Digestum Vetus 1448-1478

digestum vetus
1448-1478

KAMPER GENEALOGISCHE EN HISTORISCHE BRONNEN DEEL 3

K. SCHILDER

UITGEGEVEN MET MEDEWERKING VAN HET ARCHIEF DER GEMEENTE KAMPEN

_______________↓_______________


|pag. 1|

INLEIDING

In 1875 begon de Vereniging voor Overijsselsch Regt en Geschiedenis met de uitgave van een serie Overijsselse stadsrechten.
Het eerste deel in de reeks was een gecombineerde transscriptie van “Dat boeck van rechte dier stat van Campen” en “Dat Gulden Boeck”; twee handschriften betreffende het oudste Kamper recht.
Als tweede deel verscheen in 1878 het “Digestum Vetus”. Aan het verschijnen van dit deel ging het volgende vooraf.
In de vergadering van de VORG van 5 november 1864 deelde Mr J.C. Bijsterbosch aan bestuur en leden mee dat hij het Boek van Rechte en het Gulden Boek der stad Kampen had afgeschreven (getransscribeerd) en dat hij nu hoopte te beginnen met het afschrijven of op zijn minst met het maken van uittreksels van het “Digestum Vetus”. Op deze wijze zou het mogeljjk zijn bedoelde handschriften te laten drukken en openbaar te maken.
Op de vergadering van 2 juli 1867 deelde de heer Bijsterbosch enkele op pater Brugman betrekking hebbende aantekeningen uit het Digestum Vetus aan de leden van de VORG mee. Mogelijk had hij de op het stadsrecht betrekking hebbende aantekeningen al afgeschreven en wilde hij, wetende dat de aantekeningen over Brugman omdat ze geen betrekking op dit stadsrecht hadden daarom ook niet gedrukt zouden worden, de leden deze historische gegevens niet onthouden.
Tot 1876 horen we nu niets meer van het Digestum Vetus, maar in de vergadering van 13 juni van dat jaar komt de uitgave opnieuw ter sprake. Ik wil u de volledige tekst van het op die vergadering aangaande het D.V. besprokene niet onthouden.

,,Alsnu komt aan de orde het door de vergadering van het Bestuur ver-
,,langde rapport omtrent de uitgave van het gedeelte der Kamper Stad-
,,regten, het Digestum Vetus genaamd, luidende als volgt:
,,Ter laatste algemeene vergadering werd door het lid Nanninga Uit-
,,terdijk de wensch geuit,dat bij de voorgenomen uitgave van het Di-
,,gestum Vetus men zich niet enkel bepale tot een uittreksel, zooals
,,thans voor de pers gereed ligt, daar in het alzoo onuittegeven ge-
,,deelte vele regterlijke uitspraken, vele historische bijzonderheden
,,vermeld worden, die niet van belang zijn ontbloot. Daarbij werd door
,,hem tevens in herinnering gebragt, dat er in het handschrift ter zijde
,,van onderscheidene ordonnantiën en aantekeningen, teekeningen voor-
,,komen, die dienstig kunnen zijn voor de kennis van maatschappelijke
,,toestanden in de vijftiende eeuw, wat klederdragt, gebouwen, schepen,
,,enz.betreft.
,,De vergadering noodigde daarop het Bestuur uit om in deze vergade-
,,ring den uitslag mede te deelen van een onderzoek, in hoever het
,,raadzaam is zoodanige volledige uitgave van het Digestum Vetus te
,,geven, en in hoever het mogelijk is de bedoelde afbeeldingen, die be-
,,langrijk mogten zijn, te laten afdrukken. Aan die uitnodiging voldoen-
,,de, heeft het Bestuur de eer het volgende mede te deelen;
,,De voorgenomen uitgave van het Digestum Vetus is bestemd deel uit
,,te maken van de verzameling van stadregten van Kampen. Daarin be-
,,hooren dus alle die gedeelten van het handschrift, die bepalingen
,,van stadregt in den ruimsten zin bevatten. Zoals dikwerf in derge-
,,lijke oude stukken het geval is, komen ook hier in dit handschrift
,,onderwerpen van den meest onderscheiden aard voor, met name beken-
,,tenissen van misdadigers, uitgebreide finantiëele opgaven, historische
,,aantekeningen, enz. Deze behooren eigenaardig niet in de verzameling
,,van stadregten tehuis. Het Bestuur wil gaarne de mogelijkheid aan-
,,nemen, dat in het uittreksel, voor de pers bestemd, te streng misschien
,,de grens is getrokken, en zou dus voorstellen eene commissie van drie
,,leden te benoemen, met magtiging om het bedoelde uittreksel aan te
,,vullen met hetgeen in het oorspronkelijke handschrift nog meer mogt
,,worden gevonden, tot eigenlijk stadregt in ruimen zin betrekkelijk.
,,Wat de afbeeldingen in gezegd handschrift betreft, meent het bestuur
,,te moeten opmerken, dat ze blijkbaar bestemd zijn om het opzoeken der

_______________↓_______________


|pag. 2|

,,verschillende onderwerpen gemakkelijk te maken, en dat ze voorkomen
,,dikwijls van latere dagtekening te zijn dan de eigenlijke aantekenin-
,,gen, waarnaast ze zijn geplaatst. Enkele kunnen tot opheldering van
,,maatschappelijke toestanden dienen, als bijv. die van het stadsvaandel,
,,een stadsbode, de kaak, eene school, omdat men kan aannemen, dat de
,,werkelijkheid van het oogenblik der afbeelding daaraan tot grond-
,,slag heeft gelegen, al kan men het tijdstip dier afbeelding ook niet
,,naauwkeurig bepalen. De meesten echter als betreffende zeer alge-
,,meene voorwerpen, als koeijen, paarden, ganzen, zwaarden enz. schijnen
,,geen genoegzaam belang te kunnen inboezemen. Aan het afbeelden en
,,afdrukken dier teekeningen staat, na verkregen vergunning van het
,,Bestuur der gemeente Kampen, niets in den weg, tenzij de daaraan ver-
,,bonden kosten bezwaar opleveren. Mogt men daartoe besluiten willen,
,,dan zoude het Bestuur van oordeel wezen, dat aan bovenvermelde com-
,,missie de keuze der daartoe bestemde afbeeldingen en de uitvoering
,,behoorde opgedragen te worden.
,,Mr. Nanninga Uitterdijk meent er op te moeten wijzen, dat er, behalve
,,de afbeeldingen der in het praeadvies met name genoemde voorwerpen,
,,nog onderscheidene andere merkwaardige zijn, als van kloosters, sche-
,,pen en speciaal van dobbelsteenen, in wier vorm en inrichting in
,,vroeger eeuwen vele afwijkingen en verscheidenheden bestaan. Hij meent
,,verder dat de afbeeldingen van dezelfde dagtekening zijn als de ver-
,,ordeningen, zooals ook kan blijken uit de omstandigheid, dat de tekst
,,en de afbeeldingen met dezelfde hand en met dezelfde inkt zijn ver-
,,vaardigd, en rekent ze van zeer veel belang, daarbij wijzende op het
,,oordeel van dr. Gonvin, Freiherr von der Ropp, die getuigt: “diese
,,Zeichnungen gewähren für die Kunde der Sitten und Gebräuche unge-
,,mein schätzbare Beiträge”, (Nachrichte vom Hansischen Geschichts-
,,Verein, Viertes Stück, s. 43). De voorzitter licht het praeadvies nog
,,kortelijk toe en gelooft dat de te benoemen commissie de opmerkin-
,,gen van den vorige spreker zal weten te behartigen; hij stelt voor
,,tot de benoeming van die commissie over te gaan. Het rapport van het
,,Bestuur wordt goedgekeurd en tot leden der daarin benoemde commis-
,,sie benoemd: de heeren van Doorninck, van Riemsdijk en de Vos van
,,Steenwijk, die zich die benoeming laten welgevallen.

De mededeling dat bovenbedoeld rapport gereed is wordt aan de leden van de VORG gedaan in de vergadering van 5 juni 1877, terwijl in de vergadering van 30 oktober van datzelfde jaar door de voorzitter aan de heer Nanninga Uitterdijk wordt gevraagd om afschriften te maken van de aantekeningen in het Digestum Vetus die door de commissie geschikt werden bevonden om alsnog met de reeds vervaardigde stadrecht aantekeningen te worden gedrukt.
Aan de wens van de heer Nanninga Uitterdijk is dus gedeeltelijk voldaan; hij die de inhoud van het in 1879 aan de leden toegezonden Digestum Vetus doorneemt, zal opmerken dat de stukken over pater Brugman zijn opgenomen en dat er behalve enkele andere historisch belangrijke aantekeningen ook het verhaal in staat van de dood van bisschop Rolof van Diepholt.
Wat de achter in het gedrukte werk opgenomen tekeningen betreft; lang niet alle tekeningen zijn uit het oorspronkelijke handschrift overgenomen.

Mede daarom heb ik gemeend om ruim honderd jaar na het verschijnen van het Digestum Vetus in gereduceerde vorm, dit handschrift in zijn geheel te moeten publiceren, dus de gehele tekst met alle tekeningen. Echter niet als de gebruikelijke transscriptie, maar in de zogenaamde regestvorm.
In deze vorm wordt de oorspronkelijke middelnederlandse tekst overgezet in een moderne schrijfwijze, zodat nu niet alleen zij die het middelnederlands kennen, maar alle geïnteresseerden in de Kamper historie de 15de eeuwse aantekeningen kunnen begrijpen.
Een nadeel van deze wijze van publiceren is, dat in de regesten de vorm en uitleg die ik aan de oorspronkelijke teksten heb gegeven, af en toe kunnen verschillen van die, welke een historicus of neerlandicus er

_______________↓_______________


|pag. 3|

aan zou hebben gegeven. Dit moet echter op de koop worden toegenomen, want het zou te veel tijd en geld hebben gekost om alle regesten door vakmensen te laten controleren.
De afbeeldingen heb ik uit copieën van de originele bladzijden geknipt en daarna opgeplakt en voorzien van een nummer dat verwijst naar het regest. Ze zijn niet altijd scherp en duidelijk want het was niet mogelijk de tekeningen in de binnenmarges van het D.V. steeds goed op de copie te krijgen. Het doordrukken van de rug zou namelijk het boek hebben beschadigd. Voor hen die de tekeningen in het D.V. beter willen bekijken bestaat de mogelijkheid om een gefilmde copie, aanwezig in de studiezaal van het Kamper archief te raadplegen. Het boek kan door middel van die film blad voor blad op een scherm zichtbaar worden gemaakt.

Omdat ik geen latijn ken, laat staan de oude latijnse teksten, die voor het grootste deel uit afkortingen bestaan, kan lezen, heb ik Mr C.van Heel provinciaal archiefinspecteur van Overijssel gevraagd en bereid gevonden om een vijftal bladzijden in deze taal, in regestvorm over te zetten. Hem dank ik voor zijn belangeloze medewerking.
Verder dank ik de heer J. Grooten archivaris van de gemeente Kampen en zijn medewerkers mej. D. Haze en de heer J. Overweg voor hun aan mij verleende hulp.

Kampen, 15 mei 1985

K. Schilder

_______________↓_______________


|pag. 4|

ENKELE GEGEVENS OVER HET DIGESTUM VETUS (O.A. nr 8)

Titel

Op de eerste bladzijde van het handschrift staat op een stuk ingeplakt perkament, geschreven met de hand van Dr. Reinier Bogerman secretaris van Kampen in de eerste helft van de 16e eeuw, het volgende te lezen:

,,Decretum Dominorum cum picturis alias Digestum Vetus.
,,Librum Vetum etiam dicuntur Collectoriurn, later Collectorium
,,Magnum daer op staet De Electione Magistratus.

Mogelijk is dit stukje perkament een deel van de oorspronkelijke omslag van het handschrift. De tegenwoordige titel is aan dit opschrif ontleend.

Vorm en foliëring

Het D.V. bestaat uit een aantal katernen papier die tot een geheel zijn gebonden in een waarschijnlijk 20e eeuwse perkamenten band.
Tussen de bladen zijn, meestal chronologisch in goede volgorde een aantal kleine velletjes papier meegebonden.
Het formaat van de bladen is ongeveer 30 X 21 cm.
De foliëring in romeinse cijfers begint met XIII en eindigt met CXXXII.
Waarschijnlijk is deze foliering aangebracht door Dr. Bogerman die in opdracht van de Raad uit verschillende oude registers de stadswetten en keuren moest verzamelen.
De meegebonden velletjes (op twee na) en enkele grote bladen zijn niet gefolieerd zodat deze waarschijnlijk pas later zijn meegebonden.
Wat er op de weggeraakte eerste twaalf bladen heeft gestaan weten we uit de op blad CIverso beginnende tabula (inhoudsopgave).
Ik heb bovengenoemde foliëring overgenomen, voor de niet genummerde bladen “bis” gebruikt en de kleine velletjes het woordje “na” gevolgd door het nummer van de voorafgaande bladzijde, meegegeven.

Watermerken

Het papier waaruit het D.V. is samengesteld is gezien de verschillende watermerken waarschijnlijk niet in een keer aangeschaft.
Voor het determineren van watermerken wordt algemeen het door C.M. Briquet geschreven standaardwerk “Les Filigranes” gebruikt.
De volgende nummers (of varianten ervan) uit bovengenoemd werk heb ik aangetroffen in het papier dat voor het D.V. is gebruikt.
362, 403, 711, 8527, 8593, 12476 en 14189. Het zijn, zoals te verwachten was, watermerken van papier uit de periode ca 1440 tot ca 1470.
Een tweetal aangetroffen watermerken kon ik in het werk van Briquet niet terugvinden, ook niet in een variëteit.

Datering

Het oudst gedateerd zijn enkele afschriften van rentebrieven, namelijk 3 en 6 augustus 1448 (nrs 581—583).
De jongste inschrijvingen zijn van januari 1478 (nrs 612, 613).
De aantekening van 26 april 1509 (nr 194) is een aanvulling van de oorspronkelijke bepaling, geschreven met de hand van Dr. Bogerman.
De chronologische volgorde van de inschrijvingen is, waarschijnlijk ten gevolge van een herinbinding, hier en daar in de war geraakt, doch dit is niet belangrijk voor het geheel omdat bijna iedere inschrijving afzonderlijk is gedateerd.
Deze datering heb ik boven ieder regest gezet, met erachter tussen haakjes de oplossing. De oplossing kon tamelijk gemakkelijk worden gevonden door gebruik te maken van het bekende “Taschenbuch” van Grotefend.
De afkortingen van de oorspronkelijke dateringen heb ik zo goed mogelijk opgelost en de arabische cijfers vervangen door letters; dus 2a werd secunda, 3a tertia, 4ta quarta, enz.

_______________↓_______________


|pag. 5|

In Kampen werd in de middeleeuwen de zogenaamde kerststijl gehanteerd waarbij het jaar begon op eerste kerstdag. Dus 28 december 1474 was gerekend naar de jaarstijl 28 december 1473. Ook hiermee heb ik bij de oplossingen van de dateringen rekening gehouden.
Sacramentsdag die in het bisdom Keulen op de tweede vrijdag na pasen werd gevierd, hield men in Kampen, voor zover ik heb kunnen nagaan, altijd in juni. De juiste datum heb ik echter niet kunnen achterhalen.

De schrijver(s) en tekenaar.

De vraag wie de maker is geweest van de in het Digestum Vetus bij de teksten geplaatste tekeningen is al enkele keren eerder gesteld, maar nog nooit afdoende beantwoord. Het is, en daarmee sluit ik mij aan bij wat Nanninga Uitterdijk in de VORG vergadering van 13 juni 1876 al zei, in ieder geval dezelfde persoon geweest als hij die de teksten schreef, want gedurende de gehele periode die het D.V. bestrijkt zien we hetzelfde handschrift bij de tekeningen.
Dit handschrift vinden we ook in enkele andere 15e eeuwse registers en wel voor het eerst in een akte van 5 augustus 1444 (R.A. 53 fo 31v) en voor het laatst in een stuk van 18 maart 1476 (O.A. 10 fo 71v).
Hieruit blijkt dat de tekenaar in ieder geval van 1444 tot 1476 in functie is geweest.
Op een enkele uitzondering na werden alle inschrijvingen in de oude stedelijke registers gedaan door stadssecretarissen. Zij noteerden niet alleen de raadsbesluiten maar schreven ook de uitgaande brieven, de net-exemplaren van de stedelijke rekeningen, pachtovereenkomsten, rentebrieven ten laste van de stad, e.d. Verder schreven zij soms belangrijke ingekomen brieven en privileges af in een register.
In de regel trad een secretaris ook op als openbaar notaris. Hij kreeg echter andere zaken te behandelen als de hedendaagse notaris. Men maakte soms gebruik van zijn diensten als men een altaar of dienst in een kerk of kapel wilde stichten of wanneer men van een akte een gewaarmerkt afschrift wilde hebben.
Zaken die men tegenwoordig door een notaris moet laten behandelen, zoals verkoop van onroerend goed, hypotheekakten, erfeniszaken, e.d., werden vroeger in Kampen behandeld door de schepenbank die tevens belast was met de lage rechtspraak.
Bij deze bank was de secretaris wel aanwezig, maar enkel als schrijver.
Oorspronkelijk had de stad Kampen waarschijnlijk maar één secretaris, maar in de loop van de 15e eeuw treffen we soms twee of drie secretarissen tegelijk aan. Uit hun aanstellingsakten, die overigens niet altijd te vinden zijn, weten we wat ze verdienden, wat ze voor vergoeding kregen voor de aankoop van perkament, papier, inkt en zegelwas, en wat ze kregen als mijlgeld wanneer ze voor de stad op reis moesten. Meestal kregen ze een stadspoort als woning of betaalde de stad hun huishuur.
Ook blijkt dikwijls uit hun aanstellingsakte met hoeveel personen het verval (extra inkomsten) moest worden gedeeld. Uit dit laatste kunnen we het aantal secretarissen voor dat ogenblik bepalen.
We bekijken nu eerst de lijst van 15e eeuwse secretarissen, met de jaren waarin ze voor het eerst en voor het laatst worden aangetroffen; eventuele bijzonderheden staan achter hun naam vermeld.
Tielman Wickrade 1394-1428 (Zijn weduwe komt voor in 1466)
Johannes Wijse 1435-1444 (In 1444 gepensioeneerd)
Mr Johan Fabri 1434-145l (In 1451 benoemd voor het leven. Zijn overlijdensjaar is niet bekend.) *
Peter Henricksz 1444-1478 (Overl. in 1478)
Mr. Jacob Bijndop 1466—1482 (Aangesteld op proef 1.12.1466. Overl. in 1482) Mr. Geert Schmelkamp 1473-1480 (Aangesteld op proef 20.10.1473. Op eigen verzoek ontslagen in 1480)
Mr. Henric Claesz 1481-1496 (Aangesteld op proef 1.5.1481)
Mr. Heyman Brant 1482-ná 1500 (Aangesteld 1.3.1482)
Anthonie Vrije 1485-ná 1488 (Aangesteld op pasen 1485)
Dr. Reinier Bogerman 1496-ná 1500
Uit het voorgaande weten we dat het handschrift van de tekenaar wordt

_______________↓_______________


|pag. 6|

Nr. 674. (fo. CXVII) Handschrift en tekening van Peter Henrickes, 1471.

O.A. 10 fo.11 Handschrift van Peter Henricksz, 1474. In dit stuk noemt hij zichzelf notarius publicus.

Nr 612 Handschrift van een oollega van Peter Henrickes, 8 Jan. 1478.

Nr 194 Handschrift van Peter Henrickes, 1459, met een aanvulling in het handschrift van Dr Reiner Bogerman, 1509.

_______________↓_______________


|pag. 7|

aangetroffen in stukken uit de periode 1444-1476. Uit het lijstje van secretarissen kunnen we gemakkelijk afleiden dat daarom slechts Johan Fabri en Peter Henricksz in aanmerking komen om tot de tekenaar te worden bestempeld.
Johan Fabri valt echter af als we de aanstellingsakte van Mr. Jacob Bijndop nader bekijken. Hierin staat namelijk dat hij zijn dienst moet doen samen met Peter en dat ze het verval ook samen moeten delen.
Fabri was dus in 1466 al dood of gepensioeneerd. Het is ook mogelijk dat hij priester is geworden (zie nr 390).
Peter Henricksz blijft dus over als de man die de tekenaar moet zijn geweest. Ten overvloedde kan ik nog wijzen op een akte van 6 augustus 1474 waaronder in het handschrift van de tekenaar staat “Gecollationeerd door mij Peter Henricksz openbaar notaris” (O.A. 10 fo 11).

Het Digestum Vetus is overigens niet helemaal door Peter Henricksz volgeschreven. Een enkele keer treffen we ook inschrijvingen aan in een ander handschrift. Hier staan echter nooit tekeningen bij.

De tekeningen

De meeste tekeningen hebben heel duidelijk betrekking op de bijbehorende tekst; wagens, vaar- en voertuigen, gereedschappen, gebruiksvoorwerpen, wapens en voedingsmiddelen staan afgebeeld bij teksten waarin die zaken worden genoemd. Zwaarden en galgen naast of boven de bekentenissen van misdadigers getekend, geven aan of ze werden onthoofd of opgehangen. Een mes met een afgesneden bloedend oor staat soms bij een vermelding dat men iemand voor straf een oor afsneed. Ook bij afbeeldingen van personen en dieren kan men meestal wel het verband leggen met de erbij staande teksten.
Soms tekende Peter Henricksz een soort rebus, zoals bij nr 197 (Johan Rijnvisch), nr 250 (Marten Voirne), nr 304 (Egbert Voirne), nr 173 (Alijt Trumpers) en nr 570 (jacob Katte).
Af en toe tekende hij echter voor ons niet direct te herkennen voorwerpen, zoals bij de nrs 96, 125, en 133. De teksten betreffen de familie Van den Sonnenberg en de tekeningen stellen bergen voor waarachter een vlammende zon schijnt. In het wapen van het geslacht Van den Sonnenberg treft men ook een dergelijke afbeelding aan.
Ook de kruizen bij de teksten waarin de geestelijke Frederick Overstege genoemd wordt (nrs 441, 530) hebben mogelijk betrekking op een familiewapen of een orde. Het op een A lijkend figuurtje (nr 659) bij een tekst waarin het Sint Anthonisaltaar wordt genoemd, moet worden gezien als een Sint Anthonis-of krukkenkruis.
Slechts van enkele tekeningen kan ik het verband met de bijbehorende tekst niet aanwijzen.
Over de kunstwaarde van de tekeningen vorm ik mij geen oordeel. Enkel wil ik opmerken dat Peter Henricksz met enkele pennestreken zijn tekeningen maakte en dat hij niet de beschikking had over een stukje inktgom waarmee hij fouten kon uitgommen. Wat hij getekend had bleef onveranderd staan. Historische waarde hebben de tekeningen zeker.
Een voorbeeld geef ik slechts, namelijk de tripklomp (nrs 88, 490) die aanzienlijk verschilt van een tegenwoordig tripklomp.

De inhoud

De inhoud van het D.V. bestaat uit zaken waar de stad op de een of andere manier bij betrokken was; het aantal verschillende zaken is te groot om er op deze plaats over uit te wijden. Het achter in deze uitgave opgenomen register geeft een goed beeld van wat er in het D.V. te vinden is. Ik kan echter niet nalaten te vermelden dat de bekende wijsgeer en theoloog kardinaal Nicolaas de Cusa ooit een bezoek aan Kampen heeft gebracht (zie nr 615 fol. IIII). Dit feit is mij uit andere bronnen niet bekend.

_______________↓_______________


|pag. 8|

Munten

Er worden in het D.V.een groot aantal, ook niet-Nederlandse munten genoemd. Hier en daar heb ik tussen haakjes achter een voor leken volkomen onbekende naam van een munt een korte verklaring gezet.
Zij die meer over de in het D.V. genoemde munten willen weten raad ik echter aan om het boek “De Nederlandse Munten” geschreven door Dr. H. Enno van Gelder te raadplegen.

Het bestuur van Kampen

Voor een goed begrip van de verhoudingen in het 15e eeuwse Kampen is het gewenst dat men enig inzicht heeft in de samenstelling en het functioneren van het stadsbestuur.
Het volledige stadsbestuur heette “de Raad” en bestond uit burgemeesters, schepenen en raden.
Er waren twaalf schepenen en twaalf raden die om het jaar van functie wisselden en die gewoonlijk voor hun leven in de Raad zitting hielden.
De twaalf schepenen waren om beurten, twee aan twee, gedurende twee maanden burgemeester en daarmee, onder de titel “burgemeesters inder tijd” de dagelijkse bestuurders van de stad die als ze dat nodig vonden de voltallige Raad bijeen konden roepen.
Als in charters of akten de aanhef “wij burgemeesters, schepenen en raad” voorkomt, kan het laatste woord enige verwarring stichten; men moet het echter lezen als raden, dus als de twaalf leden van de Raad die in dat jaar geen schepenen maar raden waren.
De schout van Kampen had in de 15e eeuw geen enkele bemoeienis met het stadsbestuur. Hij was slechts, als bisschoppelijk ambtenaar aanwezig bij terechtstellingen van misdadigers. Mogelijk ook bij hun veroordeling (zie nr 289). Verder spande hij de bank (hield zitting als rechter) voor gasten en vreemdelingen in civiele zaken. Hij moet vooral niet worden gezien als een soort commissaris van politie.
Een ander college, in de 15e eeuw evenals de Raad uit 24 personen bestaande, vormde de grote of gezworen gemeente. Ze werden, in ieder geval een keer per jaar, door de burgemeesters bijeengeroepen om er bij te zijn als de stedelijke rekening werd afgehoord. Verder moesten ze soms op het raadhuis komen om mee te beslissen in zaken van oorlog en vrede, het aangaan door de stad van grote geldelijke verplichtingen en wanneer er andere uiterst belangrijke zaken werden behandeld. De gezworen gemeente kon niet op eigen gezag bijeenkomen om te vergaderen.
De leden die als ze niet in de Raad werden gekozen voor hun gehele leven deel bleven uitmaken van de gezworen gemeente, hadden aan hun lidmaatschap wel enig geldelijk voordeel. Ze rouleerden namelijk mee bij de verdeling van de functies van heemraden, waardeins, bierproevers, broodwegers, hoofdlieden van de espels, enz. Aan dergelijke functies waren namelijk finantiële vergoedingen verbonden.
Een nog lager college, de zogenaamde kleine gemeente, waarvan het aantal leden varieerde, had waarschijnlijk nog minder invloed op de gang van zaken in de stad dan de gezworen gemeente. Besluiten werden soms genomen met consent van beide gemeenten. Verder is er over het functioneren van de kleine gemeente gedurende de 15e eeuw weinig te zeggen.
Over een keuze van of stemming over schepenen op de jaarlijkse keurdag (keuzedag), zoals die vanaf omstreeks 1520 door leden van beide gemeenten gedaan werd, lezen we voor de 15e eeuw niets. De leden van de Raad regelden een en ander onderling.

Behalve met het besturen van de stad in de ruimste zin, bemoeide de Raad van Kampen, dat een van de drie stemhebbende steden van Overijssel was, zich ook met het landsbestuur. Afgevaardigden van de Raad bezochten de vergaderingen die de bisschop van Utrecht als landsheer van Overijssel regelmatig met de Ridderschap en Steden hield.
Ook hielden de Drie Steden onderling wel vergaderingen, soms zelfs in oppositie tegen de landsheer.
Verder had de stad Kampen (en dus de Raad) toezicht op de waterschap-

_______________↓_______________


|pag. 9|

pen Kamperveen en Zalk en op de polder Mastenbroek. Dit laatste samen met Zwolle.
Als lid van de Hanze stuurde Kampen dikwijls een of meer van zijn raadsleden naar vergaderingen van de Hanze. Vaak ging een van de secretarissen op zo’n tocht naar een Hanzereces zoals die vergaderingen werden genoemd, mee.
De Raad was behalve wetgevende ook de uitvoerende macht in Kampen; hij kon iemand ter dood veroordelen en heeft dit, volgens de inschrijvingen in het D.V. ook vele keren gedaan.
Sommige benoemingen waarvan men zou verwachten dat ze door kerkelijke authoriteiten moesten worden gedaan, waren voorbehouden aan de Raad.
De seculiere, maar ook de reguliere geestelijken in Kampen moesten zich in de regel schikken naar de wensen van de Raad. Ook al kon de Raad zich-misdragende geestelijken niet straffen, toch kende hij wel middelen om onwillige priesters en broeders weer naar zijn hand te zetten. Hiervan zijn in het D.V. ook wel enkele voorbeelden te vinden.
Ook met zaken die we nu als zuiver privé beschouwen bemoeide de Raad zich. Kortom de Raad was in feite oppermachtig, zijn leden stonden in hoog aanzien en waren van buitenaf practisch niet aantastbaar.

Geestelijken

Behalve personen die tot de hogere adel behoorden, werden ook priesters met de titel heer aangeduid.
Mannelijke kloosterlingen noemde men broeder terwijl vrouwelijke geestelijken zuster of joffer werden genoemd.
Bagijnen waren vroom levende vrouwen die niet tot een orde behoorden maar die wel enkele regels in acht namen.

Bij de onderstreepte regestnummers behoren tekeningen.
Bij deze digitale versie is de onderstreping vervangen door:
 

Enkel =
Dubbbel =

 

_______________↓_______________


|pag. 10|

DIGESTUM VETUS

 

1
(fol. XIII)Anno LIIII feria quarta post Letare (3 april 1454)
Schepenen en raden waarschuwen iedereen om voortaan niet te dobbelen of zich met andere strafbare zaken in te laten. Er zal op een en ander heimelijk worden gelet.
2
Feria quinta post Judica (11 april 1454)
Vanaf deze dag mag niemand op de Welle (lJsselkade), vanaf de kraan stroomopwaarts, vuilnis storten.
3
Muntwaardering. Vlaamse botdragers, brabandse botdragers, vlaamse plakken en janglaren (?) te waarderen voor twee brabandsen per stuk.
De halven daarvan voor een brabandse per stuk.
Cols witpenningen en nieuwe Groninger penningen “mitter aernhen” voor anderhalve brabandse per stuk.
4 In vigilia Palmarum (13 april 1454).
Hij die de Raad kan zeggen wie de stadsbakens op de diepen heeft vernield, krijgt 40 ponden als beloning.
5
Feria quinta post Pasche (25 april 1454)
Pelgrim Geertsz moest met 12 mannen die voor hem instonden, zweren dat hij ter goeder trouw geweest was toen hij in Bergen in Noorwegen een vals bezegeld Kamper laken had verkocht. Het uit Bergen teruggestuurde laken werd op maandag na Palmpasen op de Koommarkt verbrand.
6 Feria tertia in vigilia Philippi et Jacobi (30 april 1454)
Muntwaardering (gedeeltelijk onleesbaar).
Voor 3 postulaatsguldens moet men 2 rijnsguldens rekenen. Voor een postulaatsgulden moet men 13 witstuivers rekenen.
7 (fol. XIII verso) Feria quarta post Jubilate (15 mei 1454)
De Raad wil, ter bescherming van de Kamper priveleges, niet toestaan dat men Kamper burgers of hun goederen in Salland aanhoudt. Dit geldt niet voor Kamper inwoners die geen burger zijn.
8
Burgemeester H. Voern heeft Johan Berntssz barbier laten aanzeggen dat hij burger noch gast medicijnen mag verstrekken of hun water bezien.
Verder is aan Johan Bijgen en zijn vrienden aangezegd dat ze tot dinsdag na Beloken Pinxsteren uit de stad moeten blijven.
9
Sabbato post Jubilate (18 mei 1454)
Johan Borger die al eerder door de Raad was gewaarschuwd heeft opnieuw de priester Evert ten Acker uitgescholden en op straat nageroepen. De Raad waarschuwt hem nu voor de laatste keer.
10
Feria quarta post Cantate (22 mei 1454)
Henric Wagener had enige strafbare woorden gesproken tegen meester Engbert Wilting. Omdat Henric zich voor een geestelijke houdt, bepaalt de Raad dat hij niet strafbaar is.
11
Feria tertia octava apostoli (l juli 1454)
Van nu af mag niemand na 10 uur in de avond op straat gerucht maken door roepen, schreeuwen, stoelen of banken te verzetten, stenen uit de straat halen en er mee smijten, slepen met wagens, e.d. Hij die overtreders aanbrengt zal de helft van de op te leggen boete van 10 ponden, meekrijgen.
12
Het is op straffe van een boete van 80 ponden verboden om in het geheim sleutels na te maken.
13
Sabbato post Jacobi (27 juli 1454)
Nesse en Gese de vrouw van Egbert van Eden zwoeren (dat ze de omgang met elkaar zouden staken) (Bladzijde beschadigd)
14
Sabbato post Petri ad vinculam (3 augustus 1454)
Hille Volkers en Jan Bollen zijn in overspel gevonden. (Bladzijde beschadigd)

__ ↓ __
|pag. 11|

__ ↓ __
|pag. 12|
15 (fol.XIIII)
Zie bladzijde 136
16 Muntwaardering. De Raad waarschuwt de burgers om nieuwe Groninger penningen voor geen groter bedrag dan zeven pond uit te geven of aan te nemen. Nieuw zilvergeld moet eerst door de Raad worden gekeurd.
17
In vigilia nativitatis Marie(7 september 1454)
Johan van Warden eiste van de erfgenamen van Albert Jansz, en van Johan Coepsz dat ze de muur die hun erven scheidde zouden afbreken en voor gezamelijke kosten weer laten opmetselen. Johan Coepsz antwoorde voor de raad dat de muur hem nog goed genoeg was. Hierin gaf de raad hem gelijk; als Van Warden een betere muur wenste mocht hij dat wel laten maken, maar geheel op eigen kosten. De muur helde over naar de kant van Johan Coepsz.
18 In profesto Michaelis (28 september 1454)
Zij die stadsland hebben gepacht, ook al is het gepacht via derden moeten de pacht aan de stad betalen.
19
De stadstrompetter en -pijper moeten zoals ook met de Pinkstermarkt het gebruik is, de vier vrije jaarmarkten met hun muziek openen en sluiten.
20 (fol. XIIIIverso) Feria tertia post Andree (2december 1454)
Henric Martensz, burger van Kampen, had in een schip waarmee men op scholvangst was een doodslag gedaan. Men zal het beschouwen alsof het in de stad Kampen had plaats gehad.
21 Feria secunda post conceptionis Marie. (9 december 1454)
Het laken dat Pauwel had gemaakt van “dromel en vlocke” (minderwaardig materiaal), werd bij de kaak verbrand.
22
(12 december 1454)
Jacob ten Water van Zwolle kwam in Kampen en wilde van Dirck de goltsmit een zilveren kroes terug hebben. Deze kroes was hem afgestolen door een zekere Jan van Hoern, een lang opgeschoten opperknecht, die in Zwolle op het Grote Kerckhof woonde.
Jacob ten Water was vergezeld door Reyner Hanegreve.
23 De schepenen zijn met de meente overeengekomen dat ze voortaan ieder jaar als ze hun ambtseed doen, mede zweren zullen dat ze zich niet zullen wenden tot candidaten voor de functie van bisschop van Utrecht, de landsheer van Overijssel.
24
Iedereen op de Borgel of Vluetdyc moet op straffe van 40 ponden boete, voor a.s. St. Jansdag zijn muren laten repareren.
25 Des donredages nae purificationis Marie virginis (6 februari 1455)
De raad heeft het hofje bij de Broederpoort in gebruik gegeven aan Petro Scriver.
26 (fol.XV) Anno LV Swondesdages nae XIII dage (8 januari 1455)
Te Wilsem kwamen de oude en de nieuwe heemraden van Mastenbroek bijeen.
Van Kampen waren dat Rotger Schere en meester Henric van Uuterwyc, van Zwolle Herman ten Bussche Tydemansz en Johan Potgheter.
Ze waren nog geld schuldig aan de rentmeester, aan Boelman Putte en aan meester Jan van der Wede. (van Kampen)
Verder aan: Bernt van Ieerte, die van Genemuiden, Brant van den Rutenberge, Gosen Kremer, Deric ten Water, Jan ter Haselt, Henric ter Haer.
Van Henric de Wrede moesten ze nog geld hebben.
Rotger Schere zou de Grafhorsters betalen die in de storm de nachtwacht hadden gehouden op de dijk.
27 (fol. XVverso) Feria quarta post Aghate virginis (8 februari 1455)
Herman Voerne en mr. Henric van Uuterwyc aangesteld tot hoofdlieden van de gezellen van “der wilder wanderinge”. Ze hebben de macht om boeven en lieden van kwade zeden in de gevangenis te laten zetten.

__ ↓ __
|pag. 13|
28
In profesto Valentini (13 februari 1455)
De raad bepaal dat in en uitvarende schepen in de haven geen last of hinder mogen ondervinden van andere schepen. Zij die op de Yssel hun schepen optuigen mogen dat niet doen met hun schip dwars op de stroom.
29
Muntwaardering. Feria quinta post Invocavit (27 februari 1455)
De jaarlijkse rente van rentebrieven waarin wordt gesproken van: olde vrancrixe scilde, olde schilde, golden olde schilde, golden vranckrixe schilde of golden olde vrancrixe schilde, zal betaald worden met drie heren ponden voor een bovengenoemd schild. Zij die andere brieven hebben zal men betalen volgens de inhoud van de brief.
30 Rueric Kenneken die voor het gerecht van Zwolle een zaak aanhangig had, wilde dat de raad van Kampen hem twee van zijn leden meegaf naar de rechtszitting. Het was een erfeniskwestie. De raad ging niet op het verzoek van Rueric in.
31 Sabbato post Invocavit (l maart 1455.)
Er mag op straffe van 40 ponden boete geen hout worden gehakt op Seveningen of ander stadsland. Wie overtreders aanbrengt krijgt de helft van de boete mee.
32
(fol.XVl) Feria sexta post Reminiscere (7 maart 1455)
Willem Lenarts werd naar Seveningen gesleept en daar terechtgesteld, waarna zijn lichaam op een rad werd gelegd.
Hij had vier jaar geleden omtrent midzomer bij Zevenaar een man vermoord. Verder had hij van Gosen van Holtsende gestolen een bed, twee kussens, dekens, dekkleden, twee ijzeren kettingen, vier wagenwielen, een oude matras, raamhaken, sloten, acht sleutels, e.d.
33 Feria quarta post Judica (26 maart 1455)
Wibrant Claesz de opreder is door de waardeins aangeklaagd op verdenking van het vals zegelen van laken. Hij heeft afgekeurde lakens toch van een zegel voorzien. Wibrant is uit de stad gevlucht; als men hem te pakken kan krijgen wordt hij in de gevangenis gezet.
34
Anno LV des maendaghs op ons Liever Vrouwenavent annuntiationis. (24 mrt)
’s Avonds tussen zes en zeven uur stierf de landsheer van Overijssel, bisschop Roelof van Diepholt, op zijn slot te Vollenhove. Hij werd direct gebalsemd en de volgende dag in een stoet van drie wagens naar Kampen gebracht. Zijn lichaam werd in processie vanaf het begin van de Ysselbrug naar de Sint Nicolaaskerk gebracht. Voorop liepen vier van de priesters die een stedelijke prebende genoten, met in de hand zwarte toortsen met schilden waarop de wapens van de bisschop en de stad stonden. Verder liepen behalve de gehele raad ook al de priesters, monniken en schoolkinderen van beide kerken mee. In de kerk werden vigiliën gezongen, terwijl acht priesters de lijkwacht hielden. De volgende dag hield men een gezongen zielmis met twee dienaars, en twee gelezen missen.
Daarna werd het lichaam weer op een wagen geladen en naar Utrecht vervoerd. Twee Kamper burgemeesters en zes stadsdienaars vergezelden de stoet tot aan de Gelderse gracht. In het gezelschap was behalve een geestelijke die heer Rotgert genoemd werd, ook Merten de zoon van de overleden bisschop. De bisschop werd begraven in de Grote kerk te Utrecht.
De stad die de kosten van voorgenoemde ceremoniën op zich nam gaf aan de priesters die er aan hadden meegeholpen een beloning in de vorm van wijn.
35
(fol.XVIverso) In vigilia Palmarum (29 maart 1455)
Vanaf heden mag niemand in stadsviswater fuiken e.d. zetten, op straffe van verbeurd verklaring van het vistuig en een boete van 40 pond.
Enkele personen die al bij het begin van de vasten betrapt waren, worden gewaarschuwd dat ze bij herhaling van hun overtreding uit de stad verbannen worden.
36
Des dinxdages nae Quasi modo (15 april 1455)
Aan Peter Glasemaker, Dirck de Lesser en Henric Calckbemer wordt aangezegd dat ze voortaan kalk moeten verkopen die is uitgemeten in een

__ ↓ __
|pag. 14|
Afbeelding p.14

__ ↓ __
|pag. 15|
geijkte ton, waarin het stedelijk ijkmerk gebrand is. Ook moeten ze er voor zorgen dat tijdens het afmeten van de kalk de ton rechtop staat.
37
Op dezelfde dag werden de gildemeesters van het kleermakersgilde op het raadhuis ontboden, waar hen werd aangezegd dat ze hun gildeleden ten hoogste 40 ponden per jaar als gildeonkosten in rekening mochten brengen.
38
Feria quarta post Misericordia Domini (23 april 1455)
Het hinkende manneke dat vroeger in Emmerik iemand had doodgeslagen, had nu in Kampen een man aan zijn hand gewond, een andere man had hij met een steen tegen de borst gegooid en in de Gertstrate van der Ae had hij een glasvenster ingegooid. De man, die doof was, werd voor deze zaken gegeseld en uit de stad verbannen.
39
(fo.XVIl) Des vriedages nae Quasi modo (18 april 1455)
Op deze dag werd Johan Hillinckberch door middel van het zwaard terechtgesteld omdat hij van Gosen van Holtsende een bed, kussens, dekens, kettingen, sloten, sleutels, lood van werpnetten, ankers, e.d. had gestolen.
40 Des donredages nae Misericordia Domini. (24 april 1455)
Op deze dag kwamen vertegenwoordigers van de Drie Steden van Overijssel op verzoek van de hertog van Gelre naar Loenen op de Veluwe.
De hertog gaf de afgevaardigden te kennen dat hij geprobeerd had om hertog Steven van Beieren gekozen te krijgen tot nieuwe bisschop van Utrecht, doch de kapittels hadden iemand anders genomen. De hertog bedankt de Drie Steden dat ze geen voorkeur hadden uitgesproken.
41
Des dinxdages nae Cantate (6 mei 1455)
De raad wijst dat de stiefmoeder van broeder Henric die in Kampen in het klooster was, hem de op schrift gestelde vordering moest betalen.
Ook de 40 rijnsgulden die de overtocht per schip vanaf Jeruzalem had gekost moest zij betalen.
42 Op dezelfde dag moet Jan van Hasselt de schele bedrieger, borgen stellen voor een boete die hem zal worden opgelegd als zijn zaak voor komt. Hij had een klaagbrief aan de kerkdeur gespijkerd waarin hij protesteerde tegen het hem opgelegde verbod om medicijnen te geven en water te bezien.
43
Feria tertia post Exaudi (20 mei 1455)
Niemand mag, op straffe van een boete van 100 schillingen, uit zijn schip ballast gooien in de haven of in de Borgel. Hij die overtreders aanbrengt krijgt de helft van de boete mee.
44
(fol.XVTIverso) In de pinxter hilligen dagen. (Ca. 25 mei 1455)
In Kampen waren vergaderd de afgevaardigden van de steden van Holland, te weten mr. Lodewich van der Eket, Deric Paes en andere raadsheren en secretarissen van de steden, waarvoor als woordvoerders optraden afgezanten van de steden Utrecht en Amersfoort, en de afgevaardigden van Lubeck, te weten heer Willem van Calven burgemeester, en mr Arnt Doctor, mede namens andere steden van Oostland, waarvoor als woordvoerders optraden afgezanten van Brunswijk en Göttingen.
Een jaar tevoren waren partijen al over (niet genoemde) zaken aan het rechten geweest waarna de Oostersen niet wilden bijdragen in de kosten van het rechtsgeding. De Hollanders eisten nu in Kampen dat deze onkosten eerst betaald moesten worden voor ze over de hoofdzaken gingen vergaderen. De Oostersen weigerden dit waarna de onderhandelingen werden afgebroken en de afgevaardigden direct naar hun steden terugkeerden.
45
Aan mr Johan van Hasselt de schele wordt aangezegd dat hij op straffe van verbanning, in Kampen geen medicijnen mag voorschrijven.

__ ↓ __
|pag. 16|
46
Peria tertia post Sacramenti (juni 1455)Op 4 juni wordt door de Raad bepaald dat Herman onschuldig is omdat het meisje al een half uur voordat Herman binnenkwam in het pand aanwezig was. Een en ander was onderzocht, terwijl Herman bovendien onder ede zijn onschuld had betuigd.
47
(fol.XVIII) Quarta feria octave 0dulphi (18 juni 1455)
De raad bepaal dat op straffe van een boete van 100 schillingen, zij die de sleutels hebben, moeten zorgen dat snachts zowel de binnen-als buitenpoorten van de stad op slot zijn.
48
Sabbato post Johannis (28 juni 1455)
Meynart die Vrese de waard in de Pellicaen wordt gewaarschuwd dat hij op straffe van 40 ponden boete, niet langer mag tappen. Ook moet hij de omgang met zijn “diernen” staken of men zal hen op de kaak zetten.
49
Niemand mag met zijn paard en wagen door de straten draven of rennen.
De boete van 20 schillingen die op overtreding staat is half voor de beul en half voor zijn knechten, t.w. Johan Bernts, Foc Gruter, Wemer, e.a.
50 In profesto visitationis Marie (l juli 1455)
Bertolt van Hueclem de schermer die de stadsdienaar Geert Drulling die van stadswege naar de aanlegplaats van het veer gestuurd was, aan zijn hand had gewond, zat voor dit feit in de gevangenis.
Het stedelijk gerecht wijst dat hem de hand waarmee hij zijn misdaad had gepleegd zal worden afgehakt. Op voorspraak echter van enkele aanzienlijke vrouwen mag hij dit met geld afkopen.
5l
Aan Meynart de waard in de Pellicaen die zijn “meisjes” had weggestuurd, wordt weer toegestaan om bier te tappen. Het was hem gedurende twee dagen verboden geweest.
52
Feria quarta in profesto Martini translationis (3 juli 1455)
Broeder Jacob had op Onser Vrouwendach Visitationis (2juli) in zijn preek de Observanten er van beschuldigd een kwade secte te zijn die van de rechte weg af geweken was. Volgens hem was het in tegenstelling tot wat de Observanten beweerden, aan hem en zijn medebroeders best toegestaan om onroerend goed en geld te bezitten.
De raad die op de hand van de ingetogen levende Observanten was, zond vier van zijn leden t.w. Johan van Holtsende, Jacob Witte, Peter Lubbertsz en Timan van Benthem naar het Minderbroederklooster om de oudsten van dat klooster aan te zeggen dat men broeder Jacob niet langer in de stad wilde hebben.
53
(fol.XVIIIverso) Feria tertia post translationis Martini (7 juli 1455)
In de zaak van Bartolt van Huekelem de schermer wordt gewezen dat deze gevangen zal blijven tot de eerste termijn van de hem opgelegde boete van 200 ponden zal zijn betaald. Deze boete die in acht keer betaald mag worden, was hem opgelegd als vervanging van de oorspronkelijke straf van het afhakken van zijn hand. Hij, zijn vader Bartolt en zijn broer Deric moeten voor hij vrij gelaten wordt ook nog de zogenaamde oervede bezegelen waarin zij verklaren dat ze naderhand geen wraak op de stad en zijn burgers zullen nemen.
54
Feria tertia post Margarete (15 juli 1455)
In de zaak tussen Fie Verwers en Alijt van Werden aan de ene en Gese Pilgrims non in het klooster te Brunnepe aan de andere kant, wordt door het gerecht gewezen dat Gese met drie mede nonnen mag zweren dat ze evenveel recht heeft op de erfenis van wijlen Heile Morre als de beide andere vrouwen, omdat ze net zo na verwant is.
De andere nonnen wilden echter voor haar de eed niet afleggen.

__ ↓ __
|pag. 17|
Afbeelding p.17

__ ↓ __
|pag. 18|
55
Feria tertia post Margarete (15 juli 1455)
Johan Jansz de schoenmaker uit Deventer had in Zutphen, Utrecht en in Deventer mensen van hun beurs beroofd. In de laatste plaats stal hij tevens 9 paar schoenen. Hij had zijn daden eerst bekend maar herriep deze bekentenis weer voor het gerecht.
Als straf werd zijn oor afgesneden waarna hij met een strop om de hals uit de stad werd geleid.
56
In vigilia Sancti Jacobi (24 juli 1455)
De raad laat Willem Apeldoern aanzeggen dat hij na tien uur ’s avonds in zijn taveerne geen wijn meer mag schenken en dat voor elf uur zijn bezoekers vertrokken moeten zijn. Hier zal heimelijk op worden gelet en overtreding van dit gebod zal gestraft worden alsof het meineed was.
57
(fol.XIX) Sabbato post Jacobi (26 juli 1455)
De minderbroeders hadden te kennen gegeven dat zij zich wilden observeren of regelen naar de sobere leefwijze van de Observanten. Toen het er echter op aan kwam trokken ze zich terug en volhardden in hun oude manier van leven.
58
Vanaf nu mag niemand met armborsten schieten bij torens, poorten, kerkhoven, verdedigingswerken of andere stedelijke gebouwen.
59 Niemand mag van nu af kerkhoven als bleekveld gebruiken of er zijn vee laten weiden, op straffe van het betalen van 100 schillingen boete. Degene die overtreders aanbrengt krijgt hiervan 50 schillingen mee.
60
Feria sexta post Petri ad vinculam (6 augustus 1455)
Jan Janssz de schoenmaker werd een oor afgesneden omdat, zoals hij had bekend, hij een beurs had gestolen waarin 9 postulaatsgulden zaten.
61
Sabbato post octave Petri (9 augustus 1455)
Johan Witte was in opdracht van Hollandse kooplieden naar het Noorse Bergen gevaren. De burgemeesters laten hem weten dat als de stad Kampen of zijn burgers hierdoor enige last of schade zullen ondervinden, zij dit op Johan zullen verhalen.
62
Mathijs die Brune had in Noorwegen driabel (een kruidendrank) verhandeld.
Het spul was echter zo slecht dat hij er moeilijkheden door had gekregen.
De raad van Kampen waarschuwt Gijse Blanckert die de driabel aan Mathijs geleverd had dat hij een dergelijk product niet meer mag verkopen.
63
(fol.XIXverso) Feria sexta post Petri ad vinculam (6 augustus 1455)
Johan Fier had zich opgehangen aan de hanebalken in het huis van zijn oom Amt Fyer. Hij werd met de voeten naar boven uit het dakraam getakeld, op een kar gesmeten en bij de galg met een paar bossen riet in brand gestoken. Zijn overblijfselen werden bij de galg begraven.
64
Sabbato post Assumptionis (16 augustus 1455)
De vismarkt zal gehouden worden als de mis in de Heilige Geest uit is.
65
Feria quinta post nativitatis Marie (11 september 1455)
Op deze dag waren in Kampen heer Reynalt van Bredenrode, heer Jacob toe Gaesbeck, heer Jan van Muntfoirde, die van Sevenbergen, de deken van Sanct Peter, de coerbisschop van de dom van Utrecht en enkele leden van de raad en gezworen gemeente van de stad Utrecht. Ze hadden in Overijssel gepleit voor de nieuw gekozen bisschop van Utrecht, de elect Brederode.
Het gezelschap dat ’s avonds in de stadswijnkelder onthaald werd op kosten van de stad, vertrok uit Overijssel met de toezegging dat men over een en ander zou vergaderen.
66
Feria tertia post Victoris anno supra LV (11 oktober 1455)
Op deze dag kwam Brugman, een minderbroeder/observant van de orde van Sint Franciscus in Kampen met drie medebroeders. Hij hield alle dagen een mooie preek.
Op woensdag na Simonis et Jude (29 oktober) preekte hij van ’s middags 12 uur tot niet ver van vijf uur op het raadhuis, enkel voor de leden van de Raad.

__ ↓ __
|pag. 19|
Men schonk hem wijn en gaf hem witbrood en andere etenswaren.
Toen hij op één dag na drie weken in Kampen was geweest vertrok hij naar Vollenhove.
67 (na fol.XIXverso) (4 juni 1456)
Minuut van een brief aan Deventer en Zwolle waarvan het net-exemplaar volgens een onderstaande aantekening is meegegeven aan Jan Peters.
Er wordt geklaagd dat de Ridderschap en Steden van Twenthe hun aandeel in de door Overijssel op te brengen gelden nog niet betaald hebben.
Als Deventer en Zwolle er mee instemmen wil Kampen wel een afvaardiging naar de elect van Utrecht zenden om over deze zaken te gaan praten. Ze stellen verder voor om de elect aan te nemen als heer van Overijssel zo gauw ook de kapittels van de vijf Utrechtse kerken hem geïnstalleerd hebben, met voorbehoud dat de Steden van Overijssel hun gezag over bepaalde burchten behouden.
68 (na fol.XIXverso) Feria quarta post Quasi modo (16 april 1456)
De Raad bepaalt dat de zomen aan de mantels van de vrouwen aan de voorkant net zo breed moeten zijn als aan de achterkant. Op overtreding staat een boete van 10 ponden
69
(fol.XX) Feria quinta in profesto Willebrordi (6 november 1455)
Bepaling dat er van nu af heimelijk op gelet zal worden of ergens wordt gedobbeld. Wie betrapt wordt krijgt zonder pardon een boete van 10 ponden.
70 Men moet op de juiste wijze de eed afleggen, namelijk met het hoofd ontbloot en met de hand op een plank of tafel waar het teken van de gekruisigde Jezus Christus op staat.
71 Vanaf nu zullen schepenen en raad uitmaken of iemand zogenoemde strafbare woorden heeft gesproken. De beschuldigde mag zich niet langer door zijn eigen eed vrijwaren.
72 Iedereen mag voortaan een eigenhandig geschreven en bezegeld testament maken en daarin vermaken wat hij wil. Deze cedule moet gevoegd worden bij de door schepenen gemaakte testamentsbrief.
73
Op straffe van 10 ponden boete wordt het vrouwen en meisjes verboden lange slepen aan hun mantel te hebben. Als ze op hun pantoffels staan mag de mantelzoom juist de grond raken. Ingaande 1 januari 1456.
74 (fol.XXverso)
Op heiligendagen zal men de poorten en slagbomen niet dichthouden voor hen die hout of turf vervoeren.
75
Onduidelijke bepaling tegen het werpen van schatten in het hooi.
76 Johan van Holtsende moet er voor zorgen dat zijn broer Gosen zich voortaan goed gedraagt.
77
(fol.XXl) Sdinxdages octave Martini decollationis (2 dec.1455)
Claes Ludekensz van Wilsem gaf de raad te kennen dat Herman Grawert, het neefje van zijn vrouw en Evert Dairssz vermoord waren. Hij gaf op het raadhuis een rijnse gulden, een kapmantel, een paar kousen en een nachtmuts over.
78 Feria tertia post Andree (2 december 1455)
Tweede en derde graads verwanten mogen niet optreden als getuigen in door de stad aanhangig gemaakte rechtszaken.
79 Feria sexta post Barbare (9 december 1455)
Zij die in overspel leven moeten binnen acht dagen de stad hebben verlaten of men zal hen op de kaak zetten.
80 Zij die langer dan een jaar en een dag ongetrouwd samenwonen moeten, op straffe van 100 ponden boete, apart gaan wonen en leven. Hij die overtreders aanbrengt krijgt de helft van de boete.

__ ↓ __
|pag. 20|
Afbeelding p.20

__ ↓ __
|pag. 21|
81
Johan van Holtaende krijgt een boete van 15 brabantse stuivers omdat hij zijn broer Gosen “liever setten wil dan dat men hem over die kerke roept”.
82 Fie Verwers en Alijt van Werden zullen worden beschouwd als alleenerfgenamen van Heile Morre als ze onder ede willen verklaren dat zij, en niet Gese Pilgrims de erfgenamen zijn.
83 (fol.XXIverso) Feria tertia post conceptionis Marie (10 december 1455)
Schippers mogen zonder toestemming van de Raad geen koren uitvoeren op straffe van verbeurd verklaring van het koren en het schip en een boete van 40 ponden.
Zaaddragers mogen op straffe van 40 ponden boete zonder toestemming van de Raad geen zaad wegdragen.
84 Sabbato die Lucie (13 december 1455)
Henrick Henricksz kalcberner probeert op alle mogelijke wijzen zich te onttrekken aan het betalen van zijn schulden.
De Raad gebiedt hem zijn schulden te betalen of er zullen maatregelen tegen hem worden genomen.
85
De Raad waarschuwt op straffe van op de kaak gesteld te worden en tevens een boete van 80 ponden de overspeligen om de omgang met elkaar te staken.
86 Anno Domini MCCCCLV vigilia Thome (28 december 1455)
Zij die vanaf heden in overspel gevonden worden, zullen op de kaak worden gezet en krijgen een boete van 80 ponden.
Dit is afgeroepen in de kerk en aan de kerk-en raadhuisdeuren geschreven.
87 Niemand mag kwade herberg houden, koppelen of gelegenheid geven op straffe van “de kaak” of met een steen om de hals door de stad geleid te worden en daar en boven een boete van 80 ponden.
88
(na fol.XXTverso)
Lijst met de namen van overspeligen, te weten:
Gert van Groningen met Grete Bartolts
Michiel baeven die poerte met Fie
Jacob Tripmaker met Lijse Gruters
Balverman met Haese
Johan Bolle met Hille Volkers
Lubbert Gertsz met Alberich in den Hagen
Johan Visscher met Hille een vrouken mitter kinde
Franko met Lijsbeth van Mechlen
Thomas Kruse met Alijt zijn musse
Meynart Inkensz met Grete
Ige Lollensz met Katherine
Snelle Kerstkensz met Dierne Neet
Henric een schipknecht met Bette in Eckelboemsstege
Ludeken met Jutte van Ors op den Bilt. Dit is rasende Jutte.
Deric Doetken met –
Goiken Schaker met Gese
Grete Jelijs Holtsagers met –
Henric Mulre met Guede Gertsdochter
89
(fol.XXIl) Anno LVI (1456)
Jelle had een man die men “den hartich van Dorienten” noemde in een taveerne bij de Klocken twee tanden uit de mond geslagen en een lelijk aangezicht bezorgd. Hij wordt op de Wulentoerne gevangen gezet.
90 Sabbato post Pontiani (17 januari 1458)
In de rechtszaak van een Kamper burger die zijn schip en de lading te Schardenberch had verkocht staan Henric Mathijssz en Hans Bijge borg voor de Oosterlingen en Joest Swederssoen voor de Enkhuizers.

__ ↓ __
|pag. 22|
91
Feria tertia post Pauli (27 januari 1456)
De scherprichter moet zorgen dat de hoeren uit de Morrensteeg verdwijnen en zich bij zijn woning vestigen. Hij moet toezicht op hen houden.
92 Feria tertia post Reminiscere (24 februari 1456)
In tegenwoordigheid van heer Ludeken Jacobsz, heer Willem Beiken en Jacob van den Vene was de huwelijksakte met huwelijksvoorwaarden opgemaakt tussen Albert op de Dijke en diens bruid.
Als inbreng van zijn bruid was aan Albert toen een huis gegeven. Dit huis wordt hem nu betwist, doch de Raad bepaalt dat het langer dan een jaar en een dag in Alberts bezit geweest is en hem dus niet kan worden afgenomen.
93 Johan die Jonge en zijn zoon Mathijs waren met de voogden van Rotger van den Sonnenberge Derixsz in een proces gewikkeld over het bezit van een leengoed waarop beide partijen aanspraak maakten.
De Raad bepaalt dat de inkomsten van dat leengoed tijdelijk in handen moeten worden gesteld van mr Jan Volkersz en Johan van der Vecht tussen nu en Sint Peter anno 1456 (29 juni). Het zal in hun bewaring blijven tot de zaak in der minne geschikt of door het gerecht beëindigd is. Hier is Peter Lubbertsz borg voor geworden. x)
94
(fol.XXIIverso) Sabbato post Passche (3 april 1456)
Niemand mag in de Sint Nicolaaskerk banken laten maken van een ander model als die welke de kerkmeesters hebben laten maken, op straffe van 40 ponden boete.
95 Vrouwen of meisjes mogen tijdens de kerkdiensten niet in de omgang van het koor in de Sint Nicolaaskerk zitten, op straffe van 100 schillingen boete.
96
Feria quinta post Quasi modo (8 april 1456)
Wibbe de weduwe van Deric van den Sonnenberge met haar schoonzoon Jacob die Witte de jonge als voogd, heeft gerechtelijk geantwoord voor haar en haar kinderen in de zaak van de erfenis van Arnt van den Sonnenberg en Henric van den Sonnenberg. De Raad houdt het antwoord niet van waarde omdat het buiten de voogden van de kinderen om, is ingebracht. Verder wijst de Raad dat de kleinkinderen van Arnt van den Sonnenberg of hun mombers (voogden) voor zaterdag a.s. moeten laten weten of ze de erfenis aanvaarden of niet. Willen ze hen niet aanvaarden dan zal van gerechtswege het eigen goed en daarna het leengoed worden verkocht en van de opbrengst de schulden worden betaald.
97
Sabbato post Quasi modo (l0 april 1456)
De gewapende burgerij moet als de klok geluid wordt als volgt verzamelen:
Die van het Overespel op de Koernemarckt,
die van Horstespel en Broederespel bij die Kloeke,
die van het Uuterespel bij Onss Vrouwenkerke,
die Hageningers in den Hagen,
die Broenepers in Bronepe bij de kerk,
die van Baeven die poerte tussen de Swanenpoerte en de Venepoerte,
de Vluetdikers die wonen tot aan de Morrenbrugge verzamelen op de grote sluse en de Vluetdikers die wonen van Morrenbrugge tot de Naldenarbrugge verzamelen op de Broerbrugge, terwijl zij die verderop wonen op de Vluetdik moeten verzamelen op de Kalveneckenbrugge.
x) De namen van Henric Pael, Rolof Witte en Timan van der Wede staan in de marge.
98
(fol.XXIIl) Feria sexta post Quasi modo (9 april 1456)
Bekentenis van Geert Bere.
In Utrecht klom hij over de muur van de hof van een domheer en stal een boek dat hij in Arnhem verkocht voor 2 postulaatsguldens.
In Deventer stal hij 4 hoofddoeken uit de proosdij.
Op een nacht heeft hij een zilveren gordel van het Heilig Kruis in de Sint Nicolaaskerk in Kampen gestolen. Hij verkocht deze gordel in Elburg voor 3 postulaatsguldens.
In Holland stal hij uit een kerk een zilveren tempeltje waarin de heilige olie bewaard werd.
In Zwolle stal hij twee zilveren lepels die hij in Kampen verkocht voor twee amhemse guldens.
In Deventer stal hij twee kapmantels, een buidel met 3 postulaatsguldens en 4 engelse stoters, en ander geld.
In het huis van jonkvrouwe Lichtenberch in Utrecht stal hij 7 zwarte stuivers uit haar buidel. Verder stal hij van Jan van der Meeir een muts die hij verkocht voor 6 witpenningen, en een doek die 3 witpenningen opbracht.
In Zwolle voor het Ziekenhuis stal hij een zilveren hart die 7 brabantsen waard was.
In Bonn stal hij uit een manskist een buidel waarin voor een bedrag van tussen de drie en vier rijnse guldens aan “colsche muerkens” zat.
In het Hof te Deventer stal hij van iemand die daar lag te slapen een buidel met 28 nieuwe brabantse stuivers.
Uit een koopmanshuis in Deventer stal hij een buidel met 8 brabantse stuivers, een met zilver beslagen schede, een stel vrouwenmouwen met zilveren malieën, mantels, jassen, lood, etc.
Geert Bere werd met het zwaard ter dood gebracht; zijn lichaam werd op Seveningen op het rad gelegd.
99
Eodem die (9 april 1456)
Bekentenis van Geert Albertsz.
In Kampen heeft hij een beurs gestolen welke hij tussen Kampen en Wilsum heeft verkocht voor 1 arnhemse gulden.
Voorbij Hoenlo heeft hij een geestelijke vermoord die hij naast de weg heeft begraven. Hij had de man beroofd van 4 postulaatsguldens en vier of 3$\frac{1}{2}$ climmer (gulden).
Samen met iemand anders heeft hij een man vermoord en beroofd van een beierse gulden, een halve amhemse gulden aan zilvergeld en een rijnse gulden aan witpenningen.
Hij werd naar Seveningen gesleept en daar met het zwaard ter dood gebracht waarna zijn lichaam op een rad werd gelegd.
100
Eodem die (9 april 1456)
Bekentenis van Willem Derixsz anders geheten Dois.
Tussen Wilsum en Zwolle heeft hij een koopman onverhoeds met een kolf op het hoofd geslagen en zwaar verwond. Hij beroofde de man van zijn geld waarna hij hem in de Yssel wilde gooien, maar dat heeft hij toch niet gedaan.
Nabij Dortmund heeft hij samen met vier anderen een man vermoord en beroofd. Hij en zijn maat kregen van de buit twee gouden rijnsgulden en voor een bedrag van 1 rijnsgulden aan colsche witpenningen.
In Wesel stal hij een ketel en een pot en van een droograam een wit laken.
In Kampen heeft hij twee zeemvellen gestolen.
Hij werd naar Seveningen gesleept en daar ter dood gebracht. Zijn lichaam werd op een rad gelegd en zijn hoofd op een as gestoken.
101
(fol.XXIIIverso) Feria quinta post Misericordia Domini (15 april 1456)
Op die dag hield men te Westenholte een vergadering met de erfgenamen van Mastebroek. Dinsdaags tevoren had de Raad van Kampen al voorvergaderd en haar vertegenwoordigers opdracht gegeven om op de vergadering in Westenholte er op aan te dringen dat de sluizen van Mastenbroek na Sint Maarten zouden worden geopend. De Kamper burgers hadden namelijk nogal wat laag gelegen land.
Als de vergadering in Westenholte niet op het Kamper voorstel wilde ingaan zouden de Kamper burgers hun morgengeld niet betalen. Ook behield

__ ↓ __
|pag. 24|
Afbeelding p.24

__ ↓ __
|pag. 25|
de stad zich het recht voor om zelf de sluizen open te zetten.
Veertien dagen na de vergadering in Westenholte stemden de erfgenamen van Mastenbroek, voorlopig echter voor een jaar, in het verzoek van Kampen toe.
102
Sabbato post Jubilate (24 april 1456)
Jacob Janssz de wachter van de sluis op de Zwartendijk wordt wegens wanprestatie ontslagen.
103
Feria tertia post Exaudi (11 mei 1456)
Niemand mag varkenshokken bouwen voor zijn deur, onder zijn vensters, bij of in de stadstorens, of in de bogen van de stadsmuur; zij die het al gedaan hebben moeten de hokken voor zaterdag a.s. afbreken of ze krijgen een boete van 10 ponden.
104 Sabbato post Victoria (24 juli 1456)
Johan die Jonge gaf de Raad te kennen dat hij zijn vordering op Arnt van den Sonnenberg binnen jaar en dag had ingebracht.
Om dit te getuigen had hij Peter Lubbertsz opgeroepen, maar deze was niet in Kampen.
105
Sabbato in vigilia Jacobi apostoli (24 juli 1456)
Burgers die voor de stad moeten uitrukken met armborsten of knipbussen krijgen voor iedere keer dat ze uittrekken een mengele wijn.
106
Sabbato post Petri ad vincula (7 augustus 1456)
Terwijl schepenen, raden en gezworen gemeente op het raadhuis vergaderden kwamen er 6 schepen met Utrechtse soldaten de Reve opvaren. De gezworen gemeenteleden eisten toen van de raad dat men de noodklok zou luiden.
Er gebeurde echter niets. De stad Kampen nam 150 van de soldaten in dienst terwijl de rest door ging naar Deventer.
107 (fol.XXIIII) Sdinxdageges nae Sanct Petersdach ad vinculan (3 aug.1456)
Claes Jacobsz moest met drie getuigen voor de raad verschijnen om zich te verweren tegen de beschuldiging die sommige personen tegen hem hadden ingebracht. Hij bracht echter zoveel getuigen mee dat het raadhuis er vol van was.
108 Feria quarta post Petri ad vinculam (4 augustus 1456)
Schepenen, raden en gezworen gemeente komen overeen om elkaar in tijden van oproer onder de burgers, met lijf en goed bij te staan.
Als iemand van de schepenen, raden of gezworen gemeenteleden geruchten van een samenzwering of oproer zou vernemen en dit niet direct aan de burgemeester zou melden, zou deze man als een meinedige worden berecht.
109 Iemand van de burgers of inwoners die in tijden van oproer, e.d. uit de stad wijkt zonder voorkennis van de Raad, verbeurt hiermee alles wat hij in de stad of de stadsvrijheid achterlaat en mag nooit meer in de stad terugkeren.
110 Burgemeesters, schepenen en raden zijn met de gezworen gemeente overeen gekomen dat men hen die honend spreken over heren, vorsten, andere steden, schepenen, raden, gezworen gemeenteleden of particuliere personen, zwaar zal straffen.
111 Als een vreemde machthebber met valse beschuldigingen een van de burgers, arm of rijk, van lijf of goed wil beroven, zal de stad al haar macht aanwenden om dit te verhinderen.
112
(fol.XXIIIIverso) Sabbato post Assumptionis Marie (21 augustus 1456)
Zij die boeijers of pleijten hebben moeten deze schepen afmeren langs de werf, van de brug tot aan de haven en van de haven verder langs de Hagen, het ene schip achter het andere. Rijnschepen moeten onttakeld worden en achter elkaar worden afgemeerd boven de brug. Dit moet nog vandaag gebeuren.
113 Niemand van de burgers of inwoners mag zonder verlof van de schepenen en raden schade toebrengen aan Hollands bezit. Er zijn met Holland overeenkomsten gesloten. Overtreders van dit gebod worden gestraft aan lijf en goed.

__ ↓ __
|pag. 26|
114 Burgemeesters, schepenen en raden laten weten dat zij een wapenstilstand zijn aangegaan met de hertog van Berg, Cleef en Gelre, ingaande op zondag na Sint Lambertus bij zonsopgang. Men wordt gewaarschuwd om zich hieraan te houden op straffe van verlies van lijf en goed.
115
In profesto Michaelis (28 september 1456)
Vanaf heden mag niemand in openbare gebouwen schieten met vuurwapens, op straffe van 100 schillingen boete per overtreding.
116
Des donredages nae Victoris (14 oktober 1456)
Op die dag kwam de nieuwe vorst van Utrecht, bisschop David van Bourgondie met twee rijnschepen uit Deventer. Hij kwam aan bij de Koommarktspoort waar de Raad hem buiten de poort opwachtte. De poort bleef gesloten tot de bisschop de stedelijke privilegiën had bezegeld. Daarna ging het in processie naar de Sint Nicolaaskerk en vervolgens naar het raadhuis waar hij kennis maakte met al de leden van de Raad en men hem symbolisch de sleutels van de stad aanbood. Men schonk de bisschop twee zilveren kannen en gaf hem verschillende soorten wijn te drinken. ’s Avonds nodigde de bisschop de leden van de Raad uit om in zijn herberg te komen eten en drinken.
117 (fol.XXV)
Wolbert ten Haeve beschuldigde mr Johan van Ittersum burgemeester van Zwolle ervan dat hij het stadszegel van Zwolle had misbruikt.
De burgemeester van Kampen zei dat de Raad de beschuldiging zou onderzoeken. Wolbert moest vast borgen stellen voor een boete die hij eventueel zou krijgen. Wolbert hoopte dat hij door het uiten van de beschuldiging niets strafbaars had gedaan. Hij vertrok van het raadhuis zonder dat hij borgen had gesteld.
118
De ruiters van Willem Backer, in het bijzonder heer Schilder van Texel c.s. zal men geen stadswerk laten doen.
119 In vigilia conceptionis Marie (7 december 1456)
Zij die in de oorlog in Vollenhove of in Deventer hebben gelegen van stadswege, zullen hiervoor geen vergoeding krijgen. In eerdere oorlogen was namelijk ook geen vergoeding gegeven.
120
In profesto Pontiani (13 januari 1457)
Op Sint Ponciaansdag zal in de kerk vanaf de kansel bekend gemaakt worden dat er in het Sint Nicolaasbroek geen hout mag worden gekapt.
Hij die overtreders van dit gebod zal aanbrengen, krijgt de helft van de op te leggen boete van 10 pond mee.
121
Men had Volker Kay stadskind gemaakt (ontmondigd of onder curatele gesteld) en dit door middel van kerkenspraak bekend laten maken.
Op zondag na Valentini (20 febr.1457) laat men dit opnieuw in de kerk afroepen. De Raad is bang dat de burgers door aan Volker te lenen of voor hem borg te staan, schade zullen lijden.
122 (fol.XXVverso) Sabbato post Valentini (19 februari 1457)
Als de Raad “teert van nijde of noede” zal men van ieder raadslid één verwant vrijhouden.
123 Cleis Wolf spreekt Gerberich van der Schere en haar kinderen in rechten aan. Hij stelt Heyn Selander als zijn borg.
124 Sabbato post Petri ad cathedram (26 februari 1457)
Op straffe van 40 ponden boete is het aan iedereen, met uitzondering van de vistellers en de opvarenden, verboden zicht te begeven in de schepen waar de vis mee wordt aangevoerd.

__ ↓ __
|pag. 27|
Afbeelding p.27

__ ↓ __
|pag. 28|
125
Sabbato post Cineres (12 maart 1457)
Aan Johan van der Vene en Johan van der Vecht zal men laten aanzeggen dat ze Sonnenbergs kinderen die om het leengoed in een rechtszaak zijn verwikkeld, voor de Raad moeten brengen. Men zal hen en de voogden laten weten dat men dat leengoed, waar nog niemand mee beleend is, moet verkopen en de schulden met de opbrengst moet betalen. Ook de andere nagelaten goederen moeten worden verkocht met hetzelfde doel.
Doen ze het niet dan zal de stad de verkoop ter hand nemen en eventuele schade verhalen aan degene die zal tegenwerken.
126
Feria tertia post Reminiscere (15 maart 1457)
Zij die graven hebben in een van de kerken in Kampen moeten deze graven met zerken laten afdekken voor a.s. Sint Johansdag. Zij die dit nalaten verliezen de eigendom van die graven.
127
De Raad bepaalt dat men jongens alleen naar de Boven- of naar de Buitenschool mag sturen. Alleen de jongens die naar zee zijn geweest of binnen een half jaar naar zee zullen gaan en de jongens die binnen een jaar een vak zullen gaan leren, zijn niet verplicht om naar een van deze scholen te gaan. Men moet echter wel, op straffe van een boete van 10 ponden, de burgemeester inlichten waar de jongens dan wel op school gaan.
Eerst bedoelde jongens mogen door andere dan de Boven- of Buitenschoolmeesters niet worden aangenomen, ook op straffe van 10 ponden boete.
128 (fol.XXVl) Anno LVII feria sexta post Invocavit (11 maart 1457)
Mr Jan Volkersz, Jan van der Vecht.
Aankondiging van de verkoop van een tiende (grof en smal) uit de erven Alferding, Oedberdinge en Wenemeringe in het kerspel van Ommen. Deze tienden, een bisschoppelijk leen, waren nagelaten door wijlen Henric van den Sonnenberge.
129
Voor Sint Johansdag in de midzomer moeten de eigenaars van de muren aan de Vluetdijc, dezen laten herstellen of ze riskeren een boete van 40 pond.
130
Feria tertia post Oculi (22 maart 1457)
De gildemeesters van het cremersgilde (koopliedengilde) moeten hun leden waarschuwen dat ze geen nieuwe voorraden dadels, amandelen, rijst e.d. door de oude voorraad mengen. De Raad zal overtreders straffen.
131 Een spotlied op de Bourgondiërs die Deventer hadden belegerd en ingenomen, mag op straffe van 100 schillingen boete, niet worden gezongen.
Ouders moeten hun kinderen waarschuwen en meesters hun knechten.
Zij die overtreders aanbrengen krijgen de helft van de boete.
132 Sabbato post Letare (2 april 1457)
Lubbert Overdijc in Eckelboemstege en Lijsbeth Arnstes in Gheyenstege moeten voorde laatste mei a.s. hun straten en goten laten herstellen of ze krijgen een boete van 100 schillingen.
133
Johan van der Vene en Johan van der Vecht zullen de schuld van wijlen Arnt Sonnenberg betalen als voogden van de (klein)kinderen en niet als erfgenamen.
134
Feria quarta post Judica (6 april 1457)
Op Seveningen mag men enkel koeien en vaarsen laten weiden. Iedereen moet er voor zorgen dat hij niet meer beesten inschaart dan het aantal waarop hij van ouds recht heeft, of hij krijgt 10 ponden boete.
135 Op straffe van een boete van 100 schillingen wordt het aan iedereen verboden om aarde te halen van het bolwerk in de Hagen. Hij die overtreders aanbrengt krijgt de helft van de boete.
136 Deric Sanders heeft de marktmeester honende en lelijke woorden toegevoegd. Hij moet de Raad smeken om vergeving, de Heilige Geest twee rijnsguldens tot nut van de armen geven en verder nog aan Boelman de marktmeester de verzekering geven dat hij hem niet zal schaden.
Bij herhaling zal de Raad hem tot voorbeeld van anderen straffen.

__ ↓ __
|pag. 29|
137
(fol.XXVTverso) Sabbato post Quasi modo (30 april 1457)
Niemand, mag in zijn huis of in de schepen in de Buitenhaven pek of teer heet maken. Verder moet ieder die woont Boven de Poort, op de Vluetdijc, in de Hagen of in Broenepe er voor zorgen dat hij water voor zijn huis heeft staan en dat er brandemmers en haken bij de hand zijn.
Een en ander op straffe van 100 schillingen boete.
138 Sabbato post Misericordia Domini (7 mei 1457)
In de zaak van De Wrede contra Wijchman Budel wordt bepaald dat Wijchman tevreden moet zijn met 12 heren pond per jaar. De Wrede had daar namelijk de bewijzen van. Wat betreft de rogge waar aanpanding aan is gedaan wordt bepaald dat De Wrede binnen 14 dagen nadat hij voor het gerecht van Raalte is gedaagd zijn bewijzen bij dat gerecht moet tonen.
139
Feria quarta post Cantate (18 mei 1457)
Op de markt gekochte kippen, eieren, boter, e.d. mag men niet direct weer doorverkopen, op straffe van 100 schillingen boete. Men zal hier heimelijk op letten en de aanbrengers de helft van de boete geven.
140
Loslopend vee op openbare wegen en dijken zal worden geschut (gevangen en gestald). De eigenaren van geschutte paarden of hoornvee moeten een schutgeld betalen van 4 plakken, en die van varkens 2 plakken per dag.
Hij die herberg houdt mag het schutten in zijn stal niet weigeren op straffe van 100 schillingen boete.
141 Sabbato post Trinitatis (18 juni 1457)
In alle espels moeten de straten worden hersteld. Zo gauw iemand door de hoofdlieden van de espels er op wordt gewezen dat zijn straat niet in orde is, moet hij de straatmaker zand en stenen bezorgen en op zijn kosten de straat laten maken op straffe van 100 schill. boete.
142
In de onenigheid tussen de steden Utrecht en Amersfoort mogen de burgers of inwoners van Kampen zich niet mengen op straffe van het verlies van hun burgerschap en een boete van 100 oude schilden.
143 (na fol.XXVIverso) 1475
Bekentenis van Jacob Pump de verver.
In het dorp Hesenlien heeft hij een kelk gestolen uit de dorpskerk en een kelk uit de kapel. Beide kelken heeft hij verkocht in Bremen aan de muntmeester voor 27 of 28 rijnsguldens die hem uitbetaald zijn in bremer groten. Dit was afgelopen pinksteren een jaar geleden.
In de kerk in Brunnepe sloeg hij het Mariabeeld een paarlen hoed van het hoofd. Hij heeft de parels er af gehaald en verkocht voor 22 witstuivers; het zilveren loofwerk heeft hij tijdens de jaarmarkt in Deventer verkocht voor 12 witstuivers.
Uit een kast in Onze Lieve Vrouwenkerk in Kampen stal hij een kelk die hij in zijn huis heeft omgesmolten. Het zilver heeft hij in Amsterdam verkocht voor 9 witstuivers per loot, wat hem in totaal 18 rijnsguldens opleverde.
Hij werd voor zijn misdaden terechtgesteld op 9 oktober 1475 waarna zijn lichaam op een rad werd gelegd en zijn hoofd op een staak gestoken.
De dag na zijn terechtstelling kwam de priester die hem in zijn einde had bijgestaan voor de Raad en zei dat Jacob hem gevraagd had om te zeggen dat hij nog iets had gestolen, zodat een onschuldige daar niet voor zou moeten boeten.
144
(fol.XXVII) Feria quarta post Exaudi (l juni 1457)
Niemand mag in stadsviswater buiten zijn eigen toom (gepacht water) met werpnetten vissen op straffe van 10 pond boete.
145 Sabbato post Penthecoste (11 juni 1457)
Engbert Tengnagel heeft zijn burgerschap opgezegd.
146
Grete Kokenbackers die lid was van het bakkersgilde trouwde met haar knecht. Als ze samen het bedrijf wilden voortzetten moest de knecht eerst als meester in het gilde worden opgenomen.

__ ↓ __
|pag. 30|
147
In vigilia Petri et Pauli apostoli (28 juni 1457)
Rasende Jutte had in 1453 overspel gepleegd en was toen gewaarschuwd dat men haar hij herhaling zou straffen. Nu heeft men haar weer bij overspel betrapt, maar de leden van de Raad die bij haar kwamen om haar te onderhoren over haar misdragingen werden door haar onheus bejegend.
Besloten werd toen dat men haar op de kaak zou stellen of haar de steen zou laten dragen. (Met een zware steen om de nek door de stad leiden)
Toen echter ook nog haar buren bij de Raad over haar kwamen klagen dat ze dikwijls in overspel leefde en slechte herberg hield, besloot de Raad haar gevangen te nemen.
Op de eerstvolgende rechtdag, toen ze al een paar dagen op de Wiltgang gevangen had gezeten werd echter besloten dat ze uit de stad zou worden verbannen. Ze mocht niet dichter bij de stad komen dan een mijl.
148 Sabbato post translationis Martini (9 juli 1457)
Het is op straffe van 10 ponden boete nog niet toegestaan om te slepen.
(Met netten ?)
149
In crastino Margarethe (14 juli 1457)
In stadsviswater gevangen steur of zalm mag men alleen inzouten als het voor eigen gebruik is. Wil men meer inzouten dan mag dit enkel met toestemming van de burgemeesters. Op overtreding staat 20 ponden boete.
150
Op straffe van 10 ponden boete is het een ieder verboden om in stadsviswater, bij Cuelvoet of in de Reve te vissen met hoektouwen.
151 (fol.XXVIIverso) Feria quarta post Petri ad vinculam (4 augustus 1457)
De Raad biedt Johan Valken c.s en Kerstken Gerbertsz c.s. een vrede. Ze mogen elkaar of hun verwanten geen schade of last bezorgen.
Johan Valken moet Kerstken de schade die deze voor Utrecht heeft geleden, vergoeden. Johan moet hiervoor borgen stellen of als hij dat niet kan, de eed afleggen. Krijgt Kerstken toch nog schade dan zal men dit verhalen aan Johans lijf en goed.
152
Feria tertia in vigilia Bartholomei apostoli (23 augustus 1457)
Burgemeesters, schepenen en raden met hun gezworen gemeente zijn overeen gekomen dat men voortaan alleen op “botdagen” zowel voor als na de middag zal mogen “bieden”. (rechtshandeling)
Er zal een uitzondering worden gemaakt voor hen die oost- of westwaarts willen zeilen of op een andere manier de stad uit willen gaan.
153
Burgers of inwoners mogen geen rogge kopen in Zwolle om dat in Kampen weer per schepel te verkopen. Rogge van hun eigen korenzolders mogen ze op de markt alleen verkopen in kleine hoeveelheden en niet per schepel. Met schepen of wagens aangevoerde rogge mag wel per schepel worden verkocht. Een en ander op straffe van 10 ponden boete.
154
Voordat op maandag vanuit het rechthuis een vaantje wordt uitgestoken mag men op de markt alleen maar weite of rogge voor eigen gebruik kopen, te weten per mud, per half mud of per schepel, ieder naar zijn staat van leven. Hij die overtreders van dit verbod aanbrengt krijgt de helft van de boete van 100 schillingen mee.
155
(fol.XXVIII)
Alfer Woltersz had negen last haver laten inschepen in het schip van Johan Reynerssoen. Terwijl Alfer elders in de gevangenis zat, is Johan met da haver naar Amsterdam gevaren en heeft het daar verkocht zonder het aan de andere reders of aan de familie van Alfer te zeggen. Toen Alfer later uit gevangenschap terug keerde en Johan naar de stand van zaken vroeg, deed deze alsof hij van geen haver wist. Men mocht hem hangen, zei hij, als bleek dat hij wel haver voor Alfer verscheept had.
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat Johan Reynerssoen als een dief had gehandeld. Hij werd ter dood veroordeeld en is op Profesto Lamberti (16 september 1457) door middel van het zwaard terechtgesteld.
Hij werd begraven bij de St Katerinakerk maar zijn verwanten wilden hem bij de St Nicolaaskerk begraven hebben. De bisschop van Utrecht gaf hen daar toestemming voor.

__ ↓ __
|pag. 31|
Afbeelding p.31

__ ↓ __
|pag. 32|
156
Burgers of inwoners mogen niet dobbelen met geestelijken. Als ze dit verbod overtreden kragen ze dezelfde boete alsof ze met niet-geestelijken hadden gedobbeld.
157 Geestelijken, onder curatele gestelden, veroordeelde overspeligen en bordeelhouders mogen niet bieden op veilingen waar stedelijke eigendommen worden verpacht.
158 (fol.XXVIIIverso) In vigilia Thome (20 december 1457)
Doede Alartsz heeft tegen Cornelijs Jansz gezegd “had ik gehandeld als jij, dan had ik gehandeld als een boef”.
De Raad wijst dat het geen ongeoorloofde of strafbare woorden waren.
159 Ut supra (20 december 1457)
Egbert Voorne zei voor het gerecht tegen Thomas Eggert dat hij een vals charter had getoond. Hiervoor moest Egbert borgen stellen.
Het bleek dat Egbert de waarheid had gesproken; er moest een ander charter zijn. Egbert ging dus vrijuit.
160 In vigilia circumoisionis Domini (31 december 1457)
Rueric Vriedach had tegen Rueric Kenneken gezegd “dat versier gij mij over”. Volgens de Raad waren het strafbare woorden.
161 Sabbato post Katherine (26 november 1457)
Jonker Geryt van Oldenborch had een aanspraak op meester Henric van Uuterwyc. Meester Henric moet de zaak rechttrekken en zorgen dat de Kamper burgers Johan Claesz Potter en Jacob Janssoen die door de jonker waren gevangen genomen, geen last en schade leiden.
De stad zal hierover schrijven aan de stad Bremen.
Op feria quarta post Aghate(8 februari 1458) krijgt meester Henric de opdracht om zich voor 1 mei aanstaande in deze zaak te verantwoorden.
162
(fol.XXIX)
Bekentenis van Adriaen Johansz van Leiden.
Uit het Sanct Agnetenklooster in Kampen stal hij twee herenjassen, waarvan hij er een verkocht in Zwolle voor 9$\frac{1}{2}$ stuiver en de ander in het huis van Herman mitter koe, alhier in Kampen, voor 9$\frac{1}{2}$ witstuivers. De laatste verkocht hij ’savonds bij de kaars (hij veilde hem).
Uit het Fraterhuis in Zwolle stal hij een blauwe mannentabbert die hij in Kampen verkocht voor 15 brabantse stuivers. Uit het brouwhuis van de fraters in Zwolle stal hij een fratersmantel die hij verkocht voor 11 brabantse stuivers.
In Leiden stal hij uit de Vischcapelle een klein boekje.
Uit een cel van het Onser Vrouwen Broederhuis in Haarlem stal hij twee bedden, doch dit werd opgemerkt en men nam ze hem weer af. Verder stal hij uit een huis in Haarlem een deken die hij verkocht voor 14 witstuivers.
Uit het Cellebroederhuis in Haarlem stal hij twee slaaplakens die hij verkocht voor 5 witstuivers. In dezelfde plaats stal hij een met lamsvel gevoerde jas die hij zelf droeg, een zwarte fukentabbert die hij verkocht voor 7 witstuivers en verder nog twee hemden, twee onder jurken en een hoofddoek. Dit laatste stal hij van een bleek.
In Alkmaar stal hij een latijns boekje dat hij in Kampen verkocht aan de gardiaan van de minderbroeders voor 5 witstuivers. (vervolg bij nr 164)
Hij werd feria quarta post Remigii (4 oktober 1458) door middel van het zwaard terechtgesteld.
163
(fol.XXIXverso)
Het Sanct Brigittenklooster mag acht jaar lang vier koeien laten weiden in het Overbroeck en vier in het Horstbroeck.
164 Vervolg van de bekentenis van Adriaen Johansz van Leiden, (vervolg van 162)
In Kampen stal hij uit het Sint Michielsklooster een zwarte rok en een kapmantel.
In Alkmaar stal hij een deken en een getijdenboek. (vervolg bij nr 183)

__ ↓ __
|pag. 33|
165 Anno LVIII op Sanct Mathijsavent (23 februari 1458)
Boelman Putte had Jacob van der Hoeve onredelijk bejegend omdat deze het kind van de dochter van Boelman bij zich hield. De Raad waarschuwt Boelman dat hij dit niet weer doet want Jacob en zijn consorten waren de wettige voogden van dit kind.
166 Egbert Voerne liet beslag leggen op het goed van Thomas Eggert.
Stedelijke boetes, tijns en bewezen schuld van voor de datum van de beslaglegging gaan vóór de aanspraak van Egbert; schuldbekentenissen die na de beslaglegging zijn gedateerd komen ná de aanspraak van Egbert.
167 23 februari 1458
Heer Peter van Hiel is voldaan van de jaarlijkse pensie (betaling) van zijn vicarie in de Sint Nicolaaskerk. (Vicarie van Sint Peter?)
Getuigen zijn de priesters Heyman Brant en Willem Beyken.
168
Sabbato post Mathie (25 februari 1458)
Het is op straffe van 10 ponden boete verboden te vissen met fuiken of met haken in het water van Cuelvoet of het water van de Engermeren.
169
(fol.XXX) Feria secunda post Reminiscere (27 februari 1458)
Johan Wenemers had met zijn zoon en zijn knecht twee mannen achtervolgd die in het huis van Johan Rademaker gevlucht waren en daar een zogenaamde huisvrede begeerden. De achtervolgers bleven met gespannen bogen voor de steeg van Beernt Voss en voor het huis van Beernt Rademaker wachten tot de mannen naar buiten zouden komen.
Ze kwamen niet, waarna men de schout verzocht om te komen en de twee mannen te dagvaarden. Deze deed dit en bepaalde een dag waarop de twee mannen met Johan Wenemersz c.s. voor hem moesten verschijnen om eisen en verweer aan te horen. Toen de schout weer weg was grepen Johan, zijn zoon en de knecht de mannen en leidden hen in het huis van Johan van Seest.
De volgende getuigen konden een en ander bevestigen: Peter Henricsoen, Lambert Rademaker, Otto Janssoen, Baers Hermanssoen, Beernt Benster, Bernt Camp, Gijsbert Rademaker, Herman Gerrijtssoen, Johan Rademaker, Gerijt Jacobssoen, Andries Kuper, Johan van Seest, Johan Beerntsz.
De bewoners van het stadsdeel Boven de Poort vragen de Raad wat ze in het vervolg tegen een dergelijke handelwijze mogen ondernemen.
De Raad bepaalt dat ze straffeloos mogen optreden tegen mensen die handelen zoals Johan Wenemers handelde.
170 Feria quarta post Oculi (8 maart 1458)
Burgemeesters Jacob Witte en Rueric van Uterwijc.
Onenigheid over de nalatenschap van wijlen Claes Water tussen de kinderen van Johan Water en Herman Water, de zonen van Claes.
De kinderen van Herman zeiden dat Johan Water gestorven is voor zijn vader Claes. Daarna had Claes aan zijn vrouw Alijt de moeder van Johan en Herman, al zijn goederen in vruchtgebruik gegeven.
De kinderen van Johan zeiden dat Herman een provenier in het Heilige Geestgasthuis was geweest en dat hij wel twee of drie jaar voor zijn moeder Alijt gestorven is.
De Raad bepaalt dat Claes Water, toen hij stierf zijn zoon Herman als erfgenaam naliet.

__ ↓ __
|pag. 34|
171
(fol.XXXverso) Feria quarta post Letare (15 maart 1458)
Het is op straffe van 100 schillingen boete verboden mest te storten op de dijk over de brug of op de dijk buiten de Swanenpoirte of op andere stads dijken, zowel buiten als binnen dijks. Hij die overtreders aanbrengt krijgt de halve boete mee.
172
Zij die knipbussen hebben die eigendom van de stad zijn moeten die binnen veertien dagen bij de schutmeester Johan Rijnvisch brengen, op straffe van 100 schillingen boete, waarvan de helft zal zijn voor degene die nalatigen aanbrengt.
173
Feria tertia post octave Penthecoste (30 mei 1458)
Alijt Trumpers heeft Bettken Hermans en Gese haar dochter smadelijk en schandelijk bejegend. De Raad waarschuwt Alijt dat ze dit voortaan laat want anders zal men haar, anderen ten voorbeeld, straffen aan haar lijf. Verder wordt haar aangezegd dat ze voortaan moet wegblijven uit het huis van Peter de schroder.
174 Feria tertia post Johannis nativitatis (24 juni 1458)
Wolbert ten Hove die zijn vrouw mishandelt en onredelijk met haar leeft, riskeert gevangenschap als hij zijn leven niet betert.
175 Sabbato post Johannis (l juli 1458)
Al degene die in overspel leven of kwade herberg houden moeten binnen acht dagen de stad verlaten hebben. Zij die na die tijd nog in de stad worden aangetroffen zullen door de Raad worden gestraft “met schande aan hun lijf”.
176a Wolbert ten Hove eiste van Gertruut van Dolre een deel van de nagelaten bezittingen van zijn schoonvader. Geertruut zei dat haar dochter met haar huwelijk een en ander uit de gemeenschappelijke boedel van haar ouders had meegekregen; ze wilde Wolbert wel voldoen maar dan moest hij meebetalen aan alle openstaande schulden.
Wolbert ging hier echter niet op in.
Burgemeesters: Henric Aeltsz en Lodewich Kruse.
176b (na fol.XXXverso)Anno LVIII feria quarta post Martini (14 nov. 1458)
Het is verboden mest of vuilnis, hetzij met wagens, hetzij met baren, van de brug in de IJssel te storten aan de stadszijde van het teken (de hand) dat op de brug staat.
Mest of vuilnis mag men ook niet storten op de dijk of langs de weg aan de overzijde van de IJssel.
Een en ander op straffe van 100 schillingen boete waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
176c Uit het land van Herman Water en Willem Jansz heeft men grond gegraven om 212 roeden van een dijk te maken.
Van Johan Woltersz is de hofstede afgegraven voor 103 roeden, terwijl uit hun weideland voor 56 roeden gegraven is.
Uit het weideland van Johan Berentsz en Henrijc Sweersz is voor 13 roeden gegraven.
Totaal 384 roeden.

__ ↓ __
|pag. 35|
177
(fol.XXXI)
Op Margarete (13 juli 1458) kwam Brugman in Kampen en ad Vinculam Petri (l augustus 1458) preekte hij voor het laatst. Tussen genoemde data had hij bijna iedere dag gepreekt, waarvoor de stad hem een take wijn per dag gaf.
178
Sabbato post Bartholomei (26 augustus 1458)
Verbod om met paard en wagen te draven in de stad, in de Hagen of op de Vloeddijk. De boete die op overtreding staat is 20 schillingen. Men zal hier heimelijk op toezien; aanbrengers krijgen de helft van de boete.
179 Geert Dubbeltsz staat er borg voor dat meester Dubbelt van Selham zijn 25 ponden lijfrente ten laste van de stad, zal ontvangen.
180
6 juli 1458
Jelys opt Raes heeft zijn vrouw gegooid en onwaardig behandeld. De Raad waarschuwt hem dit voortaan te laten want anders zal men hem straffen tot voorbeeld van anderen.
181
In anteprofesto Martini (9 november 1458)
Geld dat men bij aangespoelde drenkelingen aantreft zal men aan hun erfgenamen geven, echter verminderd met de gemaakte kosten. De schout heeft geen recht op dit geld.
182
Feria tertia post Martini (13 november 1458)
Riquen Wichersz die gortemaker en zijn vrouw gaan zo oneerlijk en onrustig met elkaar om dat de wereld er verdriet van heeft. Ze worden door de Raad gewaarschuwd dat men hen zal straffen als er opnieuw klachten over hen binnenkomen.
183 (fol.XXXIverso)
Vervolg van de bekentenis van Adriaen Johansz (zie nr.162)
In Roermond stal hij een grijze mannenjas van Ghibelen op den Berch, welke hij verkocht voor 6$\frac{1}{2}$ witstuivers.
Op Sanct Steffensweert stal hij een groene manstabbert van Henric Kolnar welke hij verkocht voor een postulaatsgulden.
184 (fol.XXXII) Feria quarta post Invocavit (14 februari 1459)
Gerlof Koernemarckt die zijn moeder slecht behandelt wordt door de Raad ernstig gewaarschuwd dat hij zijn leven moet beteren want men neemt niets meer van hem.
Geertken de dierne van Gerlof is gevlucht nadat ze met Gerlof in overspel was aangetroffen.

__ ↓ __
|pag. 36|
185 Mette Heyleers en Engbert Hagedoern die in overspel leven worden uit de stad verbannen.
186
Reynken van Weert een vuller die in Marten Voirnshuis woont, wordt er van verdacht twee vrouwen te hebben. Hij moet binnen veertien dagen bewijzen dat dit niet waar is of men zal hem en zijn tegenwoordige vrouw op de kaak stellen.
187
Geert de oude kleermaker bij de Morrenbrug wordt er van verdacht buiten Kampen nog een vrouw te hebben. Hij zegt dat deze vrouw dood is.
Als hij hiervan binnen veertien dagen geen bewijs kan aanvoeren, worden hij en zijn huidige vrouw op de kaak gesteld.
188
Johan Lambertsz die in het huis Blanckenberch bij de Calveneckenbrug woont wordt er van verdacht met een deerne van Groningen in overspel te leven. Hij moet binnen veertien dagen bewijzen dat dit niet waar is of men zal hen op de kaak stellen.
189 (fol.XXXIIverso)
Johan Rolofsz de drager die in het huis Blanckenberch woont wordt er van verdacht een vrouw te hebben in Kalkar. Hij ontkent dit echter.
190
Bekentenis van Bonte Johan.
Hij heeft de gebroeders Heynken en Claesken vullersgezellen uit Hoorn doodgestoken.
In Maastricht stal hij een man genaamd Jacob van Buelen vier amhemse guldens uit zijn kast.
In Middelburg stal hij tijdens de preek van pater Brugman een leeuw, een nobel en negen of tien witstuivers.
In Barneveld stal hij een grijze kapmantel van een waslijn.
Van een man genaamd Lambert Lambertsz in Kier bij Tricht stal hij tijdens een hemelvaartsprocessie acht amhemse guldens.
Bonte Johan is met het zwaard ter dood gebracht op feria secunda post Letare Jherusalem (5 maart 1459),
191 Aantekening in een andere hand, uit het jaar 1462, dat de stadsvrijheid zich uitstrekt tot in zee waar de diepte van 3$\frac{1}{2}$ el begint.
192 Sabbato post Letare anno LIX(l0 maart 1459).
De doodkist en de begrafenis van Bonte Johan zullen nog door de stad worden betaald maar het is wel de laatste keer dat de stad dit voor zijn rekening neemt. In het vervolg moet de begrafenis van misdadigers worden bekostigd van geld waar om “gebeden” wordt.
193 Feria tertia post Ouasi modo (5 april 1459)
Niemand mag de scherprechter met modder gooien of uitschelden. De ouders zijn in deze verantwoordelijk voor hun kinderen en de meesters voor hun knechten of dienstboden.
194
(fol.XXXIII) Sabbato post Penthecoste (19 mei 1459)
Een clute (kluit) boter moet vier pond en vier lood wegen. Een halve kluit twee pond en twee lood. Niemand mag kluiten boter kopen om direct weer door te verkopen. Overtreders van deze bepaling krijgen 100 schillingen boete terwijl de betreffende boter aan de armen zal worden gegeven. Aan eventuele aanbrengers zal de opgelegde boete worden gegeven.
Een aanvullende bepaling van 26 april 1509 stelt dat een vierde kluit een pond en een lood moet wegen.
195
Sabbato post Bonifatii (9 juni 1459)
Volkier Mensensz Van Swolle heeft aan de stad beloofd dat hij vandaag over zes weken voor tien uur in de morgen Albert Mulert als gevangene in de stad zal brengen, of 1400 rijnsguldens zal geven, of aan de stad zal overleveren de schuldbekentenis die jonker Jan van der Hoyen in Ruinen zijn afgeperst ondanks dat deze een vrijgeleide had.
Hieronder staat dat aan hem nog uitstel is verleend tot Sanct Bartolomeusavent (23 augustus 1459).

__ ↓ __
|pag. 37|
Afbeelding p.37

__ ↓ __
|pag. 38|
196
Wandesdages nae des Hilligen Sacramentsdach (juni 1459)
Overeenkomst tussen de steden Kampen en Vollenhove over het zetten van de steurnetten. Als speciale vertegenwooidiger van de bisschop van Utrecht was aanwezig Geryrt van Iselmuden schout van Vollenhove.
De grenzen tussen de vangstgebieden van de beide steden worden als volgt bepaald.
Er wordt een denkbeeldige lijn getrokken van Vollenhove via het huis dat nu op Natenrijs staat tot aan de Onser Liever Vrouwentoren in Kampen. Als men langs deze lijn kijkt dan is de afstand tussen de Sanct Nicolaastoren in Kampen en de Hilgen Geestestoren in Kampen op het oog ongeveer gelijk aan de breedte van een redelijke wagenweg.
Naar de andere kant moeten de Vollenhovers een denkbeeldige lijn trekken tot aan het slot in Kuinre.
De Vollenhovers mogen de steurnetten zetten aan hun kant van deze denkbeeldige lijnen.
Ze mogen echter de Camper Sande niet dichter met hun netten naderen dan op drie en een halve el diepte, gerekend naar dagelijks water (gemiddelde waterstand).
Omdat echter de Camper Sande door stroomveranderingen andere liggingen kunnen krijgen zal deze overeenkomst eventueel in de toekomst worden herzien. De Vollenhovers mogen namelijk in geen geval te dicht voor de stad Kampen hun netten plaatsen.
197
(fol.XXXIIIverso) Feria tertia post Viti (18 juni 1459)
Johan Rijnvisch moet binnen veertien dagen zijn restant betalen, n.l. 32$\frac{1}{2}$ postulaatsguldens voor haver, 50 ponden van nieuw restant en 32 pond van het geld dat op zeven jaar staat. Betaalt hij binnen die termijn niet dan zullen schepenen en raden beraadslagen wat ze tegen hem zullen ondernemen.
198
Sanct Bartholomeusavent (23 augustus 1459)
De zaak van Albert Mulert wordt met consent van de steden Deventer en Zwolle zes weken uitgesteld, namelijk tot donderdag na Sanct Michiels-dach (4 oktober 1459). Volkier van Hairste bleef borg voor Albert Mulert.
199 Burgemeesters, schepenen en raden waarschuwen de burgers en inwoners om geen handel met Keulen te drijven of handelswaar van Keulenaren in hun schepen te vervoeren. Als Kampenaren schade zullen lijden omdat deze waarschuwing wordt genegeerd, zal deze schade door de veroorzakers moeten worden vergoed.
200
Die Egidii (l september 1459)
Zij die geijkte schepelmaten hebben die eigendom zijn van de stad moeten deze binnen acht dagen boven in het richthuis of in de schepenkamer brengen of ze riskeren een boete van 100 schillingen.
201 Feria tertia post nativitatis Marie (l0 september 1459)
De stad Bremen laat alle kooplieden weten dat het verboden is om via de Weser en de zee koren uit te voeren. Overtreders krijgen een boete van 20 Bremer mark terwijl hun koren verbeurd verklaard, wordt.
De stad Kampen laat nog weten dat Kamper burgers die het verbod van Bremen overtreden niet zullen worden geholpen als ze in moeilijkheden raken.
202 Feria quarta subscripta (11 september 1459)
De namen van de schepenen die de stad hebben verlaten omdat daar de pest heerst moeten worden opgeschreven; men wil tegen zaterdag a.s. (15 september) nieuwe burgemeesters kiezen
Het betrof de volgende schepenen:
Henric Pael
Henric van Uuterwyc
Pilgrum ten Acker
Henric Aeltsz
Lodewich Kruse
Pilgrim van Ingen
Johan Wolf
Gert Dibboltsz
Herman van Wilsem
Bartolt Ludekensz
Peter Lubbertsz

__ ↓ __
|pag. 39|
203
(fol.XXXIIII)Octave nativitatis Marie (15 september 1459)
Niemand van de Kamper burgers of inwoners mag zich mengen of dienst nemen in de oorlog tussen de hertog van Gelre en de jonker van Gelre.
Verder mag niemand goederen kopen die in deze oorlog worden geroofd, op straffe van verlies van zijn burgerschap, 40 ponden boete en verbeurd verklaring van de betreffende goederen.
204 Feria quarta post Mathei (24 september 1459)
Aan Diric Sandersz en Suetken is aangezegd dat ze vandaag nog de stad moeten verlaten of ze zullen op de kaak worden gesteld en daarna nog door de schepenen verder worden gestraft; men heeft hen namelijk in dubbel overspel aangetroffen. Een en ander is de Raad in het geheim meegedeeld.
205 Een overeenkomst tussen twee partijen die met medewerking van familieleden van beide zijden tot stand is gekomen heeft een zodanige geldigheid dat men bij niet nakomen van deze overeenkomst beslag mag laten leggen op de goederen van de andere partij.
206
Quarta feria die Crispini et Crispiniani martiris (27 oktober 1459)
Diric Sanderssoen moet zweren dat hij de omgang met Suetken de vrouw van Huge Johanssoen zal staken. Als hij daarna toch nog met haar zal omgaan wordt hij gestraft als een meinedige.
Hem wordt verder opgedragen om in vrede te leven met zijn wettige vrouw Hille en met haar te eten en te slapen.
207 Feria tertia post Martini (13 november 1459)
Suetken (de vrouw van Huge Johanssoen) wordt op dezelfde voorwaarden als Diric Sanderssoen weer in de stad toegelaten.
208
(fol.XXXIIIIverso) Feria tertia post Martini (13 november 1459)
Godeken van Achtvelt moet zweren dat hij Johan Woltersz of andere Kamper burgers niet elders in rechte zal aanspreken inzake de erfenis van wijlen Alijt Alfers waaraan hij mede deel heeft: hij moet zich houden aan de uitspraak die het Kamper gerecht in deze zaak heeft gedaan.
Hij moet namelijk meebetalen aan de boedelschuld, aan het voldoen van Alijts uiterste wil en aan haar begrafenis.
209 In profesto Willibrordi (6 november 1459)
Een secretaris die voor de stad op reis gaat, krijgt evenveel mijlgeld als een schepen of raad van oudsher krijgt.
210
Feria quarta post Willibrordi (l0 november 1459)
De zes zilveren roeden voor de stadsboden, waaraan vijf mark en zes lood zilver is verwerkt, hebben inclusief het zilver, 93 pond en 2$\frac{1}{2}$ witstuivers gekost.
211 In de zaak van de erfgenamen van Henric ten Holte zet Deric Kenningen Herman Neynode tot borg, zoals voorgeschreven is volgens het stadsrecht.
212 De volgende vrouwen vragen de Raad om een proeve (plaats) als bagijn in het Bovenconvent:
Mette de dochter van Claes Jacobz. Achter haar naam staat dat ze in het Sint Brigittenklooster is gegaan.
Grete de dochter van Ludeken Andriesz. Zij is getrouwd.
Ghese de dochter van Maes Pannert.
Zij heeft haar plaats ingenoman.
Grete de dochter van Govert Jansz. Zij is getrouwd.
Gasse Drunen.
Alijt de dochter van Albert Jongen.
Griete de dochter van Jacob van der Kerken. (Er stond eerst Willem van der Kerken)
Henric de dochter van Bouwen van Swensbergen.
Alijt de dochter van Timan Gijsbertsz.
Engle de dochter van Wolf Woltersz.
De vier bovenste namen zijn doorgestreept.

__ ↓ __
|pag. 40|
213 (na fol.XXXIIIIverso)
Minuut van een akte (door schepenen van Kampen) waarin verklaard wordt dat niemand anders dan Mathijs die Jonge (onze burger) erfgenaam wil zijn van wijlen Aernt van den Sonnenberge en zijn zoon wijlen Henric van den Sonnenberge. Aernt van den Sonnenberge was de grootvader van Mathijs die Jonge.
214 Sent Clemensdach anno LVIIII (23 november 1459)
Minuut van een akte opgemaakt door Wylhelm (van Worinckhem richter van Zalk) op het huis Buckhorst.
Johan die Jonge verklaarde dat hij geen erfgenaam wilde zijn van wijlen zijn zoon Clawes die Jonge.
Omdat Johan geen zegel bij hem had drukte Wylhelm zijn zegel onder op de oorspronkelijke akte.
215 (fol.XXXV)
Voor de burgemeesters Bertolt Ludekensz en Herman van Wilsem verklaarde Johan die Jonge dat hij zich niet wilde inlaten met de nalatenschap van wijlen Arnt en Henric van den Sonnenberge. Wat zijn zoon Mathijs Jonge in deze zaken zou doen moest hij zelf weten.
216 Sabbato post Elisabeth (24 november 1459)
Aan meester Henric van Uuterwyc en Pilgrim ten Acker die elders zijn wordt geschreven dat zij voor a.s. donderdag in Kampen moeten komen om hun functie van rentmeester te aanvaarden.
Ze zullen als zij dit niet doen, hoe vervelend de briefschrijvers het ook vinden, een boete krijgen van 100 franse schilden.
217 Donredages op Sancte Ceciliendach anno LIX (22 november 1459)
Afschrift van een akte opgemaakt door Willem van Worinckhem richter te Zalk in tegenwoordigheid van de keurnoten (getuigen) Willem Johansz en Johan de zoon van de heer van Buckhorst.
Johan Jonge verklaart dat hij afziet van de goederen die wijlen zijn zoon Claes heeft geerfd van Aernt van den Sonnenberge en diens zoon Henric. Wat Mathijs zijn zoon in deze zaak doet moet hij zelf weten.
De oorspronkelijke akte is gezegeld door de richter.
218 (fol.XXXVverso) Anno LX sabbato post Ephiephanie (12 jan. 1460)
Wolter Stelling kwam in Kampen op het raadhuis en zei dat de bisschop van Utrecht hem een tijd terug had geschreven dat hij hem ontsloeg uit zijn functie van drost van Coevorden. Op de datum waarop het ontslag zou ingaan was er echter niemand verschenen om zijn functie over te nemen.
Hij was daarop naar Deventer gegaan om een en ander met de Raad aldaar te bespreken, ook al vanwege het feit dat er binnenkort weer recht moest worden gesproken in het land van Drenthe. De Raad van Deventer had gezegd dat men voorlopig niemand anders als drost van Coevorden zou erkennen dan Wolter Stelling.
De Raad van Kampen besliste daarop hetzelfde.
219
Feria quarta post Purificationis (5 februari 1460)
Op de begraafdag van een overleden lid van de Raad zal er door de Raad niet worden vergaderd maar alle leden van de Raad zullen mee gaan naar de kerk om de overledene de laatste eer te bewijzen.
220
De schippers Johan Witte en Johan Sellen lagen met hun schepen voor anker bij Texel toen het schip van schipper Witte losraakte van de ankers en tegen het schip van Sellen aandreef. Dit laaste schip zonk waarbij veertien mannen verdronken
Het schip van Johan Witte kon worden geborgen.
Johan Sellen en de zijnen spraken Johan Witten c.s. aan voor de schade;
Witte wilde wel betalen maar niet zoveel als de tegenpartij eiste, want zo zei Witte, het ongeluk was tijdens noodweer gebeurd. Hij zei verder dat hij, wanneer hy de eisende partij zou zijn geweest, nooit zoveel had durven vragen als Sellen nu deed.
De Raad wijst dat Sellen eerst al de schade op papier moet zetten en dat men hem dan de eed zal af nemen.

__ ↓ __
|pag. 41|
Johan Witte had al een knuppeldoek vol geld meegebracht maar dat was volgens Sellen te weinig.
221 (na fol.XXXVverso) Donderdag nae Sanct Petersdach ad vinculam anno LX (7 aug. 1460)
Minuut van een brief van Kampen aan Vollenhove waarin staat dat Mathijs die Jonge burger van Kampen de erfgenaam is van Aernt en Henric van den Sonnenberge. Kampen had Mathijs tevoren al bezegelde brieven meegegeven naar Vollenhove om in de erfeniszaak te procederen tegen Johan Barchorst burger van Vollenhove.
Vollenhove wilde Mathijs echter geen recht doen. Kampen verwijt Vollenhove dat ze schijnbaar de brieven en zegels van de stad wantrouwt, iets wat zelfs vorsten en heren en andere goede steden nog nooit gedaan hebben. Vollenhove moet Mathijs recht doen want anders zal Kampen andere maatregelen nemen.
222 (fol.XXXVI)
In de zaak tussen de schippers Johan Witte en Johan Selle bepaalt de Raad dat Witte moet zeggen wat voor bedrag hij wil geven als schadevergoeding. Hij moet dit geld dan bij het gerecht in bewaring geven.
De goederen die Johan Selle heeft geborgen worden in mindering gebracht terwijl de schade die Johan Witte heeft geleden voor diens eigen rekening komt.
De Raad bepaalt verder dat Witte met een bedrag van 500 ponden de schade aan Johan Selle toegebracht, betaald zal hebben.
223
De Raad bepaalt dat Johan Selle niets van het gerede geld krijgt; hij moet zweren hoeveel tonnen er in zijn schip geladen waren. Er is sprake van tonnen haring, kaas en trippen(klompen).
Hij krijgt de helft van de waarde van deze goederen vergoed.
224 De Raad beveelt de kerkmeesters en de familie van wijlen heer Gerlof Morre om met het huis en hof te handelen zoals in de eerste schepenbrief is bepaald. Men moet echter zoveel van het geld beleggen dat er iedere week twee missen kunnen worden gedaan op het Sanct Barbara-altaar.
225
(fol.XXXVIverso)
Johan Selle heeft Johan Witte en zijn reders de 100 rijnsguldens kwijtgescholden waar hij hem voor had aangesproken; dit geld was het bezit geweest van een gezel van Danzig genaamd Jeronimus en het was met het schip ten onder gegaan. Johan Foreest staat borg voor Jeronimus dat Johan Witte niet verder gemaand wordt.
226 De stad Danzig waarschuwt alle schippers en kooplieden om de Kalge en de Memel te mijden. Ook mogen ze geen proviand aan de vijanden van Danzig leveren.
227
Sabbato post Reminiscere (15 maart 1460)
Vanaf nu mag alleen nog Lissabons zout, zout uit de baai van Bourgneuf en Lunenburgs zout bij kleine hoeveelheden worden verkocht.
Dit was fijn gezoden zout.
228
Feria quarta post Oculi (19 maart 1460)
Niemand mag voor de stad Kampen in de Kamper helft van de IJssel ballast overboord gooien. Ook in het Diep tussen de bakens mag door niemand, ook niet door vreemden, ballast overboord worden gegooid.
Hij die overtreders aanbrengt krijgt de helft van de boete, die 80 pond zal bedragen, mee.
229 De meester van Pruytzen Duutsches ordens (Lijfland) waarschuwt alle schippers en kooplieden om de Wytzele (Weichsel) te mijden en de vijanden van de orde geen proviand te leveren.

__ ↓ __
|pag. 42|
230
(fol.XXXVII)
Niemand mag s’nachts mest of vuilnis op de Vloetdijk storten. De boete van 100 schillingen is voor de helft bestemd voor aanbrengers van overtreders van het verbod.
231
Feria quarta post Judica (2 april 1460)
Omdat Lijse Gruters meinedig is geweest wordt ze vanaf nu niet langer voor een goede vrouw gehouden en mag ze niet meer optreden als getuige in zaken.
232 Vanaf nu mogen de memoriemeesters van het Heilig Kruismemorie niet meer tijdens diensten in het kruiswerk van de St. Nicolaaskerk staan maar alleen nog achter bij het (doop)vont. Willen ze zich hier niet aan houden dan moeten ze uit de kerk blijven of ze riskeren een boete van 80 ponden.
233
Het houten beeld aan het gestoelte voor het Aller Zielenaltaar in de Sint Nicolaaskerk is vernield. Hij die aan de Raad de dader kan noemen krijgt een behoorlijke drinkpenning.
234 Heer Gosen de vicecureit (pastoor) wordt vanwege de Raad aangezegd dat hij zijn kapelaan heer Gerijt moet opdragen om bepaalde woorden te herroepen. Heer Gerijt had namelijk vanaf de preekstoel de kerkmeesters van de Sint Nicolaaskerk verwijten gemaakt over een nieuwe bank voor het Aller Zielenaltaar. Ook had hij de vrouwen (kerkgangers) opgeroepen hun beurzen dicht te houden. Verder had hij nog gezegd dat men degene die het gestoelte in elkaar sloeg of het beeld vernielde als beloning negen missen van de Heilige Geest moest geven.
Als heer Gerijt zijn woorden niet wil herroepen dan moet de pastoor uitzien naar een nieuwe kapelaan.
Als een en ander niet wordt geregeld zo de Raad het wil dan zal de pastoor geschaad worden in zijn inkomsten en zal de Raad overleggen wat er verder nog voor maatregelen zullen worden genomen.
235 (fol.XXXVIIverso) Sabbato post Jubilate (l0 mei 1460)
De burgemeesters Gerlof van den Vene en Johan Mathijsz hadden Nanning van Duren voor het gerecht gedaagd vanwege een man uit Danzig die een machtigingsbrief bij zich had.
Op de dag van de zitting kwam er echter niemand van Nanning’s tegenpartij opdagen.
236 Sabbato post Cantate (17 mei 1460)
Schepenen en raden zijn met de gezworen gemeente overeen gekomen om de volgende bepalingen voor inwoners en gasten op te nemen:
Inwoners en gasten die bij een vechtpartij betrokken zijn geraakt moeten een handvrede geven (een door handslag bekrachtigde vrede).
Inwoners en gasten mogen door twee getuigen beschuldigd worden van het overtreden van de stedelijke bepalingen (als het burgers betrof had men drie getuigen nodig)
237
Sabbato post translationis Martini (5 juli 1460)
Op straffe van 20 schillingen boete is het verboden om in de stad met paard en wagen te draven of te galopperen. Aanbrengers krijgen de helft van de boete mee.
238 Sabbato post Jacobi (26 juli 1460)
In zijn rechtszaak tegen Herman Schoteler machtigt Jacob Simensz zijn broer Peter Jansz om hem te vertegenwoordigen.
239 Feria tertia post assumptionis Marie (24 augustus 1460)
Meyneke van Buren, een onderdaan van jonker Oelric, als gemachtigde van het kind van zijn vrouwe klaagde, Eefse de weduwe van Geert Frederixsz voor het Kamper gerecht aan. Hij had een machtigingsbrief bij zich die gezegeld was door jonker Oelric.
Meyneken zwoer dat hij zich zou houden aan de uitspraak door de burgemeesters Rotger Schere en Coenrait Gheie gedaan.

__ ↓ __
|pag. 43|
Afbeelding p.43

__ ↓ __
|pag. 44|
240 Feria quarta post Assumptionis (18 augustus 1460)
Meynke verzocht de Raad om hem te ontheffen van zijn eed, want er waren schulden. Eefse wilde hier niets van weten, hij moest als mede erfgenaam ook mede voor het erfhuis instaan.
241 (na fol.XXXVIIverso) Anno LX die divisionis Apostolorum (15 juli 1460)
Omdat Roric Kenneken heeft ingestemd met het graven van een sloot en er ook aan mee heeft betaald, wijzen schepenen en raden dat “elk sijn lot ontfangen sall”.
242 Afschrift van een brief aan de Raad van Kampen geschreven door Geert Jansz, Claes Tycheler en Ludeken Claesz. Zij vragen de Raad om clementie te hebben met hun familielid, een arm jong meisje dat zich nogal gekkelijk heeft gedragen; haar dwaas gedrag was te wijten aan haar jeugd.
Ze kan nog sterven als een goed mens want men heeft in Utrecht een klooster gevonden dat haar wil opnemen en waar ze nooit meer uitkomt.
Mocht ze ooit nog iemand overlast bezorgen, dat God verhoede, dan staan de briefschrijvers borg voor haar tot een bedrag van honderd oude schilden.
243
(fol.XXXVIII) Anno LX feria secunda post Bonifatii (6 juni 1460)
Op deze dag is Johan van Rekelinckhusen terechtgesteld (opgehangen) nadat hij de volgende misdaden had bekend:
Uit Willem Musers schip stal hij een paar zwarte laarzen en een groene tabbert. Uit de buidel van Reynken stal hij een postulaatsgulden.
In de Hillgen Geest sneed hij een buidel waar vier brabantsen in zaten.
Een buidel met ook vier brabantsen er in stal hij van iemand die in de Broederkerk was.
In de Sanct Nicolauskerk ontstal hij twee mannen hun buidels waardoor hij elf brabantsen rijker werd.
Van Bate in Wilsem stal hij een paar laarzen, maar hij gaf haar een amhemse gulden.
Grote Heyne ontstal hij een muts.
Van Cleyne Boldewijn stal hij een gordel om een boog mee te spannen en een “kryge”.
Een oude bijl en een schaaf, waarvoor hij een stuiver beurde, stal hij van Helmich Smit.
In Wilsem stal hij samen met twee anderen, twee zalmen.
Van Johan Westveling stal hij een muts, van Geert Lubbertsz in het Vordebroek een mantel, van Johan Stevensz een rijnsgulden, van Claes Ticheler vijf of zes brabantsen.
Uit de kast van Naele stal hij een postulaatsgulden en twee zilveren penningen.
In de Wijc stal hij een mannen jas.
Van Deric Floren tien of twaalf brabantsen uit zijn buidel.
In de Sanct Nicolauskerk sneed hij de vrouw van Jacob van Oy haar buidel van de gordel.
Uit een herberg in Deventer stal hij een armborst (boog) welke hij verkocht voor 18 brabantsen.
Op de Vischmarckt sneed hij van iemand een buidel waarin een gouden amhemse gulden en zes stuivers zaten. Van Deric Floyen stal hij een buidel.
In Dortmunde stal hij een pak met twee el groen laken er in.
Hier in Kampen aan de Welle (IJsselkade) stal hij uit een schip een jas en een bedovertrek.
Van Alijt in het Vorderbroek stal hij een muts en een hoofddoek.Hier in Kampen op de Melkmarckt sneed hij van iemand een buidel af waarin een zilveren ring en drie brabantsen zaten.
In Gouda stal hij uit een schip een paar kousen.
Biele de zuster van Claes Tycheler heeft hij op een nacht met een mes in de hand gestoken.
In het Vorderbroek stal hij uit een kast voor een postulaatsgulden aan goud en voor een postulaatsgulden aan zilver.
Verder heeft hij zoveel buidels bij de mensen van de gordels afgesneden dat hij het juiste aantal nog niet op tien nauwkeurig kan noemen.

__ ↓ __
|pag. 45|
244 (fol.XXXVIIIverso)
De priesters Willem Beiken en Gerrit Poppe zaten met iemand die Raeven heette in de Wijnkelder te drinken. Toen het sluitingstijd was wilden zij niet weggaan. De wijnman sloot de deur en de drie mannen bleven de hele nacht in de Wijnkelder waar ze nogal wat vernielden.
Ze moeten voor de Raad verschijnen.
245 Sabbato post Johannis decolationis (30 augustus 1460)
Nesse machtigt Marten Voirne in zijn zaak tegen Jacob Valkenhagen.
246
Feria quarta post Egidii (4 september 1460)
Niet gekortwiekte ganzen die men aantreft op de stads eilanden en waarden of op eigen land mag men doodslaan of -schieten.
Op straffe van 40 ponden boete is het verboden op Seveningen ganzen of schapen te houden. Ook de hierde (herder) van Seveningen mag dit niet.
247 Sabbato post Egidii (6 september 1460)
Volker en Stouwe moeten hun roerend goed bijeenvoegen en met de waarde daarvan hun schuldeisers tevreden stellen.
248 (fol.XXXIX)
Burgemeesters, schepenen en raden met de gezworen gemeente en de kleine gemeente zijn overeengekomen dat na pasen aanstaande, op de tijd dat men gewoonlijk verhuist, de volgende ambachtslieden binnen de muren van Kampen moeten komen wonen; Cremers, backers, brouwers, smeden, messemakers, hoefslagers, schomakers, schroders, druijchscherers, tripmakers, barbiers, cupers, lijnenwevers.
Hun eventuele huurovereenkomsten betreffende huizen in de vrijheid van Kampen buiten de muren, zullen ongeldig zijn vanaf pasen aanstaande.
De boven vermelde ambachtslieden die niet binnen de muren komen wonen krijgen een boete van honderd heren ponden en verliezen voor altijd hun burgerschap.
249 Na 1 mei aanstaande mag er in de stadsvrijheid buiten de muren geen ander bier worden getapt dan bier dat binnen de muren gebrouwen is.
250
(fol.XXXIXverso) Sabbato in anteprofesto Michaelis (4 oktober 1460)
Gese de dochter van Goesen Segerling sprak haar zwager Marten Voirne gerechtelijk aan voor tien procent van de nagelaten goederen van haar overleden zuster Wibbe, de eerste vrouw van Marten. Deze tien procent had haar zuster haar gegeven in haar testament.
Dirc Selle de barbier was er borg voor dat Gese zich zou houden aan de uitspraak die de Raad in deze zaak deed.
Ze liet een aantal getuigen het volgende verklaren:
Johan Starcke en Albert Snellensoen verklaarden te weten dat de tien procent inderdaad gegeven waren maar ze zeiden ook te weten dat Gese al met Marten Voirne had afgerekend; daar waren toen Johan van Holtsende en Arnt van den Sonnenberge bij.
Wibbe de vrouw van Gosen Altsz, Johan Geertsz Suter en Trude Brunen verklaarden van deze zaken niets te weten.
Aan Gese met Egbert Jonge als haar momber (voogd) werd een datum genoemd waarop haar zaak tegen Marten Voirne voor zou komen; ze kwam echter op die datum niet maar ging naar huis.
251
Feria tertia post Michaelis (8 oktober 1460)
Jan Claesz houdt bij zich thuis een dobbelschole (speelhol) en maakt ’s nachts gerucht met roepen, zingen en schreeuwen. Hij moet met een en ander ophouden of de Raad zal hem zo straffen dat anderen daar een voorbeeld aan kunnen nemen.
252 Gertruut van Deventer de dochter van Heyne Hidderlich met Albert van Graes als haar momber (voogd) heeft ten overstaan van burgemeester Johan Rijnvisch beloofd dat zij zich in haar zaak tegen de Kamper burger de dosemaker en diens vrouw, zal houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht.

__ ↓ __
|pag. 46|
253 (fol.XL) In profesto Willibrordi (18 oktober 1460)
Johan Hermansz was bereid om aan Peter Jansz de tins te lossen die Peter uit Johan’s huis had. Getuigen: Johan Budel Aeltsz, Lambert Louwensz en Johan Kemerling.
254
Sabbato post Willibrordi (25 oktober 1460)
Degenen van wie men in Holland ten onrechte tol heeft genomen moeten dit laten noteren op de schrijfkamer (secretarie).
Van hen die dit niet laten aantekenen wil de Raad later ook geen klachten over onrechtmatige tolheffing horen.
255 Het is op straffe van een boete van tien pond verboden schepen af te meren bij de Hageningerbrug (Hagenbrug) of aan de dwarsmuur tussen die brug en de Hagen. Ook de schepen die in de Borgel gebruikt worden om te baggeren mogen daar niet liggen.
256 De ambachtslieden die volgens een gebod van de stad vóór pasen aanstaande binnen de muren moeten gaan wonen en die nog huizen buiten de muren in huur hebben, behoeven zich niet aan hun huurovereenkomsten te houden.
257 Sabbato post Martini(15 november 1460)
De burgemeesters Johan Rijnvisch en Ernst van Holtsende wijzen in de zaak tussen mr. Henric van Uuterwyc en Jorden zijn broer dat mr. Henric de moetsoene (overeenkomst) die hij met zijn broer is aangegaan en die door mr. Jacob van Hattem wordt bewaard, op de eerstvolgende rechtdag in het richthuis moet brengen. Verder moet hij op die dag al de eisen die hij tegen zijn broer heeft kenbaar maken.
258
Feria quarta post Elisabeth (22 november 1460)
Bij mest- of vuilnishopen die gedurende de nacht op straat blijven liggen, moeten brandende lantaarns of kaarsen hangen. Overtreders krijgen 100 schillingen boete waarvan de helft bestemd is voor eventuele aanbrengers.
259 (fol.XLI) Anno LX dinxdages nae Omnium Sanctorum (4 nov. 1460)
Toen David van Bourgondie de bisschop van Utrecht voor zijn blijde inkomst de eerste bede (schatting of belasting) moest hebben, hadden Geert van Iselmuden de schout van Vollenhove, en de schout van Steenwijkerwold met de setters (vaststellers van de schatting), ook het onroerend goed gelegen in Steenwijkerwold dat eigendom was van Kamper burgers, in de aanslagen betrokken.
Hier maakte de stad Kampen bezwaar tegen.
De beide schouten en de setters verweerden zich op de klacht van Kampen door te zeggen dat bedoelde goederen altijd al waren aangeslagen.
Kampen bracht naar voren dat de goederen misschien vroeger waren aangeslagen omdat de vorige eigenaars geen dienstlieden van de bisschop waren, maar dit gold nu niet; deze goederen waren of door Kamper burgers gekocht, of zij hadden ze geërfd, of de bezitters die er vroeger misschien ook op woonden waren burgers van Kampen geworden. Men mocht deze goederen dus niet in de aanslagen betrekken.
Hierop besliste de bisschop met zijn raden dat zij die konden bewijzen dat ze burgers van Kampen waren voordat de schatting uitgezet werd, vrij en onbelast zouden zijn voor wat betreft bovengenoemde goederen.
Dit bisschoppelijk besluit kwam tot stand te Vollenhove op bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van meester Johan Milotus de vicaris van de bisschop, heer Willem van Buckhorst ridder, Rolof van Bervorde de hofmeester van de bisschop, Evert van Wytman rentmeester van Salland, Geert van Iselmuden schout van Vollenhove, Evert Kruse kastelein van Kuinre, Arnt van Bervorde drost van Diepenheim, Wolter Stelling drost van Coevorden, Evert Freise, de raadslieden van Deventer Henric van Dornickhem en Willem Overeng, van Kampen Jacob die Witte en Peter Lubbertsz, van Zwolle Henric van den Water en Reynolt ten Bussche, en meer goede mannen uit Vollenhove en omgeving.

__ ↓ __
|pag. 47|
Afbeelding p.47

__ ↓ __
|pag. 48|
260
(fol.XLIverso) Feria quinta post Conceptionis Marie (12 dec. 1460)
Vaststelling wat “roeden hoich” is. (Zie de tekening)
261
Anno LXI feria quarta post Pontiani (17 januari 1461)
De waard In die Scheide te Deventer had vier stalbroeders méér onderdak en voeding verstrekt dan waarvoor hij was betaald. Hierdoor had hij nog een vordering van vier postulaatsguldens op de stad Kampen.
Als hij zijn vordering met zijn buren te Deventer als getuigen, kan bewijzen, zal hij alsnog betaald worden.
De namen van de vier stalbroeders waren: Wicher ter Brake, Renkelar, Henric van der Ucht en Haaselijn.
262 Vanaf nu zal men niemand een schriftelijke vrijgeleide geven of hij moet eerst zijn naam, zijn misdaad waarvoor hij die geleide begeert en de termijn waarover de vrijgeleide geldt, door de schrijver laten noteren.
263 (fol.XLII) Anno LXI sabbato die Anthonii (17 januari 1461)
Vaststelling dat de stad niet langer zal toestaan dat een van haar burgers of diens goederen in het land (Oversticht) worden belet of bezet (beslag gelegd). De stad zal hier met al haar macht tegen optreden.
264 Als men ’s morgens vergadert en iemand spreekt “in des anderen raem” (valt in de rede?) dan komt hem dat te staan op een boete van drie plakken die betaald moeten worden voor men verder “raem spreeckt”
265
Sabbato profesto Pauli Conversio (24 januari 1461)
Het is de Raad bekend geworden dat Henric van Groningen zich als een boef gedraagt met andere vrouwen en soms ’s nachts niet thuis komt. Hij slaat en mishandelt zijn vrouw en zijn schoonmoeder en heeft de kleren van zijn vrouw stukgesneden. Zijn buren hebben dit vernomen.
Hij moet zijn leven veranderen en met zijn eigen vrouw gaan slapen, want als de Raad gewaar wordt dat hij de nacht ergens anders doorbrengt dan bij zijn vrouw dan zal hij op de Wiltfang gevangen worden gezet en zal hij verder zo worden gestraft dat anderen er een voorbeeld aan zullen nemen.
266
(fol.XLIIverso) Sabbato post Conversionis Pauli (31 januari 1461)
Men zal voortaan de Sanct Nicolaaskerk betalen voor het luiden van de uurklok zoals oudtijds gewoonte was.
267
De priesters boven (van de Bovenkerk) te weten heer Herman Voerne en heer Henric Bije moeten voor de Raad komen waar men hen zal aanzeggen dat ze de diensten doen zullen of men wil hen voor iedere mis die ze niet bedienen een bedrag van twee Vlaamsen inhouden.
268 De kaarsen die bij het Heilig Kruisaltaar in de Sint Nicolaaskerk gelegd worden, zijn voor de kerkmeesters, behalve die welke op het altaar worden gebrand.
269 De kerkmeesters moet worden aangezegd dat ze zelf met de nobbe (collectebak) moeten rondgaan of anders zullen ze hiervoor een betrouwbare vervanger moeten zoeken.
270
Vanaf nu mogen er in de kerken tijdens de diensten geen bedelaars met hun bedelnap rondgaan op straffe van verbeurdverklaring van hun nap met het geld of van hun hoed.
De koster, de stadsdienaars, de doodgraver en de beul moeten hierop toezien en de vermelde straffen uitvoeren.
271 Het onderhoud van het sacramentshuis en wat daarbij hoort is het werk van de koster.
272
In de kerk van het Sanct Geertrudengasthuis mag men op zondagen enkel “den gelove spreken” en enkel de mis opdragen nadat de eerste mis in Sanct Nicolaaskerk uit is.

__ ↓ __
|pag. 49|
273 De raadsleden meister Henric van Uuterwyc en Gerlof van den Vene zijn tevens boevenjagers.(belast met het opsporen van boeven)
274
Sabbato post Aghate (7 februari 1461)
Leden van de Raad die stedelijke eigendommen op openbare veilingen kopen of pachten moeten evenals andere burgers de eed doen en kunnen niet volstaan met te wijzen op hun eed als raadslid.
275 (fol.XLIII)
In de zaak tussen Wolter Henricsz en Rueric Kenneken wijst de Raad dat er onverdeeld bezit buiten Kampen is dat door Wolter wordt opgeëist. Zolang die zaak gaande is behoeft er vanwege het verdeelde bezit binnen Kampen niet betaald te worden.
276 Feria tertia die Scholastice (l0 februari 1461)
Wanneer de burgemeesters in functie treden zullen zij twee boden aanwijzen die hen gedurende hun gehele periode van negen weken terzijde moeten staaa. Ze moeten in die tijd ook de cameraars van dienst zijn.
Gedurende de negen weken mogen de boden niet uit de stad reizen.
Op overtredingen of plichtsverzuim staat een boete van een quarte wijn (ca 2,4 liter).
De volgende burgemeesters kiezen twee nieuwe boden, enz.
277 Feria quarta post Scholastice (13 februari 1461)
Vanaf heden moeten alle gasten voor bieden, panden(rechtshandelingen) volmachten, proceskosten en andere kostent hetzelfde betalen als wat Kamper burgers in de stad van inwoning van de betreffende gasten moeten betalen voor dezelfde handelingen.
Als een Kamper burger in een andere stad niemand mag machtigen om voor hem op te treden, dan mogen inwoners van die stad ook in Kampen niemand machtigen.
In Deventer moest men om iemand als gemachtigde te laten optreden een take wijn geven terwijl het bieden een brabantse koste
In Zwolle koste het bieden een halve Vlaamse terwijl men daar niet door een gevolmachtigde kon worden vervangen als men een proces wilde beginnen.
278
In profesto Petri ad Cathedram (21 februari 1461)
Zij die wijn of bier tappen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun maatkannen. Iedere kan die te klein bevonden wordt komt de tapper te staan op een pond boete.
Onder deze verordening staan de volgende namen: Johan Berntsz, Johan Gruter, Willem Coepsz, Claes Coepsz, Jacob Wolf, Bollixken Lewen, Claes Gertsz.
279 (fol.XLIIIverso) Feria quarta post Mathei (27 februari 1461)
Tijdens ziekten (epidemieën) mogen de burgemeesters ook verklaringen afleggen en zegelen ten behoeve van familieleden.
280
Eed van de kannenmakers. Ze moeten zweren dat ze de mengelenkannen en de quartekannen goed zullen ijken en de merkstrepen op de juiste plaats zullen zetten.
De kannenmakers Johan ter Maet en Steven Kanghieter hebben het bovenstaande bezworen.
281
Niemand, ook de herder niet, mag op Seveningen schapen of ganzen houden op straffe van veertig ponden boete. De herder moet honden houden en daarmee op schapen en ganzen jagen.
282
Burgers en bewoners van de stads eilanden mogen op Seveningen drie stuks hoornvee laten weiden en niet meer. Bewoners van de Esch mogen het gemeenschappelijk land niet beweiden.
Op overtredingen staat een boete van veertig ponden.

__ ↓ __
|pag. 50|
Afbeelding p.50

__ ↓ __
|pag. 51|
283 (na fol.XLIIIverso) Anno LXIX (1469)
De dijkgraaf van Salland maakt bekend dat zij die verplicht zijn om mee te betalen in de kosten die zijn ontstaan na de dijkdoorbraak bij Vecaten, binnen veertien dagen moeten betalen aan Lubbert Petersz te Kampen of aan Johan ten Toirne te Zwolle, te weten van elke roede vier en een kwart pond.

De jonkvrouwe van Buckhorst en de Genemuidenaren moeten voor dit jaar gezamenlijk 57$\frac{1}{2}$ pond en 6 brabantsen betalen als bijdrage tot het herstel van de doorgebroken dijk bij Vekaten; ook binnen veertien dagen en aan dezelfde personen als de andere dijkplichtigen.
Voor elk huis waarop bovengenoemde dijklasten liggen moet binnen veertien dagen een bedrag van 32 brabantsen worden betaald aan bovengenoemde inners.

Van een en ander is kerkenspraak gedaan (het is van de kansels afgeroepen) op die post Egidii (2 september 1469)

284
(fol.XLIIII) Sabbato post Reminiscere (7 maart 1461)
Meester Heyman Brant, een geestelijke, moest voor de Raad verschijnen vanwege zijn oneerlijk en goddeloos gedrag. Het was bekend in het land, op de straten en in taveernen dat hij een dronkaard was en dat hij zich zedenloos heeft gedragen met bagijnen uit het Bovenconvent.
Hij krijgt van de Raad te horen dat hij na negen uur in de avond niet meer in herbergen of op straat mag komen en dat hij zijn leven moet beteren of het zal hem verdrieten want hij zal dan tot voorbeeld van anderen gestraft worden. Bij deze vermaning wil de Raad het niet laten; er zal nog worden overlegd welke straf men heer Heyman zal opleggen.
285 Volker en Stouwe moeten voortaan als goede echtgenoten in vrede met elkaar omgaan of ze zullen uit de stad worden verbannen.
286
(fol.XLIIIIverso) Feria secunda post Palmarum (30 maart 1461)
Johan bij der Eeirden ten Eckelboem en Griete Geerdes dochter zijn door het gerecht betrapt, naakt en in dubbel overspel.
Ze worden op de kaak gesteld en krijgen elk een boete van 80 ponden.
287
Feria quarta post Misericordia (22 april 1461)
De stad betaalt voortaan geen kosten van wagenhuur aan de eigenaren van landerijen in Mastebroek als ze voor vergaderingen e.d. naar Mastebroek of Westenholte moeten.
288
Sabbato post vocem jocunditatis (16 mei 1461)
Zij die van de stad muurtorens in gebruik hebben moeten deze torens direct ontruimen want er zullen bussen (geschut) in geplaatst worden.
Er wordt een uitzondering gemaakt voor torens die door stadsdienaars worden bewoond.
289
Feria tertia post Petri et Pauli apostoli (l juli 1461)
Albert Reynersz van Goch en Heyne Thonysz van Tricht hebben Henric van Amersfoirde, met wij zij volgens een gerechtelijk bevel in vrede moesten leven, in zijn huis vermoord.
Schout, schepenen en raden hebben gewezen dat het behalve moord ook huisvredebreuk betrof en veroordelen hen om naar Seveningen te worden gesleept waar ze zullen worden terecht gesteld en waar hun lichamen op een rad zullen worden gelegd.
290
(fol.XLV) Anno LXI XIIII die mensis julii (14 juli 1461).
Van nu af mag men beneden “roede hoich” geen doorgaande vensters of gaten in muren maken, zelfs al is men alleen-eigenaar van de muur Boven genoemde hoogte mag men in eigen muren wel vensters maken, maar dar moeten ze van glas en tralies worden voorzien, zodat men er niet door kan klimmen of er iets uit kan werpen.
In een muur die voor de helft eigendom van de buurman is mag men boven genoemde hoogte vensters of gaten maken met toestemming van die buurman. Schoorsteen of balkgaten mogen wel worden gemaakt.
Als men een muur waaraan men geen recht heeft wil gebruiken om

__ ↓ __
|pag. 52|
aan vast te bouwen of aan te ankeren moet men eerst mede-eigenaar van deze muur worden voor het gedeelte waaraan men vast wil bouwen.
Volgens stadsrecht betekent dat dat men voor elke duizend stenen van de te gebruiken muur een rijnse gulden moet betalen.
Op en aan eigen muren mag men bouwen of ankeren wat men zelf wil.
291 (fol.XLVverso) Feria quarta post Divisionis (18 juli 1461)
Aan Albert Mulert wordt gezegd dat binnen een maand nadat de Raad hem dat laat aanzeggen, hij weer in Kampen moet komen.
292 Donderdag nae Sanct Jacob (30 juli 1461)
De stad liet beslag leggen op al de bezittingen van Johan op het Raes.
293
De knechten en meiden van de brouwers die koite(een biersoort) brouwen moeten bij de burgemeesters komen om te zweren dat ze zich zullen houden aan de verordeningen op het brouwen.Als ze niet komen moeten ze binnen acht dagen uit de stad vertrekken en er vijf jaar uit blijven. Als ze binnen die vijf jaar toch weer in de stad komen krijgen ze voor iedere keer een boete van tachtig ponden.
294 (na fol.XLVverso)
Bekentenis van Jan Melijsz.
Hij heeft gestolen buiten Gherts porte van der Ae zes eenden die eigendom waren van Jacob Boymans, in Steenwijk stal hij twee eenden, in een gildehuis stal hij een borstrok, in Bronepe een eend, uit de hof van Sachteleven planken, balken en palen, uit de hof van het Sint Geertruids-gasthuis wilgen en een oude gans, uit een andere hof twee planken, uit een schip twee planken, in Drunten (Dronten) uit een leefnet een baars en twee brasems, een laken waar hij zes brabantsen voor beurde stal hij uit de hof van Sint Geertruidengasthuis, hij brak acht keer in in huizen aan de Oudestraat, bij de Nieuwe Muur stal hij vier kleine eiken planken.
In de Seylstege stal hij planken waarvan bij Henric van Utert een duivenhok werd getimmerd.
Van de muur van de bagijnen in het Buitenconvent stal hij twee planken, bij het Heilige Geestgasthuis stal hij planken van een oud schip, in Zwolle een hoofddoek, uit de hof van de orghelmaker planken gestolen.Hij brak in in een huis in de Geerstrate van der Ae en stal daar een duif, bij de Paemen stal hij uit een hof twee hoofddoeken, ergens buiten de Swanenpoort gooide hij een ruit in, bij de muur stal hij een lege harington, op Seveningen stal hij twee ganzen, uit een hof stal hij een lijn van vijf vadem lang.
Verder heeft hij nog in verscheiden andere hoven appels, peren en ander fruit gestolen.
Veel van de bovengenoemde misdaden heeft hij bedreven met de metselaar Wolter Eling.

Johan Jan Melijszsoen die behalve bovengenoemde daden ook dikwijls snachts de mensen wakker hield door op hun deuren te bonzen krijgt vanwege zijn jeugdige leeftijd en door de voorspraak van goede vrouwen, zijn vader, zijn gildemeesters en anderen, als Johan van Diepholt, heer Rueric, Wolter Hemricksz, clementie; men zal hem enkel een oor afsnijden.

295 Anno LXI feria secunda post Martini (12 november 1461)
Getuigenis door Henric Glasemaker, Isebrant Seilmaker, Evert Jansz, Bouwen Jansz, Gijse Jansz en Herman Werf.
Ze hebben schipper Geert Simonsz van Dordrecht op straat horen zeggen dat Sander eigenaar van het halve schip is maar dat Gelper er geen deel aan had.
296 Sabbato post Petri ad vinculam (8 augustus 1461)
De erfgenamen van Willem en Alijt van Staveren moeten de tins betalen aan één persoon want deze tins mag niet gesplitst worden.
297 In de zaak tussen Marten Voirne en jonkvrouw Trude wijst de Raad dat Trude de goederen mag houden waarvan bewezen kan worden dat ze haar toekomen.

__ ↓ __
|pag. 53|
298 Anno LXI (146l) (Zie ook nr 220)
Namen van kooplieden met de afbeeldingen van de door hen gebruikte handelsmerktekens.
Egbert Krueser
Albert Jonge
Wychman Budel
Herman Sohoteler
Herman Grote
Frederic Straetken
Claes Petersz
Mr Jacob Visch
Jan Jacobsz
Wychman Budel
Diric Potter
Claes Gosensz
Geert Petersz
Egbert Kreter, Harlingen. Anno LXI profesto Nicolai (5 dec. 1461)
Namen van hen die zijn verdronken in het Marsdiep toen hun kogschip ten onder ging.
Schippers:
 
Kooplieden:
Johan Claesz
Willem Dam
Evert Budel
Barnier Wynkensz
Johan Lindeken
Timan ten Acker
Henric Rijnvisch
Jacob van Zwolle
Albert die Milde
Lambert ten Have
Johan Middendorp
Steven van Bramen
299 Aantekening over te betalen accijns op koren dat gemalen is op de Harken (molen)
Van koren moet de vijfentwintigste penning gegeven worden.
Voor een hoet haver moet men twee brabantsen geven.
300 Aantekening van de volgende namen:
Heer Johan Suumtequast
Heer Henric Koek pastoor van Onze Lieve Vrouwenkerk in Osnabruck
Henric van Ufelen burger van Osnabruck
Gert Godevertsz onze burger
(Beschadigde bladzijde)
301 (fol.XLVI) Sabbato octave Assumptionis (22 augustus 1461)
Omdat Tyman van Dalfsen gehuwd is (geweest?) met de dochter van Willem en Alijt van Staveren, is hij aansprakelijk voor de tins. Hij mag die tins echter terug vorderen van zijn kinderen of van Beernt van Staveren.

__ ↓ __
|pag. 54|
302 Sabbato post Katherine (23 november 1461)
Zij die van heer Claes Brant goederen ontvangen hebben die hij had geerfd van zijn zuster Femme Brant, zijn aansprakelijk voor de halve tins; Timan Geertsz en genoemde Femme zijn in het bezit geweest van het huis in de Hagen waar Timan van Dalfsen aanspraak op maakt.
303 Sabbato post conceptionis Marie (12 december 1461)
Claes Baers had voor Marten Voirne goederen verscheept vanuit Reval.
Marten wilde hem hiervoor betalen en hanteerde daarbij de door zijn handelsrelatie in Reval opgemaakte overeenkomst. Claes was hier echter niet tevreden mee en sprak Marten in Kampen gerechtelijk aan voor een hoger bedrag. De Raad wijst dat Marten slechts de in de overeenkomst genoemde vrachtprijs hoeft te betalen en dat Claes als hij meer geld wil hebben zich moet wenden tot zijn bevrachter in Reval.
304
Egbert Voirne klaagde Timan Luttike aan omdat deze voor Egberts deur geweld bedreven had. Timan moest zich met twaalf getuigen verontschuldigen maar hij kon als vreemde geen getuigen vinden. Hij deed toen tot tweemaal toe een ellendige eed(als vreemdeling) dat hij aan het hem ten laste gelegde niet schuldig was.
Hierna veroordeelde de Raad Egbert Voirne tot een boete van 80 pond.
305
(fol.XLVIverso)
Tyman Boymmeltop die bij Schele Geert had aangemonsterd voor stuurman, had zelf een schip gekocht waarvan hij ook zelf de schipper wilde worden. Schele Geert die Tyman wegens contractbreuk aansprak wordt door de Raad in het ongelijk gesteld.
306 Sabbato profesto Lucie (12 december 1461)
Hille de weduwe van Hese Petersz keerde aan haar mans erfgenamen hun aandeel van de nalatenschap uit. Deze erfgenamen, te weten Deric Petersz, Odic Petersz en hun zwager Peter aanvaardden dit aandeel nadat Hille onder ede had verklaard dat hen niets anders toekwam.
307 Feria quarta post Lucie (16 december 1461)
Zij die huizen e.d. verkopen of deze goederen bezwaren met jaarlijkse lasten, moeten de kopers van deze goederen of eventuele hypotheekverleners precies zeggen wat voor lasten tevoren op deze goederen lagen.
Als zij dit niet doen wacht hen een boete van 80 ponden en moeten ze alsnog deze voorlasten afdoen en eventuele proceskosten betalen.
308 (fol.XLVII) Anno LXII sabbato post Pontiani (16 januari 1462)
Burgers noch gasten mogen iets kopen of verkopen in kerken of op kerkhoven. De boete van honderd schillingen is half voor degene die overtreders aanbrengt.
309 Men zal geen nieuwe proeven (plaatsen) in de gasthuizen vergeven maar slechts de vacant geworden plaatsen met gegadigden aanvullen.
310
Sabbato post Agnete (23 januari 1462)
Meester Dubbelt Overstege (een geestelijke) die een man had beledigd, wilde hiervoor niet voor de Raad terecht staan. Dit zal de Raad niet vergeten.
311 Tyman van Hericke stelde Lubbert van der Lake tot borg in zijn rechtszaak tegen de erfgenamen van Heyn Selander inzake een handel in rogge.
312
Sabbato post Agathe (6 februari 1462)
Alijt van Voirst sprak Willem Winter voor het gerecht aan omdat hij een door hemzelf gezegelde rentebrief van negen pond per jaar niet wilde betalën. De Raad wijst dat Willem de jaarlijkse rente Alijt betalen moet.
313 Feria secunda post Purificationis (3 februari 1462)
Tot cysmeesters van de wijnaccijns worden aangesteld: Peter Lubbertsz, Rotger Schere, Johan Budel Aeltsz en Albert Jonge.
Voor de bieraccijns: Beernt Morre, Henric Altsz, Boelman Putte en Gijse Baers.

__ ↓ __
|pag. 55|
Afbeelding p.55

__ ↓ __
|pag. 56|
314
Vanaf heden zal men voor niemand meer brugdelen opnemen om nieuw gebouwde schepen door te laten.
Hieronder staat een door beschadiging van de bladzijde niet geheel leesbare aantekening, behelzende dat op 15 maart 1463 twee grote koggeschepen in Kampen kwamen waarvoor men op verzoek van de raad van Bergen, van Amsterdam en van Den Hagen een uitzondering maakte.
315 (fol.XLVIIverso) Sabbato in profesto Valentini martiris anno LXII (13 februari 1462)
Burgemeesters, schepenen en raden en gezworen gemeenten zijn overeen gekomen dat de tinnen kannen waarin men bier of wijn haalt, opnieuw moeten worden geijkt en gemerkt door de beëdigde kannengieters.
De tappers moeten in deze kannen tappen op straffe van honderd schillingen boete. Niet opnieuw geijkte kannen waarin men bier of wijn komt halen mag de tapper vullen met zijn eigen maatkannen.
Voor het ijken en merken van een gewone kan moet men een plak betalen en voor het ijken en merken van een rechte kan een halve plak.
316 Ieder die drank aanbiedt in bierhuizen, wijnhuizen, op bruiloften, tijdens kraamvisites of op begrafenissen moet zich houden aan de bepalingen die daarvoor gelden. Deze bepalingen hangen bij de Jeruzalemkapel in de Sint Nicolaaskerk. De Raad zal er heimelijk op laten toezien dat deze bepalingen niet worden overtreden.
317 Feria tertia post Invocavit (9 maart 1462)
De Raad had bepaalde ambachtslieden die woonden in Brunnepe, in de Hagen, op de Vloetdijk en Boven de Poort verplicht om met ingang van verleden pasen binnen de muren te komen wonen. Deze mensen mogen hun huizen die ze toen ontruimt hebben voor de tins laten liggen, dat wil zeggen dat ze de op de huizen rustende lasten niet langer hoeven te betalen; hun huizen vervallen dan echter aan degenen die deze lasten ontvingen. Deze bepaling zal ingaan met terugwerkende kracht vanaf verleden pasen. De huur die zij intussen van deze huizen hebben gebeurd moeten ze echter aan de tinsheffers afstaan.
318 Feria quarta post Reminiscere (17 maart 1462)
Jacob Katte had Gert van Deventer als varensgezel aangenomen voor een reis naar de baai van Bourgneuf. Omdat hij een kundig zeeman was zou hij dubbele gage beuren.
Voor dat ze vertrokken had Gert echter een post als stuurman aangenomen op een schip dat een reis zou maken naar Hamburg. Hij meende dat hij geen contractbreuk had gepleegd omdat hij zich kon verbeteren.
De Raad wijst echter dat het geen gelijkwaardige zeereizen waren en dat hij daarom met Jacob Katte mee moet varen.
319 (na fol.XLVIIverso) Anno LXII (1462)
Lijst van hen die zich misdragen hebben met overspel en het houden van kwade herberg.
Herman
Stouwe van der Lippe
Herman dierne
Lumme
Sanna
Diric Roethoeft
Stakenberch
Johan Aving
Henric opt Hoeft met Hadewich
Schele Claes
Willem Riquensz met Trude Wedigen
Eylart Jansz
Loy wever op de Steendijc
Tyman Hering en Heyle
Johan Kuening in Dronthen met Gertruut
Diric Mulre op den Steendijc

__ ↓ __
|pag. 57|
320 (fol.XLVIII)
De burgemeesters Jan Rijnvisch en Bernt Morre waarschuwen Michiel, Herman en Henric drager dat ze vanaf nu niet langer bij de straat mogen zwalken of in de wijnkelder zitten. Ze moeten een ambacht gaan leren of gaan varen. Als ze dit niet doen worden ze door de schepenen gestraft want men wil niet dat ze langer werkloos in de stad rondhangen.
321 Feria quarta post Judica (7 april 1462)
De Kamper raadsleden Rotger Schere en Herman van Wilsem waren op zee door een aantal Vollenhovers belaagd.
Een van hen, Wolter Berentsz, waarschijnlijk gevangen genomen, noemt onder ede de namen van de andere belagers, namelijk:
Jan Berchorst
Herman Wismer
Wycher Ritter
Cijse bij Westen
Albert Barbier
Reynken Setter
Henric Henricsz
Bernt Berchorst
Jacob Bruning
Gijse Wegge
Tyman Mesmaker
Ludeken Swartkop
Jacob van Bomel
Cyse Tripmaker
Mathijs de Kuper
Ludeken Schouwe
Wolter Berntsz
Mathijs Fotgersz
Geert van Bijlvelt
Claes die Milde

322 Vigilia Palmarum (10 april 1462)
Johan die Grote wil de 7 amhemse guldens per jaar waarmee zijn huis belast is, aflossen met 140 gulden. Na pasen aanstaande zal hij deze 7 guldens jaarlijkse tins dan ook niet meer betalen.
323 Feria tertia post Misericordia Domini (4 mei 1462)
Niet afgemaakte aantekening over het “besetten” van stadswater, -zanden, -diepen, of “des kueningsstroem”.
324 (fol.XLVIIIverso)
De eigenaren van de met zand volgelopen weteringen in Vecoten zal men de komende twee jaar niet beboeten bij de schouw.
325 Feria quarta post Cantate (19 mei 1462)
Degene die in zijn espel opgeroepen wordt om te wroegen (een verklaring afleggen) en niet komt, verbeurt een boete van 80 ponden. Ook de boete die het espel door de seendeken (geestelijk rechter) krijgt opgelegd moet door de onwillige worden betaald. Als het jaar daarop de seendeken weer in de stad komt moet de beboete persoon alsnog getuigen.
326
Sabbato post Vocem jocunditatis (29 mei 1462)
Heer Heyman Brant meende dat hij zich in zijn zaak tegen Tyman van Dalfsen niet voor de Raad hoefde te verantwoorden omdat hij een geestlijke was. De Raad wijst echter dat heer Heyman bepaalde goederen met door schepenen bezegelde brieven heeft aanvaard en dat hij daarom, evenals zijn zuster, aanspraakelijk is voor zijn derde deel van de helft van de goederen.
327 (fol.XLIX) Int jair van LXII swondesdages nae Sanct Margaretendach (14 juli 1462)
Afgevaardigden van Kampen en Zwolle vergaderden in Wilsum over Mastenbroek.
Van Kampen: Johan Rijnvisch, Henric Pael, Rolof Witte en Ernst van Holtsende. Van Zwolle: Johan Potgheter, Evert Sticker, Ludeken Snavel.
Ze legden verantwoording af over bruggelden van Mastenbroeker bruggen, waarvan Kampen er zes voor haar rekening moest nemen.
De onkosten hiervan zouden volgens de zogenaamde morgentallen worden omgeslagen, doch daarna bleef er nog een post van 135$\frac{1}{2}$ pond openstaan.
De Zwollenaren die 12 bruggen te onderhouden hadden bleven met een openstaande post van 436$\frac{1}{2}$ amhemse gulden zitten.
Er waren nog enkele oude schulden ten name van Henric ter Hoen 10 amhemse guldens en 10 brabantsen, Deric ten Water 9 arnhemse guldens, Seyne Mulert Jacob Hermanszoen 7 arnhemse guldens en 2$\frac{1}{2}$ brabantsen.
 
De stad Kampen zal de bovenstaande tekorten niet voorschieten want men heeft verzuimd de eigenaren van het Voirsterslag, de bisschop van Utrecht en de eigenaren van het land van de stad Zwolle in de omslagen te betrekken.

__ ↓ __
|pag. 58|
328
Feria quarta post Vinclam Petri (4 augustus 1462)
Wanneer men van plan is om onroerend goed waarop door schuldeisers beslag is gelegd, bij de kaars (openbaar) te verkopen, moet er kerkenspraak van worden gedaan waarbij men tevens de eigenaren van, uit dit onroerend goed gaande erf -of losrenten, moet oproepen om zich binnen veertien dagen te melden. Na deze veertien dagen vervallen de aanspraken op deze renten, behalve als men in het buitenland is.
329
Sabbato post Assumptionis (21 augustus 1462)
Munten die tot nu toe een waarde hadden van 18 dutmers (duiten), zullen vanaf nu slechts 17 dutmers waard zijn.
330
(fol.XLIXverso) Sabbato post festum Johanni decollationis (4 sept. 1462)
In zaken tegen brouwers mogen geen andere brouwers getuigen.
331
Sabbato post Nativitatis Marie (11 september 1462)
De bepaling van 1450 aangaande de verkoop en koop van verse vis, wordt vernieuwd.
332
Feria quarta post Mauricii (25 september 1462)
Baers de smit was met de noorderzon vertrokken. Jan Bruune die nog geld van hem tegoed had liet beslag leggen op een koe die Baers in het stadsbroek had achtergelaten. Hij kon de schuld die Baers bij hem had echter niet bewijzen. Herman van Uuterwijc die ook schuldeiser van Baers was kon zijn vordering wel bewijzen.
De burgemeesters Rotger Schere en Ernst van Holtsende wijzen dat de bewijsbare schuld voorging boven de onbewijsbare.
333 Quarta octobris (4 oktober 1462)
Aantekening in het latijn aangaande de vicarie en perpetuo officio in Sanctus Spiritus (Heilige Geestgasthuis), tot nu toe in bezit van heer Rodolphus de Wilsem.
De volgende kandidaten worden vermeld: Mr Henric Knigge, heer Reyner Hamer, Mr Claes van Wilsem. De beide laatste namen zijn doorgehaald.
Ook de naam van heer Peter Moerman komt in het stuk voor.
Onder staat de aantekening dat een en ander in extenso is te lezen in het prothocol van notaris Petrus Henrici.
Getuigen: Mr Johan van der Wede en Mr Henric …. ( Zie ook blz.136)
334 (na fol.XLIXverso)
De aantekening dat Evert van Koten de helft en Geert en Otto Klinge de andere helft van iets(?) toekomen.
335 Anno LXIII sabbato post Conceptionis (10 december 1463)
Men (?) moet de bezittingen in de stad verkopen tot een waarde van 200 rijnsguldens en geven dit geld aan de testamentoren (ececuteurs) van (?). Van de opbrengst van de goederen buiten de stad en van de rest van de bezittingen moeten de schuldeisers worden betaald. Als dit geld niet toereikend is om de schulden mee te betalen, moeten de testamentoren de bovengenoemde 200 rijns guldens weer terug geven.

__ ↓ __
|pag. 59|
Afbeelding p.59

__ ↓ __
|pag. 60|
336
(fol.L) Feria tertia post Francisci (6 oktober 1462)
In het convent bij onze Lieve Vrouwenkerk, het zogenaamde Buitenconvent, waren twee plaatsen vacant geworden. De zusters konden het onder elkaar niet eens worden over de vraag welke van de kandidaten zij als nieuwe zusters zouden aannemen. Dit geruzie kwam de Raad ter ore die de provisoren van het Buitenconvent die ook de functie van hoofdlieden van het Uuterespel (Buitenespel) vervulden, naar het convent zonden om orde op zaken te stellen. Het gedrag van de zusters of zoals ze meestal genoemd werden bagijnen, stond de Raad toch al niet erg aan; de dames waren dikwijls aan het kijven, ze waren niet gehoorzaam aan hun overste, ze waren vaak buiten het convent en onderhielden een misselijk regiment (gedroegen zich slecht).
Genoemde provisoren, de schepenen Peter Lubbertsz en Beernt Morre kwamen met de zusters overeen dat zolang zij hun gedrag niet veranderd hadden, de keuze van nieuwe zusters zou plaatsvinden door de Raad van Kampen die er tevens voor zou waken dat het aantal zusters dat een plaats in dit convent kreeg het tqegestane maximum niet overschreed.
337
Stadsdienaars en stedelijke functionarissen die stedelijke kleding dragen, evenals schepenen en raden, moeten waakdiensten vervullen, met uitzondering van de secretaris die ook consistoriaal is.
De stadsmedicus, -apotheker, -chirurgijn, -leidekker, -trompetter, -pijpers en messagiers (boodschappers) moeten de wacht op hun eigen (woon)torens houden.
338
Feria secunda post Galli confessoris (17 oktober 1462)
Mette van Tit die meinedig was geweest en vals gehandeld had, moest met de steen om haar nek door dé stad lopen.
339
(fol.Lverso) Ssondages nae XIm mechden (24 oktober 1462)
De Raad laat er kerkensprake van doen dat “Armegart mitter koe” meinedig is geweest. Alle goede lieden worden gewaarschuwd dat men niet met haar moet handelen. Ze wordt niet langer voor een goed mens gehouden en mag ook niet meer voor iemand getuigen.
340
Wichman Glinthagen en zijn familieleden hadden van de erfgenamen (gezamelijke grondbezitters) van Ysselmuiden de Oude dijk in de Elst gepacht.
Ze hadden deze dijk echter afgegraven waarna de erfgenamen protesteerden bij de Raad van Kampen; de weg over deze dijk was volgens hen gedurende meer dan honderd jaar een openbare weg geweest en moest dit blijven. De Raad is het met hen eens en bepaalt dat de weg weer gemaakt moet worden.
341 Anno LXII (1462)
In de nacht van donderdag op vrijdag na Sanct Lucien Virginis (van 16 op 17 december) liet de bisschop van Utrecht in Wijk bij Duurstede vier afgezanten van de stad Utrecht van hun bed lichten en gevangen zetten, te weten de burgemeester Jacob van Amerongen, de raad Jan Wouman en de schepenen Willem van Steenre en Albert Proeys.
De bisschop hield hen gevangen op zijn slot te Duurstede, geheel tegen het gebruik in, want de afgezanten waren van plan geweest om op een vergadering die de bisschop daar zou houden, met deze over bepaalde zaken van gedachten te wisselen en genoten dus min of meer vrijgeleide.
Toen een en ander in de stad Utrecht bekend werd zond de stad boden naar de bisschop met een verzoek om opheldering te geven. Ze kregen echter geen bevredigend antwoord waarna op zaterdag 18 december in Utrecht twee uur lang de klok werd geluid om de weerbare mannen op te roepen. De Utrechters trokken nog dezelfde zaterdag naar Wijk bij Duurstede waar ze op een mijl afstand van de stad hun kamp opsloegen.
Op zondag 19 december werd er echter door bemiddeling van Jan van Rijnesse een overeenkomst tussen de bisschop en de stad Utrecht gemaakt.
De gevangenen werden vrijgelaten en de Utrechtenaren gingen weer naar huis terug.

__ ↓ __
|pag. 61|
342 (fol.LI) Anno LXIII (1463)
Tussen Jan Kerstkensz en Henric Henricsz was onenigheid gerezen over de betaling van de pacht van het achtste slag van het Haatland over de afgelopen twee jaar. Omdat er schriftelijke bewijzen zijn bepaalt de Raad dat Henric moet betalen, behalve als hij kan aantonen dat hij al betaald heeft.
343
Sabbato post Pauli conversionis (29 januari 1463)
Heer Heiman Voirne wordt gewaarschuwd om zich niet aan zijn plichten te onttrekken. Hij moet vijf keer per week de mis doen op zijn eigen vicariealtaar en een keer op het altaar van de Heilig Kruismemorie.
Ook andere diensten moet hij verrichten. Bij verdere nalatigheid zal men een andere vicaris in zijn plaats benoemen en een en ander te kennen geven aan de bisschop van Utrecht of diens vervanger in geestelijke aangelegenheden.
344
Profesto Purificationis (1 februari 1463)
Oude, nieuwe of ex kerkmeesters moeten op hoogtijdagen zelf met de collectebak rondgaan. Slechts als ze door dringende zaken of ziekte niet in staat zijn om te collecteren behoeven ze de op afwezigheid staande boete niet te betalen.
Bedelaars mogen niet achter de kerkmeesters aan lopen om te bedelen tijdens de diensten.
345 Tot accijnsmeesters van de wijnaccijns worden benoemd: Mr Henric van Uterwyc, Rotger Schere, Mr Johan Volkerssoen en Rueric Vridach.
Tot accijnsmeesters van de bieraccijns: Pilgrim ten Acker, Bernt Morre, Albert Jonge en Gise Baers.
346 (fol.LIverso) Feria tertia post Valentini (16 februari 1463)
De weduwe van Gerlof Pijl sprak Grete de weduwe van Johan Freest in rechte aan voor een bedrag van ongeveer 350 rijnse guldens.
Grete met Peter Lubbertsz als haar momber verzocht de weduwe van Gerlof om borgen te stellen dat ze haar slechts voor het Kamper gerecht zou aanspreken. Deze zei echter dat ze niet verplicht was om in Kampen borgen te stellen. Peter Lubbertsz verzocht haar toen om in Zwolle of in Deventer borgen te stellen maar dat wilde ze ook niet. De zaak tussen de beide vrouwen werd niet vervolgd.
347
De bewoners van de Vloetdijk moeten voor pinksteren aanstaande hun muren laten repareren of de stad zal dit doen en rekenen het dubbele maakloon.
348
Alleen zij die zelf slachten mogen meeloten als de vleesverkoopsbanken onder de vleeshouwers verloot worden. (Voor de beste plaatsen).
Vleeshouwers mogen op straffe van twee pond boete in het vleeshuis geen vlees kopen van andere vleeshouwers.
349 Sabbato post Petri ad Cathedram (26 februari 1463)
Als men iets te vieren heeft mag men niet meer dan zestien mannen en zestien vrouwen uitnodigen om te gaan drinken in een taveerne.
Geld of gaven mag men in dat geval slechts geven aan de ouders of aan broers en zusters. Als er jonge kinderen bij zijn mag men niet meer verteren dan een quarte wijn (een rijnse quarte is ca zeven liter).
Op overtredingen van bovenstaande bepalingen staat een boete van tien pond waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
350
Jacob Machorijsz wordt door de Raad gewaarschuwd zijn leven te beteren; binnenshuis gaat hij onredelijk om met zijn goede vrouw terwijl hij buitenshuis, zoals het gerucht gaat, in overspel leeft met andere vrouwen.
Hij mag, behalve als hij waakdienst heeft, niet na tien uur in de avond op straat komen op straffe van twintig ponden boete waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
Als er weer klachten over overspel of mishandeling van zijn vrouw bij de Raad komen, zal men hem zo straffen dat anderen er een voorbeeld aan zullen nemen. Feria tertia post Oculi (15 maart 1463)

__ ↓ __
|pag. 62|
351 (fol.LII) Anno LXIII vigilia Palmarum (2 april 1463)
Vanaf nu moeten zij die in Kampen komen met kabeljauw, schelvis, wijting of andere zeevis, deze vis eerst op de vismarkt te koop aanbieden.
Zij die in Kampen komen met riviervis, zowel burgers als gasten, moeten minsten een derde deel van deze vis verkocht hebben voordat ze verder mogen gaan. Niemand mag deze vis kopen met de bedoeling het door te verkopen.
Op overtredingen van deze bepalingen staat een boete van tien ponden waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrengers.
Zij die gezouten of ongezouten steur of zalm kopen mogen deze vis slechts met toestemming van de burgemeesters doorverkopen of versturen, op straffe van twintig ponden boete, waarvan de helft aan de aanbrenger zal wordon gegeven.
Mensen van buiten de stad die hier komen met steur of zalm mogen deze vis aan moten snijden en verkopen als de Heilige Geestmis uit is, evenals de Kamper vissers dat mogen.
352
(fol.LIII)
Niet afgemaakte aantekening over de brug. (Verwijzing naar nr 314)
353 Vigilia Palmarum (2 april 1463)
De waardeins van de wullenampte (toezichthouders op weefproducten) moeten van alle opgelegde boeten melding maken aan de Raad.
354 Sabbato post Quasi modo (23 april 1463)
De Oldendijc moet openbare weg blijven. Iemand die het hier niet mee eens is mag zijn rechten voor de Raad komen verdedigen.
355
Sabbato post Inventionis Sancte Crucis (7 mei 1463)
De waard ” In die Scheide ” te Deventer kwam in Kampen om geld in te vorderen dat hij nog tegoed had van een aantal stalbroeders die hij eten en onderdak had verschaft en waarvoor de stad Kampen aansprakelijk was gesteld. Toen hij hoorde dat men hem slechts vier postulaatsguldens wilde geven liep hij als een verdwaasde uit het raadhuis zeggende ” vier postulaatsguldens, ik had gedacht 160 postulaats-guldens.” (Er werd verwezen naar 17 januari 1461 -zie nr. 26l)
Op feria secunda post translationis Martini van het jaar 1464 (6 juli) is er weer over deze zaak gesproken.
356 Sabbato post Sacramenti (juni 1463)
De vleeshouwers moeten ’s morgens tot negen uur het vleeshuis open houden, terwijl ze in de zomer van twee tot zes en in de winter van twee tot vijf uur in de middag open moeten zijn. De gildemeesters van de vleeshouwers zijn hiervoor verantwoordelijk.
Op niet naleven van deze bepaling staat een boete van tien ponden waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
357
Vigilia Johannis Baptista midsomer (23 juni 1463)
Herman Meyer, Claes van Benschoten en Jacob Egbertsz staan er borg voor dat Jacob Lambertsz de omgang met zijn nicht Lutgert zal staken, zowel heimelijk als openbaar.
Een en ander op straffe van de kaak en tachtig ponden boete.
358 (fol.LIIIverso) Vigilia Petri et Pauli (28 juni 1463)
Men mag alleen varkens slachten en het vlees daarvan verkopen als men ze eerst heeft laten controleren op zweren e.d. door de keurmeesters van de vleeshouwers.
Men mag rundvlees niet langer ten verkoop aanbieden dan tot de tijd die in de verordening op de vleeshouwers is bepaald.
Verkoopt men vlees van afgekeurde varkens of te oud rundvlees dan riskeert men de op overtredingen staande boete.
359 Hadewich moet vandaag nog de stad verlaten en er op een mijl vandaan blijven, want ze heeft overspel gepleegd met Schele Claes en met Henric opt Hoeft. Als ze toch nog in de stad gezien wordt na vandaag, zal men haar op de kaak stellen.
Als Schele Claes of Henric opt Hoeft haar volgen dan zullen ze zo gestraft worden dat een ander er een voorbeeld aan kan nemen.

__ ↓ __
|pag. 63|
360 In profesto Margarethe (13 juli 1463)
Niemand van de Raad mag stedelijk viswater pachten of daar deelgenood aan zijn, op straffe van verlies van zijn raadspensie (salaris).
Ook stedelijke ambtenaren mogen op straffe van ontslag en een boete van tachtig ponden, geen stedelijk viswater pachten.
361 De weduwe van Jacob Jonge en haar zoon moeten voor aanstaande vrijdag met twee tinsgenoten hun aanspraak op een tins te Brunnepe veilig stellen. Doen ze dit niet dan mogen ze Claes Jacobssoen hier niet meer voor aanspreken.
362
De stad heeft vier pond gegeven aan hen die een model van een koggeschip meedroegen in een processie.
363 Hooi of turf die men met wagenvrachten wil verkopen mag men alleen aanbieden op de Koommarkt en op maandagen bij de Mieuwe Muur. Als men deze wagenvrachten op andere plaatsen of straten verkoopt riskeert men een boete van twintig schillingen waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
364
Egbertje Collart wordt gewaarschuwd om voortaan geen kwade herberg te houden of ’snachts slecht gezelschap in huis te hebben. Als er van haar buren of van anderen weer over haar geklaagd wordt moet ze onmiddelijk de stad verlaten.
365
Het is verboden om met paard en wagen door de straten te rennen of te draven, op straffe van twee ponden boete waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
366
(fol.LIIII)
Swarte Gese wordt gewaarschuwd om voortaan geen bordeel of slecht gezelschap in haar huis te houden. Ook nachtelijk gerucht mag niet weer voorkomen. Als er weer over haar wordt geklaagd dan zal men haar zo met schande straffen dat anderen er een voorbeeld aan zullen nemen.
Ook Assele wordt aangezegd geen kwade herberg te houden of te koppelen zoals ze tot nu toe gedaan had.
367
Sabbato post Victoris (15 oktober 1463)
Rolof van den Werve die onder curatele staat mag alleen maar kopen, verkopen, lenen of getuigen met toestemming van zijn toezichthouders.
Als hij zaken doet zonder deze toestemming zal de Raad hem op zijn staart zetten (in de gevangenis zetten), terwijl die zaken ongeldig zullen zijn.
368 Feria sexta post Michaelis (4 oktober 1463)
De bisschop van Utrecht, zijn Hoge Raad en de afgevaardigden van de steden Deventer, Kampen en Zwolle hadden, in de erfenisprocedure tussen Rolof Witte vanwege zijn vrouw en Hondenberch de zwager van Rolof, de volgende goederen aan Witte toegewezen:
De Singraven met molen en toebehoren, als de Schiphorst en de Avescamp, Dat Sonderhuis, de Loyne, het erve ter Hulst, de tienden te Vriling, het erve te Boebing, de tienden over Hermeling en de tienden over Herdewerding.
Hierop gingen Johan Gruter als gemachtigde van Rolof Witte met de stadsdienaars Jacob Wolf en Henric Brant naar Twenthe om deze goederen voor Rolof in bezit te nemen. Toen ze by de Singraven aankwamen wilde Hondenberch hen echter niet toelaten; het kwam hem nu niet uit, zei hij.
Hierop, werd de amptman (drost) van Twenthe Arnt van Berverde ingeschakeld welke er voor zorgde dat bovengenoemde goederen aan de gemachtigde van Rolof Witte weiden overgedragen.

__ ↓ __
|pag. 64|
369
(fol.LIIIIverso)
Die Sancti et martiri Crispini et Crispiniani (25 oktober 1463)
Hadewich Jansdochter die uit de stad was verbannen, mag er weer in komen als ze belooft om niet meer om te gaan met Henric opt Hoeft en Schele Claes. Doet ze dit daarna toch nog weer, dan wacht haar de kaak.
Hadewich beloofde het bovenstaande in tegenwoordigheid van de burgemeesters Herman van Wilsem en Geert Dibboltsz.
370 Herman Henricsdochter van der Elborch die bij Volker Alartssz drie kinderen in overspel gekregen had en daarom uit de stad verbannen was, mag weer in de stad komen als ze belooft niet weer met Volker om te gaan. Als ze zich niet aan haar in tegenwoordigheid van de burgemeesters Herman van Wilsem en Gert Dibboltsz gedane belofte houdt, zal ze met de kaak worden gestraft.
371
Sabbato post Lucie virginis (17 december 1463)
Men mag geen schepen afmeren in de Borgel bij de muren van de stadsdoelen of zijn meertouwen vastmaken aan de muren aan de stadszijde van de haven.
372
Na de dood van Croys Gert verzoeken Tyman Hering, Jan Raemaker ketelar, Evert Dam en Heyne Maen om diens functie van wachter in de Hagen.
373 Tot meesters van de wijnaccijns worden benoemd: Johan Vorne, Johan Wolfs, Johan Budel Hermansz en Rueric Vridach.
De namen van de meesters van de bieraccijns zijn niet ingevuld.
374
(fol.LV) Bekentenis van Wolter Johanssoen.
Te Blesdijc stal hij een rode hoike (kapmantel) en een paar rode haesen (laarzen), welke hij verkocht voor een hundekens postulaatsgulden.
Te Goersele stal hij een zwarte tabbert (mantel) en een everspit, welke hij samen verkocht voor vier gulden min een oort.
Bij Heerde stal hij een vilthoed, een mes, twee postulaatsguldens, een munt die hij niet kende en ander geld, samen ter waarde van zes arnhemse guldens.
Verder stal hij in het kerspel van Heerde een postulaatsgulden, een paternoster en twee kromstaarten uit de kist van een knecht.
Te Westerloe bij Deventer stal hij een pieck en drie tinnen platelen, welke hij verkocht voor respectievelijk twee en zes kromstaarten.
Aan de Kuenredijck stal hij een wambois (kort jasje) die hij nog aan had.
Nabij Hardenberg stal hij negen kromstaarten.
Verder heeft hij nog gestolen een aetsack (tas) waarin anderhalve arnhemse guldens zaten, een nagelmes dat zes kromstaarten opbracht en andere zaken.
Toen hij het bovenstaande bekende waren burgemeester Ernst van Holtsende en het raadslid Wychman Budel er bij vanwege de stad.
 
Op manendage nae Jubilate anno LXIIII (23 april 1464) is Wolter Johanssoen door middel van het zwaard terechtgesteld.
375 De stad Kampen wil in de rechtszaak van Rolof Witte niet optreden alsof het een zaak is die de stad zelf aangaat.
376 (fol.LVverso) Anno LXIIII vigilia Johannis Baptiste (23 juni 1464)
De stad Kampen heeft de dijkgraaf en heemraden van Zalk laten aanzeggen dat men niet zal toestaan dat ze van Kamper burgers de in dijkzaken of schouwen opgelegde boeten invorderen. De Kamper burgermeester Timan van den Vene heeft namelijk op de dijk te Zalk geen recht kunnen krijgen van de dijkgraaf. Probeert men vanwege Zalk toch de opgelegde boeten binnen te krijgen dan zal Kampen haar burgers ter zijde staan en eventuele schade die zij lijden aan de dijkgraaf en heemraden van Zalk verhalen.

__ ↓ __
|pag. 65|
Afbeelding p.65

__ ↓ __
|pag. 66|
377 In de zaak tussen Evert van Campen en Liefken Staelbiter wordt gewezen dat Evert de watergoot zo moet laten maken dat het water over zijn grond wordt afgevoerd en wel binnen veertien dagen, zoals hem al eerder is aangezegd, op straffe van veertig ponden boete.
Tot een en ander gemaakt is behoeft Liefken haar verplichtingen inzake de scheidingsmuur tussen hun erven niet na te komen.
378 (ná. fol. LVverso)
Willem Rennersz van Sneeck, Wolter Aerntssoen en Diric van Purmereynde hebben in Amersfoort tinnen mengelkannen gestolen.
Verder hebben ze met valse dobbelstenen, met kaarten, met zakkenrollen en andere boeverijen diverse mensen benadeeld.
379 Anno LXIIII feria secunda post Assumptionis Marie (16 aug. 1464)
Johan van Seest heeft bekend dat hij van een gouden Bourgondische rijder (munt) stukjes heeft afgesneden en aan een goudsmid heeft verkocht.
Hij heeft hierdoor de keizerlijke munt vervalst en aan God en de hele wereld schade toegebracht.
380 Aernt Engbertssoen en zijn vrouw Mette en Heyman Gerytsz en zijn vrouw Grete hadden op sabbato post Gertrudis anno MCCCCLXIII (19 maart 1463) aan wijlen Huge Jansz verkocht een vierde deel van drie kampen land met toebehoren, groot omtrent dertien grezen, gelegen op Arnt Fierkensland in het kerspel Oosterwolde.
De dochter van Herman Henricsz en haar kind zijn over dit land in een proces gewikkeld met Aernt Engbertsz.
Voor burgemeesters Wychman Budel en Ernst van Holtsende belooft Herman Henricsz die de koopakte in bewaring heeft om deze akte eventueel in handen van het gerecht te stellen. Anno 1464.
381 Sabbato post Petri et Pauli (30 juni 1464)
In de zaak van Claes Jacobsz en zijn zoon Albert contra Henric van Hemsteden is gewezen dat Claes aan Henric acht rijnsguldens moet toegeven omdat Claes geen bewijzen uit Bergen had meegebracht zoals hij beloofd had.
Claes mag Henric echter gerechtelijk aanspreken voor een bedrag van 50$\frac{1}{2}$ rijnsguldens, doch Henric mag zich daartegen verweren.
Op sabbato post Translationis Martini (7 juli 1464) zijn de partijen tot een vergelijk gekomen; ze schelden over en weer elkaar de vorderingen kwijt.
382 (fol.LVl) Sabbato post Scholastice (11 februari 1464)
Bartram Keding heeft tenoverstaan van burgemeester Johan Mathijsz beloofd om in zijn zaak tegen Henric van Endouwen, Gijse Baars en Heyman Maesz zich te houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht.
385 Feria quarta post Cineres (18 februari 1464)
Henric Rode van Staden belooft in zijn zaak tegen Herman Henrixsz zich te houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht.
384 Feria quarta post Quasi Modo (11 april 1464)
Tot boevenjagers worden aangesteld: Rotger (Schere), Lose (Kruse), Ernst (van Holtsende) en Pilgrim (van) Ingen.
385. Sabbato post Assumptionis (18 augustus 1464)
Burgemeesters, schepenen en raden van Kampen machtigen Jan die Grote en Jacob Wolf om in hun naam en tot behoef van de stad, van Egbert Gheye in te vorderen een som van honderd postulaatsguldeus die zijn ouders volgens bekentenis schuldig waren.
386 In de zaak tussen Evert van Campen en Liefken Staelbiters wijst de Raad dat Evert de goot in de hof van Liefken zo zal leggen dat het water op beide erven valt. Achter moet Evert het water op zijn eigen erf laten weglopen. Verder moet Evert met zijn moeder en zijn broer zijn aanspraken op Liefken gestand houden; daarna moet liefken de helft van de onkosten aan de tussenmuur betalen en moet Evert de glasvensters dichtmaken.

__ ↓ __
|pag. 67|
386a Feria tertia post Egidii (3 september 1464)
Gerijken Petersz “mitter kussen” werd aangeklaagd omdat hij iemand zou hebben verwond. Hij wilde echter niet bekennen en bood zelfs aan om zijn onschuld te bezweren, wat hem werd toegestaan. Als men er echter later bewijzen van kreeg dat hij de verwonding wel had toegebracht dan zou het voor moord worden gehouden.
387 Meester Evert van Campen moet binnen veertien dagen zijn verplichtingen aan Liefken nakomen op straffe van veertig ponden boete. Liefken behoeft tot dat er aan die verplichtingen voldaan is, niet mee te betalen aan de gemeenschappelijke muur tussen hun erven.
388 (fol. LVIverso) In profesto Exaltationis Sancte Crucis (13 sept. 1464)
Als men kerkmeesters of andere functionarissen kiest, mag een vader in de Raad niet voor zijn zoon stemmen.
389 Sabbato post Victoris (13 oktober 1464)
Aan Wigger Jansz is meegedeeld dat hij van nu af het ambt van strijcreep (lakenmeter) niet meer mag uitoefenen op straffe van tien ponden boete.
390 Anno LXV XIIII januarii (14 januari 1465)
Door de dood van heer Johannes Fabri is het Eeuwig officie in de kapel van het Sint Geertruidengasthuis vacant geworden.
De volgende geestelijken dingen naar dit ambt:
Albertus Schuersac clericus
Ludolphus Rodolphi organista, presbiter (priester)
Gerardus Engberts presbiter (naam doorgehaald)
Gerardus de Ense clericus
Henricus Borger presbiter
Achter de naam van Albertus Schuersac staat dat hij de nieuwe vicaris is geworden.
391 Sabbato post Valentini (16 februari 1465)
De erfgenamen van Johan van Tricht zullen op donderdag na Meydach (2 mei 1465) weer voor het Kamper gerecht komen.
392 Feria tertia post Valentini (16 februari 1465)
Detemar Vale zwoer dat hij zich zou houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht in zijn zaak tegen de weduwe van Jan Selle.
393 Tot meesters van de wijnaccijns worden aangesteld: Johan Rijnvisch, Pilgrim ten Acker, Roderic Kenneken, Herman van Uuterwijc en Wychman Budel.
394 (fol. LVIl) Anno LXV feria tertia post Invocavit (5 maart 1465)
Rotger Schere contra Johan Spoelman.
Rotger beweerde dat de gevel van Johans zomerhuis een halve steen op zijn erf lag.
Johan verdedigde zich door te zeggen dat hij dit huis al twintig of vijfentwintig jaar in bezit had.
Johan Spoelman wordt in zijn bezit gelaten terwijl Rotger eventueel mag aanbouwen tot de hoogte van de betwiste halvesteens muur.
395 Feria tertia post Judica (2 april 1465)
Zij die hun met zand overdekte land in Mastebroek onafgerasterd laten zodat iedereen het kan gebruiken, zullen niet worden aangeslagen voor het morgengeld. Zo gauw zij dit land echter weer zelf gebruiken moeten ze evenals andere eigenaren het morgengeld betalen.
396 Feria tertia post Quasi modo (23 april 1465)
Willem Harnasmaker en Johan van Roeden die in stads muurtorens op de Vischmarct wonen, noch hun overburen, mogen banken verhuren waarop men vis kan verkopen. Zij die vis of andere waar willen verkopen moeten daarvoor de stadsbanken benutten of op hun eigen stuk straat blijven.
397
Feria secunda post Jubilate (6 mei 1465)
Henric van Leiden heeft kopergeld en koperen ringen tot een aantal van vier of vijf dozijn, met potas en kwikzilver gebleekt en voor zilver uitgegeven of verkocht.
Als straf heeft men hem op de kaak gebrandmerkt.

__ ↓ __
|pag. 68|
398 Sabbato post Jubilate (11 mei 1465)
De gebroeders Henric en Johan Dorre, burgers van Elburg krijgen op voorspraak van de Elburger Raad, van de stad Kampen een vrijgeleide.
399 Feria quarta post Servatii (16 mei 1465)
Johan Budel heemraad van Zalk vroeg de Raad of hij de Zalker schouw al of niet moest houden; de kerkenspraak hiervoor had hij reeds laten doen. De Raad verwees hem naar hetgeen bepaald was op 23 juni 1464
(zie nr 376).
De naam van Johan Budel is in het stuk in de plaats gekomen van de doorgehaalde naam van Anaries Hanegreve dijkgraaf.
400 (fol. LVIIverso)
De burgemeesters Pilgrim ten Acker en meester Henric van Uuterwijc hebben Hans Pijper de kistemaker laten aanzeggen dat hij na aanstaande pasen zijn ambacht niet langer buiten de muren mag uitoefenen.
401 Het Heilige Geestgasthuis en Russchert waren in een erfeniskwestie gewikkeld. Oude charters wezen uit dat Russchert geen rechten op de bedoelde erfenis kon laten gelden; hij moet zijn handen er af trekken.
Wel mag hij een jaarlijkse rente van een Gelderse rijder ten laste van de kinderen van Geert Derixsz die in Spange wonen, behouden, evenals een akker land die Jan Nollikens vrouw in pacht heeft voor 28 kromstaarten per jaar.
In bovengenoemde zaak was Gijse Kremer de borg voor Russchert.
402 Feria tertia post Bonifatii (7 juni 1465)
Het is de burgemeesters, de schepenen en de raden ter ore gekomen dat Arnt Schomaker een valse eed heeft gezworen. Door middel van kerkenspraak worden alle goede lieden gewaarschuwd dat men hem voortaan niet voor een goede man houdt. Hij mag ook niet meer als getuige optreden.
403 In vigilia apostolorum Petri et Pauli(28 juni 1465)
Albert Mulert wordt ingeschreven op zijn eed en belofte.
404 Feria tertia post Margarete (15 juli 1465)
Als een Kamper balling toch weer in de stad zou komen en met een burger zou gaan vechten; zou deze burger straffeloos zijn voor alles wat hij tegen de balling deed.
405 Niemand mag tussen de Oudestraat en de brug iets verkopen, op straffe van honderd schillingen boete waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
Men mag wel door middel van aan de muur gehangen, geschreven berichten kenbaar maken dat men iets te koop heeft.
406
(fol. LVIII)
Bekentenis van Claes Kerstkenssoen.
Hij heeft nog maar kort geleden op Kamperveen een kist opengebroken en er de volgende voorwerpen uit gehaald: twee zilveren ringen, een zilveren haak met oog, een zilveren rijgnaald, twee zilveren letters, twee zilveren spelden, een zilveren speld, vijf tornsche groten (munten), een adertang, een hoofddoek, een paar messen, een benen busje met een gewijde substantie, drie steentjes om in ringen te zetten en een stuk rood zijdedoek.
Van zijn pete in Ede stal hij veertien butkens (munten).
Van een schoenmaker stal hij een leest en een paar schoenen; de leest gooide hij weg.
Van een lijn stal hij twee of drie hemden.
Te Nijmegen rolde hij een beurs met zes nieuwe penningen erin, te Arnhem een met een halve rijnsgulden aan nieuwe penningen.
Uit een school stal hij een boek.
Te Utrecht rolde hij twee beurzen, in de ene zaten vier tornesschen groten en in de ander tien witte stuivers.
Bij Amersfoort stal hij van zijn werkgever een paar oude laarsen, een tabbert en een oud wambuis.
Uit de roef van een schip stal hij de buidel van de schipper, waarin veertien kromstaarten zaten.

__ ↓ __
|pag. 69|
Bij Delft stal hij uit een boerderij een beurs met zes Wilhelmus schilden, drie saluten, drie leeuwen, een nobel, vier of vijf hollandse penningen, een stuiver en een kwart stuiver.
In Utrecht stal hij van zijn werkgever vijf witstuivers en van zijn collega’s zeker twintig keer een kromstaart, een halve kromstaart of witten.
Van zijn werkgever in Antwerpen stal hij in totaal vijf witstuivers; ook rolde hij daar een beurs waarin een groot aantal corten en mijten zaten.
(fol. LVIIIverso) In Oudenbosch stal hij uit een afgesloten mandje dat in een schip stond, een hoofddoek, een paternoster en een gordel waaraan vier of vijf zilveren gespen zaten.
In Alblas stal hij drie ellen blauw linnen, een el wit linnen en een gebroken postulaatsgulden. Het linnen weid hem weer afgenomen.
Te Alblasserdan stal hij een el rood linnen en drie ellen satijn.
In Grave stal hij van een mantel een zilveren speld, bij Oudewater een beurs met twee witstuivers.
Bij Gouda brak hij een kist open maar er zat niets in.
In Amstelveen stal hij uit een kast een Wilhelmus schild en een gouden arnoldus gulden.
In Amsterdam stal hij een kralen paternoster van een koopman.

Claes Kerstkenssoen is terechtgesteld op feria secunda post Assumptionis Marie anno LXV (16 augustus 1465)

407 De bagijnen van het 0lde convent op Sanct Nicolauskerckhof die in een ordensklooster willen treden, moet men de goederen die ze hebben meegebracht toen ze in dit bagijnhuis kwamen, mee geven naar hun klooster.
408 Niemand mag aan de Welle (Ysselkade), onder de brug, aan de overkant of daaromtrent spelen met dobbelstenen, bikkels, met noten schieten of op een andere wijze om geld spelen. De aanbrenger krijgt de helft van de op te leggen boete.
409 (ná fol. LVIIIverso) Anno LXVI Petri ad Cathedram (22 febr. 1466)
De opreiders (verbeteraars van geweven stof) zullen voor ieder laken dat ze behandelen drie kromstaarten en een oort moeten hebben.
Als ze hun werk niet goed doen zal men door de waardeins maatregelen laten nemen aan de hand van het regimentsboek (voorschriftenboek).
Als de drapeniers (lakenwevers) zelf hun lakens willen veredelen mogen ze dat doen als ze de opreiders voor elk laken twee kromstaarten en drie oort geven.
410 (fol. LIX) Anno LXV feria tertia post Mathei (23 september 1465)
Geryt van Hackforde mag tot zolang de Raad het toestaat zijn rogge vrij Kampen in en uitvoeren. Als Geryt echter de stad of de burgers nog iets schuldig is, dat God verhoede, dan zal men beslag op de rogge laten leggen.
411 Feria quarta post Katherine (28 november 1465)
Als er in wijnhuizen strafbare overtredingen hebben plaatsgevonden zoals dobbelen, vechten of te lang blijven zitten, moeten de kasteleins dit de volgende dag aan de burgemeesters melden. Als de kasteleins dit nalaten zullen ze als meinedigen worden gestraft.
412
Men mag geen weggen (tarwebrood) of schone broet (witte brood) in kleine hoeveelheden verkopen op de Vloetdijk, Boven de Poort of in de Hagen. Voor Brunnepe wordt een uitzondering gemaakt omdat het ver van de stad ligt.
413 In profesto Nicolai (5 december 1465)
Burgers of inwoners die iemand in rechte willen aanspreken moeten dat in de schepenkamer of voor het raadhuis door de stadsbode laten aantekenen. Dit kan alleen op dinsdag of op donderdag voor de middag als de klok geluid heeft. In noodgevallen of als iemand van zee of van buiten de stad komt, kan er van de voorgeschreven tijden worden afgeweken.

__ ↓ __
|pag. 70|
414 Sabbato post Lucie (14 december 1465)
Femme Gelpers moet een lijst van de goederen die haar man bezat op de dag dat hij stierf, overhandigen aan haar man’s erfgenamen.
Ze mag van deze goederen niets verkopen, weggeven of opmaken.
Wel mag ze haar mans begrafenis betalen van zijn nalatenschap, en de legaten die hij in zijn testament had toegezegd.
Met haar eigen bezittingen mag ze doen wat ze wil; eventuele schulden moeten van het gemeenschappelijk bezit betaald worden.
415 (fol. LIXverso)
De gildemeesters en enkele broeders van het bakkersgilde waren overeen gekomen om een mis te stichten op Marten Voirnes altaar in de Sanct Nicolaeskerk. Omdat zij de overeenkomst gemaakt hebben buiten medeweten van de Raad, wordt bepaald dat de andere bakkers hier niet aan mee hoeven te betalen.
416 Burgemeester Bartolt Ludekensz bracht 100 rijnse gulden op het raadhuis met het verzoek die daar te bewaren voor de kinderen van de gewezen schout van Ens, Johan Gijsbertsz. Deze man was doodgeslagen; het geld was door de dader na een verzoeningsovereenkomst aan Bartolt Ludekensz overhandigd.
417 Anno LXVI Anthonii (17 januari 1466)
Bewaarders van sleutels van stadspoorten die deze sleutels verliezen, moeten op eigen kosten nieuwe laten maken want ze krijgen als vergoeding op de hoogtijdagen een hoeveelheid wijn.
Breken de sleutels echter dan zullen ze op stadskosten hersteld worden.
418
Niemand mag met honden in de weiden van Mastenbroek, in de stadsbroeken of op de weiden van de Kamper eilanden komen, op straffe van 100 schillingen boete waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
419 In profesto Margaerete anno LXVI (12 juli 1466)
In de zaak tussen Gert Borchertsz, Gerlof Coernmarck, Mr Tyman van den Vene, Claes van Wilsem, e.a., wordt gewezen dat de erfgenamen van een non ook werkelijk erfgenamen moeten zijn en de nagelaten goederen van die non moeten hebben.
420 Niemand mag, op straffe van 100 schillingen boete, zijn hout tegen de muur van het Heilige Geestgasthuis zetten.
421 (fol. LX) Sabbato post Margaerete (19 juli 1466)
Timan Gisbertsz contra Jan Arntsz c.s. inzake een hof buiten de poort van Geert van der Ae die Timan had gekocht van Geert Kersz en diens vrouw Hermanna en waarvan Timan de akte kon tonen.
Er wordt gewezen dat Timan de hof in bezit mag nemen.
422a. Feria tertia post Jacobi (27 juli 1466)
Johan Pelgrimsz van Hoirne heeft gezworen dat hij zich in zijn zaak tegen Henric Swedersz zal houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht.
422
Sabbato post Assumptionis (16 augustus 1466)
Niemand mag na zonsondergang met bedekt gezicht buiten komen. Ook mag niemand, behalve de wachters, na zonsondergang lange messen of verboden wapens dragen, op straffe van veertig pond boete.
423
De stad heeft aan de schout twee eiken balken verkocht om te gebruiken voor de bouw van de galg.
424 Men mag varkensmest in de zomer alleen vervoeren voor zes uur in de morgen en na zes uur in de avond. In de winter alleen voor zonsopgang en na zonsondergang.
425 Sabbato post Aghata virginis (7 februari 1467)
Jan Smit de bakker is meinedig geweest. Hij moet daarom 10000 middelstenen (klein soort steen) geven aan de Sint Nicolaaskerk.
Verder mag hij zijn ambacht gedurende drie jaar niet uitoefenen of voor hem door anderen laten uitoefenen.

__ ↓ __
|pag. 71|
426
(for. LXverso) Sabbato post Oculi (7 maart 1467)
Kamper burgers of inwoners mogen geen vreemde heren of andere steden dienen op straffe van het verlies van de burgerschap en een boete van honderd oude schilden.
427 Niemand mag roofgoed (krijgsbuit) kopen, op straffe van veertig pond boete.
428 Een met goederen beleend man wordt als een dienstman beschouwd en mag daarom niet wroegen (beschuldigen of bepaalde verklaringen afleggen).
429
Als men mest en vuilnis, in het bijzonder uit wagens, in de Yssel gooit vanaf de brug, dan mag dit niet te dicht bij de stadszijde gebeuren.
430 Men mag fuiken in het Grafhorster diep niet verder weg zetten dan halverwege het diep dat naar Genemuiden gaat.

De stad Kampen heeft het visrecht vanaf de helft van de Zeneke tot tot in zee op een diepte van 3$\frac{1}{2}$ el gemiddelde waterdiepte, in alle uitmondingen van de Yssel, behalve van Cockskens toom.
In het oosten mag men echter met sleepnetten vissen precies tot aan de monding van het diep.
Niemand mag in het Grafhorsterdiep met zegen of op een andere wijze vissen, want het water aan beide zijden behoort de stad Kampen toe.

431 Feria quarta post Letare (11 maart 1467)
De Londense kooplieden Thomas Waeren en Willem Zuer krijgen voor een periode van twee jaar een vrijgeleide om met hun handelswaar in Kampen te komen. Ze kunnen echter wel worden aangesproken voor bewijsbare schulden.
432 De stad is vergroot door in het westen nieuwe muren en vestingwerken aan te leggen. De eigenaren van de onteigende maden en tuinen krijgen vergoeding voor hun verloren bezit. Zij die uit deze onteigende percelen jaarlijkse renten beurden kunnen van de stad het hun toekomende deel van de vergoeding krijgen maar ze kunnen ook van de oorspronkelijke eigenaar deze renten blijven eisen.
433 Iemand die een sloot graaft op zijn eigen land in de stad, moet met die sloot minstens twee en een halve roede van de stadsgracht verwijderd blijven.
434
(fol. LXI) Sabbato post Egidii (5 september 1467)
Niemand mag, op straffe van tien pond boete “toehouden” (extra honden) houden. Aanbrengers krijgen de helft van de boete mee.
435 Namen van de inwoners van Oosterwolde die op zee, namelijk in Flurenhop achter Dronthen een aantal Kamper burgers geslagen hebben: Heyne Coster, Gerbert Oenensz, Johan van Gelre, Herbert Gene en Johan Pels.
436 Feria tertia post Remigii (3 oktober 1467)
Evert Kruse mag het huis bij de O. L. Vrouwenkerk in bezit nemen als hij kan bewijzen dat het van de zwaardzijde (manszijde) is aangeërfd.
De man is namelijk een wettige nakomeling terwijl de spillezijde (vrouws-zijde) een bastaard (onwettige nakomeling) betreft.
437 Sabbato post Victoris (17 oktober 1467)
Lubbe Wenemars met haar zoon heer Henric Wenemerss priester als haar woordvoerder heeft beloofd dat zij iedere avond zal zorgen dat de verlichting van het Sanct Nicolaushuusken bij de Sanct Nicolauskerk wordt ontstoken. Daarom zal meester Henric van Uuterwijc zijn bouwsel daar afbreken en niet weer opbouwen.
438 Achter de Pellicaen mag men geen visbanken (kramen) voor de visbank van iemand anders zetten. Ook mogen er geen banken geplaatst worden voor de stadstoren waarin Willem Harnasmaker woont en niet vanaf de stadsbank naar de richting van het Bovenespel.

__ ↓ __
|pag. 72|
439 (fol. LXIverso) Feria tertia post Omnium Sanctorum (3 november 1467)
Egbert van Holtsende wilde blazen op de hoorn van Warmbolt de stads-hoornblazer, doch deze wilde dat niet toestaan. Hierop volgde een worsteling waarbij de hoorn brak.
Later viel Egbert de slapende Warmbolt aan in het waakhuis; hij trok hem aan zijn haren van zijn bed en greep hem ook nog bij de neus.
Egbert moest voor deze wandaden voor de Raad verschijnen waar men hem vroeg of hij genade of recht begeerde. Egbert koos voor genade.
Daarop werd bepaald dat hij de dijkmeesters voor het buitendeel van de stad, 50 000 middelstenen moest leveren tegen de tijd dat men wilde beginnen met de bouw van de verdedigingstoren aan de Uterwech (Kalverhekkenweg).
440 De volgende priesters hadden zich opgegeven als gegadigden voor de bediening van de Jerusalemkapel:
Heer Johan Coepssoen, heer Henric Vroede, heer Folscher, heer Johan van Roden, heer Roloff Bernardi, heer Geert Engbertsz en heer Ludeken Rolofsz.
Heer Henric Vroede heeft deze post gekregen. Hij wordt echter aangesteld voor één jaar en moet ieder jaar op de laatste rechtszitting van de Raad vóór Sanct Peter ad Cathedram (22 febr.) een verzoek in dienen om zijn aanstelling met een jaar te verlengen.
441
Heer Frederic Overstege wordt door de Raad vermaand om niet te verzaken in zijn plicht van de bediening van het Sanct Elsebenaltaar in het Heilige Geestgasthuis. Hij (of een vervanger) moet iedere vrijdag en iedere zondag om acht uur op dat altaar de mis doen.
Tevens wordt hem aangezegd dat hij geen vreemd vrouwvolk op zijn kamer mag ontvangen, dat hij geen grote mond heeft tegen de gasthuismoeder, tegen de kerkmeesters, tegen zijn medekanunniken en tegen de andere lieden waar hij mee omgaat. Verder wordt hem verboden om in de vrijheid van Kampen de biecht te horen.
Als hij zich niet aan het bovenstaande houdt wordt hem zijn proveniers-plaats in het gasthuis voor een jaar ontnomen.
442 Feria quarta post Martini (14 november 1467)
Andries Klover heeft zijn burgerschap opgezegd. Getuigen waren Johan de Gruter en Jacob Wolf.
443 (fol. LXII) Feria quarta post Conceptionis (11 december 1467)
Johan Bruunsoen en Machorijs touslager moeten voor a.s. Sint Michielsdag de huizen of schuren afbreken die staan op hun touwbanen buiten de Uiterste wetering.
444 Op straffe van veertig ponden boete is het verboden om nieuwe bouwsels te plaatsen, bomen te poten of nieuwe tuinen aan te leggen in het gebied tussen de Uiterste wetering en het stadsbroek.
Ook mogen er geen schepen gelegd worden in de Uiterste wetering.
445 Aantekening over kuer (boete) van Peter Claesz Midderlel.
De namen van de volgende personen (schepenen ?) staan in de marge: Lose (kruse), Pilrim (van) lngen, Gert Dibbeltsz, Tide Clinge, Ernst (van Holtsende).
446
Anno LXVII (1467)
Peter Claesz heeft binnenkuers (gebied nabij het raadhuis waar hogere straffen golden voor vechten) gevochten met Beernt Henricsz en deze daarbij een aantal tanden uit de mond geslagen. Omdat het ook nog in de nacht had plaatsgevonden veroordelen schepenen en raden hem tot een boete van tweehonderd pond.
Omdat Peter Claesz al vaker heeft gevochten en ook dikwijls opdringerig doet in herbergen door zich te voegen bij gezelschappen van eerlijke mannen die hem liever zien gaan als komen, waarschuwt hem de Raad dat hij, wanneer er weer klachten over hem komen, niet zal worden gesteld op de gewone kuer (boete), maar dat schepenen en raden hem dan scherpelijk zullen straffen.
De gewone kuer, zo merkt de secretaris op, wordt ieder jaar vanaf het rechthuis afgelezen, zodat iedere burger die tot een boete is ver-

__ ↓ __
|pag. 73|
oordeeld, precies weet hoeveel termijnen hij nog van deze boete moet voldoen.
447 (fol. LXIIverso)
De schepenen mogen van nu af tinsbrieven slechts bezegelen als de bedragen zijn gesteld in ponden en plakken.
Bedragen mogen niet meer in guldens en kromstaarten worden uitgedrukt.
448 Rueric van Uuterwyc, Pilgrim ten Acker, Herman van Uuterwyc en Henric van Oenden zijn aangesteld tot meesters van de wijnaccijns.
De bierproevers zijn aangesteld tot meesters van de bieraccijns.
449 In prima januarii (l januari 1468)
In de zaak van Claes van Wilsem c.s. contra de schout van Kampen wijst de Raad dat de schout uitstel krijgt tot midvasten. Hij moet dan of de man uit Bolsward om wie de zaak draait of een schijn (akte) uit Bolsward voor het gerecht brengen. Als hij dit niet doet moet hij betalen.
450 Die Valentini (14 februari 1468)
Schippers mogen geen zee kiezen zonder dat ze tolbrieven bij zich hebben voor de plaatsen waar hun vracht naar toe moet.
Als ze verzuimen deze brieven mee te nemen en ze lijden hierdoor schade, dan wil de Raad er niets mee te maken hebben.
Zij die naar Holland of Zeeland willen varen moeten hier eerst met de burgemeesters over spreken.
451 Er was gevochten tussen Ghise van Scharpensiel aan de ene kant en Gosen Straetmaker en Henric Claesz aan de aan de andere kant en er waren over en weer wonden toegebracht.
De Raad eist dat de vechtersbazen toegeven dat ze wonden hebben toegebracht want als er naderhand bekend wordt wie er precies aan schuldig geweest zijn, zal men het voor moord houden.
Daarop bekende Ghise twee wondingen bij nachte (in het donker toegebrachte wonden), maar Gosen en Henric wilden zweren dat ze niet schuldig waren.
452
Men mag de luifels van de huizen niet breder maken dan vijf voet, gerekend vanaf de gevel. In de Venestraat en de Broederstraat mogen de luifels maar drie voet breed zijn. Men mag de luifels niet met verticaal staande palen ondersteunen.
Zij die bredere luifels hebben moeten deze binnen veertien dagen laten versmallen.
Zij die na die termijn hun luifels niet hebben aangepast krijgen een boete van 100 schillingen.
453 (fol. LXIII) Feria tertia post Misericordia (14 april 1468)
Personen die ouder zijn dan zestig jaar mogen niet tegen betaling de waakdiensten in de huisjes van de muurtorens, van anderen overnemen.
De waakhuisjes langs de Ysselzijde van de stad die men van oudsher gewoon was te bewaken, moeten nu weer door wakers bemand worden.
Het betreft de huisjes aan:
De Peeirde toirne, Herman Volkerss poirte, Johan van Roedens toirne, Jacob Schomakers toirne, achter Geeirt die brouwers huis, op Onser Liever Vrouwenstege, het torentje tussen de Wiltgang en de Hageningerpoirte, weer opwaarts het torentje tussen de Molentoirne en de Calveneckenpoirte, Sanct Gertrudenbrugge, Geerts poirte van der Ae en naast Sanct Brigitten.
Verder moet men een goede man aanstellen als bewaker van de Swanenpoort die deze poort tevens moet bewonen. Hij moet worden geholpen door twee goede boogschutters. Verder moet hij worden voorzien van een stuk geschut en ander gereedschap om de poort mee te verdedigen.
Hij moet een en ander weer inleveren als de Raad dit van hem eist.

__ ↓ __
|pag. 74|
Afbeelding p.74

__ ↓ __
|pag. 75|
Het poortje van heer Henric Vroede moet worden dichtgemaakt en voorzien van geschut.
De poortjes naast Fie Verwers, bij het peerdewater, bij Eckelboemsstege en bij Jan van der Vecht moeten worden dichtgemaakt.
De gracht tussen de Swanenpoort en de Yssel moet zowel binnen- als buitendijks worden opgeschoond.
De Borgel tussen de Venepoirte en de Ysel moet twee roeden breed worden opgeschoond.
Anno LXVIII Oculi, sabbato vigilia Oculi (19 maart 1468) met de gezworen gemeenten overlegd.
454
(fol. LXIIIverso) Anno LXVIII (1468)
Zij die vee in de stadsbroeken hebben lopen, moeten een panser kreeft (borstharnas) en een yseren hoet (helm) hebben, zowel de mannen als de vrouwen.
Alle burgers moeten voorlopig zelf hun waakdiensten vervullen.
455 Een bruid die op weg is van de kerk naar het huis van de bruidegom mag slechts worden vergezeld door haar ouders en haar broers en zusters. Men mag de bruidschat niet voor iedereen zichtbaar, voor de bruid uit, meedragen.
Een en ander op straffe van veertig pond boete.
456 Sabbato post Vocem (23 mei 1463)
De volgende personen dongen naar de functie van koster in de Sanct Nicolaeskerk:
Johannes Jodeken, Ghise Scriver, Henricus die Butenschoilmeister was, Henricus Gerbert Heynensz, Henric Tymansz en Willem Herbertssoen.
Johannes Jodeken is aangenomen als koster.
457 Anno LXVIII feria tertia, ultima maii (31 mei 1468)
Herman van Suringen zal als borg voor Gert Doys, Wibrant Isebrantsz geven 400 mark Bergens (munten van Bergen in Noorwegen).
Hier waren bij de burgemeesters Jacob Witte en Ruederic van Uterwyc en de getuigen Albert Jonge, Arent Rover en Henric Hoppenbrouwer.
458 Dinxdages nae Exaudi (31 mei 1468)
De secretaris heeft aan jonge Johan Wolf een gerechtelijke aanzegging geschreven.
459 Namen van gegadigden voor een plaats als bagijn in het Bovenconvent:
Gese van der Schere, overleden.
Alijt Klenckenberges
Gese Jan Hermansz dochter
460
(fol. LXIIII) Bekentenis van Otto Willemsz die siemsmaker.
Op het Heilige Geestkerkhof in Kampen heeft hij twee keer met een lijmstok geld uit het offerblok gehaald. 5 kroms taarten.
Op dezelfde manier uit het offerblok voor het Heilig Kruis in de Sanct Nicolauskerk een halve plak gehaald.
Hij heeft geprobeerd om op dezelfde manier het offerblok van Sanct Brigitten te lichten, doch daar wilde het niet lukken.
In Birckmen (Berkum) bij Zwolle heeft hij een mannenjas gestolen die hem een halve gulden opbracht.
In Gorstele (Gorsel) bij Zutphen heeft hij een ketel, gestolen waarvoor hij 10 kromstaarten beurde.
In Brummen stal hij een paar nieuwe zwarte kousen die hij zelf heeft gedragen.
In Monster stal hij een grijze mannen jas die hij verkocht voor veertien Hoysche penningen.
Bij Ommen stal hij een kapmantel en een hemd die hij zelf droeg.
In Deventer in het huis van zijn werkgever stal hij van Gijsbert de siemsmakersknecht een postulaatsgulden en vier kromstaarten.
Van zijn werkgever in Gouda stal hij twee siemsche(zemen) vellen die hem een halve rijnsgulden opbrachten.
Hij had voor iemand een oude tas vermaakt waarin hij een Vlaamse nobel vond die hij zelf hield. Hij zei dat de man hem alles wat hij in de tas zou vinden wilde laten behouden.

__ ↓ __
|pag. 76|
In Utrecht had hij van een knecht een grijze jas gestolen.
In de Anstote (Otterlo) stal hij een zwarte jas die hij verkocht voor 21 kromstaarten.
In Nijmegen zat en dronk hij in een huis. Daar stal hij een paternoster die hem een halve rijnsgulden opbracht.
In Bommel stal hij twee tinnen schotels die hij verkocht voor acht wuchheyen.
Van zijn werkgever in Zwolle stal hij vier gereed gemaakte seemsvellen die hem een halve rijnsgulden opbrachten.
Toen hij in Harderwijk in een herberg logeerde stal hij daar een mannenjas die hij verkocht voor vier kromstaarten.
(fol. LXIIIIverso) In Velp by Arnhem stal hij zes el linnendoek van een lijn, welke hij verkocht voor 12 woecheyen.
In Doesburg stal hij een tinnen kan met de inhoud van een quarte welke hij in Zutphen weer verkocht voor tien olymmers.
Samen met twee andere mannen stal hij van Jacob Mandemaker vijf hekede (snoekfuiken?) die zij verkochten voor een halve gulden.
Op de laatste zondag voor hij gevangen genomen werd stal hij uit het offerblok voor het Sanct Anthonijs (beeld ) in Onser Liever Vrouwenkerk een halve plak en twee duiten.
In de Broederkerk stal hij uit het blok tegenover het offerhuisje vijf duiten.
Uit het offerblok van Sanct Jorijs in O.L. Vr. kerk stal hij een halve plak.
In het Sanct Geeirtrudengasthuis stal hij uit de ijzeren bus een bedrag van twee plakken.
In de Sanct Nicolaaskerk probeerde hij geld te halen uit het offerblok voor het Sanct Anthonijs(beeld?), doch het lukte hem niet.
Te Amersfoort stal hij een dubbele mannenjas die hij verkocht voor zestien butkens. Verder stal hij daar twee tinnen schotels die veertien butkens opbrachten.
In Utrecht stal een dwale (handdoek) ter waarde van vier kromstaarten en een metalen watervat ter waarde van een postulaatsgulden.
In Oudewater stal hij een paar mannenhosen (beenbekleding) die hij verkocht voor 23 kromstaarten.
Te Amerongen stal hij een tafellaken dat hij in Utrecht weer verkocht.
In dezelfde plaats stal hij een quartekan die hem 20 brabantsen opbracht.
In Zutphen stal hij een zwarte mannenkap waarvoor hij ongeveer twee Arnhemse guldens beurde.
In Monster stal hij nog een mengelenkan die hem drie Hoysche penningen opleverde.
Te Hattem stal hij twee moesschotels en een handdoek welke hij in Zwolle weer verkocht. Uit een huis aan de Vischmarkt in Zwolle stal hij 12 kromstaarten uit een geldkistje.
Voor de Dieserpoort in Zwolle stal hij een blauwe kapmantel die hij in Deventer weer verkocht.
(fol. LXV) In Munster stal hij een man 16 Hoysche penningen uit de buidel, in Wesel 20 penningen, in Nijmegen van zijn metgezel 18 woecheyen.
In de Xattenpoil bij Arnhem stal hij een leuenbecken (soort schaal) welke hij verkocht voor negen woecheyen. Uit het zelfde huis stal hij een groene jas welke hij zelf droeg.
Uit een jodenhuis in Arnhem stal hij een tinnen fles met de inhoud van een quarte welke hij in dezelfde stad verkocht voor 14 woecheyen.
In Geert Splinters huis in Amersfoort stal hij van een man twee gouden rijnse guldens.
Van Geert Splinters tafel stal hij een zilveren lepel met een gewicht van twee loot, welke hem een postulaatsgulden opbracht.
Van zijn werkgever in Zwolle, Johan Tengenagell stal hij een postulaatsgulden uit de buidel.
Bij Harderwijk stal hij twee zilveren lepels die hij in Elburg verkocht voor twee postulaatsguldens.

__ ↓ __
|pag. 77|
In Utrecht aan de plaats tegen Hasenborch stal hij een zilveren lepel die hij verkocht voor 18 kromstaarten; aan de Vischmarkt aldaar stal hij uit het huis Inden Otter twee metalen kandelaars die hij verkocht voor 12 kromstaarten.
In Wijk bij Duurstede stal hij van een man waar hij bij sliep een postulaatsgulden, terwijl hij daar op het veerstal (veerhuis) twee tinnen schotels stal die hij in Amersfoort verkocht voor 14 kromstaarten.
In Boemel (Zaltbommel) stal hij 16 woecheyen uit een geldkistje.
In het huis Int Hirtshoirn bij de kerk in Wageningen, stal hij een handdoek die hij in Arnhem verkocht voor zes kromstaarten.
In Zutphen stal hij een zwarte dubbele manshoyke (kapmantel) die hij in Deventer verkocht voor een rijnsgulden en twee kromstaarten.
In Den Bosch stal hij een paar groene manshoesen (beenbedekking) die hij zelf droeg.

Bovengenoemde Otto Willemsz is op feria tertia post Vinculam Petri anno LXVIII (3 augustus 1468) op Seveningen door middel van het zwaard terechtgesteld. Zijn lichaam werd op een rad gelegd.

461 Feria tertia post Oculi anno LXIX (7 maart 1469)
Mr Henric van Uterwyc, Rotger Schere, Henric Kuenretorf en Lubbert Petersz aangesteld tot boevenjagers. De namen van Lodewijk Kruse en Berent Morre zijn doorgehaald.
462 (fol. LXVverso) Sabbato post Quasi modo anno LXIX(15 april 1469)
Aantekening dat de Enk op Kamperveen door de dijken was gebroken.
De erfgenamen (eigenaren) van Kamperveen moeten de dijken op hun eigen grond herstellen terwijl de stad Kampen de eigen wegen zal herstellen.
463 Feria quinta post Misericordia (20 april 1469)
De stad heeft van Peter Arntsz op de Rudehoip twee of twee en een halve morgen land afgenomen omdat er een dijk over dit land zou worden gelegd. Hij zal als schadevergoeding het voor dit stuk land betaalde pachtgeld dubbel terug krijgen.
464
Sabbato post Urbani (27 mei 1469)
Bakkers mogen schoenbrood (witbrood) slechts verkopen vanuit de huizen waarin ze bakken of waar hun ovens staan. Ze mogen geen andere verkoopgelegenheid huren. Op overtredingen staat een boete van 10 pond.
465 Feria quarta post Divisionis Apostolorum (13 juli 1469)
Hernieuwde bekendmaking van de aanstelling van Mr Henric van Uterwyc, Rotger Schere, Henric Kuenretorf en Lubbert Petersz tot boevenjagers.
466 (fol. LXVI) Bartolt van Wilsem zal het convent van Sanct Agneten 50 Franse schilden betalen zoals was vastgelegd in een oude moetsoensbrief (overeenkomst). Hij had dit geld direct na de uitspraak van het gerecht al aan de burgemeesters Johan Wolf en Gert Dubbeltsz willen geven, maar dezen vonden dat niet nodig.
Ook de pacht vanaf het jaar waarin Alijt Ceelkens stierf, zal Bartolt betalen.
467 Anno LXX XIIII martii (14 maart 1470)
Overeenkomst tussen Bartolt van Wilsem en de pater van Sanct Agneta vanwege wylen Alyt Ceelkens.
De baghinen van Sanct Agnetenhus zullen behouden datgene wat hun gegeven was voor de hun toekomende ren±en. Verder behouden ze de door Alijt Ceelkens in het convent ingebracht boeken, kleren en kleinodiën.
Bartolt van Wilsem behoudt het door Alijt nagelaten land, erf, en hetgene aangekocht is voor het tichelwerk (steenbakkerij). Hiervoor zal Bartolt het convent 400 heren ponden geven.
De pater zal Bartolt alle op deze goederen betrekking hebbende stukken overleveren.

__ ↓ __
|pag. 78|
467a (deel van fol. LXVI) Tussen Hattem en Arnhem beroofden ze een man van twee en een halve rijnsgulden. Ze verwondden de man waarna ze hem in een droge sloot gooiden.
In Arnhem voor de Rijnpoort stal hij een gevoerde tabbert welke hij verkocht voor twee rijnsguldens.
In Harderwijk stal hij een kapmantel welke hij in Elburg verkocht voor een halve rijnsgulden.
In Arnhem voor de Velperpoort stal hij van een vrouw een kapmantel welke hij verkocht voor een halve rijnsgulden.

Hermannus van Doenen is de zegelbewaarder van de bende waarvan hij lid is. Hij weet niet of deze man een geestelijke is hoewel hij valse brieven voor hen schrijft in zowel Latijn als Duits.

Glendeken en Daniël bedelen met valse brieven terwijl ze zich voordoen als stommen.
(deel van fol. LXVIverso) In Doringhen(?) stal hij samen met vier anderen de mars van een marskramer welke zij verkochten voor zeven rijnsguldens.
In Harderwijk stalen ze uit het huis van een verversvrouw, nabij de poort in de weg naar Arnhem, een gordel met een buidel waarin ongeveer vijf rijnsguldens zaten.
In Arnhem stal hij van een vrouw een zilveren schaal welke hij in Huissen verkocht voor twee postulaatsguldens.
Uit het huis van een hoefsmid, bij de Sint Johanspoort in Arnhem stal hij vijf postulaatsguldens.
In Nijmegen stal hij uit de buidel van een vrouw een bedrag van een rijnsgulden.
Tussen Kranenburg en Nijmegen stal hij samen met Richer Pijel vier gulden van een man die ze aan een boom bonden.
Van zijn werkgever Reyner Stegheman stal hij vier rijnsguldens.

(Geschreven met dezelfde hand als nr 481)


__ ↓ __
|pag. 79|
468 (fol. LXVIverso)
Anno LXX feria quarta post (?) XII januari (12 januari 1470)
Lijst van gegadigden voor de functie van theologius(?), t.w.;
Arnt Rover, Jan Sulman, Jacob Coipsoen en Alfer Wolterszoen.
Alfer Wolterszoen is benoemd onder voorwaarde dat hij stadskleding (uniform) zal dragen en dat hij ieder jaar op de laatste rechtdag voor Sanct Petri ad Cathedram opnieuw om deze functie zal vragen, of de stad zal iemand anders in zijn plaats aanstellen.
469 Sabbato octave Epiphanie (13 januari 1470)
Goiken Schroder, Johan Percamentmaker, Jacob Coipsz en Steven Briefdrager zijn gegadigden voor de functie van claviger (sleutelbewaarder).
Jacob Coipsz heeft deze functie gekregen.
470 Johan Wolf, Rotger Schere, Herman Uuterwyc en Wolter van der Lake worden aangesteld tot meesters van de wijnaccijns.
471
(fol. LXVII) Bekentenis van Johan Johansz van Sichelen.(Zie ook nr 477)
In Wals Brabant bij Henegouwen heeft hij samen met twee anderen een bode vermoord. Zijn beide gezellen gingen er echter met de tas van de vermoorde man vandoor.
Tussen Aken en Maastricht heeft hij met iemand anders een man vermoord en beroofd van 17 witstuivers.
Het lichaam van de man lieten ze in het bos liggen.
Tussen Diest en Maastricht heeft hij samen met iemand anders een man vermoord en beroofd van 14 kromstaarten.
Toen hij nog maar elf of twaalf jaar oud was doodde hij een jongetje door hem een puntig ijzer door de keel te steken.
Tussen Tongeren en Hasselt in het land van Ludic (Luik) vermoorde hij samen met iemand anders en man en beroofden hem van een liew(munt).
Tussen Den Bosch en Weert vermoorde hij een zwangere vrouw en beroofde haar van 27 witstuivers.
Buiten Lier op de weg naar het Vene vermoorde hij samen met iemand anders een man en beroofde hem van een postulaatsgulden.
Tussen Leiden en Haarlem heeft hij in een handgemeen een man gedood.
Tussen Weert en Roermond overnachte hij bij een koopman welke hij beroofde van 14 stuivers. De koopman ging hem echter na in het veld waarop hij deze man doodstak en liet liggen.
Ongeveer twee jaar geleden overnachte hij bij een visser in Hannewonten(?) vanwie hij drie rijnspguldens stal. Ook deze man liep hem na in het veld en werd door Johan vier keer in het lichaam gestoken. Zelf liep Johan ook een steekwond op.
(fol. LXVIIverso) In Lier in de Buerse verwonde hij een man, acht dagen voor pasen. De man stierf aldaar in het Gasthuis.
Een man die in Vilvoorde tijdens een processie met de draak gelopen had werd door Johan, samen met iemand anders, doodgestoken in Het Moleniser.
Samen met vier anderen heeft hij tussen Ieperen en Brugge van een koopman twee rijnsguldens gestolen. De koopman had een kind bij zich die de vader bijtijds waarschuwde zodat ze konden ontsnappen, want het vijftal was van plan de koopman te vermoorden.
Tussen Vere en Vlissingen ontmoete hij een man die een vracht vis op de nek droeg. Hij bracht de man twee of drie steekwonden toe waarna hij hem beroofde van zijn gordel met buidel waarin 24 stuivers zaten.
Tussen Kortrijk en Ieperen stal hij samen met iemand anders twee kronen en vijf stuivers van een man die door hen zwaar gewond werd maar die toch wist te ontkomen.
Op Sint Geertruidendag in de vasten stal hij samen met iemand anders een kroon en een stoter van een man die zij zodanig verwondden dat hij voor dood bleef liggen. Later had hij geboord dat de man inderdaad was gestorven.
Tussen Den Bosch en Hoogstraten heeft hij samen met iemand anders, op de heide een man beroofd van vier rijnsguldens. Als de man niet gevlucht was hadden ze hem zeker gedood.

__ ↓ __
|pag. 80|
In de marge en onder het stuk staan de namen van zijn mededaders, te weten:
Henreken van Maestricht, Peter van Maeseic, Henric van Maestricht, Peter Claesz van Brusel, Heuneken van Utrecht, Hanneken van Antwerpen, Andries die mandemaker, Wolter Ludse, Hanneken van Trecht, Bluunsken, Henric van Wachtendonc die voor stomme speelt.
472
(fol. LXVIII) Bekentenis van Aernt Henricsoen in de wanderinge geheten Regelkost.
Veertien dagen voor kerstmis laatstleden heeft hij in het gasthuis in de Hagen een man doodgestoken.
Samen met iemand anders heeft hij geldkistjes gelicht in Genemuiden voor het gasthuis, in Genemuiden voor de poort, in Mastebroek op de Nieuwe Wetering en in de Asschet. In totaal zaten er ongeveer zeven stuivers en drie of vier vleemsen in.
Twee mijl boven Doesburg heeft hij in een kapel een kralen paternoster van een Onze Lieve Vrouwenbeeld gehaald en het voor de kapel staande offerblok gelicht. Er zaten zes stuivers in.
Buiten Oudewater heeft hij samen met twee anderen een offerhlok opengebroken waarin zes vleemsen zaten.
In Stollic (Stolwijk) heeft hij samen met iemand anders een verguld zilveren kelk uit de kerk gestolen. Ze hebben deze kelk aan stukken gebroken en verkocht voor tien rijnsguldens.
Uit een kerk “ter Souwe” (?) stal hij een kralen paternoster waaraan een met cassedonien (calcidoon) versierd zilveren Agnus Dei (lam Gods) hing.
Buiten Eindhoven stal hij uit een kerk een kralen paternoster met een gouden ring. Hij verkocht het voor zestien stuivers.
Hij heeft ingebroken in een siemsmakers- of riemslagershuis ter Golde (Gouda) en daar gestolen een grijze kapmantel, 10 of 12 dozijn nastelingen (veters of banden), 10 of 12 dozijn riemen of gordels en twee dozijn budele (beurzen).
(fol. LXVIIIverso) Ter Souwe (?) stal hij een tabbert die acht stuivers opbracht.
In Nieuwerkerk in Holland stal hij een tabbert die hij verkocht voor 12 stuivers.
Tussen Utrecht en Gorinchem stal hij een tabbert die hij verkocht voor vier stuivers. Een gestolen kapmantel verkocht hij voor 6 stuivers.
In het Kondeveen bij Utrecht stal hij vier hemden.
Op de Vaert bij Utrecht stal hij een wambuis, een tabbert, een hoike en een paar hoesen welke hij in Utrecht verkocht voor een postulaatsgulden.
Verder stal hij nog tien of twaalf hoofddoeken.
Samen met Diric Petersz stal hij te Kulstarte (Kudelstaart) tussen Amsterdam en Gouda zes rijnsguldens uit een kast.
In Gouda stal hij dertig ellen geweven stof van een drooglijn. Hij verkocht dit in Leiden voor een stuiver per el.
Te Wildesvene buiten Gouda stal hij een tabbert en een paar haesen.
Verder stal hij aldaar uit een kast een bedrag van een postulaatsgulden.
In Holland stal hij wel twintig of dertig hemden, hoofddoeken, e.d.
Met Wolter de Amersz stal hij tussen Kampen en Genemuiden vier hemden. Ze hielden er elk twee; hij verkocht er een voor een jager (munt).
Buiten ’s Gravenhage stal hij een mannentabbert en een wambuis die hij verkocht voor 10 stuivers.
Op de kade buiten Delft stal hij vier rijnsguldens en ëën mannentabbert welke hij in Den Bosch verkocht voor een rijnsgulden.
In het klooster buiten Heusden stal hij een grijze kapmantel welke hij verkocht voor zeven en een halve stuiver.
(fol. LXIX) Buiten Tricht stal hij samen met iemand anders een grijze kapmantel en een rode tabbert; die werden verkocht voor een rijnsgulden.
Ook met iemand anders samen stal hij een mijl buiten Zaltbommel een postulaatsgulden.

__ ↓ __
|pag. 81|
In Diemen buiten Amsterdam stal hij uit een huis een tabbert en vier rijnsguldens.
In Wijk aan Zee stal hij een pij en een broek.
Bij Sanct Jorijs in De Lier stal hij een tabbert en een kapmantel.
Hij is gevangen genomen omdat hij nu samen met iemand anders de schoenmaker Henric Vriesken van Groningen heeft gedood.

Aernt Henricsoen is op vigilia Jacobi (24 juli 1470) op Seveningen terechtgesteld.

473 (fol. LXIXverso) Feria quarta post Valentini anno LXX (17 febr. 1470)
Herman Jansz Tripmaker heeft gezworen dat hij zich zal houden aan de zoen of vrede die de Raad tussen hem en Henric goltsmit heeft uitgesproken. Ze hadden gevochten waarbij Henric hem met een steen aan het hoofd gewond had. Herman staat ook in voor zijn verwanten en zijn vrienden.
474 12 maart 1470
Cornelis de verver en alle andere ververs die in gebreke zijn, moeten binnen veertien dagen, op straffe van veertig ponden boete, de kuipen laten maken waarin hun loog, verf en ander vloeibaar afval loopt.
475 Evert Herman Henrixsz is aangezegd dat hij Jutte binnen veertien dagen haar ring moet teruggeven of men zal hem gevangen zetten.
476 Lijst van gegadigden voor de bediening van de kapel van Sancte Katherine.
Mr. Gerijt van Hattem, heer Bernt Sloyer, heer Wolter Wenemersz, mr. Jacob van Oenden en heer Henric Lauwrensz.
Mr. Jacob van Oenden heeft de bediening gekregen.
In de marge staat de naam van Ludeken Heirkens.
477 (fol. LXX) vervolg van de bekentenis van (Johan Johansz van Sichelen) ? zie nr.471
Hij heeft een vrouw van haar man afgetroggeld en in een bordeel in Gelre gebracht. Hij verdiende 24 rijnsguldens aan haar.
Tussen Bergen en- Oudenbosch stal hij samen met Hanneken uuten Barle, een postulaatsgulden.
Tussen Keulen en Bonn bestal hij samen met Henricken van Mastricht een vrouw van dertien stuivers.
In Antwerpen stal hij vier rijnsguldens uit de buidel van een vrouw.
Tijdens markt in Zierikzee stal hij twee postulaatsguldens uit de buidel van een vrouw.
Samen met Peterken van Dort stal hij tussen Bonn en Mainz vijftien stuivers van een koopman.
Tussen Meurs en Nuis beroofde hij samen met Peter van Wachtendonck een man van vier kromstaarten.
Tussen Aken en Nuis sneed hij een vrouw en een man de buidel van de gordels. Er zaten respectievelijk vijf rijnsguldens en drie rijnsguldens in. De volgende dag sneed hij in dezelfde kerk nog een buidel bij iemand van de gordel. Hierin zaten een nobel en een stoter.
Met Heinken van Antwerpen sneed Johan in Middelburg een buidel waarin vijf rijnsguldens zaten. Ze deelden de buit.
Johan sneed een buidel waarin twee kronen zaten; hij gaf de helft aan zijn gezel.
In Sluis sneed hij een buidel waarin elf stuivers zaten, een waarin een postulaatsgulden zat en een waarin hij zeven en een halve stuiver aantrof.
Tijdens de processie in Brugge sneed hij drie buidels, een met een postulaatsgulden, een met 15 stuivers en een met zeven stuivers.
(fol. LXXverso) In Ieperen sneed hij een buidel waarin 17 stuivers zaten. In Rotterdam van een viskoper een buidel met vier rijnsguldens, verder nog een buidel met zes rijnsguldens.

__ ↓ __
|pag. 82|
Verder heeft hij dikwijls gespeeld met valse dobbelstenen, hij heeft koperen kruisen en ringen met kwikzilver en potaarde gebleekt en voor zilver verkocht en hij heeft in Antwerpen en in Braband veel andere misdaden begaan.
In Brugge is hij voor bepaalde vergrijpen gebrandmerkt in zijn wang.
Hij is nu gevangen genomen omdat hij met iemand anders de schoenmaker Henric Vriesken van Groningen heeft gedood.
Johan is op Seveningen terechtgesteld op vigilia Jacobi (24 juli 1470) waarna zijn lichaam op een rad werd gelegd. Tevoren was hij door de straten gesleept.
478 Anno LXX (1470)
Govert Jansz, Lambert Arntsz, Jan Henrixsz en Heyn Soete hebben de eed als vollers afgelegd.
479 Anno LXX sabbato post Conversionis Pauli (27 januari 1470)
Mr Henric van Uuterwyc en Wijchman Arntsz zijn van stadswege tot voogden aangesteld over Geeirt Henrix. (Onder curatele)
480 (fol. LXXI) Penultima februarii (27 februari 1470)
Aantekening met het opschrif “van den rijnsgulden saters”.
Jan Jansz, borges: Sander
Jan Claesz, borge: Steven Berntsz
481
Deel van een bekentenis
Samen met Jan Sprengher heeft hij op de Lunenburgerheide een hoenderkoopman vermoord en beroofd van vijf rijnsguldens.
Tussen Harderwijk en Arnhem heeft hij met Richer Pijel en twee Schotten een man vermoord en beroofd van vier of vijf rijnsguldens.
Richer Pijel woont in Brunswijk.
Van een vrouw in Arnhem stal hij een arnhemse gulden.
Op een mijl afstand van Holtwijck in het land van Gullik stal hij een kapmantel.
In Arnhem stal hij een syelken (keurslijf) waarmee hij zijn wambuis voerde.
Samen met drie anderen beroofden zij in het Gulliker woud een man van zeven rijnsguldens. Ze blinddoekten de man en gingen er vandoor.
Voorbij Koevorden beroofde hij samen met drie anderen een man van zeven rijnsguldens, twee stoters en enkele kromstaarten. Ze bonden de man en lieten hem liggen.
(fol. LXXIverso) Het woord “Stumme” in de marge.
Hij heeft acht jaar gebedeld met valse brieven, terwijl hij zich voordeed als stomme.
In Brunswijk heeft hij samen met twee anderen een man doodgeslagen wiens naam was Jan van Halle.
Omtrent vijf jaar geleden heeft hij samen met een Schot op de heide bij Ruinen een man vermoord en beroofd van zeven rijnsguldens.
Samen met twee anderen heeft hij in “Den Snellemerckt” een man uit Holland of Braband vermoord en beroofd van vijf rijnsguldens en drie witstuivers. Ze lieten de man in een heg liggen. Een van zijn mededaders was een Schot die Jannes heette.
Samen met Richer Pijel en Jan Sprengher heeft hij op de Lunenburgerheide een man vermoord en beroofd van vijf rijnsguldens.
Pijel en Sprengher bedelden voor kerkdeuren met valse brieven waarin stond dat ze verbrand waren.

(Geschreven met dezelfde hand als nr 467a)


__ ↓ __
|pag. 83|
482 (fol. ?XXIX) Profesto Valentini (13 februari 1470)
Hille Kueperslagers moet het Sanct Brigittenklooster bewijzen dat de 200 ponden betaald zijn of anders moet ze dit bedrag alsnog betalen. Een bedrag van 70 ponden waarover ook onenigheid betaat, evenals gespen, kleren, mantels, schoenen e.d. komen niet van haar en kunnen buiten beschouwing blijven.
483 Op maandagen mogen de kooplieden niet op de straat voor het richthuis hun kramen opslaan. Ze mogen wel staan vanaf het huisje van de Sint Nicolaaskerk buiten de kettingen tot op de Koornmarkt.
Een en ander op straffe van 100 schillingen boete.
484 Penultima februarii (27 februari 1470)
Zij die in de Raad zitten mogen noch voor familie noch voor vreemden, borgen zijn voor boeten of schulden aan de stad.
485 Sabbato tertia martii (3 maart 1470)
Hobly moet bij schijnen der sonne (vandaag nog) de stad verlaten of men zal hem aanstaande maandag ter stupe slaan (geselen).
486 Zij die muurtorens of rondelen, toebehorende aan de stad in gebruik hebben, moeten die ruimten voor 1 mei aanstaande ontruimen op straffe van 40 ponden boete.
487 (fol. LXXIIIverso) Gegadigden voor de dienst in Sanct Geertruidengasthuis, t.w. heer Ludeken Rolofsz organist, heer Henric Borger en heer Wauter Wenemersz.
488 (na fol. LXXIIIverso) Getuigenis door Willem Kroec uit Utrecht.
Hij had gehoord en gezien dat Willem Morre riep dat men zijn scheepsgoederen overboord zou werpen. De schipper echter had niets over werpen gezegd; die was namelijk onder in het schip om te helpen met het hozen.

Verder de aantekening dat de goederen van Johan Hermansz en Johan Geertsz, scheepskinderen (leden van de bemanning) vrij zouden zijn van het werpgeld (betaling aan hem wiens goederen overboord werden geworpen als het schip dreigde te vergaan).

489 1474 Brief van frater Johannis van Groningen, pater van het klooster in Brunnepe aan de Raad van Kampen.
De pater schrijft aan de Raad in antwoord op een vraag hoeveel kloosterlingen er het afgelopen jaar zijn gestorven en hoeveel er zijn aangenomen, dat er vijf zijn overleden en dat er geen enkele is aangenomen.
De pater schrijft verder dat hij goedertierenheid van de Raad verwacht op het punt van het aannemen van nieuwe zusters; als het aantal zusters het eertijds af gesproken aantal zal hebben bereikt, dan zullen ze er voor zorgen dat dit aantal nooit meer wordt overschreden.
Ze zullen hun godsdienstige taken blijven verrichten ondanks het grote aantal oude en zieke nonnen. De pater spreekt nogmaals zijn vertrouwen in de goedertierenheid van de Raad uit.

Hieronder het volgende:
Op 3 november 1474 bracht heer Jan van Gruningen pater van het klooster te Brunnepe een brief aan de Raad van Kampen inhoudende de hierboven genoemde zaken.
Hierop bepaalden burgemeesters, schepenen en raden dat men geen toestemming tot het aannemen van nieuwe zusters wilde geven voordat er drie kloosterlingen waren overleden. Het klooster zal dit dan aan de Raad te kennen geven waarna ze toestemming krijgen om de sterkte van het aantal zuster te brengen op het aantal dat is vastgesteld in de door de stad en het klooster eertijds opgestelde fundatiebrief.

490
(fol. LXXIIII)
Tripmakers (klompemakers) en andere ambachtslieden mogen hun producten op vrije jaarmarkten en op weekmarkten kopen en verkopen.

__ ↓ __
|pag. 84|
491 Gegadigden voor een proveniersplaats in het Heilige Geestgasthuis, te weten: Coenraet Henrixsz, Peter Vroede en Jan Budel Aeltsz.
492 Anno LXVIII sdonredages nae Sanct Margarete dach virginis (14 juli 1463)
Johan die Jonge geeft te kennen dat hij geen erfgenaam wil zijn van zijn overleden zoon Mathijs die Jonge.
493
Raadsleden die zijn aangewezen om in de wijnkelder openbare verkopingen, of andere zaken te leiden, moeten daar om vier uur aanwezig zijn.
Als ze er op die tijd niet zijn zullen anderen in hun plaats worden aangewezen welke, ook als de oorspronkelijk aangewezenen alsnog binnenkomen, de verkoop zullen blijven leiden.
494 Albert Schuersack moet zijn dienst in Sanct Gertrudengasthuis zelf waarnemen of de Raad zal direct een andere priester in zijn plaats benoemen.
495 De volgende personen verzochten te worden belast met de functie van raamwaker:
Jan van Campen de oude raamwaker, Jan die Brune, Peter Hermansz, Dirc Witte, Rotart, Alfer Ludekensz en Jan van Ens. Achter de naam van de laatste staat dat hij de functie heeft gekregen en dat hij is aangenomen op dezelfde voorwaarden als Egbert Voirne.
Zijn borg is Alfer Petersz.
In profesto Maria virgine ut supra (1468?)
496 (fol. LXXIIIIverso) Feria tertia post Divisionis apostoloram (17 juli 1466)
Slagers, bakkers, brouwers, tappers, e.d. die pestlijders in huis hebben mogen binnen een maand nadat in hun huizen die ziekte voorbij is, hun nering niet uitoefenen, op straffe van tien ponden boete.
497 Vigilia Bartholomei (23 augustus 1466)
Geert Hoyer de busmeester wordt aangezegd de omgang met Alijt te staken en zich voortaan bij zijn eigen vrouw te houden. Als de Raad weer klachten over hem hoort zal hij zo worden gestraft dat anderen er een voorbeeld aan kunnen nemen.
498 Sabbato post Nativitatis Marie (13 september 1466)
Nu de oogst zo slecht is moeten de bierproevers handelen naar de omstandigheden. Ze moeten vooral de een geen voordeel geven boven de ander. Ze moeten toestaan dat vreemden bier uitvoeren, maar ze mogen een deel van het voor uitvoer bestemde bier van export uitsluiten, zonder echter partijdig te zijn. Ze mogen geen steekpenningen van de brouwers aannemen, maar ook niet weigeren haan bier te keuren.
499 Aan Geert Mussche is een boete opgelegd waarvoor hij borgen moet zetten. Als men hem na tien uur in de avond opnieuw aantreft terwijl hij rumoer maakt op straat of in taveernen, zal men hem gevangen zetten, waarna de Raad zich over zijn straf zal beraden.
500
Burgemeesters, schepenen en raden zijn overeengekomen om aan de erfgenamen van een overleden raadslid diens volle pensie (salaris) van het lopende dienstjaar uit te betalen.
Dit was al een oude gewoonte welke met de gezworen gemeente was overeen gekomen.
501
(fol. LXXV) De arme lieden die lasarts (melaats) zijn mogen niet vaker dan vier keer per jaar in Kampen komen om in het Sanct Katharinengasthuis te worden geherbergd. In dat gasthuis mogen ze iedere keer drie dagen blijven eten en slapen en verder zullen ze gedurende die drie dagen dezelfde voorrechten genieten als de proveniers die in dat gasthuis wonen. Ze mogen echter in de stad of de stadsvrijheid niet bedelen. Als een melaatse zich niet aan het bovenstaande houdt of de moeder, knecht of meid van het gasthuis iets in de weg legt met woorden of met daden, wordt hij een jaar lang van zijn voorrechten uitgesloten.

__ ↓ __
|pag. 85|
502
Anno LXVII feria tertia post Jubilate (21 april 1467)
In de zaak tussen Aernt Beck en Johan van Arkell wijzen de raadsleden Henric Pael en Wychman Budel aan Aernt 9 rijnsguldens toe.
Herman van Uterwyc die borge was voor Johan van Arkell c.s. moet er voor instaan dat Aernt aangaande deze zaak nooit meer in rechte wordt aangesproken.
503
Feria quarta post Cantate (29 april 1467)
De rijnscheepsgezellen mogen dit jaar het papagaaischieten houden, hoewel ze zich vorig jaar op hun feest onbehoorlijk hebben gedragen.
Ze moeten er nu voor wachten iemand overlast aan te doen met woorden of daden. Ook mogen ze niemand dwingen met hen te schieten.
Alleen zij die varen op rijnschepen of jachevers mogen aan hun feest meedoen. Op niet naleving van het bovenstaande staat een boete van 40 ponden per over overtreding terwijl als er weer klachten komen de raad hen zo zal straffen dat ze ergerlijk gedrag voortaan wel zullen vermijden.
Als er minder dan vijftig schutters zijn gaat het feest niet door.
504 (fol. LXXVverso) 1467 saterdages nae den sonnendach Jubilate (25 april)
Roloff Witte en Jacob die Witte, van stadswege aangestelde zegelaars van den wullenampte (drapeniers, vollers,) zijn met de vertegenwoordigers van de vollers overeengekomen dat met ingang van dit jaar slechts burgers van Kampen zich mogen vestigen als voller.
Zij die zich al gevestigd hebben en geen burger zijn, moeten binnen drie keer veertien dagen burger worden. Getrouwden mogen niet in overspel leven maar zich bij hun wettige vrouw houden.
Iemand van buiten de stad die zich hier wil vestigen als voller, moet eerst burger worden en daarenboven een heren pond geven aan de Sanct Nicolauskerk en een heren pond om het Sanct Barbara (altaar) in die kerk mee te verlichten.
Van deze overeenkomst zijn twee afschriften gemaakt op één vel perkament waartussen de leters A, B, C, D en E zijn geschreven. Daarna is het vel op deze letters doorgesneden waarna elk van de partijen een helft behield. (Dit noemt men een chirograaf)
505
Sabbato post Penthecostes (23 mei 1467)
Aan Herman Droichschere en zijn vrouw Hille is aangezegd dat ze voortaan in vrede met elkaar moeten leven. Ze moeten verder zorgen dat er in hun herberg geen gelegenheid meer wordt gegeven of men zal hen straffen met de kaak en verbanning uit de stad.
506 Feria tertia post Bonifatii (7 juni 1467)
Wolter van der Lake is borge geworden voor Johannes Heket in diens zaak tegen heer Albert.
507
(fol. LXXVI) Anno LXVII in profesto Petii ad Cathedram (21 febr. 1467)
Zalm en steur die aan de markt komt moet voor dat men die verkoopt aan stukken worden gesneden. Met toestemming van de burgemeesters mogen echter de burgers een of twee zalmen voor eigen gebruik ongedeeld mee naar huis nemen.
Riviervissers moeten hun bunnen door de stadsdienaars laten controleren.
Fuikvissers die in stadswater, zalm vangen mogen door de stadsdienaars worden beboet. Meibrasem en elft mag worden gevangen.
Verse vis mag alleen worden afgeleverd tussen het tolhuis en de brug; de beëdigde teller moet bij de transactie worden betrokken. Op niet naleving van het bovenstaande staat een boete van tien ponden, zowel voor de koper als de verkoper.
Korven met vis achterhouden om die buiten de stad te verkopen, is verboden op straffe van van tien ponden boete.
De zes stadsdienaars zullen twee aan twee, om de 14 dagen wisselend, toezicht houden op het naleven van bovenstaande bepalingen. Als een van hen buiten de stad is, moet hij een van zijn collega’s vragen om zijn taak dienaangaande over te nemen.

__ ↓ __
|pag. 86|
Wat de meibrasem betreft: de periode waarop deze vis mag worden gevangen begint 14 dagen voor Meidag (1 mei) en eindigt met de laatste dag van de maand mei.
508 Zwanen die langer dan acht dagen dood zijn mogen op de Kamper markt niet meer ten verkoop worden aangeboden, op straffe van 10 ponden boete, waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
509 (fol. LXXVIverso) Anno LXVII op Sanct Odulphus avent (11. juni 1467)
Aan Rolof Witten is door de Raad aangezegd dat hij er zich bij neer moet leggen dat de bisschop en de steden Deventer en Zwolle hem een bedrag van 3000 postulaatsguldens hebben toegewezen. Kampen stemt hier ook mee in en zal Rolof niet langer verdedigen als hij verder wil rechten.
De bisschop moet het geld van de borgen los zien te krijgen zonder dat Rolof iets in de kosten moet bijdragen.

Hieronder staat dat men ten behoeve van Rolof Witten geen besprekingen meer zal voeren op kosten van de stad.

510 Namen van in een convent of klooster (?) op te nemen vrouwen:
Femme Jan Budel Aeltsz dochter, Alijt Clenkenberch, Gasse Brunen en Gese Johan Hermansdochter.
511 Een burger die borg staat voor een gast zal op de rechtdag als een gast worden behandeld en dienovereenkomstig moeten betalen.
512 Lubbert Schaep verklaarde voor de gehele Raad dat hij zich in zijn zaak tegen heer Bouwen Beerntsz priester, voor een wereldlijk man hield.
513
Feria quarta post Marie Magdalene (25 juli 1467)
Bedelaars die tijdens de dienst in de kerk bedelen zal men de bedelnap of de hoed waarmee zij rondgaan afnemen, evenals het bijeengebedelde geld. De stadsdienaars, de koster, beul en doodgraver moeten hier voor zorgen.
514 (na fol.LXXVIverso) Losse aantekening waarin genoemd worden de eerzame jonker Johan van Nienrade baljuw van Muiden en Evert Petersz die een eed wordt kwijtgescholden. Evert heeft een schip.
515 Getuigenis door Jacob Lambertsz, Volker van Urck en Willem Petersz.
Zij waren er bij geweest in de afgelopen winter toen Aernt Ludekensz in de herberg Die Kroene aan Werner Melijsz een rijnschip verkocht voor 63 rijnsguldens, waarvan een halve gulden zou afgaan om het gelag te betalen. De overdracht zou plaats vinden op een door Lubbert, de broer van Werner vastgestelde dag.
516 Feria quarta post Petri vincula anno LXIII (4 augustus 1467)
Heer Frederick van Overstege heeft zich niet gehouden aan hetgene hem door de Raad was aangezegd; hij zei tegen de voltallige Raad dat hij niets met hen te maken had.
De Raad ontzet hem daarom uit zijn proveniersplaats in het Heilige Geestgasthuis; de begeving van dergelijke plaatsen is namelijk het recht van de Raad.
Heer Frederick moet nu in zijn klooster gaan en zich schikken naar zijn oversten.
517 Johan Colner, Johan Kuenretorf en Jacob Sonnenberch worden voor een maand ontzet uit hun proveniersplaatsen in het Heilige Geestgasthuis. Daarna mogen ze er weer in komen als ze niet weer onbehoorlijk met de gasthuismoeder omgaan en niet klagen over het eten en drinken. Klachten over hen moeten aan de provisoren van het gasthuis te kennen worden gegeven, waarna de Raad hun straf zal vaststellen.

__ ↓ __
|pag. 87|
518 Bette Andrieswijf op de wedeme (pastorie) heeft bekend dat ze op woensdag na O.L.Vrouwenlichtmis laatstleden rattekruid heeft gedaan in het eten van heer Geryt Poppe priester. Toen ze zag dat het kruid op heer Gerryt geen uitwerking had, heeft ze een man gehuurd die heer Geryt Poppe en Derick Witten zou slaan, en die tevens een ontseggebrief (soort driegbrief) aan de deur van de pastorie in Ysselmuiden moest bevestigen. Ze beloofde de man hiervoor een wambuis en een paar haesen (soort kousen).
Zij heeft die man daarna nog gesproken op de Borgel bij de Broederpoort en achter in de schuur van de pastorie.
Verder heeft ze bekend dat ze dikwijls vernijn (vergif) heeft gedaan in het eten en drinken van heer Gerryt.

Bette is door middel van het zwaard terechtgesteld op feria secunda Xm martiris anno LXVII (maandag 22 juni 1467)

519 Timan Gijsbertsz beklaagt zich over Sandaer de ticheler die hem en zijn zoon met de vuist had geslagen. Men zal Sandaer voor het gerecht halen en borgen laten stellen voor de boete of anders gevangen zetten.
520 (fol. LXVII) Peter Claes Gosensz wordt gewaarschuwd dat hij voortaan niet meer na tien uur op de straat mag komen. Hij moet bijtijds naar bed gaan en zijn ouders geen verdriet meer aandoen of de Raad zal hem straffen.
521 Octave Assumptionis (22 augustus 1467)
Johan Rijnvisch die aan het Sanct Katharinagasthuis ieder jaar vijf heren ponden schuldig is, moet deze rente in de vier heilige dagen van midwinter aanstaande afkopen of de Raad zal hem een boete van 80 ponden opleggen.
522 Zij die een huis hebben gekocht kunnen tegen dubbele kosten bezegelde schepenbrieven krijgen van de burgemeesters indertijd, waarin de oplating (overdracht) van dit huis wordt beschreven.
523 Sabbato profesto Francisci (3 oktober 1467)
Knechten of meiden of anderen die wonen bij burgers of inwoners, en die ziek worden, moeten, aan wat voor ziekte ze ook lijden, worden opgenomen in het Sanct Geertruidengasthuis als ze wonen in het Overespel of in het Horstespel. Wonen ze in het Broederespel of in het Uuterenespel dan moeten ze worden opgenomen in het Heilige Geestgasthuis. De gasthuizen mogen hen niet weigeren.
524 Sabbato post Galli (17 oktober 1467)
Onder de pompen van de brouwers mag men niet wassen, en geen darmen, blazen of ander slachtafval reinigen.
Men mag ook geen dergelijk slachtafval schoonmaken op de steiger waar de paarden worden gedrenkt of slachtafval vanaf die steiger in het water gooien. Op overtredingen staat een boete van 10 ponden.
Blazen, darmen. e.d. mogen slechts gewassen worden over de brug.
525 (fol. LXVIIverso) Feria tertia post Lucie (15 december 1467)
Geert kueperslager had van wijlen Wolbert Ruhorsts erfgenamen het huis gekocht in de Geerts strate van der Ae op de hoek van de Nieuwstraat, naar de kant van Geerts poort van der Ae, met de bedoeling er een kopersmederij in te vestigen waarvan de hamer dooreen rosmolen zou worden aangedreven. Dit wordt hem echter na een klacht van de omwonenden, verboden. Hij mag in het huis wel handwerk slaan.
526
Niemand mag voortaan stads grote of kleine schenkkannen lang in huis houden; ze moeten weer teruggebracht worden naar de schepenkamer of naar de wijnkelder over dwarsnacht (binnen 24 uur).

__ ↓ __
|pag. 88|
Afbeelding p.88

__ ↓ __
|pag. 89|
527 Niemand mag aas of kadavers een nacht over laten liggen op straat of bij de brug over de Yssel, maar hij moet die begraven of in de stroom van de Yssel gooien. Op niet naleving staat een boete van 100 schillingen waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
528 Aantekeningen over de procedure bij de verkiezing van nieuwe schepenen.
Op zondag tijdens de eerste buursprake (openbare bijeenkomst) wordt er geklopt om stilte, waarna de burgemeester tegen het volk zegt: “gij hern hoirt, men sal u hier een brief lesen, ellic hoir wel toe”.
Daarna wordt de zogenaamde eerste brief gelezen waarin wordt opgeroepen tot gehoorzaamheid aan de schepenen. De burgemeester zegt daarna tot het volk dat ze zich hieraan moeten houden om niet tot straffen te worden veroordeeld.
Vervolgens zegt hij dat het gewoonte is dat men op zondag na Dortiende dach de schepenen vernieuwt; hij vraagt of het volk de nieuwe schepenen kiezen wil of dat de oude schepenen het moeten doen.
De volgende zondag (na Dortiendedag-6 januari) is er weer buursprake.
De burgemeester laat weer kloppen om stilte en zegt tegen het volk “gij hern hoirt”; hij laat dan de lijst met de namen van nieuwe burgers voorlezen waarna hij zegt “desse suldi voirtaen voir onse borgere hoilden”.
Daarna leest de burgemeester de namen op van de nieuw gekozen schepenen. (fol. LXXVIIbis) De zondag hierop volgend is er weer buursprake en wordt de zogenaamde tweede brief, waarin staat dat de schepenen de burgers mogen richten, gelezen. Ook wordt er gelezen uit het stadsboek (waarschijnlijk het Boeck van Rechte of het Gulden Boeck).
Als dat gelezen is zegt de burgemeester dat men zich naar het voorgelezene moet richten; men hoeft dan ook niets te verantwoorden.
De schepenen zullen overtreders berechten.
De burgemeester zegt verder dat de schepenen een ieder waarschuwen om geen kwaad te spreken van heren, vorsten, ridders, soldaten, edelvrouwen en jonkvrouwen of van goede steden.
Vervolgens leest de burgemeester de namen van de stadsambtenaren, zoals tollenaar, paalmeester, heemraden, kerkmeesters, en dergelijke voor.
Daarna gaan burgemeesters, schepenen en raden met genodigden in de wijnkelder om per man een quarte of twee wijn te drinken.
Na de middag komen de oude schepenen op het schepenhuis en laten de nieuwe schepenen oproepen. Als die er zijn wordt hen door de oude schepenen de eed afgenomen.
De stedelijke kostbaarheden worden aan de nieuwe schepenen overgedragen waarna men nog wat drinkt.
Dan gaat men naar de vespers.
529 (na fol. LXXVIIverso) Lijst met de namen van barbiers en hun knechten van wie de eed wordt afgenomen.
Johan Boets en zijn knecht Aernt Gerytsz.
Herman Gheye, zijn vrouw en de knecht Evert Gerytsz.
Geert Elshof en zijn knecht Henric Jansz.
Giel in de Broederstraat en zijn knecht Henric ter Burch. (Er stond eerst Johan Henrixsz)
Wolbert Evertsz en zijn knecht Helmich Woltersz.
Beernt Coenraetsz en zijn knecht Jan Bene Wichersz.
Belie de vrouw van Beernt Coenraetsz.
Jan van Buren de knecht van Giel in de Broederstraat.
Albert Albertsz.
Mr Jelijs Valke.

__ ↓ __
|pag. 90|
530
(fol. LXXVTIbis verso) Anno LXVTII feria quarta post Agneten (24 januari 1468)
Heer Freric Overstege mag voortaan geen gezelschap op zijn kamer hebben waarmee hij schaakt of een ander spel speelt, ook mag hij op zijn kamer geen drinkgelagen houden of vrouwen of meisjes ontvangen; alleen personeel van het gasthuis mag op zijn kamer komen.
Op zondagen en vrijdagen moet hij in eigen persoon de mis opdragen, zoals hij heeft beloofd. Hij mag geen biecht horen.
Hij moet rustig en vredig omgaan met de kerkmeesters en allen die in het gasthuis wonen, zonder te kijven of te knorren.
Als hij zich niet aan het bovenstaande houdt verliest hij voor altijd zijn proveniersplaats in het gasthuis.
Heer Jan Overstege cureit(pastoor) in Hasselt, zijn broer, staat voor hem in.
531 Sabbato post Pauli conversionis (29 januari 1468)
Diric Sanderssoen die tegen zijn eed gehandeld heeft mag geen viswater van de stad pachten of deelgenoot hieraan zijn. Hij mag niet meer op de vismarkt staan, maar alleen nering drijven in zijn eigen huis. Verder moet hij eten en slapen met zijn eigen vrouw even als andere goede mannen doen.
Hij mag de stadsboden niet volgen in het richthuis of in de schepenkamer, maar daar alleen komen als hij er voor zichzelf iets te doen heeft. Hij mag niet gaan aanzitten in gelagen waar men geen prijs stelt op zijn gezelschap. Hij mag ook niet voor iemand getuigen.
Als hij een van bovengenoemde punten over treedt, wordt hij opnieuw uit de stad verbannen en mag hij er nooit weer inkomen.
532 Tot wijnheren worden benoemd: Jacob Witte, Bartolt van Wilsem, Ghise Baers en Henric van Oenden.
533 (fol. LXXVIII) Sabbato post Mathie Apostoli (26 februari 1468)
Egbert Voirne is voor één jaar aangenomen als raamwachter. Hij mag voor ieder laken dat op de ramen wordt gehangen niet meer nemen dan één plak.
Hij moet van Johan van Campen een en ander overnemen dat bij de functie behoort, voor een prijs die door goede mannen wordt vastgesteld. Hij moet zich houden aan dat wat hem door de waardeins wordt opgedragen.
Als hij de functie wil behouden moet hij ieder jaar op de laatste rechtdag voor Sint Peter ad Cathedram de voltallige Raad daarom verzoeken of men zal naar een andere wachter omzien.
(Een raamwachter was een opzichter over de droog-of spanramen van de wevers en de vollers)
Hieronder staat de eed van de raamwachter: Hij zweert dat hij een goed opzichter zal wezen over de raamhof en over de lakens van de burgers. Hij zal, hoe lang een laken er ook hangt, niet meer nemen van elk laken dan één plak. Hij zal niets doen dat ingaat tegen het regimentsboeck van den wullenampte (ordonnantie voor de wevers, e.d. ).
Als iemand anders zich niet aan de ordonnantie houdt, zal hij dit binnen 24 uur aan de burgemeesters melden.
534
Feria quarta, tertia martii (3 maart 1468)
Alle barbiers, hun vrouwen en hun knechten moeten zweren dat ze, als ze iemand hebben verbonden, dit binnen 24 uur melden aan de burgemeesters. Als een barbiersknecht bij een andere barbier in dienst gaat, moet hij opnieuw de eed doen. Ook alle anderen die met sirurgien (medische zaken) omgaan moeten zweren dat ze door hen behandelde gewonden, zullen aanbrengen bij de burgemeesters. Wie op niet naleven van bovengenoemde zaken wordt betrapt, zal worden gestraft als een meinedige.

__ ↓ __
|pag. 91|
535 Tussen het tolhuis en de kraan mogen alleen schepen liggen die gelost of geladen worden. Schippers die er aanleggen zonder dat hun schip gelost of geladen wordt, krijgen tien pond boete, waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
536 Feria tertia post Invocavit (8 maart 1468)
Men wil onder geen beding een pape (geestelijk persoon) hebben als koster van de Sanct Nicolauskerk.
537 (fol. LXXVIIIverso) Lijst met de namen van de barbiers, chirurgijns, (e.d. en hun vrouwen, die de eed hebben afgelegd.)
Claes Speceter en Lubbe
Mr Geryt barbier en Gese
Mr Deric Se11e en Dedel
Johannes Jodeken en Met
Claes abteker en Gertke
Wolbert barbier en Swane
Herman Gheie en Gertruut
Henric Aerntsz en Hille
Jelys Vallic
Henric Hoen en Gertruut
Johan Boet en Hadewicn
Mr Geert in de Hagen wonende
Jacob Gijsbertsz
Mr Henric die Selander “Int Kintken”
Filius magister Alberti
M(ater Alijt
M(ater ?) Ghiele
538 Sabbato post Gertrudis (19 maart 1468)
Herman van Uuterwyc wilde Johan van der Linde de erfgenaam van wijlen Johan van der Linde de jaarlijkse rente uit zijn land en molen in het bovendeel van de stad, betalen of zo Johan dat wilde, ook wel aflossen.
539 Profesto annunciationis Marie (24 maart 1468)
Niemand mag zonder consent van de Raad een nieuw huis laten bouwen.
540 Niemand van de Raad mag, op straffe van 40 ponden boete, zonder toestemming van de rentmeesters, uit hoofde van zijn functie geld ontvangen.
541 Vanaf heden mag men enkel nog kalk afmeten met bakken waar een stedelijk ijkmerk in is gebrand. Een Hamburger ton staat gelijk aan twee van dergelijke bakken.
542 (na fol. LXXVIIIverso)
Aantekening over een jaarlijkse rente die Harko Jansz had. (Afgesneden fragment)
543 Eed van de barbiers en chirurgijns:
Zij zweren dat ze alle wonden die door hen of door leden van hun gezin verbonden worden, ook al waren ze al eerder verbonden geweest, binnen 24 uur aan de burgemeesters zullen melden. Als ze nieuwe knechten aannemen zullen ze die eerst naar de burgemeesters sturen om beëdigd te worden.
544 Anno LXVIII XXV maij (25 mei 1463)
Wakers boven de poort:
Jan Arntsz
Jan Claesz Gortemaker
Johan van Nimwegen
Wakers in de Hagen:
Peter Mynne
Gert Groys
Willem wachter te Bronepe
Comen Visch
Ludeken Jansz
Lubbert Sprenkel
Reynken Spaen
Johan Ketelbueter
Henric Hermansz

__ ↓ __
|pag. 92|
545 Anno LXVIII (1468)
Namen van overspeligen:

De vrouw In die Velue
Lijsken neffen Gise koperslager

Horstespel-niemand

Broedersspel
Johan Claesz wever
Henric Bartolt Schroder
Gerbert blicslager

Uuterespel-niemand

Hagen
Wilhelm Clymmer met schele Jutte

Brunnepe-niemand Dronthen-niemand

Herman Fe(nt ?) met Johanna Vleming
(?)

546 (fol. LXXIX) Anno LXIX feria tertia post Jubilate (25 april 1469)
De Raad laat Reynken Schroder zeggen dat hij na aanstaande Sint Michiel bij de brug aan de overkant van de Yssel geen kalk meer mag branden. Tot die tijd mag hij ook niet branden als de wind oost of noord-oost is.
547 Bakkers, brouwers en tappers in wiens huizen de pest heerst, mogen hun nering een maand lang niet uitoefenen.
548 Sabbato post Pancratii et Servatii (13 mei 1469)
Aernt Scheere de broekheer (opzichter over de stadsbroeken) wilde van het Sint Geertruidengasthuis het volle geld hebben voor het inbranden van de acht koeien van het gasthuis.
De Raad bepaalt echter dat hij er, even als zijn voorgangers, mee tevreden moet zijn dat het gasthuis het halve “berngeld” betaalt.
549
Sabbato post Marie Magdalena anno LXVIII (23 juli 1468)
Op de Vloeddijk, in de Hagen en in Brunnepe mag men binnenshuis geen pek of teer smelten op straffe van 100 schillingen boete waarvan de helft aan de aanbrenger zal worden gegeven.
Houtzagers mogen, ook op straffe van 100 schillingen boete, niet zagen of snyden op de Hagenbrug.
550 Een ieder die aan de pest lijdt moet het contact met anderen vermijden en van de straten wegblijven tot hij of zij is genezen, op straffe van 10 ponden boete.
Slagers, bakkers, brouwers, tappers, barbiers en anderen die een beroep uitoefenen waarbij de kans bestaat dat bemetting wordt overgedragen, mogen als er pestlijders in huis zijn, gedurende een maand hun nering niet uitoefenen.
Kleren, lakens, dekens, afkomstig van pestlijders of van aan de pest overledenen mogen niet buiten, langs openbare wegen worden gehangen.
Van pestlijders afkomstig afval mag niet op de openbare weg worden gegooid.
Aan een huis waarin iemand aan de pest is gestorven moet gedurende een maand een bos stro worden gehangen.
Op overtreding van het bovenstaande staat 10 ponden boete.
551 Men zal meester Franken vier ponden korten van zijn loon, want hij is veertien dagen weg geweest zonder toestemming van de burgemeesters.
552 (fol. LXXIXverso) Vigilia Simonis et Jude (27 oktober 1468)
Hans Vrese van Monster wilde zweren dat hij zich in zijn zaak tegen Aelt Henrixsoen zou houden aan de uitspraak van het Kamper gerecht.
553 Niemand mag vissen onder, of nabij het “baerssenhuus” met netten, fuiken of dergelijk vistuig op straffe van 40 ponden boete.
554 Ferua tertia post Martini (13 november 1468)
De vicecureit(waarnemend pastoor) en zijn kapelaans hebben zich bij

__ ↓ __
|pag. 93|
het altaar in de kerk misdragen. Ze hebben arme lieden die brabanders in de offerschalen deden, deze munten nagegooid. Ook hebben ze deze munten, die door de stad zijn geslagen, soms in tweeën gebroken.
De Raad waarschuwt de pastoor dat hij voortaan de arme lieden rustig moet laten offeren. Hij moet dit ook tegen de kapelaans zeggen.
Als er weer klachten over hen binnenkomen zal de Raad over hen vergaderen en maatregelen nemen die niet best voor hen zijn.
555 Feria quarta post Andree (3 december 1468)
Rutger Schere is aan de beurt om hopbier te brouwer.
Het brouwen van dit bier zal voortaan bij toerbeurt door de brouwers mogen worden gedaan, in de volgorde waarin ze wonen, gerekend van het bovendeel van de stad tot het benedendeel (van zuid naar noord).
556 Aan Gert ten Starte wordt vanwege de stad een aanzegging gedaan om binnen 14 dagen voor het gerecht te verschijnen.
557 Sabbato post conceptionis (10 december 1468)
Jan Brandenborch wordt vanwege Albert Jongen voor het gerecht gedaagd.
558 (fol. LXXX) Vanaf heden mogen wijnknechten niet langer in de wijnkelder werken dan tot Sint Matheusdag, op straffe van in de halsijzers te worden gesloten. (?)
559 Anno LXVIII feria sexta post Lucie (18 december 1468)
Geeirt ten Starte heeft zijn burgerschap schriftelijk opgezegd.
560 Niemand mag aan “der stat borgerhuuskens”(wc’s ?) schepen meren, ladders tegenaan zetten, er op klimmen, e.d. op straffe van 10 ponden waarvan de helft zal worden gegeven aan de aanbrenger.
561 Vigilia Thome (20 december 1468)
Geert Dibbeltsz heeft zijn burgerschap opgezegd.
562 Anno LXIX feria quarta post Epiphania Domini (9 januari 1469)
Vanaf nu mag er in de Stove na elf uur in de avond geen bier meer worden getapt. Zij die na elf uur nog in de Stove zijn zullen even als de waard of de waardin een boete krijgen van 10 pond. De helft is voor de aanbrenger.
563 In profesto conversionis Sancti Pauli (24 januari 1469)
Henric Woltersz Henricsz wordt door Bernt Morre en Johan Gertsz voor het gerecht gedaagd.
564 Feria quarta post Valentini (17 februari 1469)
Frederic Henricksz wordt voor het einde van de maand door Dode Alartsz en Geeirt Jansz voor het gerecht gedaagd.
565 In vigilia Petri ad Cathedram (21 februari 1469)
Evert van Wilsem Herman Henricsz is onder curatele gesteld; niemand moet hem lenen of borgen want de Raad wil er niet over richten.
Als mombers (curators) worden aangewezen Bartolt van Wilsem en Gosen Klenckenberch.
566
(fol. LXXXverso) Feria quinta post Oculi (9 maart 1469)
De buren (omwonenden) die buiten de muren en niet zij die binnen de muren wonen, zullen voortaan de last van het onderhoud aan de Morrenbrug dragen. Dit is met algemene stemmen door de Raad besloten.
567 Feria quinta post Judica (23 maart 1469)
Ricolt Jansz van Sneeck die met Geert ten Holte en Geert Rotartsz een geschil had om een rijnschip en daarom een rechtszaak tegen hen was begonnen, heeft gezoren (omdat hij geen borgen kon stellen) dat hij zich aan de uitspraak van het Kamper gerecht zal houden.

__ ↓ __
|pag. 94|
568 Sabbato post Penthecoste (27 mei 1469)
Evert Frederixsz wordt onder curatele gesteld, daarom moet niemand hem lenen of borgen want zijn vader betaald niet.
569 Anno LXIX XXVIII junii (28 juni 1469)
Lijst met de volgende namen waarnaast geschreven staat “Seveningen”:
Wolter Monic,
Egbert Rode
Henric Decker
Peter Claesz Koborch
Wolbert Henric Geeirtsz swager
Deric Rehagen
Jacob Jansz, Jan Remboltsz
Johan die Gruuter (doorgehaald) (Zie ook nr. 574)
570
Feria quarta post Vinclam Petri (4 augustus 1469)
De jonge Jacob Katte moet voortaan in vrede leven met zijn vrouw Mense. Het bezit waarvan zij een schepenbrief heeft moet hij haar laten gebruiken. Komen er weer klachten over hem binnen dan zal de Raad hem gevangen zetten en over zijn straf beraadslagen.
571 Sabbato post Vinclam Petri(5 augustus 1469)
De jonge Jan Wolf wordt onder curatele gesteld. Zijn curators zijn Rotger Schere en meister Timan.
572 Feria tertia post Mauricii (24 september 1469)
Niemand van de Kamper burgers of inwoners mag in een bier of ander drinkgelach gaan, tussen de Seneke en de Iselmudenrewech, op straffe van 10 ponden boete. De helft voor de aanbrenger.
573 Op straffe van 100 schillingen boete mag men op maandag voor de middag geen magere of vette varkens kopen of verkopen dan alleen buiten de Koornmarktspoort nabij het “borgerhuusken”. (openbare WC)
574 (fol. LXXXI) De volgende personen wilden voorzien worden met de functie van (wachter of herder ?) op Seveningen:
Egbert Rode, Wolter Monic, Wolbert Henric Gertsz swager, Deric Rehagen, Jacob Jansz, Johan Remboltsz, Henric Decker, Johan Vleis en Jan Dibbeltsz.
Peter Claesz verzocht om (de functie van wachter van de Koeborch ?).
(Zie ook nr 569)
575 Feria tertia post Martini episcopi (13 november 1469)
Jacob Wise en Timan Wise staan er vanwege de erfgenamen van wijlen Volker van Urck voor in dat Lambert Aeltsz het tichelwerk dat genoemd wordt “erve Scholpenoirt” in rust en vrede zal gebruiken.
576 Sabbato in octave Martini episcopi (18 november 1469)
Zij die geweekte droge vis te koop hebben dat geen Berger product is, zullen er een vaantje bij zetten waaraan een hand-breede rode lap hangt.
577 Anno LXX feria quarta post Anthonii (20 januari 1470)
Beernt Witte en Geeirt ter Helle zijn gedagvaart contra Freric van Depenbroec.
578 (fol. LXXXIverso) Ghijse kueperslager, zijn twee broeders en hun knechten waren in de wijnkelder gekomen waar ze aan het vechten raakten met Godert van Scharpensiel.
Ze verklaarden echter onder ede dat ze niet in de wijnkelder gekomen waren met de vooropgezette bedoeling om te vechten.
Aan Ghijse en zijn gezelschap, die een vrijgeleide van de stad hadden, wordt aangezegd dat als zoiets weer gebeurt, of als de burgers last van hen krijgen, zij zo zullen worden gestraft dat een ander er een voorbeeld aan zal nemen.

__ ↓ __
|pag. 95|
579 Barbara virginis (4 december 1469)
Claes Meynartsz kwam in de nacht in beschonken toestand bij het brouwhuis van Peter Sibrantsz; hij zocht een deerne.
Daar raakte hij aan het vechten met een brouwersknecht die hem bont en blauw sloeg. Claes ging daarna zijn beklag doen bij de stadswakers, maar deze lieten de brouwersknecht na verhoor straffeloos naar huis gaan.
De volgende morgen ging Claes naar het huis van Peter Sibrantsz en vroeg aan Peters vrouw of hij zijn verloren jas en hoed terug mocht hebben. Aan de knecht die hem geslagen had vroeg hij nog of hij er spijt van had dat hij hem zo toegetakeld had; toen de knecht ontkennend antwoorde sloeg Claes hem met de vuist in het gezicht.
De Raad bepaalt dat Claes zich met elf eedvolgers moet verontschuldigen en moet verklaren dat hij niet bij Peter Sibrantsz kwam met de bedoeling om te vechten.
De volgende personen wilden voor Claes instaan en de eed afleggen: Jan Crofhoen, Herman Henricsz, Gert Andersz, Jan Andersz, Jan Daemsz, Willem Tele, Lubbert Quanter, Geert Pauwelsz, Anders Berntsz, Evert jansz, Freric Wigbeltsz, Freric Petersz, Arnt Albertsz en Peter Claesz.
580 (fol. LXXXII)
Namen van hen die lijfrenten ten laste van de stad hebben, met aantekeningen over de jaarlijkse betaling. ( + betekent een jaar)
 

++ Trude Monick, 2 franse schilden, Pinksteren. Doorgeh.
++++ Gelijs van der Stege, 12 engelse nobels, Agatha. ,,
Te betalen met 65$\frac{1}{2}$ pond en een halve plak.
++++ Gelijs van der Stege, 12 kronen, Jacobi. ,,
Te betalen met 30 pond.
++ Niese Geyen, 5 kronen, Assumptionis Marie. ,,
Te betalen met 12$\frac{1}{2}$ pond.
+ Heer Herman Glauwken, 20 pond, Meye. ,,
+ Heer Herman Glaawken, 18 pond, Gregorii. ,,
++++++ Conraet Geye, 20 pond, Meye.
++++++ Stine van der Lake, 15 rijns guldens, Meye.
+++ Heyle van Wilsem, 10 hollandse schilden, Francisci.
Te betalen met 21 pond en (een ?) plak. Doorgeh.
Johan Water, 40 pond, Petri ad Cathedram.
++++++ Wicher Zuvel, 10 pond, Gregorii.
+++++++ Willem Brant, 30 pond, Petri ad Cathedram.
++++++ Gese van der Wede, 20 pond, Gregorii.
+++++++ Gert van Vorst en zijn vrouw, 25 pond, Gregorii.
+++++ Heer Jan Hondermarckt, 75 pond, Johannis te midzomer.
+++++++ Wobbeken Kruse, 20 pond, Scholasticen.
++++++ Alijt Kruse, Idem
+++++++ Evert Kruse, Idem
+++++++ Lodewich Kruse, Idem
++++++ Maes Kruse, Idem
++++++ Hille Steven Boldewensz dochter, 18 pond, Scholasticen.
++++++ Wobbeken Alfer Cremers dochter, 6 nobels, Francisci.
Te betalen met 32$\frac{1}{2}$ pond en 26 plakken.
(fol. LXXXIIverso)
+++ Claes Baers 37$\frac{1}{2}$ pond, Petri ad Cathedram.
+++++++ Geryt Baers Idem
+++++++ Katherine Baers Idem
+++++++ Haar dochter Alijt Idem
+ Haar dochter Beatrix Idem Doorgehaald.
++++ Dubboldus de bastaardzoon van Gelijs van der Steghe,
15 pond, Marcus.
++++++ Gese de dochter van Henric van der Moele, 15 pond, Marcus.
+++++ Ermegart Jan Petersz weduwe, 7$\frac{1}{2}$ pond, Pinksteren.
++ Huge Symonsz, die hem toe liefnisse zijn gegeven, lijfrente
3 pond, Pasen.
Boven in de rechter marge staat de naam Henric Gissbertsz.

 


__ ↓ __
|pag. 96|
 

Losrenten.
++++ Jelijs van der Stege, 10 pond, Petri ad Vinculam.
Ieder jaar op de verschijndag te lossen met twintig pen-
ningen voor één penning van de rente. De opzegtermijn is
een half jaar. Doorgehaald.
++ Jan van der Linde, 25 gouden rijnse guldens, Jacobi.
Door de stad af te lossen met 500 rijnse guldens. De opzeg-
termijn is een half jaar.
Deze 500 guldens zijn betaald op feria tertia post Pancratii.
anno LIII (14 mei. 1453) Doorgehaald.
+ Geert Borchartsz, 20 pond, Jaersavont.
+ Alyt Jacob Zijls dochter, 13qq golden rijnsgulden, Pinksteren.
Te lossen na tijdige opzegging op Midwinter.
Herman van Wilsem, 20 pond,Sanct Joriaensdach martiris. Doorgeh.
Peter Johanssoen, 20 pond, Sanct Thomasdach apostoli.
Af te lossen na tijdige opzegging.

 

581 (fol. LXXXIIl) 3 augustus 1448
De stad verkoopt aan Johan van der Linde een jaarlijkse rente van
25 gouden overlandse rijnse guldens, ieder jaar te betalen op Sint
Jacobsdag. Af te lossen aan Johan of zijn erfgenamen met 500 van
dergelijke guldens. De opzegtermijn van beide zijden bedraagt een half
jaar. De oorspronkelijke akte was door de stad bezegeld.
582 3 augustus 1448
Dieric van Sonnenberch en Rueric Kenneken kerkmeesters van de Sint
Nicolauskerk verkopen met consent van de Raad, aan Johan van der
Linde een lijfrente van 40 heren ponden per jaar. Te betalen ieder
jaar op Sint Peter ad vlnculam. De stad Kampen garandeert de jaar-
lijkse betaling.
583 (fol. LXXXIIIverso) 6 augustus 1448
De stad verkoopt aan Jelijs van der Stege een jaarlijkse rente van
10 heren ponden, ieder jaar te betalen op Sint Peter ad vinculam.
Af te lossen aan Jelijs of zijn erfgenamen met twintig penningen
voor één penning van de rente.
584 (fol. LXXXIIII) Anno LIII (1453)
De stad verkoopt aan Johan Wolf de zoon van Johan Wolf een lijfrente
van 25 heren ponden per jaar, te betalen op 13 maart.
Zolang zijn ouders Johan Wolf en Grete in leven zijn, mogen die ieder
jaar deze lijfrente beuren.
De koopsom van deze lijfrente zal worden gebruikt voor de afbouw van
de Sanct Nicolauskerk.

De volgende personen kochten in 1453 ook lijfrenten waarvan de koop-
som gebruikt werd voor de afbouw van de Sanct Nicolauskerk:

Heer Gosen Rover van Borken priester, 20 heren ponden, Gregorii.
Grete Aelt Vloets dochter, 20 heren ponden, vigilia annunciationis Marie.
Merten Kreyenscot, 10 heren ponden, 9 april. (naam doorgehaald)
Wicher Suvel, 6 ponden, 14 april.
Alijt de vrouw van Wicher Suvel, 6 ponden, 14 april.
Evert Henricsoen, 15 ponden, in vigilia annunciationis Marie.
Foyse Evert Henricsz* vrouw, 15 ponden, in vigilia annunciationis Marie.
Jacob die Witte de jonge, 25 ponden, in vigilia annunciationis Marie.
Mr Claes van Wilsem, 15 ponden, 29 maart. (naam doorgehaald)
Jacob van der Hoeve, 25 ponden, 10 april.
Bate de vrouw van Jacob van der Hoeve, 25 ponden, 10 april.
Femme Johan Wolfs dochter, 25 ponden, 5 september, (naam doorgehaald)
Beernt Geert van Hattems dochter, 10 ponden, op des Hilligen Cruces avent
(fol. LXXXIIIIverso) (Exaltationis X)
Alijt Aerndes de maagd van Heile Morre, 10 ponden, 5 november.
Gosen van Voerst, 10 ponden, Sanct Willibrordsdach. Op dezelfde voorwaar-
den als Johan Wolf. Bovendien zoals Tydeman Benthem en Alerdis zijn vrouw.

2) Haar oom Tydeman van Benthem als (heffer?).


__ ↓ __
|pag. 97|
585 Anno LIIII (1454) Lijst met namen van hen die lijfrenten van de
stad hebben waarvan de koopsom is gebruikt voor de afbouw van
de Sint Nicolaaskerk.

Alijt Heyneman Assensz dochter, 20 ponden, in vigilia annunciationis.
Grete Stops dochter, de maagd van heer Rolof van Quakenbrugge,
9 ponden, in vigilia annunciationis.
Tijman Hertwichsz, 20 ponden, op Onser Vrouwen avent annunciationis.
Bartolt Ludekensz, 25 ponden, 11 april.
Mr Claes van Wilsem, 5 ponden, 11 april.
Heer Gosen Rover van Borken priester, 5 ponden, 20 april.
Henric Willemsz, 5 ponden, 15 april.
Mette Catten de zuster van Henric Willemsz, 5 ponden, 15 april.
Heer Ludeken Jacobsz priester, 15 ponden, 4 mei.
Nanne Johansz, 15 ponden, Sanct Servaesdach.
Grete Nanne Jansz vrouw, 10 ponden, Sanct Servaesdach.
Henric Geert Schulten weduwe, 6 ponden, 6 juni.
Stine Voirnekens baghine, 6 ponden, Sanct Jans avent midzomer.
Herman van Uuterwijc Roericsz, 25 ponden, 6 juni.
Mr Dubbelt van Selham, 25 ponden, 6 juli.
Geert Dubbeltsz, 25 ponden, 6 juli. Mr. Dubbelt is de heffer.
Gese Henricsz dochter, de maagd van Stine Vogelars, 5 ponden, 6 aug.
Suster Niele van Voertholten baghine, 4 ponden, Victoris.
Eefse Hoves, 25 ponden, op Aller Heiligen. ) Hun vader Oedbertus Hof
Henric Hof, 25 ponden, op Aller Heiligen. ) zal de heffer zijn.
Claes Schele, 15 ponden, op Aller Heiligen.
Wendelmoet de vrouw van Claes Schele, 15 ponden, op Aller Heiligen.
Gerbert Vluet, 20 ponden, 3 december.
Herman Kruse Evertsz, 25 ponden, Sanct Jansdach decollationis.
Zijn vader en moeder zullen de heffers zijn.

Aeftien de vrouw van Evert Kruse, 15 ponden, Sanct Jansdach decoll.
Anno LV (1455)
Elsebe Hoiers, 20 ponden, 10 januari.
Beernt Hoier, 10 ponden, 10 januari.
Gasse de vrouw van Bernt Hoier, 10 ponden, 10 januari.
Eefse Jan Kupers zuster, 13 ponden, Sanct Valentijnsdach.

586 (ná fol. LXXXIIIIverso) Anno LXIX Victoris (l0 oktober 1469)
Johan van Loenen gooide met een steen naar de op een paard gezeten
Deric Kerchof. Het paard schrok en sloeg op hol waarbij Deric afge-
worpen werd.
Later kwam Deric juist voor de brug Johan tegen en vroeg hem wat
deze tegen hem had. Johan bakte eerst zoete broodjes maar even
later stak hij onverwachts op Deric in met een mes. Gelukkig schampte
het mes op de gesp van Derics riem. Deric wist in de richting van
de stad aan Johan te ontsnappen, maar hij werd nog wel door deze
achterna gezeten en uitgescholden voor hoerenzoon.
De onenigheid tussen Johan en Deric was ongeveer vier jaar tevoren
begonnen toen Johan met Derics familielid Herman Kerckhof had ge-
vochten in de buurt van het Sint Katharijnengasthuis. Johan en drie
van zijn kornuiten hadden Herman daar mishandeld en hem zijn jas
afgenomen. Ze hadden deze jas mee genomen naar Epe, maar hem waarschij-
lijk na aandrang van de Raad, na vier dagen weer teruggestuurd.
Later was er overeengekomen dat Johan een schadevergoeding van vier
postulaatsguldens aan Herman zou betalen in twee termijnen. De eerste
termijn was betaald maar de laatste niet zodat Herman de overeenkomst

__ ↓ __
|pag. 98|

 
– Schilder, K. (1985). Digestum vetus 1448-1478. Kampen: Gemeente Achief Kampen.

[ Let op nog in bewerking ]

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.