van kostbare gesteenten. Uw poor-
ten van de schitterendste parels.
Uw straten zijn van het zuiverste
goud. In u zingt men zonder op-
houden het vrolijke ‘halleluja’.
Daer syn die lof synghende choren
der engelen Daer is die suete
hoechtyt alder ghenre die wederco-
men van deser droeuiger pelgri-
madsen tot dinen blytschappen
Totty roepen onse suchtinge o
heilige stat
Daar zijn de lofzingende engelen-
koren. Daar zijn zij die terugge-
keerd zijn van hun droevige pel-
grimstocht en nu bij u feestvieren
in volle blijdschap. Tot u roepen
onze verzuchtingen, o heilige stad.

 
Op weg naar het hemelse vaderland zien we de kloosterlingen bezig met het opdragen van ziel en lichaam. Hun getijdenboek was een instrument in de vormgeving van de ’vreemdelingschap’. Het functioneerde als een handleiding voor het gebedsleven met God. Het was een leidraad naar het hemels Jeruzalem, een gids in het aardse bestaan waaraan de pelgrim ten diepste vreemd is geworden.19 [19. Zie F. van der Pol, De lokroep van Jeruzalem. Een oostmiddelnederlands getijdenboek als gids naar het hemels Jeruzalem, in: R. ter Beek (e.a.), Een sprekend begin. Opstellen aangeboden aan prof. drs. H.M. Ohmann (Kampen 1993) 208-220.] We vernemen de oproep: ‘Bereid uzelf, opdat gij zien moogt de onsterfelijke Bruidegom en het hemelrijk in bezit moogt nemen’.20 [20. “Bereit v seluen Opdat ghi sien moecht den onsterflicken brudegom ende besitten moegen die ricke der hemelen”. Responsorium van de vesper, fol. 156v, 157r.] De blik op het Laatste Oordeel is heel positief: ‘In blinkend licht zult Gij verschijnen. En de Here zal van u afnemen alle lijden’.21 [21. “Mitten blenckenden lichte salstu verschynen. Ende die heer sal afhaelen van dy alle liden”. Versikel dat de overgang vormt van de psalm naar de eerste lezing van de metten, fol. 135r.] Centraal staat de uitnodiging van Christus: ‘Komt, gij gezegenden van mijn Vader en neemt bezit van het rijk, dat u bereid is vanaf de grondvesting der wereld’.22 [22. “Coemt ghi gebenediden myns vaders ende besittet dat ricke dat v bereit is van begynsel der werlt”. Antifoon van de Sext, fol. 151v, 152r. De antifoon geeft een citaat uit Matt. 25 (vs. 34). Dit hoofdstuk beschrijft het laatste oordeel door de Zoon des Mensen. Op beeldmateriaal uit die tijd treft men nogal eens de twee in dit verband karakteristieke Latijnse woorden uit dit hoofdstuk aan: Venite (Komt, vs. 34) en Ite (Gaat weg, vs. 41).]
     In het eerste versikel van de vespers vernemen we de lokroep van het hemels Jeruzalem: ’Ziet, onze moeder Jeruzalem roept tot ons met groot verlangen en zegt: Komt, mijn allerliefste kinderen, komt tot mij. Opdat gij zien moogt de onsterfelijke Bruidegom en het hemelrijk in bezit moogt nemen’.23 [23. “Siet onse moeder iheruzalem roepet tot ons mit groeter begeerten ende secht Coemt myn alre gemynste kinder comt tot my. Opdat gy sien moecht den onsterflicken brudegom ende besitten moegen die ricke der hemelen”, fol. 157r.] De tekening van het hemels Jeruzalem in al zijn glorie spoort de gelovige aan daarheen op weg te blijven. De heilige stad aan het einde van de pelgrimstocht is een alsmaar wenkend visioen.
     De uitgebreide aandacht voor het hemels Jeruzalem als de stad van God is waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom deze getijden op naam van Augusti-

|pag. 75|

_______________↑_______________

nus zijn gezet. Het leven als pelgrimage is immers een wezenlijk aspect in Augustinus’ leer.24 [24. J. van Oort, Jeruzalem en Babylon. Een onderzoek van Augustinus’ De Stad van God en de bronnen van zijn leer der twee steden (rijken) (’s-Gravenhage 1987) 110-119.] De toeschrijving aan de kerkvader is overigens onjuist. Het wemelt in de middeleeuwen van geschriften die ten onrechte op naam van Augustinus werden gesteld. De belangrijke positie van Augustinus als middeleeuws kerkleraar komen we ook tegen in gebedsteksten in de volkstaal.25 [25. Het register op de zes delen van M. Meertens, De godsvrucht in de Nederlanden (Nijmegen – Antwerpen 1930-34), dl. 6, 307 maakt duidelijk hoe gedurende de middeleeuwen tientallen gebedsteksten op naam van Augustinus werden gezet. Voor aan hem toegeschreven werken in de volkstaal zie: W. de Vreese, Sint Augustinus in het Middelnederlandsch, in: P.J.H. Vermeeren (ed), Over handschriften en handschriftkunde. Tien codicologische Studiën (Zwolle 1962).] Uit het Kamper getijdenboek hiervan nog een voorbeeld:

Dit is hi, Sancte Augustinus (…), alle eertricke is myt sijnre leeringe
veruult. Hi moet bidden voer die sunden alre volcke: O goedertierene
vader Augustinus, ghedencket onser nu inder glorien des godlicken
aensichts (…) Bydt voer ons goedertieren vader Augustinus;
God die voersien heueste dijn heilige kerke in te beduden die Heilige
Schryft den heiligen Augustinus, den alre besten leerer ende wtuercaren
bisschop. Gyf ons dat wij myt sijnre leeringe geleert warden ende myt
sijnen gebeden gehulpen. Auermits onsen Heren Jhesum Christum.
Amen.26 [26. Geciteerd naar F. van der Pol, Duistere Middeleeuwen in het licht. Kerkgeschiedenis van de Middeleeuwen, een aanbeveling voor wie de Reformatie zijn toegedaan (Barneveld 1991) 11, 12.]

Eenwording met de Bruidegom Christus

De zojuist vermelde voorstelling van Christus als Bruidegom komen we in de Getijden van alle heiligen tweemaal tegen. Het beeld vinden we binnen het getijdenboek breed uitgewerkt in de Getijden van Sint Agnes. De patrones van het convent staat model voor het nagestreefde ideaal, het aangaan van het mystieke huwelijk met Christus. Zowel in de getijdenkalender als in de Litanie van alle heiligen kan een bijzondere band met de heilige worden vastgesteld. In beide onderdelen staat ter onderscheiding van de overige namen de beginletter van haar naam ingekleurd met rood. Ook een omschrijving als “ons eerweerdige patroenster, die bruyt Christi” (fol. 225, 238-239) geeft blijk van een speciale relatie. De devote vrouwen binnen de kloostermuren zien uit naar de hemelse Bruidegom. Ze verlangen naar de ontmoeting in hemelse stilte. Het verlangen naar de goddelijke minne wordt beschreven in affectieve en beeldende taal, met woordmateriaal dat aan het Hooglied herinnert (Hoogl. 1 : 4; 8 : 3):

Die coninc heeft my in gheleit in synen wijnkelre ende heeft in my
geordeniert syne mynne. Syn luchterhant (linkerhand) is onder myn
hoeft. Syn rechant (rechterhand) sal my ommeuanghen.

In “auerdenkinge ende devociën” gaat het om “ynnicheit”, om volledige overgave

|pag. 76|

_______________↑_______________

aan Christus. Versmaadde ook Agnes niet “alle ghenoechte der werlt, anderen ioncferen een naeuolgelick exempel in mynne”?27 [27. Fol. 243v, 244r.] Vanuit het convent wordt ze als minnares van Christus aangeroepen:28 [28. Fol. 230r.]
 

O heilige ioncfer Agnes, die die
eertsche dinge als dreck versmaet
hebt. Die niet angesien en hebste
golt noch rickeit, noch enich ander
weelden. Mer du hebste die myn-
nen Christi geset voer alle richeit
der welt
O heilige jonkvrouw Agnes, die de
aardse dingen als drek versmaad
heeft en niet gekeken heeft naar
goud of rijkdom of andere weelde.
U hebt de liefde voor Christus
gesteld boven alle rijkdom van de
wereld.

 
God wordt gebeden om met haar verdiensten te worden verrijkt, “opdat wy alsoe vercrigen moeten die mynnen dynre lieften”.29 [29. Fol. 241r.] Als bruid komt ze zelf aan het woord: “Hem byn ie ondertruwet. Hem allene haelde ic trouwe. Ende Hem beueel ic mijt alre ynnicheit. Dese heb ic gemynt ende wtgesocht” (fol. 245). Agnes zocht eenwording “in de slaepcamer, waar ruering haar aangreep, in suverheit van deugd”. Voor de beschrijving hiervan wordt ze zelf sprekend ingevoerd:30 [30. Fol. 232v, 233r.v.]
 

Ick mynnen Christum Jesum wes
slaepcamer ic ingegaen byn. Wes
moeder ioncfer is, wes vader geen
wijf en bekent, wes orgelen mij
suetelicken singen. Als ic Hem
mynnen, soe bin ic suver, als ic
hem ruere, soe bin ic reyne; ende
als ic hem neme, so byn ic ioncfer
… Ende dagelicsche vruchtberheit
wort vergadert Ick byn te hant
verenicht an Hem. Myt synen
cuysschen omvangen. Myn li-
chaem is alrede versellet mytten
synen. Ende syn bloet heeft vercy-
ert mijnen wangen
Ik heb Christus lief, wiens slaapka-
mer ik binnengegaan ben; wiens
moeder jonkvrouw is; wiens vader
geen vrouw bekend heeft en wiens
orgelspel mij zoet tegemoet klinkt.
Als ik Hem liefheb dan ben ik
zuiver. Als ik Hem aanraak dan
ben ik rein. Als ik Hem neem dan
ben ik jonkvrouw. Dagelijks is er
vruchtbaar samenzijn. Mijn hand is
verenigd met de zijne. Met zijn
kussen omgeeft Hij mij. Mijn li-
chaam is reeds verenigd met het
zijne. En zijn bloed heeft mijn
wangen versierd.

 

|pag. 77|

_______________↑_______________

Geestelijke oefening

De groei van het innerlijke leven met God wordt mogelijk gemaakt door gebed, meditatie en ascese. Die zijn er op gericht het doen en laten van de mens in dit leven in de goede richting te sturen. Een groot aantal oefeningen, waarvan het bidden van de getijden er één is, moet bevrijden van angst voor dood en lijden.
Voor een goed verstaan van de getijdentekst is het van belang te beseffen, dat het hierin niet gaat om vroomheid met een totaal nieuw concept. De band met de bestaande kerk is wezenlijk. Traditioneel dogmatisch gedachtengoed ontvangt in de getijden alle respect. Voor een goed begrip van de tekst is het zinvol, op nog enkele aspecten van de kerkleer te wijzen.
     De dood wordt in de middeleeuwen niet op zich gedacht. Volgens de laat­middeleeuwse doodsvoorstelling betekent de dood sterven met uitzicht op goddelijke beloning en straf. De leer van de verdienstelijkheid van goede werken blijkt steeds in de Getijden van alle heiligen op de achtergrond aanwezig. Het eren van de heiligen hangt hiermee samen. De getijden bevatten een uitvoerige heiligen-hiërarchie. De heiligen functioneren vooral als voorbeelden. De verdienstelijkheid in het geloof staat centraal: ’Opdat wij, die niet bij machte zijn de werken van uw heiligen te evenaren, toch in hun voetstappen mogen gaan en hun geloof navolgen. Opdat wij, door te volharden in een heilig leven, verdienen mogen te komen tot het hemels Jeruzalem’.31 [31. “Opdat wi blijuende in een heilick leuen totten hemelschen iheruzalem verdienen moeten te comen”. Collecte van de Noen, fol. 155r.]
     De positie van de heiligen in de hemel wordt gezien als bewijs dat de goddelijke genade overvloedig in hen gewerkt heeft. De werken door hen gedaan, waren meer dan ze voor hun eigen zaligheid nodig hadden. En die werken komen nu de andere gelovigen ten goede:32 [32. Eerste lezing van de metten, fol. 137v, 138r.]
 

O Alle ghi salighen gads die nu
auergeleden hebt die zee deser
sterflicheit Ende verdient hebt te
comen totter hauen der ewiger
rusten ende vreden. Ghi syt altoes
seker vresamich feestich ende bly
de… Weest stedelic onser ghe-
dachtich ende helpet ons onsaligen
die noch inder zee deses levens
beweget warden vanden omweyen-
den geluen Opdat wy mit uwen
ghebede ende verdiensten ghehol-
pen ende behaelden scheps ende
O al gij gezaligden van God, die
nu door het lijden van de zee dezer
sterfelijkheid heen gegaan bent.
Gij hebt het verdiend te komen tot
de haven van de eeuwige rust en
vrede. Gij zijt altijd vol
vertrouwen, vreedzaam, feestelijk
en blij… Weest ons steeds ge-
dachtig en helpt ons, onzaligen die
nog in de levenszee bewogen wor-
den door de golven, opgestuwd
door de wind. Opdat wij door uw
gebeden en verdiensten zo gehol-

 

|pag. 78|

_______________↑_______________

 

myt ghehelen gedachten verdienen
te comen totter hauen der ewiger
rusten ende vreden.
pen worden, dat wij met een be-
houden vaart en met al wat ons
denken bezig houdt verdienen te
komen tot de haven van de eeuwi-
ge rust.

 
Het eren van de heiligen brengt ons ook in aanraking met de gedachte van de gemeenschap der heiligen (communio sanctorum). Die gemeenschap omvat niet alleen de nog levende gelovigen, maar ook de gestorvenen. Een gemeenschap dus over de grenzen van de dood heen.
     Het putten uit het genadereservoir van de kerk en de gedachte over de gemeenschap der heiligen geven samen een bijzondere plaats aan de voorbede: de gelovigen op aarde roepen hulp en bemiddeling in van Maria en van de andere heiligen. Tot zeven keer toe, aan het begin van iedere gebedstijd, komen we de smeekbede om voorbede van de heiligen tegen: ’Alle heiligen van God, bidt voor de zaligheid van ons allen’. Over dit aspect van het godsdienstige leven kwam uit een van de beerkelders op het voormalige kloosterterrein concrete informatie vrij.
Een drietal pelgrims insignes, voorwerpen van persoonlijke devotie, valt op.
Onbekend is of de bedevaart door een van de zusters ook in eigen persoon werd volbracht. Bij het eerste insigne heeft in een rechthoekig lijstje tussen twee stukjes glas een stuk perkament of een dun metalen plaatje met een bepaalde heiligen­afbeelding of tekst vastgeklemd gezeten. Boven op het lijstje is de Tunica van Maria te zien. Aan de voorzijde van het tweede insigne, een ronde medaillon, is Maria op de maansikkel afgebeeld. Het derde pelgrimsteken heeft waarschijnlijk een dun metalen plaatje met een religieuze afbeelding bevat. Verder kwamen drie ronde, wat grotere lijsten uit dezelfde beerkelder tevoorschijn. Op de rand van het grootste exemplaar staat in het Latijn het bekende gebed: ’Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer zij met U’.
     De gemeenschap der heiligen ontvangt niet alleen hulp van de heiligen die in de hemel verblijven. Wie op aarde leeft, kan door voorbede ook zélf hulp bieden aan zwakke leden die niet geheel gelouterd gestorven zijn en dus nog tijdelijk in het vagevuur(purgatorium) moeten verblijven. Herhaaldelijk klinkt in de getijdentekst de voorbede van de levenden voor de doden: ’Alle gelovige zielen moeten rusten in vreden’. Dit bidden voor de zielen van de gestorvenen was onderdeel van een rijk geschakeerde dodenmemorie.
     Voor Kampen laat zich dit illustreren met het speciaal voor deze memorie opgerichte Aller Zielenaltaar (’t sielenoutaer)33 in de parochiale hoofdkerk, de Sint Nicolaaskerk. De kerk hield op een dodenkalender de sterfdagen van haar

|pag. 79|

_______________↑_______________

weldoeners bij. Het aantal namen op de lijst groeide tot honderden aan.33 [33. Gem. Arch. Kampen, OA 8, fol. 37.] De geestelijkheid herdacht de genoteerden op hun sterfdag in een gemeenschappelijk gebed. De doden werden gezamenlijk herdacht in dodenvigiliën op maandag na “bovenkermisse in den somer”, op Sint Michielsdag en op Aller Zielen: “soe sall die pastoer in beyde kercken laten singen vigilias voer alle gelovige sielen, dat hen Godt genadych sij”. Deze plechtigheden lagen vast in de akte van aanstelling van de pastoor.34 [34. Bijvoorbeeld Gem. Arch. Kampen, OA 2255.]
     De oproep om voor de zielen van de gestorvenen te bidden, kwam de parochianen vanaf de kerkvloer van de Kamper Onze Lieve Vrouwe- of Buitenkerk tegemoet: ’Bidt voor de ziel’ zo stond het ingebeiteld in de zerken.35 [35. H.C. Diender, Zerkenlijst van de Onze Lieve Vrouwe- of Buitenkerk te Kampen. Kamper Genealogische en Historische Bronnen VI. (Kampen 1984) no. 47a, 255a, 259a.] Ook in de Sint Nicolaaskerk was het bemiddelen van levenden voor het zieleheil van de doden ingebeiteld in steen: “Byddet Godt voer de siele, B. G. V. D. S., Orate pro eo“. 36 [36. K. Schilder, Inventaris van de zerken in de Bovenkerk. Kamper Genealogische en Historische Bronnen X (Kampen 1988) no. X, 14, 18, 75, 123, 127.]
     Scholieren werden bij het bidden voor overledenen ingeschakeld om op de jaargetijden een Miserere, het De Profundis, het Paternoster en het Ave Maria te zingen. Rond de dood van een memorielid van de zes geestelijke broederschappen in de stad klonk in de kerkruimte een gezongen dodenvigilie, waaraan het schoolkoor eveneens zijn medewerking verleende. Deze memoriën waren verenigingen van particuliere devotie, die zich onder meer bezighielden met voorbeden voor het zieleheil van de overledenen. Speciale memoriepriesters celebreerden missen voor de zielerust van overleden leden. Bij reglement verplichtten de leden zich tot gebed voor “doden broederen ende susteren, omme genade te vercrigen ende ewige vronde (vreugde, zaligheid) mit Gode”, zodat “onse lieve Here hem verbarmen moet (erbarmen, medelijden krijgen) over de siele des doeden”.37 [37. Van der Pol, De reformatie te Kampen, 54-57.]

Bovenstaande heeft alles te maken met het leerstuk van de vergeving van zonden.
Door het verrichten van extra verdienstelijke daden en geestelijke oefeningen (exercitia spiritualia) kon men kwijtschelding of aflaat van zondestraf verkrijgen.
De aflaten waren gesteld in termijnen van schuldbetaling. Op verschillende manieren geven de Getijden van alle heiligen aan, dat wie heilig leeft, daarvoor loon zal ontvangen:

’O al gij gezaligden van God … Gij hebt het verdiend te komen tot de haven van de eeuwige rust en vrede’.38 [38. O Alle ghi salighen gads die verdient hebt te comen totter hauen der ewiger rusten ende vreden”. Tweede lezing van de metten, fol. 137v.]
’Zo zullen wij het verdienen met een onbesmet, blinkend kleed de eeuwige blijdschap in te gaan’.39 [39. “Ende myt enen onbesmytten clede blenckende verdyenen moeten in te gaen in die ewige blytschap”. Derde lezing van de metten, fol. 139v.]
’Opdat wij, door te volharden in een heilig leven, het verdienen mogen te komen tot het hemels Jeruzalem’.40 [40. “Opdat wi blijuende in een heilick leuen totten hemelschen iheruzalem verdienen moeten te comen”. Collecte van de Noen, fol. 155r.]
’Zalig zijt gij, alle gij heiligen van God, die het verdiend hebt, deel te


|pag. 80|

_______________↑_______________

krijgen aan de hemelse krachten en te genieten de zaligheid van de eeuwige heerlijkheid’.41 [41. “Salich sy di alle ghi heiligen gads die verdient hebt deelachtich te warden der hemelscher crachten ende te gebruken die glorie der ewiger claerheit”. Responsorium van de metten, fol. 140r.]
’Haar poorten schitteren van kostbaar gesteente en haar toegangen liggen open en door inspanning en verdienste wordt daarin binnengeleid ieder die om de naam van Christus hier in deze wereld verdrukt wordt’.43
’God zal teruggeven het loon van de arbeid van zijn heiligen’.42 [42. “God sal weder gheuen dat loen der arbeiden synre heiligen”. Versikel van de metten, fol. 135v.]
’Mogen al de hemelburgers… het levensloon eisen’.43 [43. “Ende alle die hemelsche borgeren moeten … des leuens loen eyschen”. Hymne van de vespers, fol. 157v, 158r.]

De oefeningen van vroomheid hadden vooral betrekking op armoede, onthechting en gehoorzaamheid. Om hier een beeld van te krijgen, halen we een archiefstuk uit 1446 naar voren. Het gaat om een schrijven van bisschop Gosuinus Scalotensis aan de zusters, waarin deze aan de zusters van Sint Agnes aflaat verleende voor het verrichten van bepaalde oefeningen van godsvrucht.44 [44. Gem. Arch. Kampen, Gedep. Arch. Kerken en Kloosters 212. Het stuk bezigt uitdrukkingen als: ad religiose operationis, exercitia virtutum ut studiose pietatis, fructum spiritualis consolationis, spiritualem mercedem, ad imitationis speculum devotissime, ad bonorum operum studia efficaciter accendant, bene meditari, bonae vitae exemplis, ad factum spiritualem, suum perfectum spiritualem, devota exercitia.] Om welke geestelijke oefeningen gaat het hier? Gosuinus deelde mee, dat ieder die iemand met een zwak lichaam dient of ’s nachts bij een verzwakt persoon waakt en voor hem bidt, veertig dagen aflaat zou ontvangen. Ook op nachtwaken voor overledenen en het opzeggen van gebeden op de begraafplaats staat een flinke kwijtschelding. Wie door klokslagen uit de slaap wakker geworden een kruis slaat en een Paternoster en een Ave Maria bidt, krijgt eveneens aflaat toegezegd. Dat geldt ook voor wie op de gebedstijden met z’n gedachten verstrooid, zich opnieuw op het (getijden)gebed concentreert.45 [45. Het bidden (oraré) in het algemeen en de vaste gebedstijden (horae) nemen in de geestelijke oefeningen een belangrijke plaats in. Allerlei uitdrukkingen geven dit aan, zoals: ad hor as legendum deum laudandum, cum tempore horarum sive orationum, cor suum reducere ad ea quae legit vel orat, orare horas, pro eis devote oraverit, oculos cordis ad caelum erexit, aliam orationem cum invocatione divini auxilii legendo, cum horis canonicis, orationem pro fidelibus defunctis.] Verder draagt het nastreven van eenvoud en nederigheid een verdienstelijk karakter.46 [46. Telkens komen we termen tegen als: exercitionem humilitationem, humiliter, humiliora, humile.] Oefeningen in gehoorzaamheid worden zeer belangrijk geacht. Kniebuigingen of andere tekenen tegenover meerderen, met name tegenover de biechtvader, worden met aflaat beloond; eveneens het achterstellen van eigen wil of inzicht bij die van een ander, vooral als het iemand betreft die ouder is.47 [47. Item quotienscumque quis propriam voluntatem sive consilium consilio superiorum vel seniorum vel cuiuscunque altius humiliter postponit.] Als iemand vanuit een klerenkast een verachtelijk kledingstuk of iets waardeloos of afgesletens nederig, zonder mopperen in ontvangst neemt, ontvangt hij kwijtschelding van zonden.
     Het armoede-ideaal kreeg tastbare uitdrukking in de sobere vorm van het aardewerken eet- en drinkgerei, in afgesleten kleding en in de uit enkele eenvoudige planken vervaardigde doodskisten. Deze soberheid is geen kwestie van armoede, maar van religieuze overtuiging. Vast staat, dat sommige zusters honderden goudguldens inbrachten in het convent. Er is sprake van nagelaten landerijen, erven en de aankoop voor een steenbakkerij. Kostbaar boekenbezit, zilveren, tinnen en koperen voorwerpen werden afgestaan aan het klooster.48 [48. Van der Pol, De lokroep van Jeruzalem, 211.] In de geestelijke oefeningen wordt ook het zorgvuldig omgaan met de gebruiksvoorwerpen van het huis betrokken. Hetzelfde geldt voor het gebruik de voeten van zijn naaste gewassen te hebben. De oefening in nederigheid wordt doorgetrokken tot in het

|pag. 81|

_______________↑_______________

volledig stil-zijn. Wie één dag in algehele zwijgzaamheid zijn zonden overdenkt, krijgt geestelijke beloning toegezegd.
     Het stuk maakt verder duidelijk dat het klooster voor de vrouwen echt een claustrum was, zoveel mogelijk een afgesloten geestelijke ruimte. Wie zich met verlof buiten de muren van het klooster begeeft, krijgt de opdracht om bij het verlaten van het convent zich van het teken van het kruis te voorzien en een Pater­noster of een Ave Maria te bidden, onder aanroeping van goddelijke bijstand. Op die manier kunnen de vijf zintuigen nauwkeuriger worden bewaakt. Ook hiervoor wijst de bisschop veertig dagen kwijtschelding toe.
     Voor de spiritualiteit van de zusters acht de schriftelijke bron het lijden van Christus van groot belang. De lijdensdevotie die er uit spreekt, concentreert zich op Christus’ bloed. Bij zijn besnijdenis vloeide bloed; tijdens het gebed tot de Vader in de hof vielen een soort bloeddruppels neer op de aarde; verder tijdens de geseling, tijdens de kroning met de doornenkroon en uit zijn vijf heilige wonden. Wie voor iedere afzonderlijke bloedstorting een Paternoster en een Ave Maria bidt, ontvangt daarvoor zieleheil. Hetzelfde geldt voor iedere kniebuiging ten overstaan van een gebeeldhouwde of geschilderde crucifix.49 [49. In het klooster werd in 1423 behalve een beeld van de H. Maagd ook een beeld ter ere van het Heilig Kruis geplaatst. Bij gelegenheid stelde de bisschop een aflaat in van 40 dagen voor wie ter ere daarvan bepaalde oefeningen van godsvrucht verrichte. Gem. Arch. Kampen, Ged. Arch. Kerken en Kloosters, 211. In de H. Kruisgetijden, bedoeld om zich biddend op het kruis te concentreren, wordt Christus aangeroepen als volgt: “Die te sexte tyt gheclomen biste in die galge des cruces. In welcken cruce Dye dorste om onse salicheit. Soe bidden wy Dy ynnichlicke dattu onse harten ontsteken ende dorsten wilste doen nae den kelic dynre pynen” (fol. 185v, 186r).] In deze context van passiedevotie past ook de vondst van een pijpaarden beeldje dat tijdens het recente archeologische onderzoek uit een van de beerkelders tevoorschijn werd gehaald.
Het beeldje stelt de evangelist Johannes voor, wenend aan de voet van het kruis.

Bovenstaand archiefstuk bevestigt dat de getijdentekst een gewenste houding veronderstelt en activeert, zowel ten opzichte van het zalig hemelleven, als van de wereld van het heden en de maatschappij. Het leven moet zich richten op God en het hiernamaals. In dit leven al, kan de dood als psychologisch gebeuren gestalte krijgen in het innerlijk afgestorven zijn. Naar buiten moet dit uitstralen in een ascetische levensstijl. Het aardse bestaan zélf, wordt getekend in termen van doodsbeschrijving. De lezer wordt geïnspireerd en aangezet tot deelname en identificatie. De bedoeling is, dat hij de betekenis van de tekst doortrekt tot in eigen leven:50 [50. Eerste en tweede lezing van de metten, fol. 136v en 139v.]
 

Totten gheselschap dynre salicheit
begeert onse ziele te comen …
waer mede dat wy alle teghende
teghenheiden deses leuens nae
volgende uwe voetstappen auer-
gaen moeghen Opdat wy nae den
eynde deser pelgrimadsen ende nae
den wtganck deses kerkers – Ver-
Onze ziel begeert te komen tot het
gezelschap dat deelt in uw zalig-
heid … Daarmeezullen wij, door
uw voetstapppen na te volgen, alle
moeite en tegenspoed van het leven
te boven komen. Opdat aan ons, na
het eind van deze pelgrimage en na
het verlaten van deze kerker

  

|pag. 82|

_______________↑_______________

 

leent genade der sunden Ende myt
enen onbesmytten clede blenckende
verdyenen moeten in te gaen in die
ewige blytschap ende waerachtige
ruste te hebben
genade van zonde verleend zal
worden. Zo zullen wij het ver-
dienen met een onbesmet, blinkend
kleed de eeuwige blijdschap in te
gaan en waarachtige rust te ver-
krijgen.

  

{afbeelding]

Treurende Johannes. Pijpaarden beeldje, vondst opgraving Agnietenklooster te Kampen.
Datering: eind 15e/ begin 16e eeuw. Fotostudio Harry Post, Kampen.

De leefgemeenschap van devote vrouwen van Sint Agnes zocht de geestelijke pelgrimage, maar men sloot zich niet af voor de medemens. De devote vrouwen

|pag. 83|

_______________↑_______________

functioneerden ook maatschappelijk. Ze hebben zwakken ondersteund, ouden-vandagen geholpen, zieken verzorgd en stervenden begeleid. Met het oog op deze maatschappelijke inzet werd in 1470 een aangrenzend pand en perceel aangekocht.
De koopacte daarvan vermeldt op de omslag: ’die coepbrieff van onsen syken-hues’.51 [51. Gem. Arch. Kampen, Gedep. Arch. Kerken en Kloosters 222.] Ook boden de zusters aan kostgangers en gasten onderdak.52 [52. Wie als gast een bezoek bracht aan de kapel van de heilige Agnes, ontving daarvoor vijf dagen kwijtschelding. Gem. Arch. Kampen, Ged. Arch. Kerken en Kloosters 212, toevoeging uit 1471 bij de schriftelijke bekrachtiging vanwege de bisschop van Utrecht.] En op hun kerkhof konden ook niet-kloosterlingen worden begraven. Er laat zich een direkt verband tussen maatschappelijk functioneren en geestelijke pelgrimage vermoeden.53 [53. Zo was ook de verzorging van de gasten in het aflaatsysteem opgenomen. Wie zich trouw had ingespannen om de gasten te verzorgen, ontving veertig dagen kwijtschelding. Wie hun de voeten had gewassen, kreeg tien dagen aflaat.
Gem. Arch. Kampen, Ged. Arch. Kerken en Kloosters 212, toevoeging uit 1471 bij de schriftelijke bevestiging vanwege de bisschop van Utrecht.]
Al is hiermee niet alle maatschappelijke inzet verklaard, de devote mens gaat wel in al zijn deugden de Bruidegom tegemoet. De weg omhoog loopt volgens de aanhaling uit het pelgrimslied Psalm 84 : 5-9 van deugd tot deugd.54 [54. Psalm van de lauden. Het verlangen naar de tempel, de woonplaats van God, loopt hier over in het uitzicht van eeuwig leven met God. Vanuit het aardse tranendal (Vulgaat: in valle lacrimarum) wordt dit verstaan als een opgang met het hart (ascensiones in corde suo), een aanschouwen van God. Dit kan worden bereikt in de weg van deugd op deugd (ibunt de virtute in virtutem).] Deugdzaam leven krijgt gestalte in werken van barmhartigheid. Dat deze spiritualiteit van de werken niet mag vervallen tot een oppervlakkige vorm van ’goed-doen’, geven de bewaardgebleven stukken, waarvan er hier één wat uitvoeriger werd aangehaald, ondubbelzinnig aan.55 [55. Het betreffende archiefstuk, Gem. Arch. Kampen, Gedep. Archieven Kerken en Kloosters 212, bezigt allerlei uitdrukkingen die een diep doorleefde spiritualiteit aangeven: cor suum, ex corde, cum animam suum, oculos cordis, cordialiter observare.]

Meditatieve plattegrond

Achter de getijdentekst zien we vrome middeleeuwers van alle rang en stand, onophoudelijk op zoek naar een uitweg uit de donkere aardse werkelijkheid. Temidden van kelken, kruisbeelden en gebedenboeken zien we devote vrouwen met gevouwen handen, opgeheven handen, gekruiste handen, zich houdend aan vrome regels, met sobere kleding aan het lijf, lid van een gebedsgemeenschap.
Hun “pelgrimadsie” was een bedevaartstocht. Niet naar een of ander massaal bezocht bedevaartsoord ergens ver weg. Het was een hemelvaart. De stad van God was een lichtbaken in hun bestaan. De vreugdezang, het halleluja van het hemels Jeruzalem stimuleerde. Vreugde in God bood perspectief. Met het gebedenboek als meditatieve plattegrond in de hand werd door hen dagelijks meermalen een tocht naar het hemelse centrum gemaakt. Deze bedevaart voltrok zich achter de muren van het convent; in kloosterkapel, eetzaal en slaapzaal.56 [56. Er van uitgaand dat het Sint Agnesconvent zich heeft ontwikkeld uit een gemeenschap van begijnen of Zusters des Gemenen Levens mag worden aangenomen, dat de zusters zich niet mediterend terugtrokken in een eigen cel.
Zij onderhielden een gemeenschappelijke leefwijze met als belangrijkste collectieve leefruimte kapel, refter en dormitorium. Voor wat het laatste betreft kan naar analogie gewezen worden op de leefregel van het Kamper Convent van Caecilia van der Toorn, een vereniging van Zusters des Gemenen Levens.
De vrouwen van dit convent waren verplicht gezamenlijk te eten en op één zolder te slapen, ’then waere om ziecheit of om anders enige zunderlinge noet’.
J. Grooten, Niet aan kloostergeloften en regel gebonden gemeenschappen van devote vrouwen te Kampen. Utrechtse Historische Cahiers. jrg. 2, nr. 3 (Utrecht 1981) 22, 24.]
Op vaste tijden van de dag voltrok zich daar een processie: een smekende, dankende en lovende ommegang rond de hemelse Stad. Het getijdenboek functioneerde ter overbrugging van de afstand.

Noten

De noten op pag. 84 t/m 89 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.

|pag. 84|

_______________↑_______________

 
– Pol, F. van der (1995). De middeleeuwse mens en zijn gebedscultuur: Kanttekeningen bij een getijdenboek van de zusters van Sint Agnes te Kampen. In P.H.A.M. Abels, J.L. Admiraal, G.N.M. Vis & I. Wormgoor (Reds.). DE KERK IN DE KOP: Bouwstenen tot de kerkgeschiedenis van Noord-West Overijssel. (pp. 69-89). Gouda/Delft: Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis/Eburon.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.