Thomas Berendtsz.

_______________↓_______________


|pag. 145|

THOMAS BERENDTSZ.

_______

     Als gezworen landmeter van Overijssel, schilder en architect is de man, wiens naam hierboven staat, in de geschiedenis van onze stad en in die van ons gewest bekend. Toen het dan ook 10 Mei 1935 juist 310 jaar geleden was, dat Berendtsz’s stoffelijk overschot in onze Bovenkerk werd bijgezet, meende het Bestuur der Stichting Campen ook de nagedachtenis van dezen man te moeten eeren.
     Want Berendtsz toch is niet alleen de artistieke bouwmeester, die voor onze stad de schilderachtige 17e eeuwsche Broeder-, Cellebroeders- en voormalige Buiten-Veenepoort ontwierp. Ook buiten Kampen, aldus meent de Duitsche Kunsthistoricus Dr G. Galland, is de invloed van Berendtsz als bouwmeester merkbaar, en dan wordt hij door dezen schrijver met eere vermeld. Bovendien vermoeden wij, hoewel dit niet met volledige zekerheid kan worden aangetoond, dat Berendtsz een Kampenaar [en geen Duitscher als Galland mogelijk acht] van geboorte was. Zijn familterelaties te Kampen, hierachter nader omschreven, doen ons dit vermoeden.
     Het bovenvermelde dan was de reden, dat genoemd Bestuur meende in de Bovenkerk alhier bij het graf van dezen bouwkunstenaar een eenvoudig gedenkteeken te moeten aanbrengen, zooals dat reeds in 1909 was gedaan voor den beroemden klokgieter Geert van Wou en in 1934 voor den vermaarden Kamper schilder Hendrick Avercamp, beide eveneens in deze kerk begraven. Bovendien, van deze drie beroemde Kampenaren is alleen van Thomas Berendtsz, zooals hij zijn naam schrijft, ons zijn graf [No. 78] en zijn hierbij afgebeelde graf-

_______________↓_______________


|pag. 146|

zerk, [met den onjuisten naam „Berentsen”] bekend. Men vindt dit graf onder het venster ten Zuiden van het orgel]. Op dezen zerk lezen wij o.m., dat

[afb. 1]

„10 MEI 1625
THOMAS „BERENTSEN”
IS lN DEN HEERE GERUST”.

     Van Berentsz’ leven is ons weinig bekend. Als gezegd, vermoeden wij dat hij burger van Kampen was en mogelijk ook daar ter plaatse werd geboren.
     Blijkens zijn testament, voor Schepenen van Kampen gemaakt 22 Juni 1610, heette zijn broer Willem Berents 1 [1.      Men merke op hoe verschillend de familienaam geschreven werd.]) en worden daarvan onzen Thomas als twee zusters genoemd Femmegen en Lubbegen Berendts, namen die niet op Duitsche afkomst wijzen.
     Nog eenige van Berendtsz’s levensbizonderheden mogen hier volgen.
     Waar wij weten, dat Th. B. [evenals later zijne vrouw] zijn testament te Kampen voor Schepenen liet maken en dat hij toen eenig geld aan de Boven- en Buitenkerk, alsmede aan de armen van Kampen legateerde, is het vrij zeker, dat Th. Berendtsz Kamper burger was. Ook wordt dit bijna zeker, door zijn eigen graf in de Bovenkerk alhier.

_______________↓_______________


|pag. 147|

     Dat hij van Kampen’s magistraat opdrachten ontving om voormelde stadspoorten te verbouwen, kan niet gelden als bewijs voor zijn Kamper burgerschap. Die opdrachten zouden hem, als begaafd bouwmeester elders wonende, ook kunnen zijn verstrekt.

     Th. Berendtsz’s echtgenoote was Mettgen (of Miettien) Sasse, In haar testament [voor Schepenen te Kampen gemaakt 6 Januari 1641] wordt vermeld dat zij tot broeders had Steven Sesse en [den toen reeds overleden] Hendrick Sassen en dat haar zusters waren Vrougen en Marrygen Sasse.
     Hoewel Th. Berendtsz’s vrouw in 1610 reeds in zijn testament wordt genoemd „kranck van lichame, edoch bij guiden verstande”. heeft zij, als wij gezien hebben, haar man nog 16 jaren overleefd.
     Dat Mettgen Sasse (dus Th. B’s vrouw), vrij zeker Kamper burgeres was) en wellicht ook daar is geboren, blijkt ook uit de bizonderheid, dat Gijsbert Sasse, schilder 20 Mei 1620, wegens vacature, verzocht landmeter van de provincie te mogen worden. Th. B. was, als blijken zal, nog in die functie werkzaam, er waren dus meer provinciale landmeters.
Gijsbert Sasse’s sollicitatie werd door Campen op den landdag te Zwolle gesteund 2 [2. Charter en Besch, VI, No. 4865.]). Hij was dus Kampenaar en wellicht verwant aan Th. B.’s vrouw. De familie Sasse was dus evenals de familie Berendtsz te Kampen gevestigd. Een en ander doet bij ons het tot eene aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden, dat Th. Berendtsz zoowel als diens vrouw te Kampen zijn geboren. Maar mogelijk, dat archiefbronnen hier de volledige zekerheid kunnen geven.
     Op onzen architect Th. Berendtsz terugkomende, zij vermeld, dat hij in het ambt van gezworen landmeter onzer

_______________↓_______________


|pag. 148|

provincie door Ridderschap en Steden werd benoemd 14 September 1611, terwijl hij 5 Februari 1612 als zoodanig door genoemd College werd beëedigd.
     Deze eed luidde als volgt: „Ick lave ende sweere int stuck van Landtmetonge eenen yderen, des versocht sijnde, sonder aansien van personen nae mijn Wterste ende beste wetenschap gelyck te doene, ende sulk niet te laten, noch to verswijgen om lieff noch om leet, noch om eenigerhande saicken; Dat mij Godt alsoe helpe!”

     
*

     Op zijn grafsteen komt onder het opschrift voor een ovale lauwerkrans om een schild waarin B.’s wapen, dat tijdens de Fransche revolutie is weggekapt. De bovenkant van dezen krans is versierd door een engelkopje, met ter weerszijden een vleugel.
     Genoemd wapen, dat Berendtsz zelf in het Album Amicorum van zijn neef, vriend en geloofsgenoot Marcus Gualtherus 3 [3.      Deze Wolffgang Marcus Gualtherus. geboren in Weinheim in de Beneden – Paltz bij Heidelberg, was een geleerde, die met veel zijner vermaarde tijdgeoooten bevriend was. Dit blijkt uit het Album Amicorum [uitgegeven door Mr J. Nanninga Uitterdijk in de Bijdr. tot de Gesch. van Overijssel, III, Zwolle, 1876].
     Na eerst te Heidelberg, heeft G. vermoedelijk daarna nog te Leiden gestudeerd en werd hij in 1604 Rector der Latijnsche school te Kampen.
     In genoemd album komen o.m. opdrachten voor vao de volgende in onze geschledenis beroemde mannen, vrienden van Gualtherus: Johannes Wttenbogaert, Caspar Barleus, Daniel Heinsius, Johannes Vollenhoven, Simon Episcopius, Reinier van Oldenbarnevelt.]
), Rector der Latijnsche School te Kampen, teekende, was een veld van keel (rood), waarop een zilveren valk, zittende op een hand.
     Hieronder schreef hij:
     „In teycken van stadige geneigentheijt van vrindschap tot sijnen neve den seergeleerden Wolffg. Marcus Gualtherus stelde met eijgener handt dit hierin.
THOMAS BERENDTSZ               
schilder en landmeter                    
In Maio Ao 1618”.     

_______________↓_______________


|pag. 149|

     Op de bladzij daarnaast in dit album teekende B. een bal, waar omheen een decoratief lint (banderol) met de spreuk Concvsse Svrgo.
     In mooi 17e eeuwsch handschrift schreef B. daaronder:

     „Gelijkerwijs een bal den Kaets niet en doet winnen,
     Ten zij men die wel sla, off weerkeere in ’t perck:
     Alsoo ook ons verstandt, bestiert door onse sinnen,
     Brengt nut noch proffijt in, ten zij gestelt te werck”.

     

*

     Het waren belangstellenden, leden der Stichting Campen, de heer Burgemeester, die de gedenksteen zou onthullen, Voorzitter en Secretaris der Kerkvoogdij der Ned. Herv. Kerk te Kampen, die Vrijdag 10 Mei te 3 uur in de Bovenkerk aanwezig waren om deze eenvoudige plechtigheid bij te wonen. Maar geven wij hiervan in hoofdzaak weer wat de Kamper Courant van Vrijdag 10 en Dinsdag 14 Mei 1935 daarvan mededeelt:

     „Van middag drie uur is in de Bovenkerk door onzen burgemeester onthuld de gedenksteen, daar aangebracht onder de auspiciën van de stichting Campen ter eere van den bouwmeester van Kampen’s beide renaissance-poorten, Thomas Berendtsz.
     De heer Reijers is het hier geweest, die de beteekenis van dezen bouwmeester naar voren heeft gebracht. O.a. herinnerend, dat het in 1925 drie eeuwen geleden was, dat Berendtsz te Kampen „In den Heere is gerust”, zooals te lezen staat op den door spr. gevonden grafsteen, welke vlak voor hem ligt, maar er waren toen, hier moeilijk te noemen, omstandigheden, die destijds een huldiging als deze naar het tweede plan hebben geschoven.
Toch liet althans hem, de gedachte niet los, Berendtsz,

_______________↓_______________


|pag. 150|

een Kampenaar, op wien wij trotsch mogen zijn, te eeren, zooals het vóór hem was gedaan ten aanzien van den wereldberoemden klokgieter Geert van Wou en van Hendrick Avercamp, beiden in deze kerk begraven, en waar voor ieder een eenvoudig gedenkteeken werd aangebracht.
     Van Berendtsz’ leven is ons weinig bekend. Wij weten niet van waar hij gekomen is. Dr Galland vraagt, of hij in Duitschland werd geboren. Wij weten het niet. Hij woonde blijkbaar te Kampen, was gehuwd met Mettgen (of Miettien) Sasse en voor Schepenen van Campen liet hij 22 Juni 1610 zijn testament maken. Zijn vrouw overleefde hem, want zij maakte in 1641, ook te Kampen, haar testament.
     Dat Berendtsz niet onbemiddeld was, blijkt uit de omstandigheid, dat hij vaste goederen bezat te Steenwijk en Giethoorn. Hij was, en dat pleit voor B.’s kennis en positie, een neef, vriend en geloofsgenoot van den geleerden Marcus Gualtherus, destijds rector der Latijnsche school te Kampen.
In diens Album Amicorum schreef en teekende B. twee opdrachten, op een waarvan B.’s familiewapen: een op een hand rustende zilveren valk op een veld van keel. Dit wapen was op zijn grafsteen gebeiteld, doch werd in de Fransche revolutie van de zerk weggekapt, maar in een der gebrandschilderde glasvensters onzer schepenzaal kreeg het weer een plaats.
     Voor zoover bekend, schrijft B. onder zijn naam steeds „schilder en landmeter” en toch was hij ook begaafd architect. Wat nu vreemd kan lijken: een landmeter, de schepper wordende van architectonisch belangrijke gebouwen.
Maar die oude landmeters waren in het algemeen mannen, die niet alleen met wis- en meetkunde vertrouwd waren, het waren meermalen ook kunstenaars. Spr. noemt b.v. Joost Janszoon Bilhamer (overl, 1591),

_______________↓_______________


|pag. 151|

ingenieur en landmeter van Amstelland, die als architect in 1566 voltooide de schitterend fraaie torenspits van de Oude- of St. Nicolaaskerk te Amsterdam. Hij noemde ook Jan Adr.zn Leeghwater, geb. te de Rijp, die leefde ten tijde van Prins Maurits, de ingenieur, die het eerste ontwerp maakte voor droogmaking van de Haarlemmermeer en die wordt genoemd als de achitect van de schilderachtige Raadhuizen van de Rijp en Graft. beide in Noord-Holland. Spr. zou me]er dergelijke universeele geesten kunnen noemen, o.a. Bloemaert,

[afb. 1]

_______________↓_______________


|pag. 152|

     Wat Berendtsz betreft, wij weten, dat hij voor den Kamper magistraat (de stadsrekeningen toonen het aan), de Broederpoort 1615 en de Cellebroederspoort in 1617 bouwde. Dat te Kampen de voormalige, prachtige Buiten-Veenepoort in 1616 naar zijn onderwerp werdt opgetrokken en ook dat B. aan de voormalige Hagenpoort aldaar is werkzaam geweest. Poorten, welke eigenlijk verbouwingen waren van de primitieve stadspoorten uit ongeveer 1465.

[afb. 2]

_______________↓_______________


|pag. 153|

     Omtrent Berendtsz schrijft dr. G. Galland in zijn Geschichte der Holländische Baukunst und Bildnerei, dat Berendtsz’s invloed merkbaar is aan de waterpoort te Sneek 1613, aan de geveltop van de kerkboog te Nijmegen, aan den bovenbouw van de voormalige Wirdemer poort te Leeuwarden, en dat hij dezen meester als de architect beschouwt van den fraaien gevel van de Hoofdwacht aan de markt te Zwolle (1614) alsook van de voormalige Diezerpoort aldaar. En wanneer wij in aanmerking nemen, dat Berendtsz juist in die dagen voor Zwolle’s magistraat werkzaam was en dat het Zwolsche stadsbestuur Berendtsz voor zijne bemoeiïngen een glasraam aanbood, dan wordt het bijna zekerheid, wanneer wij in B. meenen te zien den schepper ook van genoemde Zwolsche monumenten.
     Deze merkwaardige en begaafde man werd dan hier op 10 Mei 1625, ter ruste gelegd. Bij zijn graf dus verrichten wij door deze plechtigheid een daad van piëteit.
     Spr. verzocht daarna den burgemeester de onthulling te willen verrichten en den steen over te dragen aan de Kerkvoogdij der Ned. Herv. Gemeente, aan welk college

[afb. 3]

_______________↓_______________


|pag. 153|

voor de verleende medewerking spr. tevens dank bracht.
     De burgemeester, de ambtsketen om, bestuursleden van de Stichting Campen, onder wie bepaaldelijk mocht worden opgemerkt de heer F. Walkate – die zijn langdurige ongesteldheid gelukkig heeft overwonnen – de archivaresse. mej. Welcker, de voorzitter en de secretaris van het college van Kerkvoogden: de hh. W. ten Kate en Quarré, de directeur der Gemeentewerken, de secretaris van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, de heer J. Geesink uit Zwolle, en verder dames en heeren leden van de Stichting „Campen”. Tegenover die in kring geschaarden, was op een tafel de lessenaar geplaatst, waarachter eerst de heer Reijers en daarna de burgemeester heeft gesproken. Deze beginnende, ter beantwoording van het door den heer Reijers, voorzitter van de Stichting Campen, gesprokene met aan „Campen” dank te brengen, ook namens B. en W., welk college juist had vergaderd. Zij verheugen zich, dat er een lichaam is in de gemeente, hetwelk opzoekt in de historie, wat waard is herdacht te worden en zich dan van de verplichtingen kwijt. En persoonlijk vindt mr. Okma het dan aardig in verband met de mededeelingen van den heer Reijers dat spr. het teekenen en de wiskunde met haar door God gelegde vaste lijn wel eens beschouwd heeft als de meest principieele waarden bij het onderwijs. Terwijl men b.v. van geschiedenis te dikwijls kan maken wat men wil. Hij bracht de bewondering over van een timmerman die, voor het eerst te Kampen, bepaaldelijk gelegenheid had gehad de Broederpoort te bestudeeren. En ook hij sprak dank uit aan Kerkvoogden aan wie het gegeven is dit magistrale kerkgebouw in stand te houden. Hij herinnerde aan pogingen zijnerzijds om ook in de straten op Zuid den naam Berendtsz te bewaren.
Dit bewaren gebeurt dan nu, dank zij de Stichting Campen,

_______________↓_______________


|pag. 155|

tot in lengte van dagen ter eere van een die stil en bescheiden zijn leven is gegaan maar in wien wij, door zijn werk, mogen zien een beelddrager Gods. Een mensch wien het gegeven werd zich te ontplooien naar de talenten, welke door God in hem waren neergelegd. Terwijl, ook in deze, de heer Reijers zich weer heeft doen kennen als bijna een levende kroniek van oude tijden. Daarna overgaande tot de onthulling – het doen wegschuiven van het groene gordijn – begroette spr. dit eenvoudige gedenkteeken als een duurzame aanwijzing dat wij willen blijven eeren wat groot is geweest onder ons en grootsche dingen heeft voortgebracht. Ten opzichte van de vijf medeklinkers achter elkander in den naam, waagde spr. nog de lezing dat de naam zou aangeven Berendtszoon.
     Een woord van dank van Carnpen’s voorzitter. Waarna indrukwekkend orgelspel de korte plechtigheid heeft besloten.
Terwijl de aanwezigen den steen nader gingen bekijken”.

     

*

     Voor meerdere bizonderheden wordt voor Berendtsz en Gualtherus verder nog verwezen naar:

Verzameling stukken betr. Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 3e stuk, Zwolle 1865;
Bijdr. tot de Gesch. v. Overijssel, II, Zwolle 1875;
Bijdr. tot de Gesch. v. Overijssel, III, Zwolle 1876;
Bijdr. tot de Gesch. v. Overijssel, VIII, Zwolle 1885;
Bouwk. Weekblad No. 35. 1909;
A.J. Reijers, het tijdschrift Bouwkunst, 1909;
Dr Rogge’s geschriften betr. de Geschied. der Remonstranten;
Neerlandia No. 11. 1909.

A.J. REIJERS.          

     Kampen, Juli 1935.
 
– Reijers, A.J. (1935). Thomas Berendtsz. Kamper Almanak, 1935/’36, 145-155.

Category(s): Kampen
Tags:

Comments are closed.