Herinneringen aan dr. C.N. Fehrmann: En enkele gedachten over “zijn” kroniek van Vloet


HERINNERINGEN
AAN DR. C.N. FEHRMANN

EN ENKELE GEDACHTEN OVER
“ZIJN” KRONIEK VAN VLOET

door Theo van Mierlo

De voormalig beheerder van het Frans Walkate archief, dr. C.N. Fehrmann, ontving in het voorjaar van 1974 een postpakket, afkomstig uit Amsterdam, met daarin onder andere enkele stukken perkament. Aanvankelijk was hij enthousiast maar dat ging over in scepsis. Fehrmann kreeg steeds minder vertrouwen in de echtheid van deze stukken, die uiteindelijk de ‘Kroniek van Vloet’ genoemd zouden gaan worden.

Een dertiende eeuws lid van het Kamper stadsbestuur, genaamd Vloet, verhaalt in de kroniek namelijk over het ontstaan van Kampen en over de gebeurtenissen in de stad in de eerste helft van de dertiende eeuw. En indien de perkamenten werkelijk uit de dertiende eeuw zouden stammen of een latere maar betrouwbare kopie zijn, zijn ineens alle vraagtekens en onduidelijkheden over het ontstaan en over de oudste geschiedenis van Kampen opgelost. Dan zou met zekerheid gezegd kunnen worden dat Kampen in de twaalfde eeuw is ontstaan vanuit een vestiging van Friezen – waaronder de voorouders van de kroniekschrijver – die hun eigen, door het stijgende water bedreigde, woongebied waren ontvlucht. We weten dan verder dat deze Friezen hun nieuwe nederzetting, vlakbij het al bestaande Brunnepe gelegen, hebben bevochten op de omwonenden, ongetwijfeld de bewoners van Wilsum, IJsselmuiden en Grafhorst. Tevens staat dan vast dat ze dit gebied rond de huidige Bovenkerk – tussen Oorgat en Geerstraat – in 1194 met een wal en een gracht hebben omgeven. De kroniek leert ons dan bovendien dat in 1214 de Romaanse St.- Nicolaaskerk werd voltooid, dat de grootvader van de schrijver in 1213 met anderen als eerste om Kaap Skagen voer en dat de stad in 1228 stadsrechten kreeg. Verder hoe de stad voor 1260 werd vergroot, hoe de kroniekschrijver in 1251 de thans nog in het Gemeentearchief bewaarde privileges voor de Ommelandvaarders uit handen van koning Abel mocht ontvangen en hoe ook toen al een stad als Kampen te maken had met politieke intriges. Maar “te mooi om waar te zijn”, aldus conclu-

|pag. 107|

_______________↑_______________

deerde Fehrmann uiteindelijk in een bijdrage die hij in de Kamper Almanak 1977/78 aan deze kroniek wijdde. Onderzoek had uitgewezen dat de stukken een moderne falsificatie moesten zijn. Iemand had getracht dé historicus van Kampen er in te luizen. Zeker was dat de vervaardiger niet alleen een grote archiefervaring gehad moet hebben, maar tevens een zeer behoorlijke kennis van de middeleeuwse geschiedenis van Kampen. “Hoe dan ook, hier is in vele opzichten een deskundige aan het woord en speels vernuft moet men hem zeker toekennen. Hij zal zich stellig heel wat moeite getroost hebben om dit fraais te fabriceren. Ik voor mij, heb nog al wat tijd gespendeerd om hem te ontmaskeren. Wat dat betreft zijn wij dus quitte!”, aldus besloot Fehrmann zijn artikel.

Het is ook deze conclusie van Fehrmann, die er toe heeft geleid dat het al dan niet opnemen van het bestaan van de ‘Kroniek van Vloet’ in mijn bijdrage over de topografische ontwikkeling van Kampen in het in 1993 verschenen deel 1 van de Geschiedenis van Kampen, destijds onderwerp van discussie is geweest in de begeleidingscommissie van genoemd boek. Dat er uiteindelijk toch aandacht aan is besteed in mijn bijdrage, heeft alles te maken met het feit dat de Kroniek altijd een bijzondere plaats bij mij heeft ingenomen en wel om een tweetal redenen.

In de eerste plaats is dat het feit dat ik het grote enthousiasme van Fehrmann kort na de ontvangst van het postpakketje van nabij heb mogen meemaken. Reeds jong was er bij mij interesse voor de geschiedenis van Kampen. Al vanaf het begin van de jaren zeventig was ik geregeld te vinden in zowel het Gemeentearchief als het Walkate Archief. Op beide plekken werd ik, ongetwijfeld door mijn jeugdige leeftijd, enthousiast ontvangen maar ook enthousiast gemaakt voor de Kamper historie door de respectievelijke beheerders. Wat vooral bij Fehrmann opviel was de manier waarop hij voortdurend belangstelling toonde voor mijn talloze vragen en ruimschoots de tijd nam om mij vele zaken uit te leggen, terwijl ik hem feitelijk stoorde in zijn schrijfwerk voor de Almanak. Hieraan moet ongetwijfeld zijn leraarschap ten grondslag hebben gelegen, zoals zijn leraarschap ook bepalend zal zijn geweest voor de wijze waarop deze historicus de mensen wist te boeien voor de geschiedenis van Kampen. Want de betekenis van Fehrmann voor Kampen moet naar mijn mening niet alleen gezocht worden in zijn vele belangrijke bijdragen aan de Kamper geschiedschrijving, maar misschien meer nog in het feit hoe hij de historie van Kampen via de Almanak maar vooral ook door de vele lezingen en zijn enthousiasme, van een hobby van enkele specialisten tot gemeengoed van vele Kampenaren wist te maken.

Fehrmann wist jong en oud te stimuleren om zich, ieder op zijn eigen wijze, met de historie bezig te houden. Ook ik heb dat aan den lijve mogen ondervinden. De historicus die deze regels thans schrijft, had deze nooit geschreven zonder tussenkomst

|pag. 108|

_______________↑_______________

van Fehrmann. “Want, Theo, als je werkelijk in de historie verder wilt (hetgeen mijn wens was), dan moetje toch meer op zak hebben dan een Mavo-diploma”, aldus werd mij in 1974 door hem te kennen gegeven. Dat ik een erg ongelukkig vakkenpakket had om mijn wens te realiseren, was geen probleem. De beheerder van het Walkate Archief was tevens conrector van het Almere College en hij nodigde mij dan ook uit om op een middag bij hem op school gezamenlijk een passende oplossing te bedenken. Die betreffende middag verliep echter geheel anders dan verwacht. De dag ervoor had Fehrmann namelijk het postpakket met de Kroniek ontvangen. En u zult begrijpen dat de aandacht toch vooral naar de inhoud van dit pakket uitging. Om twee uur gearriveerd, was het over vieren dat ik vertrok. De afspraken voor de vervolgopleiding waren binnen een half uur gemaakt; de rest van de tijd had geheel in het teken gestaan van de kroniek! En het enthousiasme van die middag enerzijds, maar ook de toen al reeds bestaande twijfels van Fehrmann hebben bij mij een onuitwisbare indruk achtergelaten.

Gedurende mijn gehele middelbare schooltijd was het Fehrmann die mijn resultaten met belangstelling bleef volgen, maar mij ook bleef aansporen om bijvoorbeeld bij scriptieopdrachten daar waar maar mogelijk Kampen als onderwerp te nemen.
Het was wederom Fehrmann die mij wist over te halen geschiedenis te gaan studeren; “zeg nooit van tevoren datje iets niet kunt; als je ergens belangstelling voor hebt dan lukt het bijna altijd”, waren zijn woorden. Trots zag hij hoe het zijn ‘pupil’ in het Utrechtse voor de wind ging en hoe de belangstelling voor de historie van Kampen uitgroeide tot een veel bredere belangstelling, die echter anderzijds ook benut werd om de kennis over de Kamper historie te verdiepen. Het zou zeker Fehrmanns instemming hebben gehad, dat mijn kandidaatsscriptie handelde over de topografische ontwikkeling van Kampen in de eerste helft van de veertiende eeuw. En dat deze scriptie een jaar later in aangepaste vorm in de Almanak van 1984/85 verscheen zou hem ongetwijfeld voldoening gegeven hebben. Beiden heeft hij echter niet meer mogen meemaken. Fehrmann overleed immers op 23 maart 1981.

Met het onderwerp van mijn kandidaatsscriptie belanden we bij de tweede reden waarom de ‘Kroniek van Vloet’ een bijzondere plaats bij mij inneemt. Dit is niet alleen omdat met het onderwerp van mijn scriptie mijn belangstelling voor de oudste geschiedenis van Kampen definitief was gevestigd. Belangrijker was dat ik een artikel uit 1963 over de topografie van Kampen rond het jaar 1335 in het kader van mijn scriptieonderwerp zeer kritisch had gelezen. Het artikel was van de hand van Anton Fasel, van 1956 tot 1963 werkzaam bij het Gemeentearchief van Kampen. Bij het lezen viel op – zoals ook Fehrmann destijds al geconstateerd had – dat sommige theorieën die Fasel in zijn artikel had verwoord sterke overeenkomst vertoonden met enkele elementen uit de Kroniek. Toeval? Tot slot kwam kort nadat ik mijn

|pag. 109|

_______________↑_______________

scriptie had voltooid de Kroniek opnieuw in de belangstelling door toedoen van deze zelfde Fasel.

Het artikel in de Kamper Almanak van 1977/78 waarin Fehrmann de Kroniek als een falsificatie had ontmaskerd, leidde tot reacties van een tweetal personen die in de wandelgangen als mogelijke ‘schuldigen’ waren aangemerkt. De toenmalige stadsarchivaris van Kampen, drs. D. van der Vlis reageerde zeer geïrriteerd in de richting van Fehrmann (iets wat gezien de slechte onderlinge verhoudingen tussen beide personen niet verwonderlijk was). De tweede die reageerde was de stadsarchivaris van Alkmaar, drs. W.A. Fasel, de auteur van het eerder genoemde artikel uit 1963! Hij zette in een open brief in het Nieuw Kamper Dagblad de nodige vraagtekens bij de juistheid van een aantal conclusies van Fehrmann. Zijn brief leidde ertoe dat hij samen met Fehrmann enkele aspecten nader liet onderzoeken, zoals onder meer de samenstelling van de inkt. De bevindingen waren voor Fehrmann blijkbaar onvoldoende om er opnieuw aandacht aan te besteden. Het was in mei 1983 dat Fasel via een artikel in het Kamper Nieuwsblad ervoor pleitte om de Kroniek toch weer object van nadere studie te maken. De argumenten zoals die werden aangedragen doen hier niet ter zake. Het kwam er echter op neer dat Fasel van mening was (en overigens nog steeds is!) dat de kroniek zeer wel vals kan zijn, doch niet op grond van de argumenten van Fehrmann en de door hem geraadpleegde deskundigen. Opnieuw gebeurde er niets. In 1990 vatte hij op verzoek van de redactie van de Kamper Almanak, de tot dan toe bekende gegevens samen in een artikel.
De Kroniek en de andere stukken uit het in 1974 aangeleverde postpakket werden in dat jaar weliswaar gerestaureerd, maar object van hernieuwde studie werden ze wederom niet.

Al die tijd bleef de Kroniek niet alleen Fasel, maar ook mij intrigeren. Is de kroniek wel een recente vervalsing? Zo ja wie kan de maker zijn? Zo niet, uit welke tijd dateert de Kroniek dan? Is het toch een dertiende eeuwse kroniek, een latere kopie of misschien een vervalsing uit de vijftiende of zestiende eeuw? Waarom zou deze vervalsing dan gemaakt zijn, en waarom kwam eerst in 1974 de Kroniek boven water?
Even leek het erop dat sommige vragen misschien beantwoord zouden gaan worden. De verschijning in 1994 van Fasels roman ‘De vlucht van de arend’ waarvoor de Kroniek als inspiratiebron had gediend, leidde ertoe dat Walkate Archief en Gemeente Kampen vonden dat er nu eindelijk maar eens duidelijkheid moest komen. Maar na een oppervlakkig onderzoek en op grond van waarschijnlijk wel erg snel getrokken conclusies door medewerkers van de Koninklijke Bibliotheek enerzijds en anderzijds de misschien niet in alle opzichten tactvolle wijze waarop deze conclusies begin 1996 in de publiciteit werden gebracht, hebben serieus onderzoek opnieuw verhinderd en tot op dit moment geblokkeerd. Nog steeds blijven de

|pag. 110|

_______________↑_______________

twijfels over de argumenten van Fehrmann dus bestaan. Nog steeds blijven tal van terecht door Fasel gestelde vragen onbeantwoord. En nog steeds leveren deze onduidelijkheden ruimte voor speculatie. Zo stelde de Amsterdamse historicus C.L. Verkerk tijdens een in november 1997 in Zwolle gehouden voordracht voor de leden van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, dat de Kroniek uit frustratie vervaardigd moet zijn door de in 1933 overleden Mr. G.A.J. Engelen van der Veen. Daarbij was gebruik gemaakt van “vooroorlogse lampenkappenperkament”, een typering die Verkerks leermeester en oorkondenspecialist J.L. van der Gouw aan het perkament van de Kroniek had gegeven. Maar ook rond Fasel kunnen vragen gesteld blijven worden. Hij mengde zich in 1995 opnieuw actief in de discussie. Vanwaar deze belangstelling? Fasel zal zeker niet de maker van de Kroniek zijn, maar kent hij de Kroniek wellicht al uit de tijd dat hij nog in Kampen werkte en is daaruit misschien zijn voortdurende belangstelling te verklaren?

Zijn krantenartikel in 1983 beëindigde Fasel met de volgende zinnen: “Intussen ligt de kroniek in het Walkate Archief en gebeurt er verder niets mee. Zodat een wellicht unieke bron voor de Kamper historie ongebruikt blijft. […] Kampen heeft er recht op eindelijk de waarheid te kennen.” Nu anno 1999 gelden deze woorden helaas nog steeds. Ik zou aan Fasels woorden willen toevoegen: Uit eerbetoon aan dr. C.N. Fehrmann, één der belangrijkste lokale historici die Kampen in de twintigste eeuw heeft gekend, heeft Kampen er rècht op dat de waarheid gekend wordt!
Ik daag de directeur van het Frans Walkate uit het derde millennium goed in te zetten en nog éénmaal de ‘Kroniek van Vloet’ die aandacht te geven die zij verdient! En hopelijk kan dan wel antwoord gegeven worden op de vele vragen waarmee de Kroniek nog steeds omgeven wordt.

|pag. 111|

_______________↑_______________

 
– Mierlo, Th.M. van (2000). Herinneringen aan dr. C.N. Fehrmann: En enkele gedachten over “zijn” kroniek van vloet. Kamper almanak, 2000, 107-111.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.