Naar een nieuwe ‘Geschiedenis van Overijssel’

Cor Trompetter

Naar een nieuwe ‘Geschiedenis van Overijssel’

Enkele jaren geleden werd de behoefte aan een herziening van de ‘oude’ Geschiedenis van Overijssel, het boek dat in 1970 is verschenen, gesignaleerd door het Historisch Beraad Overijssel. In dit Beraad zijn de verschillende organisaties vertegenwoordigd die zich op het terrein van professionele en amateuristische geschiedbeoefening bewegen.1 [1. De volgende organisaties zijn in het Beraad vertegenwoordigd: de Overijsselse gemeentearchieven, de Hogeschool Windesheim, de Overijsselse Bibliotheekdienst, de Provinciale Archiefinspectie, het Stedelijk Museum Zwolle, het Historisch Centrum Overijssel, het Van Deinse Instituut, de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis en de Stichting IJsselacademie.] Een eigentijds werk, waarin een compleet beeld van de geschiedenis van Overijssel wordt gegeven, geënt op de laatste inzichten van de geschiedenis, werd node gemist. De noodzaak van deze nieuwe uitgave, de opzet en de standkoming van de inhoud wordt hieronder toegelicht.

Waarom een nieuwe ‘Geschiedenis van Overijssel’?

In 1970 verscheen als een van de eerste Nederlandse provinciegeschiedenissen de Geschiedenis van Overijssel. Bijna dertig jaar later blijkt dat dit werk in een aantal opzichten verouderd is. Zo zijn er sinds 1970 de nodige nieuwe publicaties over de geschiedenis van Overijssel verschenen, waaruit blijkt dat de oude geschiedenis een incompleet en soms onjuist beeld geeft van de geschiedenis van de provincie. We hoeven hierbij alleen maar te denken aan de studies van verschillende Twentse textielbedrijven, zoals van E.J. Fischer en A.L. van Schelven, de monografieën van W.Ph. Te Brake en P. Holthuis over Deventer, van J.C. Streng over Zwolle en de verschillende de studies over noordwest Overijssel en Salland.2 [2. E.J. Fischer, Fabriqueurs en Fabrikanten (Utrecht 1983); A.L. van Schelven, Onderneming en Familisme: Opkomst Bloei en Neergang van de Textielonderneming Van Heek & Co te Enschede (Leiden 1984); Wayne Ph. te Brake, Regents and Rebels, The Revolutionary World of an Eighteenth-Century Dutch City (Cambridge (MA) 1989); P. Holthuis, Frontierstad bij het scheiden van de markt, Deventer: militair, demografisch, economisch (Houten/Deventer 1993); J.C. Streng, Stemme in Staat. De bestuurlijke elite in de stadsrepubliek Zwolle, 1579-1795 (Hilversum 1997); T. Spek, F.D. Zeiler en E. Raap, Van Hunnepe tot de zee (Kampen 1996); J. ten Hove en F.D. Zeiler, Turfmakers en boterkopers (Kampen 1996). Met nadruk moet gesteld worden dat deze werken slechts een zeer kleine selectie vormen van alles wat er sinds 1970 verschenen is.]
Niet alleen de toename van onze kennis van Overijssel maakt de bestaande Geschiedenis van Overijssel tot een, naar de huidige maatstaven, onbevredigend werk. De samenhang tussen de bijna dertig verschillende hoofdstukken (waarvan één in het Duits) van bijna evenzovele auteurs ontbreekt vrijwel. De demografische, economische en sociale geschiedenis komt er, ondanks het hoofdredacteurschap van Prof. Dr. B.H. Slicher van Bath, met iets meer dan 40 pagina’s (op een totaal van meer dan 400) zeer bekaaid af.
Ook verder kenmerkt het werk zich door een gebrek aan evenwicht tussen verschillende onderwerpen. Om een voorbeeld te geven, de politieke en bestuurlijke geschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw beslaat slechts elf bladzijden, die vooral gaan over verschillende commissarissen der koning(in).
Tenslotte zijn een aantal hoofdstukken (geologie, taalgeschiedenis) in een dusdanig jargon gesteld dat ze vrijwel onleesbaar zijn. De oude Geschiedenis van Overijssel vormt geenszins de toegankelijke inleiding in de geschiedenis van Overijssel die we ons zouden wensen. Het is geen geschiedenis van de Overijsselaars, waarin de levens en ervaringen van de bewoners van de provincie in het verleden centraal staan.
Een nieuwe geschiedenis van Overijssel is hiernaast van groot belang voor de versterking van de regionale culturele identiteit. Juist in een periode van versnelde internationale samenwerking en globalisering blijkt er een behoefte aan

|pag. 143|

_______________↑_______________

een heroriëntering op het eigene. De sterk toenemende belangstelling voor genealogie, lokale en regionale geschiedenis en het succes van RTV Oost zijn hier voorbeelden van.
Het succes van publikaties als ‘Ach Lieve Tijd’ wijst er op dat er bij een groot publiek een levendige belangstelling bestaat voor geschiedenis van de nabije omgeving. Ook kan nog worden gewezen op de ongeveer 25.000 leden die de lokale historische verenigingen in Overijssel hebben. Mits de juiste invalshoek gekozen wordt, hoeft er daarom geen twijfel te zijn over de grote interesse voor een nieuwe provinciegeschiedenis.
Hier hangt direct mee samen dat in het voortgezet onderwijs de lokale en regionale geschiedenis een veel grotere plaats krijgt dan tot nu toe. De nieuwe geschiedenis van Overijssel kan hierbij een belangrijke rol vervullen. Wanneer vanaf het begin aansluiting gezocht wordt bij het onderwijs, kan parallel aan en op basis van de nieuwe provinciegeschiedenis nieuw lesmateriaal worden ontwikkeld. Ook hier geldt dat de voorgestelde benadering waarin Overijsselaars centraal staan veel mogelijkheden biedt om de geschiedenis van de provincie voor een groot publiek toegankelijk te maken. Tegelijkertijd wordt, door de link met het onderwijs te leggen, het draagvlak van de nieuwe geschiedschrijving aanzienlijk vergroot.
Tenslotte kan een nieuwe geschiedenis van Overijssel een verdieping vormen bij het cultuurtoerisme dat steeds meer opgeld doet, en waar op diverse plaatsen initiatieven voor zijn ontwikkeld. Wie kennis maakt met de tastbare sporen van het verleden, zal ook nieuwsgierig zijn naar de achtergrond, naar de ontstaansgeschiedenis van deze sporen en naar de maatschappij waarin ze tot stand zijn gekomen. Dit geldt voor de steden Zwolle, Kampen en Deventer, maar evenzeer voor het Twentse textielgebied en het Noordwest-Overijsselse plassengebied.

Aan welke voorwaarden moet een nieuwe geschiedenis van Overijssel voldoen?

Een voorwaarde tot een geslaagde nieuwe geschiedenis van Overijssel is dat deze geschreven wordt vanuit een duidelijke visie op de Overijsselse geschiedenis. Gebeurt dit niet, dan is de kans zeer groot dat het resultaat een bundel wordt van tamelijk op zich zelf staande artikelen, die aspecten van de Overijsselse geschiedenis behandelt, maar waarin de samenhang ontbreekt. Wanneer een dergelijke visie ontbreekt, kunnen we ons zelfs afvragen waarom er een geïntegreerde nieuwe geschiedenis van de hele provincie moet komen. Waarom, zo zou men dan zelfs kunnen stellen, geen aparte geschiedenissen van Twente, Salland, het Land van Vollenhove en de IJsselsteden? Wat is het bijzondere aan het gebied Overijssel dat een geschiedenis van dit gehele gebied rechtvaardigt?
Vanuit bestuurlijk-politieke oogpunt is een geschiedenis van de gehele provincie zeker gerechtvaardigd. Tot aan de vorming van Nederlandse eenheidsstaat in 1798 nam Overijssel binnen de Republiek een heel eigen positie in. Dit was ook op het vlak van de rechtspraak het geval. Daarna was Overijssel slechts een van de elf, recentelijk een van de twaalf. Weliswaar bleef Overijssel op een aantal vlakken, bijvoorbeeld op electoraal gebied, een eigen karakter houden, maar

|pag. 144|

_______________↑_______________

de structuur van het bestuur verloor dit eigen karakter. Hetzelfde geldt voor de rechtspraak. Ondanks de verschillen tussen de delen is de provincie echter wel steeds een eenheid gebleven en heeft zich de notie ‘Overijssel’ ontwikkeld.
Anderzijds geldt dat de verschillende delen van Overijssel economisch, sociaal en cultureel duidelijk onderscheiden ontwikkelingspatronen vertonen, die vooral te maken hebben met hun geografische ligging en natuurlijke gesteldheid. Dit is het geval voor de drie oude Kwartieren, het Land van Vollenhove, Salland en Twente, maar ook voor de drie steden Kampen, Zwolle en Deventer. Vanuit een gemeenschappelijk middeleeuws verleden als belangrijke handelssteden, hebben deze steden een duidelijk eigen karakter ontwikkeld.
Vanuit deze gegevenheden, te weten 1) het onderscheidene en gemeenschappelijke van de delen van de provincie, 2) de groei van de historische kennis en inzichten na 1970 en 3) de naar huidige maatstaven te geringe toegankelijkheid van de oude geschiedenis, kunnen we drie eisen afleiden waaraan een nieuwe geschiedenis, wil deze als provinciegeschiedenis geslaagd zijn, moet voldoen.

Conceptueel kader en periodisering
Een eerste eis voor een nieuwe geschiedenis van Overijssel is dat deze geschiedenis meer moet zijn dan de optelsom van de geschiedenissen van de verschillende delen met een bestuurlijk-staatkundig sausje. Er moet een conceptueel kader gekozen worden waarin het gemeenschappelijke van de verschillende delen een prominente rol krijgt, zonder dat het onderscheiden karakter van deze verschillende delen verloren gaat. Dit betekent ook dat de geschiedenis zal beginnen op het moment dat er zoiets als Overijssel ontstond en eindigt in de tweede helft van de twintigste eeuw. Alleen op deze wijze kan het onderscheidende en het gemeenschappelijke van de verschillende delen verklaard worden.

Toegankelijkheid
Een tweede eis is dat het werk voor een groot publiek interessant moet zijn. Deze eis heeft natuurlijk gevolgen voor de vorm, maar ook voor de inhoud. Een geschiedenis van Overijssel moet voor de huidige bewoners die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun provincie toegankelijk zijn. Deze toegankelijkheid is ten dele een kwestie van vorm en vormgeving. Zonder direct te kiezen voor een journalistieke stijl, zal duidelijk zijn dat de wetenschappelijke stijl die we in zovele publicaties vinden, niet de aangewezen weg is om een groot publiek te trekken. De geschiedenis moet niet alleen gekocht worden, maar ook gelezen. Vanuit deze optiek ligt het voor de hand dat aansluiting gezocht wordt bij de ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs.
De vormgeving moet het werk aantrekkelijk maken, zodat het niet alleen een lees-, maar ook een kijkboek wordt. Bovendien is, gegeven de huidige ontwikkelingen in de mediawereld, het boek allang niet meer de enige wijze waarop historische kennis kan worden gepresenteerd. De ontwikkeling van een cd-rom, naast de meer traditionele vorm van het boek, ligt dan ook voor de hand.
Ook de persoonlijke ervaringen van Overijsselaars in het verleden, ingeweven in de hoofdstukken en ingebracht als ingekaderde getuigenissen, moeten een integraal deel van het werk vormen.

|pag. 145|

_______________↑_______________

Naast de kwestie van vorm en vormgeving is de keuze van de kaders waarbinnen een geschiedenis van Overijssel geschreven wordt van groot belang.
Bestuurlijke en rechtshistorische onderwerpen, hoe belangrijke ook vanuit wetenschappelijk oogpunt, zijn voor een groot publiek minder interessant dan onderwerpen die dicht bij het leven van alledag staan. Dit geldt ook voor een technisch onderwerp als de historische demografie. Beargumenteerde demografische kengetallen kunnen beter als bijlage (op internet en floppy) beschikbaar worden gesteld dan als aparte hoofdstukken in het werk zelf. De uitkomsten moeten natuurlijk wel ingeweven worden in de hoofdtekst. Voor de bestuurlijke en rechtsgeschiedenis geldt dat ze beslist niet weggelaten kunnen worden, maar dat de praktijk van bestuur en recht, dat wil zeggen de wijze waarop de Overijsselaar hiermee in aanraking kwam, in het kader van een voor een groot publiek toegankelijke studie, van groter belang zijn dan de wijze waarop formele structuren zich hebben ontwikkeld.

Wetenschappelijk verantwoord
Een derde eis, misschien wel de belangrijkste, is dat een nieuwe geschiedenis van Overijssel de neerslag vormt van de nieuwste wetenschappelijke inzichten.
Al in 1982 werd geconstateerd dat onze kennis van het Overijsselse verleden een groot aantal leemten vertoont. Een aantal van de leemten die toen werden geconstateerd zijn inmiddels opgevuld, maar in andere gevallen is nog weinig vordering gemaakt. Recent onderzoek heeft aangetoond dat bestaande inzichten die grote delen van de demografische, economische en sociale geschiedenis van Overijssel betreffen en die vooral gebaseerd zijn op het in 1957 verschenen en zeer invloedrijke Een Samenleving onder Spanning van B.H. Slicher van Bath, niet houdbaar zijn. Echter, de revisie van deze bestaande inzichten is niet voltooid. Dit betekent dat – en hier ligt een duidelijk verschil met andere provincies – er voor een wetenschappelijk gefundeerde nieuwe geschiedenis nieuw onderzoek zal moeten worden gedaan. Het is niet verantwoord een werk te produceren dat gebaseerd is op aantoonbaar onjuiste inzichten. Hierbij moeten keuzen gemaakt. Het is, zowel uit oogpunt van tijd als uit financiële overwegingen, niet mogelijk om al datgene te onderzoeken dat vanuit wetenschappelijk oogpunt wenselijk is. Bij de keuze voor onderzoek moeten de grote thema’s en het doel van een nieuwe geschiedenis de leidraad vormen.

Opzet en Uitvoering

De hierboven geformuleerde eisen hebben belangrijke consequenties voor de opzet en uitvoering van een Geschiedenis van Overijssel.

Periodisering
Allereerst moet er een deling in de tijd gemaakt worden, omdat het geheel van de Overijsselse geschiedenis te omvangrijk is om in een werk geschreven te worden. Hoewel iedere indeling in zekere mate arbitrair is, zijn er goede redenen om voor een driedeling te kiezen, waarbij het eerste deel loopt tot ongeveer 1580, het tweede van het midden van de zestiende eeuw tot ongeveer 1850, en het laatste deel tot in de huidige tijd. Hierbij moet natuurlijk de kanttekening

|pag. 146|

_______________↑_______________

gemaakt worden dat de eind- en beginpunten niet absoluut kunnen zijn.
Zoals hierboven al aangeven, zal het begin liggen bij het moment waarop er zoiets als Overijssel, als staat- of rechtskundig begrip, in de bronnen verschijnt.
Als eindpunt van het eerste deel valt er veel voor te zeggen op de periode rond 1580 te kiezen. Natuurlijk, als breukjaar kan ook 1528 genomen worden, het jaar waarin Karel V als landsheer werd aangenomen, maar de periode waarin Overijssel tot het rijk van Karel V en Philips II behoorde is eerder de afsluiting van het eerste deel van de Overijsselse geschiedenis geweest dan het begin van een nieuwe periode. Hierbij moet wel worden aangetekend dat er ook binnen de delen van deel-perioden sprake kan zijn, waarin de Overijsselse geschiedenis heel specifieke kenmerken vertoont. De periode 1528-ca. 1580, toen Overijssel in de invloedssfeer van het Brusselse hof lag, is hier een goed voorbeeld van.
Na 1580 begint een tijd van heroriëntering, met eerst een schoorvoetende en later een duidelijke overgang van Overijssel naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Ook markeert de periode rond 1580 het begin van een lange en pijnlijke overgangsperiode op economisch gebied, waarbij de oriëntering op Duitsland steeds minder perspectief bood, en Overijssel langzamerhand in de invloedssfeer van de Hollandse economie terecht kwam. Mocht blijken dat door deze keuze er een zekere onevenwichtigheid optreedt tussen de drie delen, dan kan als alternatief het moment gekozen worden waarop Overijssel voorgoed tot de Republiek ging behoren (1650), het moment waarop het heroriënteringsproces vrijwel voltooid was.
De hier voorgestelde keuze verschilt duidelijk van de keuze die bij de andere provincie geschiedenissen is gemaakt. De keuze die voor Overijssel gemaakt wordt, moet echter vanuit het Overijsselse perspectief gemotiveerd worden. Dit geldt niet alleen voor het eindpunt, maar ook voor het beginpunt. Wat betreft het begin kan gekozen worden voor het begin van de bewoningssporen. Of dit veel toevoegt aan onze kennis van ‘Overijssel’? Beter is het daarom te beginnen op het moment dat wat we nu als Overijssel kennen vorm begon te krijgen, de negende of tiende eeuw. Hoe vervelend dit voor archeologen ook mag klinken, de echte geschiedenis van Overijssel begint op het moment dat bronnen ons in staat stellen een beeld van het leven en de menselijke verhoudingen te geven.
Bovendien geldt dat in de andere provinciegeschiedenissen de hoofdstukken over vroegste geschiedenis tot de slechtst leesbare behoren. Het gaat hier om een thematiek die zich bij uitstek lijkt te lenen voor een wetenschappelijke behandeling, maar die slecht toegankelijk te maken valt voor een groot publiek.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat de beschrijving van het landschap, de leefomstandigheden waar de Overijsselaars mee te maken hadden, wel een plaats moet krijgen.
De keuze voor het midden van de negentiende eeuw als eindpunt van een tweede deel is eveneens gedaan vanuit het perspectief van de Overijsselse geschiedenis. In andere provinciegeschiedenissen wordt vaak 1795, het einde van de Republiek, als breekpunt genomen. De keuze voor 1795 is zodoende bijna uitsluitend vanuit de politiek-bestuurlijke geschiedenis gemotiveerd.
Vanuit het oogpunt van de sociale en economisch geschiedenis is 1795 vrijwel zonder betekenis geweest. Nemen we de landbouw en de nijverheid, dan blijkt

|pag. 147|

_______________↑_______________

dat hier het midden van de negentiende eeuw het breekpunt was. Toen waren de zo belangrijke markedelingen plaats op hun hoogtepunt en kwam de industrialisatie op gang. Ook vanuit het oogpunt van de politiek-bestuurlijke geschiedenis is het midden van de negentiende eeuw van zeer groot belang geweest.
De Grondwet van 1848 vormde de opmaat voor de democratisering van de samenleving die in de twintigste eeuw haar beslag kreeg. Bovendien kwam hiermee het einde van de invloed van de adel op politiek en bestuurlijk niveau in zicht. Vanuit het oogpunt van de godsdienstige geschiedenis kan hier nog aan toegevoegd worden dat de zo belangrijke Afscheiding in deze tijd plaatsvond.

Conceptueel kader
Als tweede consequentie van de eerste eis moet een conceptueel kader gekozen worden waarbinnen het onderscheidene en het gemeenschappelijke in de Overijsselse geschiedenis vorm wordt gegeven. Dit kan door twee brede thema’s te kiezen, te weten ‘Stad en Platteland’, en ‘Mensen en Machten’. Deze twee thema’s, die elkaar deels overlappen, zijn voldoende breed om de gehele geschiedenis van Overijssel aan op te hangen, en zijn zeer geschikt om het specifieke karakter van de Overijsselse geschiedenis uit te lichten. Een benadering van de Overijsselse geschiedenis langs de lijnen van deze twee thema’s kan er voor zorgen dat er geen vergruisd beeld ontstaat, waarbij elk aspect van de Overijsselse geschiedenis een afzonderlijke plaats krijgt. Ook in sommige andere provinciegeschiedenissen is dit als uitgangspunt gehanteerd, maar in de praktijk niet gerealiseerd. We mogen bij een project als dit niet de illusie hebben dat over alles wat zich ooit heeft afgespeeld iets gezegd en geschreven hoeft te worden. Belangrijker is dat de lange ontwikkelingslijnen die zich in de Overijsselse geschiedenis aftekenen helder en duidelijk, en in hun onderlinge samenhang, geschetst worden.

Stad en Platteland

De Overijsselse samenleving was een samenleving waarin tot 1795 de drie IJsselsteden een prominente rol speelden, en het was ook een samenleving van talloze kleine steden waar, hoe klein ook, zich een stedelijk bewustzijn, en dan vooral een bewustzijn van stedelijke autonomie ontwikkelde. Tegenover deze steden en stadjes stond het platteland, waar de adel, alleen al door haar grondbezit, lang een sterk stempel op drukte. Bovendien had de structuur van de samenleving op het platteland bestuurlijk, sociaal en economisch een eigen karakter.
Waar we enerzijds de tegenstellingen moeten benadrukken, mogen we anderzijds niet vergeten dat stad en platteland, burgers, adel en boeren niet alleen tegenover elkaar stonden, maar ook op elkaar waren aangewezen, of misschien liever, tot elkaar veroordeeld. De stichting van kloosters op het platteland, om een voorbeeld uit de Middeleeuwen te geven, was nauw verbonden met stedelijke religieuze ontwikkelingen. Na 1795 veranderde de politiek-bestuurlijke structuur, maar op andere vlakken was er toch vooral continuïteit in de relatie tussen stad en platteland. Economisch, maar ook cultureel en religieus vonden

|pag. 148|

_______________↑_______________

er wel de nodige veranderingen plaats, maar stad en platteland bleven tot op de dag van vandaag twee werelden: soms ver van elkaar, soms dicht bij elkaar, maar nooit hetzelfde.

Mensen en Machten

Het thema, ‘Mensen en Machten’, leent zich bij uitstek voor een politiek-bestuurlijke geschiedenis waarin niet de ontwikkeling van structuren centraal staat, maar de wijze waarop machtsrelaties tussen mensen zich door de eeuwen heen ontwikkelden. Evenzeer vormt het een goede basis voor een studie van de ontwikkeling van de Overijsselse economie en de wijze waarop religie en cultuur het dagelijks leven vorm gaven. Ook hierin kwam het eigene van de Overijsselse samenleving tot uiting. We kunnen hierbij denken aan de rol die de adel gespeeld heeft, maar ook aan de wijze waarop de Overijsselse overheid in het verleden van boven af, soms met meer en soms met minder succes, heeft getracht de samenleving te structureren en te vormen. Het thema ‘Mensen en Machten’ kan, om nog een voorbeeld te geven, ook uitstekend dienen als een leidend thema voor de geschiedenis van de relatie mens-natuurlijke omgeving.
In de strijd tegen het water in het Westen van de provincie, en die tegen het zand in het Oosten, stonden menselijke en natuurlijke machten tegenover elkaar.

Toegankelijkheid
Aan de eis dat de geschiedenis van Overijssel voor een groot publiek toegankelijk moet zijn, is ten dele voldaan door de hierboven gemotiveerde thematische opbouw. Hieraan moet, misschien ten overvloede, worden toegevoegd dat de thema’s zodanig behandeld moeten worden dat mensen centraal staan. Het individuele kan niet maatgevend zijn voor het algemene, maar zonder het individuele is het algemene zonder betekenis. Concreter: de gevolgen die historische ontwikkelingen gehad hebben krijgen pas inhoud wanneer de betekenis van deze ontwikkelingen voor individuen duidelijk wordt. Anderzijds moeten veranderingsprocessen niet als autonome ‘dingen’ gezien worden, maar als het resultaat van zowel onbedoeld menselijk handelen als van bewuste menselijke beslissingen.
Deze, misschien toch enigszins abstracte, formulering van ‘toegankelijkheid’ heeft directe praktische gevolgen. Zoals de meeste wetenschappers gebruiken ook historici een jargon dat vakgenoten delen, maar dat de leesbaarheid van hun werk voor een groot publiek vaak belemmert. Daarom moeten de auteurs bewezen stilistische kwaliteiten hebben, of er moet een eindredacteur zijn die grote bevoegdheden heeft om de leesbaarheid van de individuele bijdragen te waarborgen.
Ook de vormgeving kan aan de toegankelijkheid een belangrijke bijdrage leveren. Al eerder is gewezen op de mogelijkheden die nieuwe media als de cd-rom bieden en het toevoegen van citaten als illustraties. Goed gedoseerde fragmenten van (ego) documenten kunnen de lezer direct in het verleden zetten en soms meer vertellen dan een historische beschouwing. Ook de andere illustraties moeten met grote zorg gekozen worden. Ze moeten het verhaal ondersteu-

|pag. 149|

_______________↑_______________

nen, en niet alleen geplaatst worden op basis van hun beschikbaarheid of esthetische waarde. Gezien de ervaringen elders moet de beeldredactie vanaf het begin bij het project betrokken zijn. Auteur, beeldredactie en eindredactie staan niet los van elkaar.

Wetenschappelijke kwaliteit
De eis dat de nieuwe geschiedenis van Overijssel de neerslag moet vormen van de nieuwste wetenschappelijke inzichten betekent dat er incidenteel nieuw onderzoek gedaan moet worden. Het wetenschappelijk onderzoek van de geschiedenis van Overijssel heeft onder de impuls van het Van Deinse Instituut en de IJsselacademie weliswaar de laatste jaren vooruitgang geboekt, maar van een gestructureerde aanpak is geen sprake geweest. Bovendien ontbreekt nogal eens de kritische reflectie op bestaande inzichten. Slechts incidenteel is de motor van wetenschappelijke vooruitgang, de discussie, op gang gebracht.
Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen maar dit verandert weinig aan de feitelijke situatie dat we in Overijssel, vergeleken met de meeste andere provincies, met enige achterstand op het gebied van de wetenschappelijke geschiedschrijving te maken hebben.
Dit betekent dat er door de auteurs, uitgaande van de hierboven geschetste kaders, een voorlopige hoofdstukindeling voor elk van de drie perioden gemaakt moet worden, waarin aangegeven wordt wat in de onderscheiden delen aan de orde moet komen. Vervolgens kan dan worden bepaald waar er leemten in de kennis zijn, en kan een onderzoeksplan per periode worden opgesteld.
Dit geeft al in een vroeg stadium een overzichtelijke werkstructuur.

Auteurs
De nieuwe geschiedenis van Overijssel moet een samenhangend, geen samengesteld, beeld geven van de geschiedenis van het leven in Overijssel. De keuze voor samenhang impliceert de keuze voor een beperkt aantal auteurs, dat in staat is een synthese tot stand te brengen. Idealiter zou een auteur in staat moeten zijn een gehele periode voor zijn of haar rekening te nemen. Men kan tegenwerpen dat de drie auteurs dan wel hun eigen kleur aan de geschiedenis toevoegen. Dit echter, is geen echt bezwaar. Het is beter de Overijsselse geschiedenis vanuit een duidelijke visie te schrijven, dan krampachtig te doen alsof het mogelijk is te komen tot een ‘neutrale geschiedenis’, die vlees noch vis is. Bovendien geven de twee hierboven geformuleerde thema’s al een duidelijk kader.

Tot slot

De hier voorgestelde opzet van een nieuwe geschiedenis van Overijssel is een ambitieus project, ambitieuzer dan de tot nu tot verschenen provinciegeschiedenissen. De keuze voor deze opzet is gebaseerd op de evaluatie van de bestaande geschiedenissen en op een visie op wat een provinciegeschiedenis zou moeten zijn. De tot nu toe geschreven provinciegeschiedenissen zijn vrijwel alle onbevredigend omdat ze niet gebaseerd zijn geweest op een duidelijke visie op het waarom van een provinciegeschiedenis. De nieuwe geschiedenis

|pag. 150|

_______________↑_______________

van Overijssel, uitgevoerd langs de hierboven voorgestelde lijnen, kan en zal meer zijn. Het zal een prikkelende en stimulerende geschiedenis zijn die niet alleen kennis herbergt, maar die ook de basis vormt voor een discussie over Overijssel en Overijsselaars in het verleden, en die de plaats van Overijssel en de Overijsselaars binnen de Nederlandse geschiedenis definieert.

Noten

Noten zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
 
– Trompetter, C. (2001). Naar een nieuwe ‘Geschiedenis van Overijssel’. Overijsselse Historische Bijdragen, 116 143-151.

Category(s): Overijssel

Comments are closed.