Albert Pigge een vermaard Kampenaar

ALBERT PIGGE

(foto Centraal Bureau voor genealogie
’s Gravenhage).

ALBERT PIGGE

een vermaard Kampenaar,

door C. N. FEHRMANN.

     In het bekende werk „Oudheden en Gestichten van het Bisdom Utrecht”, noemt de schrijver bij de Kampenaren die door hun geleerdheid en bijzondere godsvrucht vermaard zijn geworden, in de eerste plaats Albertus Pighius „een zeer beleezen man en in allerhande wetenschappen ervaren uit een Burgermeesterlijk geslacht gebooren.”1 [1. van Heussen van Rhijn: Oudheden en Gestichten van het Bisdom van Deventer; blz. 30.])
     En dit geschiedt niet ten onrechte! De Kampenaar Albertus Pighius, of zoals zijn naam in goed Diets luidde, Albert Pigge, is inderdaad een belangrijk mens geweest, wiens naam in het interessante tijdperk waarin hij leefde, ver buiten de landsgrenzen bekend was.
     Aangenomen mag worden dat Albert Pigge omstreeks 1490 te Kampen werd geboren; hij stierf te Utrecht in 1542. Het belangrijkste deel van zijn leven speelde zich dus af in de eerste helft van de 16de eeuw en zo is hij getuige geweest hoe onder Karel V het Habsburgse huis het toppunt van zijn macht bereikte, Renaissance en Humanisme hun stempel op het geestelijk leven van Europa drukte, maar ook hoe door Luthers optreden een breuk in de oude Moederkerk ontstond.
     Albert Pigge is niet alleen getuige geweest van dit alles, maar hij was ook partij en – aangezien hij een man met grote gaven was – een belangrijke partij, naar wie geluisterd werd en wiens woord gezag had.
     Maar Pigge is geen man geweest die onder de bekoring van het nieuwe is gekomen. Integendeel, de Rooms-Katholieke Kerk vond in deze Kampenaar die reeds vroeg in de geestelijke stand trad, een felle en hardnekkige verdediger, die in tal van geschriften en publicaties de rechten van de Moederkerk en haar hoofd, de paus, verdedigde tegen een ieder die, hoe dan ook, aan deze rechten afbreuk wilde doen. Pigge is een der

|pag. 169|

_______________↑_______________

fels te tegenstanders geweest van de Hervorming en heeft zijn leven gewijd aan de bestrijding van de, in zijn ogen zo verdoemelijke, ketterijen van Luther, Calvijn en de andere Hervormersn. Door zijn scherp verstand, gepaard aan een hartstochtelijke en strijdbare natuur, was hij als medestander gezocht, als tegenstander echter gevreesd en gehaat, en zo kon hij tijdens zijn leven een belangrijk stuk zijn op het grote 16de eeuwse politieke schaakspel waarover de Katholieke Clerus, de protestantse theologen, keizer en vorsten het hoofd braken.
     Hoewel het Kamper Archief zelf geen opheldering geeft over zijn geboortejaar, mogen we aannemen dat Pigge omstreeks 1490 het levenslicht aanschouwde. Dat dit te Kampen gebeurde, is wel zeker; de getuigenis van Pigge in talrijke brieven dat hij een geboren Kampenaar is, vervangt voldoende het schriftelijke bewijs dat helaas niet te geven is.
     Van Pigge’s afkomst is weinig bekend. Vergeefs zocht ik naar de namen van zijn ouders in het Kamper Archief. De meeste levensbeschrijvingen van onze man vermelden dat hij uit een aanzienlijk, ja zelfs adellijk geslacht zou zijn gesproten.
Het eerste is mogelijk, het laatste vermoedelijk onjuist. Voor zover is na te gaan, duikt de naam Pigge voor ’t eerst in het jaar 1431 te Kampen op.2 [2. Gem. Archief Kampen, no. CDLXX.]) Dan verkoopt een zekere Egbert Pigge, kennelijk woonachtig te Kampen, land in Mastenbroek.
Een Arent Pigge wordt in 1486 ingeschreven als lid van ’t Schepenmemorie te Kampen;3 [3. Gem. Archief Kampen. Schepen memorie. fol. 24 V.]) misschien dezelfde Arent Pigge die in 1521, 1524 en 1525 rentmeester van de stad Kampen was 4 [4. J. Nanninga Uitterdijk. De Kameraars- en Rentmeesters Rekeningen der stad Kampen.]) en in 1527 in de St Nicolaaskerk of Bovenkerk werd begraven.5 [5. Gem. Archief Kampen. Rekeningen Bovenkerk 1527.]) Een jaar daarvoor werd een Egbert Pigge in dezelfde kerk begraven.6 [6. Gem. Archief Kampen. Rekeningen Bovenkerk 1528.]) Mogelijk zijn Arent en Egbert Pigge familieleden van Albert geweest, zelfs is het niet uitgesloten dat een van beiden zijn vader was, die in 1524 volgens Albert Pigge’s eigen getuigenis, nog hoog bejaard in Kampen woonachtig was. Zekerheid over dit alles bestaat echter nog niet.

|pag. 170|

_______________↑_______________

     Nu Professor Jedin heeft aangetoond dat Pigge’s geschrift „Nova Moscovia” authentiek is 7 [7. Dr. Hubert Jedin. Studien über die Schriftstellertätigkeit Albert Pigges. Münster 1931, blz. 11.]), kunnen wij met grote stelligheid aannemen dat Pigge’s vader en broeders een tijdlang in Rusland hebben vertoefd, zoals de auteur zelf in dit werk meedeelt. Misschien zou uit deze mededeling af te leiden zijn dat zij kooplui waren.
     Over de broers van Pigge, genoemd in de Nova Moscovia, is verder niets bekend; wel weten we met zekerheid dat Albert Pigge een zuster Gese heeft gehad. Zij trouwde met Hendrick Wijnkens, een aanzienlijk Kamper burger, in 1519 lid van de Gezworen Gemeente en tussen 1520 en 1532 lid van de Raad. Uit het huwelijk tussen Hendrick Wijnkens en Gese Pigge werd o.m. geboren de beroemde humanist Stephanus Winandus Pigge, die dus de Famtllenaam van zijn moeder koos, ongetwijfeld uit verering voor zijn grote oom.
     In de Kamper Schepenzaal wordt de herinnering aan Albertus en Stephanus Pigge levend gehouden door een glas~in~loodraam, waarop het familiewapen prijkt, drie zilveren sterren op een gedeeld veld. Volgens het zeer betrouwbare werk van Van Buchell „Wapenen op grafzerken en Wapenborden in de kerken binnen Utrecht”, voerde Albert Pigge echter als wapen: „gevierendeeld I en IV in blauw 3 zilveren rozen, II en III in zilver een zwarte leeuw”8 [8. Medegedeeld door het Centraal Bureau voor Geneaologie te ’s Gravenhage. ]).
     Ook buiten Kampen kwam de naam Pigge in de 14de tot 17de eeuw voor.
     Bijzondere aandacht dient m.i. geschonken te worden aan het Drentse geslacht Pigge, dat in nauwe relaties stond met de heren van Ruinen 9 [9. De heer J. Westra van Holthe te Assen was zo vriendelijk mij over dit geslacht enige inlichtingen te verschaffen.]).
     Het Oorkondenboek van Groningen en Drente noemt in 1375 een Heer Albert Pigge (in 1415 vermoedelijk pastoor te Beilen), en in 1594 een Berent Pigge.10 [10. Zie Oorkondenboek Groningen en Drenthe no, 638 en no. 1118 en Mr J.C.C. Joosting: Archief der heerlijkheid Ruinen, blz. 12.])
     De Etstoel van Drenthe wijst in 1445 vonnis in het geschil

|pag. 171|

_______________↑_______________

tussen Albert Pigge en Luytyen Geers en Jan Duysterbeecke.11 [11. Magnin: Overzicht der Besturen van Drenthe II, blz. 2, 212.])
     Volgens de Drentse Volksalmanak was Steven Pigge in 1532 lid van de Etstoel voor Diever.12 [12. Drentsche Volksalmanak 1917, blz. 95.]). Opmerkelijk is zeker dat de heren van Ruinen drie zilveren rozen in hun wapen voerden 13 [13. J.B. Rietstap; Armoraal Général. Tôme II. Oorkondenboek Groningen en Drenthe no. 638.]) evenals de Kampenaar Albert Pigge. Het lijkt mij zeker niet onmogelijk dat de Kamper Pigge’s behoorden tot de Drentse familie van die naam en het wapen van de heren Van Ruinen, waarmede de Drentse Pigge’s in nauwe relatie stonden, hebben aangenomen als het hunne.
     Stephanus Pigge, de neef van Albert, bezat te Zwolle in de St. Michaël de vicarie bij het altaar van St. Agnes. Het collatierecht van deze vicarie behoorde aan het geslacht Pigge.14 [14. Acta Visitationis dioececis Daventriensis ab Aegidio de Monte. Factae 1571, blz. 134.])
     De naam Pigge komt ook voor te Breda. Het wapen van deze Breda’se Pigge’s vertoont echter geen overeenkomst met het wapen van de Kamper familie van die naam.15 [15. Kenmerkend voor de zegels van deze Bredase Plgge’s is het voorkomen van 2 of 3 wild-zwijnskoppen (mededeling Gem. Archivaris van Breda).])
     Over de jeugd van Pigge te Kampen zijn geen gegevens bewaard gebleven. Mogelijk bezocht hij de Latijnse School in zijn geboortestad. Houvast krijgen we pas in 1507. In dat jaar immers, op 28 Februari, werd Albertus Pigge van Kampen als student te Leuven ingeschreven.16 [16. Jedin, blz. 48.])
     In de 14de en begin 15de eeuw gingen de meeste Nederlanders nog in Keulen of Parijs studeren. Dit veranderde echter in de 15de eeuw. In 1425 immers stond de paus, op verzoek van Jan IV, hertog van Brabant, de stichting van een studium generale in de stad Leuven toe. De Leuvense Universiteit kreeg weldra een uitstekende naam en tal van Nederlanders gaven dan ook in de tweede helft van de 15de eeuw aan haar de voorkeur. Ook de jonge Pigge liet zich hier, waarschijnlijk op 17-jarige leeftijd, inschrijven.
     De studenten te Leuven waren in zogen. naties verdeeld.

|pag. 172|

_______________↑_______________

Pigge heeft vermoedelijk tot de natie Hollandia behoord.
     Wie in die tijd theologie, rechten of medicijnen wilde gaan studeren, moest eerst een hoofdzakelijk philosophische cursus van ± 3 jaar in de vrije kunsten doorlopen en de titel Magister Artium behalen.
     In Leuven was deze „faculté des arts” in 4 paedagogieën verdeeld, genoemd naar de huizen waar zij oorspronkelijk gevestigd waren: de Lelie, het Kasteel, de Valk en het Varken.
Pigge maakte deel uit van het paedagogium de Valk.
     De candidaten voor de titel „Magister Artium” werden in drie groepen verdeeld; zij die over de hele linie voldaan hadden behoorden tot de eerste groep, de zogen. „rigorosi”. Elk jaar werd te Leuven een wedstrijd uitgeschreven wie de eerste, de primus van de rigorosi zou zijn. Deze kreeg dan de titel primus van Leuven en werd enkele dagen danig gefêteerd.17 [17. Zie hiervoor Léon van der Essen: I’Université de Louvain (1425-1940) blz. 210.])
     In 1509 viel Albert Pigge de eer te beurt tot primus van Leuven te worden uitgeroepen en drie dagen lang luidt, onder ’t gejubel van zijn medestudenten. feestelijk gekleed in ’t wit met rode sjerpen, voor hem de klok: een eerste officiële hulde aan het uitzonderlijk goede verstand van onze Kampenaar.18 [18. Handelingen van het XVIe Nederl. Taal en Letterkundig Congres, gehouden te Kampen 1878., blz. 259.])
     Na de titel Magister Artium behaald te hebben, ging Pigge theologie studeren. ln 1511 werd hij tot Scholaster van de St Pieterskerk in het Houterlé college aanvaard, waar hij 6 jaar verbleef en tijdens het eerste jaar van zijn verblijf de geleerde Adriaan Florensz. de latere paus Adriaan VI tot professor had.19 [19. Idem, blz. 260.]) Adriaan Florensz of Adriaan van Utrecht, heeft een diepe indruk op Pigge gemaakt, „een heilig en geleerd man” noemt hij de enige Nederlander die de tiara heeft gedragen.
     Vermoedelijk heeft ook Pigge grote indruk op Adriaan gemaakt, want zoals wij later zullen zien, nauwelijks was laatstgenoemde tot paus gekozen of hij riep Pigge naar Rome.
     Na zijn examen van baccalaurius in de theologie afgelegd te hebben, laten vele schrijvers Pigge naar Keulen trekken om daar te promoveren. Ten onrechte! Uit niets blijkt dat Pigge ooit de doctorsbul verworven heeft, nimmer gebruikt hij zelf

|pag. 173|

_______________↑_______________

deze titel of wordt hij als doctor aangesproken. Natuurlijk is het wel merkwaardig dat iemand met zo’n voortreffelijk verstand als Pigge nimmer zijn universitaire studie geheel voltooid heeft. Vermoedelijk hebben de hoge kosten die aan het promoveren verbonden waren, onze Kampenaar afgeschrikt.
Van huis uit schijnt hij niet bemiddeld geweest te zijn.
     Na zijn baccalaureaat is Pigge vermoedelijk in 1517 van Leuven naar Parijs getrokken. Hier verbleef hij enkele jaren en volgens de schrijver Marcus Beneventum gaf hij o.m. les in de astronomie aan de Sorbonne.20 [20. Jedin, blz. 49.]) Dit klinkt niet onwaarschijnlijk, want reeds te Leuven openbaarde zich bij Pigge een grote belangstelling voor de mathematische wetenschappen.
Toen Pigge nog in de Nederlanden studeerde, werd in 1516 ook de Universiteit van Leuven door Paus Leo X uitgenodigd om mede te werken aan de grote kalenderhervorming, die deze Paus voor ogen stond. Pigge schreef toen een verhandeling over het vaststellen van de juiste datum waarop in ’t voorjaar de zon de evenaar passeert. Dit handschrift is echter verloren gegaan; het werd nooit naar Rome gezonden en nimmer uitgegeven.21 [21. Jedin, blz. 9.])
     In Parijs publiceert Pigge in 1518 een werk waaruit opnieuw zonneklaar blijkt hoezeer hij door de mathematiek geboeid wordt. In dit geschrift verdedigt hij de astrologie, gebaseerd op de wiskundige principes van Ptolemaeus en keert zich fel tegen de vele astrologen van zijn tijd die deze principes hadden losgelaten en daarom volgens hem leugenachtige kwakzalver waren. Alle jaarlijkse voorspellingen, door deze astrologen gedaan, noemt hij kortweg phantasieën, zo ook de bewering van deze lieden dat in 1524 de aarde zou vergaan.22 [22. Volledige titel van dit werk volgens Jedin: Alberti Pighiî Campensis/philosiphi mathematici ac theo/logiae baccalaurici formati ad/versus/prognosticatorum vul/gus, qui annuas pre/dictiones edunt/et se astrolo/gos men/tiun/tur astrologiae defensio ad Augusti/num Nyphum Suessanum philosophorum/nostrae aetatis principem et astrologiae syn/ cerioris restauratorem. ])
     In dit verband kan opgemerkt worden dat Pigge, als kind van zijn tijd, dus wel degelijk geloofde aan sterrenwichelarij.
Bekend is dan ook dat hij de horoscoop getrokken heeft van

|pag. 174|

_______________↑_______________

een onwettige zoon van Aleander, een van zijn vrienden.23 [23. Jedin, blz. 50.])
     Vast staat ook wel dat Pigge te Parijs studies op natuurkundig en geneeskundig gebied heeft verricht en nauwe betrekkingen onderhield met de geleerde arts Galeazzo Florimonte, de latere bisschop van Aquino en Sessa.24 [24. Jedin, blz. 49.])
     Zijn belangstelling in de geneeskunde heeft hij zijn gehele leven behouden, in zijn bibliotheek bevonden zich tal van medische werken.
     Er zijn nog twee publicaties van Pigge’s hand, geschreven en uitgegeven te Parijs, waaruit zijn grote belangstelling voor wiskundige vraagstukken blijkt.25 [25.      De volledige titels van deze 2 werken luiden volgens Jedin: Albertus Pi/ghius Campen/sis de aequinoctiorum sols/ticiorumque inventione. Ad Rev. in Christo/patrem D. Fran/ciscum Molinium abbatum S. Maximini a secretis et con/silio R[egis) Francorum christianissimi et piis largitionibus eius/dem praepositum primarium.
     Adversus novam Marci Beneventani astronomiam, quae positionem Alphonsinam ac rcentiorum omnium de motu octavi orbis multis modis depravavit et secum pugnantem fecit Alberti Pighiï Campensis apologia.]
) Van grote waarde voor de wetenschap zijn deze geschriften echter niet en Pigge’s naam zou zeker niet tot in onze dagen zijn blijven voortleven, indien de exacte wetenschappen uitsluitend zijn grote liefde waren gebleven.
     Het is namelijk zeer opmerkelijk dat men, noch tijdens zijn verblijf te Leuven noch te Parijs, veel bespeurt van de grote theoloog die Pigge later zal worden. Zijn belangstelling voor godsdienstige vraagstukken wordt volkomen weggedrukt door zijn grote interesse voor problemen die meer op exact gebied liggen. Uit de wijze waarop hij deze problemen behandelt, blijkt duidelijk hoezeer hij in Leuven en Parijs in ’t vaarwater van het Humanisme was terecht gekomen. Het grote keerpunt in zijn leven moest nog komen! In een late getuigenis vlak voor zijn dood qeschreven, bericht Pîgge zelf over dit keerpunt in zijn leven. In zijn Apologia (uitgegeven in 1543) schrijft hij namelijk o.m.: „dat het optreden van de hervormers hem wekte als uit een diepe slaap en hem weer terugbracht naar de theologie, na zich zolang verdiept te hebben in andere studierichtingen”.26 [26. Jedin, blz. 60.])

|pag. 175|

_______________↑_______________

     Ongetwijfeld zal in deze persoonlijke getuigenis een kern van waarheid schuilen, maar geheel overtuigend klinkt ze toch niet. Men vraagt zich af waarom Pigge zich niet van meet af aan gewijd heeft aan de bestrijding van de ketterij die zich, na Luthers optreden in 1517, zo snel over Europa verspreidde.
Waarom zweeg hij na 1517 nog zoveel jaren over dit vraagstuk dat de geesten in Europa meer en meer in beroering bracht, terwijl reeds in 1519 zijn oude Alma Mater, de universiteit van Leuven, de geschriften van Luther in ’t openbaar veroordeelde?27 [27. L. van der Essen: l’Unversité de Louvain, blz. 25.]) Heeft hij aanvankelijk het optreden van de hervormer gebagatelliseerd? Het lijkt niet waarschijnlijk dat een man met een zo scherp verstand als Pigge deze fout zou maken.
     We zagen reeds dat Pigge in zijn jonge jaren zeer sterk onder de invloed van het Humanisme was geraakt, zo zelfs dat in zijn eerste geschriften Erasmiaanse uitlatingen voorkomen. In zijn polemiek met Marcus Beneventum schrijft hij o.m.: „Wie kan in deze tijd bij een monnik nog maar een spoor van bescheidenheid zoeken?”28 [28. Jedin, blz. 61.])
     Het grote keerpunt in Pigge’s leven moge mede gekomen zijn door het optreden der hervormers, maar mijns inziens kwam het toch voornamelijk op het moment toen zijn oude leermeester Adriaan van Utrecht, in 1521 onverwachts tot paus gekozen, hem naar Rome riep.
     Deze oproep betekende het keerpunt in Pigge’s leven! Want welke wijde perspectieven openden zich nu plotseling voor hem. Een verblijf in Rome, waar Renaissance en Humanisme bloeiden, de gunst van de paus die èn zijn oude leermeester èn zijn landgenoot was. En dan nog een paus, zo bevriend met de jonge Karel V, dat het scheen of opnieuw een Duitse keizer en een Duitse paus, harmonisch samenwerkend, een nieuwe richting aan de loop der geschiedenis zouden geven. Hier lag de kans van zijn leven voor deze jonge eerzuchtige, op materieel gebied zeker niet onverschillige Nederlander, die zijn verering voor Duitsland, waarvan hij zich zelf een kind voelde, nimmer onder stoelen en banken had gestoken, een verering zo groot dat hij in de voorrede van zijn Aequinoctiae Icon uitroepen: „Er

|pag. 176|

_______________↑_______________

bestaat geen volk waarmee, op wetenschappelijk gebied, de Duitsers niet kunnen wedijveren”.29 [29. Jedin, blz. 61.])
     Pigge heeft onmiddellijk aan de oproep van Adriaan VI gehoor gegeven en smaakt het genoegen tot geheim pauselijk kamerheer benoemd te worden. Maar als Curie-ambtenaar stort hij zich onmiddellijk in de theologische vraagstukken van zijn tijd. Hoe kon het ook anders, het werd eenvoudig van hem verwacht, want Adriaan VI was als paus wel een geheel andere figuur dan zijn voorganger Leo X. Deze Nederlandse paus paste, zoals Brandt terecht zegt, in het kunstzinnige Rome van de Renaissance evenmin als in het Italië van Machiavelli en Guiccardini, waarin juist een figuur als Leo X zich zo uitermate goed had thuisgevoeld. De voormalige Leuvense professor, leermeester van Karel V, was een zeldzaam rechtschapen, vroom en ernstig man, geestelijke in hart en nieren, die heel wat liever proost in Leuven was gebleven dan tot de hoogste kerkelijke waardigheid op te klimmen.
     In het Vaticaan zette hij zijn leven als geleerde voort en was in bijna alles het tegendeel van zijn voorganger. Niemand hunkerde er meer naar om de misstanden in de Christelijke kerk weg te nemen dan deze Nederlandse paus, daarnaast was zijn gehele streven er op gericht de Christelijke vorsten tot elkaar te brengen, teneinde de steeds opdringende Turken een definitief halt toe te kunnen roepen.
     Zijn kort pontificaat heeft hem de ene teleurstelling na de andere bezorgd. De Romeinse Curie verbitterde hij door zijn zuinigheid die men schrielheid noemde, een verbittering die groter werd naarmate bleek dat de nieuwe paus weinig met de Italianen op had en zich bij voorkeur omringde met Nederlandse raadgevers, zoals Enkevoirt, Hezius en onze vriend Pigge! Zijn hervormingsmaatregelen, voor zover hij althans de kans kreeg deze ten uitvoer te brengen, bevredigden de aanhangers van Luther niet, zodat al spoedig bleek dat ook deze paus onmachtig was het grote godsdienstconflict op te lossen.
Zelfs zijn verhouding tot Karel V was spoedig bedorven, toen het de kelzer bleek dat de paus, hoe persoonlijk anti-Frans ook gezind, aanvankelijk het bondgenootschap tussen Karel V en de Heilige Stoel, dat in de laatste regeringsjaren van Leo X

|pag. 177|

_______________↑_______________

bestaan had, niet wilde continueren omdat Adriaan voor alles partijloos wenste te zijn teneinde als een ware vredevorst te trachten de verzoening te bewerkstelligen tussen de twee grote machten die Europa in ’t begin van de 16de eeuw zo hardnekkig bestreden: de Habsburgers en Frankrijk. Een verzoening die bij moest dragen tot verwezenlijking van zijn ideaal: de Turken tot staan te brengen.
     Zo maakte Adriaan VI, ondanks al zijn goede bedoelingen, ondanks zijn onberispelijke levenswandel en hoge idealen, in korte tijd slechts vijanden en praktisch geen vrienden.
     Toen hij in 1523, onder de druk van de omstandigheden, toch een bondgenootschap met Karel V moest aangaan en zich dus tegen Frankrijk keerde, was de paus een gebroken man die zelf tot de bittere erkenning kwam dat hij niet tegen de enorme moeilijkheden die zijn ambt meebracht, opgewassen was. Dit besef is teveel voor hem geweest, na een pontificaat van nauwelijks twee jaar stierf deze Nederlandse paus.
     Zijn opvolger was de Italiaan Julianus de Medici die onder de naam Clemens VII de tiara droeg.
     Wij weten weinig van de verhouding tussen Adriaan VI en Pigge tijdens het pontificaat van eerstgenoemde. Waarschijnlijk is Adriaan ook voor Pigge een teleurstelling geweest. Wel benoemde zijn oude leermeester hem tot geheim kamerheer, maar het was strijdig met de hoge opvatting die de nieuwe paus van zijn taak had, om een gouden regen op de hoofden van zijn gunstelingen te doen neerdalen, in de vorm van ’t verlenen van hoge kerkelijke ambten en beneficiën. Pigge, die in Rome een grote staat voerde en zeer gevoelig voor materiële voordelen was, heeft zich dit ongetwijfeld wel aangetrokken en beklaagt zich dan ook voortdurend over zijn slechte financiële toestand.
     Wanneer Adriaan sterft, blijkt Pigge’s rol in Rome niet uitgespeeld te zijn. Hij weet zich aan het hof van diens opvolger, Clemens VII, te handhaven; wellicht heeft hij reeds tijdens het pontificaat van Adriaan VI relaties met diens opvolger aangeknoopt, wellicht handhaafde hij zich op voorspraak van zijn vriend Aleander. Reeds op 24 November 1524 verzocht Clemens VII het Domkapittel van Utrecht, het een of ander middel te bedenken waardoor hun mede-kanunnik Albertus Pighius, pauselijk kamerheer, ten volle of grotendeels van de

|pag. 178|

_______________↑_______________

inkomsten van zijn kanonikaat en prebenden zou kunnen blijven genieten, terwijl hij niet in Utrecht verblijf hield.30 [30. Brom, Archivalia in ltalia, dl I (2de stuk) no. 519.])
     Ongetwijfeld is Clemens VII meer een man naar ’t hart van Pigge geweest dan zijn landgenoot Adriaan VI. De nieuwe paus scheen aanvankelijk uitstekend opgewassen te zijn tegen zijn taak. Opgevoed in de school van Leo X, vertoont Clemens veel gelijkenis met deze. Hij had een scherp inzicht op politiek gebied en discussiëerde met evenveel gemak over philosophische en theologische vraagstukken als over problemen die op een geheel ander terrein lagen.31 [31. Leopold van Ranke: Die Römischen Päpste, blz. 69.])
     In tegenstelling met Adriaan was hij een realist. Ook hij wenste in de eerste jaren van zijn pontificaat onzijdig te blijven in de grote strijd tussen de Duitse keizer en de koning van Frankrijk. Geen verheven motieven inspireerden Clemens VII echter tot het bewaren van deze neutraliteit; geen diepe droefheid over de twisten tussen de machtigste Christelijke vorsten, die slechts de Turken en ketters in de kaart speelden, bewogen hem tot deze houding.
     Laveren tussen Frankrijk en de Habsburgers achtte deze paus het beste middel om zijn invloed als wereldlijk vorst in Italië zoveel mogelijk te versterken en de Habsburgers en het huis Valois te beletten zich hecht in Italië te nestelen.
     Daarnaast is Clemens VII aan de ene kant verstandig genoeg om niet, gelijk een Leo X, schier alle kerkelijke misstanden maar te accepteren, ja zelfs te bevorderen zoals laatstqenoemde deed, hetgeen buiten Italië vooral zo’n aanstoot had gegeven; aan de andere kant is hij intelligent genoeg te beseffen dat zijn voorganger de boog direct teveel had willen spannen waardoor hij zelfs de Romeinse Curie van zich had vervreemd.
     Een intelligent mens deze Medici, voor wie macht het hoogste begrip was, macht zowel in wereldlijke als geestelijke zaken; maar ondanks zijn intelligentie, een man die toch in wezen blind was voor de onontkoombare eisen van zijn tijd, zodat Brandi terecht kan zeggen dat zijn pontificaat een hogeschool is geweest, lerende de wijze waarop de dingen niet moeten geschieden.32 [32. Dr Karl Brandi: Keizer Karel V, blz. 337.])

|pag. 179|

_______________↑_______________

     Pigge heeft de nieuwe paus onmiddellijk naar waarde weten te schatten De denkbeelden van Clemens VII hebben veel meer dan die van Adriaan VI hun stempel op Pigge gedrukt en we kunnen dan ook wel aannemen dat Pigge in de school van Clemens VII gevormd is en zich nimmer meer heeft weten vrij te maken van diens opvattinqen en denkbeelden.
     Een viertal geschriften zijn van Pigge’s hand gedurende het pausschap van Clemens VII verschenen.
     Twee handschriften, beide wellicht uit het jubileumjaar 1525, verraden nog steeds zijn grote belangstelling voor mathematische vraagstukken. In het ene komt de hervorming van de kalender wederom aan de orde, die onder Leo X nog niet tot een goed einde was gebracht, in het andere begeeft hij zich op het pad van de wiskundige aardrijkskunde.33 [33. Het geschrift over de kalender hervorming, in 1525, is verloren gegaan. De volledige titel van het andere werkje luidt volgens Jedin: Alberti Pighiï Campensis de progymnasmatis geographicis.])
     Veel interessanter zijn echter twee andere geschriften, de zogen. Nova Moscovia en de Adversus Graecorum Errores. Uit deze beide laatste geschriften immers blijkt dat Pigge zich te Rome intens in theologische vraagstukken heeft verdiept.34 [34.      Volledige titels volgens Jedin:
Nova Moscovia per Albertum Pighium Campensem.
Adversus Graecorum errores et pertinaciam orthodoxae veritatis, quam romana et catholica ecclesia confitetur, assertio per Albertum Pighium Campensem.]
)
     De Nova Moscovia werd, zoals Jedin aantoont geschreven tussen 19 Sept. 1523 en 25 Mei 1524. De twijfel of Pigge wel de auteur van dit werk was, blijkt door de onderzoekingen van Jedin weggenomen te zijn.
     Het doel van dit geschrHt is de nieuwe paus Clemens VII op te wekken nieuwe onderhandelingen met grootvorst Wasilius van Moskou te openen, teneinde de Russische kerk weer onder het gezag van de Paus te Rome te brengen. Interessant is zeker in dit geschrift te lezen dat Pigge dit streven doeltreffender toescheen dan te trachten de Turken te bekeren of de Lutheranen te trachten terug te doen keren van de dwalingen huns weegs. Deze pogingen zijn z.i. toch tot mislukking gedoemd.
     In het geschrift Adversus Graecorum Errores, in 1525 ge-

|pag. 180|

_______________↑_______________

schreven, komt Pigge nogmaals op het vraagstuk van de verenging van de Russische en Roomse kerk terug en wederom spreekt hij als zijn overtuiging uit dat deze fusie met wat goede wil van beide kanten, een eenvoudige zaak moet zijn. Tevens doet hij zich in de Adversus kennen als een felle tegenstander van Luther, die hij tot de anti-Christ rekent.
     Ongetwijfeld heeft Pigge ook bij Clemens VII hoog in de gunst gestaan. 1n 1525 blijkt hij cubicularius secretus, d.w.z. geheim kamerheer van de paus te zijn. Wanneer in 1530 Karel V door de paus tot keizer te Bologna gekroond wordt, vergezelt Pigge de Heilige Vader op diens tocht naar laatstgenoemde stad.35 [35. Jedin, blz. 52.]) Bijna had deze kroning onze Kampenaar het leven gekost, de schrijver Giovio vermeldt dat Pigge bijna onder een instortende steiger bedolven raakte.36 [36. Jedin, blz. 52.])
     Het volgend jaar is nog een grotere eer voor hem weggelegd.
Dan overhandigt hij als „notarius et cubicularius noster” namens Clemens het gewijde zwaard en de hoed aan de nieuw gekozen Rooms koning, Ferdinand van Oostenrijk, de broeder van Karel V.37 [37. Jedin, blz. 52.])
     Maar in dat jaar zijn de dagen van Pigge’s verblijf in Rome geteld. Reeds in 1530 stond zijn besluit om terug te keren naar de Nederlanden vast, zoals uit een brief aan zijn Kamper vriend Johan van der Vechte blijkt.38 [38. Brief aan Johan van der Vechte G.A. Kampen no. 1834 Gem. Archief Kampen.]) Niet om in zijn geboortestad te gaan wonen maar om zich in zijn residentie te Utrecht te vestigen, zoals hij zelf schrijft.
     Wat heeft Pigge bewogen Rome te verlaten? Wij weten het niet en kunnen er slechts naar gissen.
     Mogelijk heeft de „Sacco di Roma”, de bestorming en gruwelijke plundering van Rome door het op drift geraakte leger van Karel V onder Frundsberg en Bourbon, een onuitwisbare indruk op hem gemaakt en heeft Pigge na dit „krijschend merkteken voor de curiale politici”39 [39. Brandi, blz. 226.]) genoeg gekregen van de Eeuwige Stad.
     Mogelijk ook dat zijn financiële toestand hem hiertoe noodzaakte en werd het leven hem daar te duur. In zijn brieven uit

|pag. 181|

_______________↑_______________

deze tijd klinkt tenminste de ene jeremiade na de andere over zijn slechte financiële positie. Deze jeremiades zullen we ongetwijfeld wel met een korreltje zout moeten nemen. Pigge voelde zich gauw te kort gedaan! In deze dagen moeten zijn inkomsten in ieder geval aanzienlijk zijn, want tijdens zijn verblijf in Rome zag Pigge kans om heel wat lucratieve kerkelijke ambten in de wacht te slepen. Hij buitte zijn positie in de Eeuwige Stad uit om er zoveel mogelijk financiëel voordeel uit te slaan. Zijn seigneuriale levenswijze dwong hem trouwens hier wel toe! Een weinig sympathîeke karaktertrek, die hij echter met tal van hoge geestelijken in die dagen gemeen had. Zoals we later zullen lezen, sleepte hij in 1528 het ambt van pastoor te Kampen in de wacht, verder was hij thesaurier van de Domkerk te Utrecht, de beneficiën van de met hem goed bevriende Leuvense professor Martinus Dorpius wist hij te verwerven, dankzij zijn vriend Aleander werd hij tot kanunnik in Luik benoemd. Behalve de pastorie van Kampen bezat hij ook die van Overschie en Alphen en kon hij aanspraak maken op die van Alkmaar!40 [40. Zie J.J. Dodt van Flensburg: Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen inzonderheid van Utrecht deel III, blz. 183.
Gisbert Brom: Archivalia in Italië, deel I (2e stuk) nos. 1956 en 1958.]
)
     Een indrukwekkende lijst van ambten, die hem wel groot geldelijk voordeel opleverden, maar waarvan hij natuurlijk niet de lasten droeg!
     Deze ambten bekleedde hij alle in de Nederlanden en uit een briefwisseling met zijn vriend Goudanus en een aantal processtukken weten wij dat verschillende van deze ambten hem dreigden ontfutseld te worden door geestelijken die even tuk op voordelen waren als hij. Wellicht dus dat Pigge’s besluit om naar de Nederlanden terug te keren, ook ingegeven werd door zijn wens zijn belangen aldaar persoonlijk te behartigen.
     In het Rijksarchief te Utrecht bevinden zich een aantal processtukken, gevoerd tussen Pigge en diverse kerkelijke personen, instellingen en leken die alle gedateerd zijn tussen de jaren 1532 en 1542. Zeker is dus wel dat Pigge onmiddellijk na zijn terugkeer in het vaderland orde op zijn zaken is gaan stellen.41 [41. Jedin, Blz. 52.
Zie ook: Brom, deel I (2de stuk) no. 282.]
)
     Waarschijnlijk is Pigge dus nog tijdens het leven van

|pag. 182|

_______________↑_______________

Clemens VII naar Utrecht vertrokken, vermoedelijk in het jaar 1531 of 1532. Misschien combineerde hij het overbrengen van het gewijde: zwaard en de hoed aan koning Ferdinand wel met zijn terugreis naar de Nederlanden. Uit de correspondentie met Johan van der Vechte weten wij hoezeer de hoge kosten van de thuisreis hem benauwden.
     Zeker is dat Pigge in September 1535 te Utrecht verblijf hield, dan immers schrijft hij uit deze stad een brief aan de nieuwe paus Paulus III om deze te bedanken voor zijn benoeming tot proost van de St Janskerk (23 Juli 1535) en uit een opmerking in deze brief dat hij vaak met levensgevaar de vijanden van de Moederkerk in de Nederlanden bestreden heeft, blijkt wel dat hij reeds geruime tijd op dit tijdstip in de bisschopsstad vertoefde 42 [42. Jedin, blz. 52.]). Maar zijn ambt van geheim kamerheer is hij dan kwijt.
     Uit de beschrijving van zijn nalatenschap, aanwezig in het Utrechtse Rijksarchief, blijkt dat Pigge zich zeer behagelijk in zijn nieuwe woonplaats heeft ingericht.43 [43. Rijksarchief Utrecht no. 303.
     Zie ook: Het Boek, Nieuwe Reeks, 28ste deel 1944-46. M.E. Kronenberg: Albertus Pighius, Proost van S. Jan te Utrecht, zijn geschriften en zijn bibliotheek, blz. 107 e.v.]
)
     Een fraai huis in de stad met een schat van meubels, schilderijen, tapisserieën, medailles, kaarten, kleren, koper-, tin- en glaswerk en een wijn- en provisiekelder waar een dorstig en hongerig mens van zou watertanden; een wel voorziene stal met twee „castanye bruyn merrypeerden”, een „muyl” en een „henctpeerdt” en last but not least de Ridderhofstede Mijdrecht „buyten die Weerdtpoert opt Zwarte Water”.
     Maar – en hoe kon het anders? – in andere opzichten viel Utrecht Pigge bitter tegen en meer dan eens klaagt hij in zijn brieven dat hij te Utrecht woont temidden van mensen die uitsluitend aan hun maag denken, en dat hij daar niemand heeft met wie over godsdienstige problemen van gedachten te wisselen valt.
     Ook deze uitlatingen van Pigge zullen we wel met een korreltje zout moeten nemen en op rekening schrijven van zijn grote neiging tot zelfbeklag. Zijn welvoorziene wijn- en provisiekelder zal wel niet uitsluitend bestemd zijn geweest voor zijn

|pag. 183|

_______________↑_______________

Utrechtse vrienden en collegae. En wanneer wij zien wat Pigge juist in zijn Utrechtse jaren op theologisch gebied presteerde, moeten we constateren dat de materialistische geest die daar onder de hoge clerus heerste, eerder een prikkel tot verdieping voor Pigge betekend heeft dan dat dit leidde tot een vervlakking van zijn belangstelling voor godsdienstige zaken.
     Trouwens, hokvast-gebonden aan Utrecht was Pigge na zijn terugkeer in het vaderland niet. Telkens is hij voor kortere of langere tijd op reis, zijn actieve natuur gunde hem geen rust.
     In Rome leef de Pigge ver verwijderd van de brandpunten der Hervorming. Het geweldige onweer dat door de kerkscheuring over een groot deel van Europa trok, beleefde bij daar slechts als een hevig weerlichten aan de horizon, behalve dan in het jaar 1527 toen de Sacco di Roma plaats vond. Maar in Utrecht bevond hij zich midden in het onweer en sloegen de bliksems soms vlak bij hem in!
     Misschien dat Pigge juist daardoor in zijn Utrechtse tijd met de pen op de meest militante wijze de Hervorming heeft bestreden en de Moederkerk tegen haar belagers verdedigd heeft.
     De tragiek van Pigge’s leven is ongetwijfeld geweest dat hij feitelijk zijn leven lang volkomen blind is geweest voor de werkelijke oorzaken van de Hervorming. Jedin toont dit in zijn werken voortreffelijk aan. Zijn langdurig verblijf te Rome en de invloed van Clemens VII zijn hieraan vermoedelijk niet vreemd. Dat kerkelijke misstanden, politieke, sociale en nationale factoren veel hebben bijgedragen tot de snelle uitbreiding van de Hervorming, ontging Pigge geheel, ook blijkt hij niets van een figuur als Luther te begrijpen, noch van diens mentaliteit, noch van diens motieven.
     De grote hervormer en zijn medewerkers kan hij slechts als werktuigen van de duivel zien, maar een redelijk antwoord op de brandende vraag voor iedere gelovige hoe deze duivelskinderen in zo’n korte tijd zo’n grote aanhang konden krijgen, weet hij niet te geven. Machteloos staande tegenover het grote vraagstuk van de Reformatie, komt hij tot de conclusie dat Luther een van de door Christus voorspelde pseudo-profeten moet zijn die dwalen en verderven, louter en alleen uit lust tot dwalen en verderven. Elk hooggestemd ideaal ontzegt hij dan ook de hervormer, voor Pigge staat het vast dat Luther slechts door vleselijke lust gedreven tot zijn afschuwelijke ketterijen
zijn grote neiging tot zelfbeklag. Zijn welvoorziene wijn- en provisiekelder zal wel niet uitsluitend bestemd zijn geweest voor zijn

|pag. 184|

_______________↑_______________

is gekomen. Zo groot is zijn afkeer van alles wat hervorming heet, dat hij, ondanks zijn scherp verstand, geen wezenlijke verschillen weet te onderscheiden tussen de denkbeelden van de reformatoren onderling en dat hij zelfs tot de conclusie komt dat Calvijns Institutio niets anders is dan een systematische samenvatting van Luthers leer!
     Door deze opvattingen was Pigge in zijn tijd als theoloog en publicist een man van grote betekenis voor de Rooms Katholieken, een rots waarop men bouwen kon. Maar deze opvattingen, met zijn temperament, maakten hem tevens ongeschikt om een belangrijke rol in het grote politieke spel van die dagen te spelen.
     Na de gedenkwaardige dag toen Karel V de Augustijner monnik Luther op de Rijksdag te Worms ontbood, begon een tijdperk in de geschiedenis waarin de dogmatische en kerk-politieke twisten voor de levende en komende generaties een nieuwe wending namen.
     Als trouw zoon van de Moederkerk heeft Karel V zijn leven lang niets anders begeerd dan de Hervorming ongedaan te maken en de ketterij uit te roeien. Maar door een reeks van factoren is hij hierin niet geslaagd, en moeten wij zelfs constateren dat het Protestantisme tijdens zijn regering vooral in Duitsland tot op zekere hoogte vrij spel heeft gehad en zich ook hierdoor, afgezien van de kracht van de beweging zelf, enorm uit kon breiden.
     Reeds direct na Worms bleek Karel V, ondanks zijn strenge veroordeling van de Nieuwe Leer, machteloos een einde te maken aan Luthers beweging. In de eerste plaats werden zijn handen gebonden door een bijna onafgebroken reeks van oorlogen tegen de Fransen. In deze oorlogen had hij de hulp van de protestantse vorsten broodnodig en reeds hierdoor was hij onmachtig de nieuwe leer krachtdadig te bestrijden.
     Maar, hoe vreemd het ook klinke, de houding van de paus zelf maakte het de keizer min of meer onmogelijk het opkomende Protestantisme de kop in te drukken. Uit vrees voor een te grote macht van de Habsburgers in Italië, die gevaarlijk was voor zijn eigen wereldlijk gezag in dat land, zien we herhaaldelijk dat de paus, in de strijd tussen Karel V en Frans I van Frankrijk, een onwelwillende houding aanneemt tegenover de keizer. Keizer en paus leefden dan ook tijdens Luthers leven,
zijn grote neiging tot zelfbeklag. Zijn welvoorziene wijn- en provisiekelder zal wel niet uitsluitend bestemd zijn geweest voor zijn

|pag. 185|

_______________↑_______________

gelijk in de Middeleeuwen, op zeer gespannen voet en deze twist betekende voor het opkomende Protestantisme een enorm voordeel. Van Frans I als bondgenoot tegen het Protestantisme had de paus daarentegen niets te verwachten. Zijne Aller Christelijke Majesteit de koning van Frankrijk mocht persoonlijk goed katholiek zijn, in zijn strijd tegen de Habsburgers versmaadde hij geen enkele bondgenoot. Hij trachtte voortdurend de Duitse protestantse vorsten aan zijn zijde te krijgen en deinsde er zelfs niet voor terug bondgenootschappen te sluiten met de Turken die in deze tijd nog een groot gevaar betekenden voor geheel Christelijk Europa.
     Wanneer men daarbij nog de zedelijke kracht voegt die de Hervorming bezielde, dan kan men begrijpen dat er van een doelmatige bestrijding van het nieuwe geloof onder Karel V, althans in Duitsland, weinig of niets terecht kwam. De grote machten neutraliseerden elkaar!
     Daarbij kwam nog iets. Tal van lieden, hoewel trouw gebleven aan de kerk, zagen zeer goed in, dat de grote crisis mede ontstaan was door niet geringe kerkelijke misstanden. Het Humanisme (Erasmus!) was aan deze gedachte natuurlijk niet vreemd. Deze lieden drongen er bij de paus op aan hervormingsmaatregelen af te kondigen binnen het kader van de Rooms Katholieke Kerk, teneinde zo de Kerk te versterken. Zij dreigden zelfs met het bijeenroepen van een algemene kerkvergadering, een Concilie, als de pausen onwillig bleven. Deze conciliegedachte is voor een man als Clemens VII waarlijk een schrikbeeld geweest, de mogelijkheid immers scheen niet uitgesloten dat op zo’n kerkverqadering de paus niet als opperste rechter zou fungeren. maar als beklaagde! Clemens VII heeft dan ook alles in het werk gesteld om het bijeenroepen van een concilie te verhinderen, zonder echter te trachten daarvoor in de plaats de grootste grieven weg te nemen.
     Een man als Karel V daarentegen was het denkbeeld van het houden van een kerkvergadering minder ongunstig gezind. Er aan wanhopend ooit de gelegenheid te hebben ’t Protestantisme persoonlijk afdoende te bestrijden, helde hij langzamerhand over tot het zoeken van een vreedzame oplossing van het conflict. Twee middelen kwamen volgens de keizer in aanmerking om de kerkscheuring op vreedzame wijze ongedaan te maken. In de eerste plaats kon door het houden van godsdienst

|pag. 186|

_______________↑_______________

gesprekken tussen katholieken en protestanten beproefd worden of de kloof tussen beide richtingen niet te overbruggen en een vergelijking mogelijk was.
In de tweede plaats – en het één behoefde het andere niet uit te sluiten – kon het houden van een concilie, waar beide partijen water in de wijn konden doen, tot het herstel van de eenheid in de Christelijke Kerk leiden. Reeds in 1530, tijden de Rijksdag te Augsburg, ijverde de keizer voor een compromis.
Tot de paus richt hij een dringend verzoek een concilie bij elkaar te roepen aangezien hij anders, volgens zijn eigen woorden, de grootst mogelijke ellende in de toekomst voorziet. Deze dringende bede gaat vergezeld met het verzoek nog vóór het houden van dit concilie, een aantal misbruiken in de kerk af te schaffen.
     Clemens VII was er de man niet naar om zelfs te overwegen deze keizerlijke verzoeken in te willigen, het resultaat was dan ook nihil, tot grote schade van de Rooms Katholieke Kerk. De Protestantse vorsten in Duitsland sloten zich aaneen tot het zogenaamde Verbond van Schmalkalden, waardoor de keize meer nog dan vroeger voorzichtig moest zijn met het bestrijden van de Nieuwe Leer.
     In 1534 stierf Clemens VII, zijn opvolger was Paulus III.
Hoewel op en top een Renaissance-mens, was de nieuwe paus, in tegenstelling met zijn voorganger Clemens, niet geheel blind voor de onontkoombare eisen van zijn tijd. Voor alles heeft Paulus III tenminste begrepen dat hervorming binnen de kerk gebiedende noodzaak was. Direct bleek die al uit de benoeming van de Venetiaan Contarini tot kardinaal, van wie Brandi zegt dat hij behoorde tot die generatie van godsdienstige mannen, die ook als staatslieden de richtlijnen van hun hart niet verloochenden.44 [44. Brandi, blz. 339.])
     Tot op zekere hoogte ging er een nieuwe wind in Rome waaien en hieruit putte Karel V de hoop dat een verzoening tussen de aanhangers van de Oude en Nieuwe Leer toch misschien nog mogelijk zou blijken te zijn. Deze hoop culmineerde in de bekende godsdienstgesprekken in 1540 en 1541 te Worms en Regensburg.
     Vanuit Rome en later vanuit Utrecht, volgde Pigge de kerk-

|pag. 187|

_______________↑_______________

politieke gebeurtenissen van zijn tijd met de grootste belangstelling en ’t lag niet in zijn aard om een zwijgend toeschouwer te zijn. In de eerste plaats reageert hij snel op een aantal actuele gebeurtenissen.
     Toen in 1536 de paus een concilie te Mantua wilde bijeenroepen en de leden van het Schmalkaldisch Verbond zich noch wensten te verenigen met de voorwaarden waarop dat concilie gehouden zou worden, noch met de plaats door de paus aangewezen, publiceerde Pigge zijn „Apologia in dicti a Paulo III.45 [45.      Volledige titel volgens Jedin: Apologia in/dicti a Paulo III. Ro. Pont./Concilii adversus Lutheranae confoederatio/nis rationis plerasque, quibus eidem /detrahunt nuper in orben sparsas.]) Een felle aanval op het vlugschrift door Melanchthon opgesteld om de houding van de leden van het Schmalkaldische Verbond in deze kwestie te verdedigen. Met grote vúrigheid wijst Pigge in zijn Apologia o.m. de eis van Melanchthon af dat het concilie een nieuw onderzoek in de zaak Luther zou gelasten. Volgens Pigge is met de beslissing van Leo X deze zaak voorgoed afgedaan en kan van een heropening van deze zaak dus geen sprake zijn!
     Ook de breuk van Hendrik VIII van Engeland met de paus doet Pigge naar de pen grijpen. Toen deze vorst een fel libel tegen de bijeenroeping van het concilie te Mantua publiceerde, reageerde Pigge hierop even hartstochtelijk.46 [46.      Volledige titel volgens Jedin: Adversus furiosissimum libellum Henri Angliae regis et senatus eius.]) Alsof hij nog in de dagen van Innocentius III leefde, verkondigde Pigge in dit tegenschrift, om de volledige autoriteit van de paus aan te tonen, dat Engeland in wezen een pauselijk leen is en – mocht de Engelse koning persoonlijk op een concilie verschijnen – er zelfs reden was om voor zijn veiligheid te vrezen!
     De dood van ’s konings eerste vrouw, Catharina van Arragon, greep hij aan om nogmaals Hendrik VIII te lijf te gaan en hem o.m. zijn bigamie met Anna Boleyn te verwijten.47 [47.      Volledige titel volgens Jedin: Adversus academiarum quarundem de Henrici Anglorum regis cum Catharina sanctae mem [oriae] regina et uxore eius matrimonio diffinitionem veritati et apostololicae sedi contrariam eiusdem veritatis assertio.])
Van het laatstgenoemde geschrift kennen wij echter alleen maar de titel en de voorrede, het oorspronkelijke manuscript werd vermoedelijk nooit gedrukt en is nimmer teruggevonden.

|pag. 188|

_______________↑_______________

     Toen Christiaan III van Denemarken in 1537 zijn land Luthers maakte en de rijke kerkgoederen voor het overgrote deel aan de kroon trok, reageerde Pigge op deze Deense kerkorde, die in druk in de Nederlanden verscheen, eveneens met een theologisch werk.48 [48.      Volledige titel volgens Jedin: Alberti Pighii Campensis de nostrae salutis et redemptionis mysterie et quibus modis gratiam iustificationis assequimur contra Confessionis Augustanae auctores vera et catholica assertio.]) Zijn monumentaalste studie op theologisch terrein is echter zijn Hierarchiae ecclesiasticae assertio geweest, te Keulen in 1538 te Melchtor Novesianus gedrukt.49 [49.      Volledige titel volgens Jedin: Hierarchiae/ecclesiasti/cae assertio per Alber/tum Pighium Campensem.]) Het werk bestaat uit niet minder dan 6 delen.
     Het is, zoals de titel reeds aangeeft, een groots opgezette verdediging van de kerkelijke hierarchie, die zoals Pigge aanneemt, een weerspiegeling is van de hierarchie der engelen.
     Van deze hierarchie is de paus het hoofd naar de wil van Christus. Hem is dan ook gegeven de wetgevende en de rechterlijke macht over de gehele kerk en hij is onbetwist de hoogste autoriteit op het gebied van de kerkleer. Deze macht van de paus is niet van gisteren of vandaag, maar bestond reeds in de eerste eeuwen van de Christelijke jaartelling.
     Niet alleen bezit de paus de wetgevende en rechterlijke macht over de kerk, maar Pigge betoogt tevens dat hij dit gezag ook over alle Christelijke vorsten uitoefent. Slechts uitgaande van deze principes kan en mag een oplossing gezocht worden voor het probleem van de kerkscheuring!
     Dat met deze opvattingen Pigge nu niet bepaald de geschikte man was om een verzoenende rol te spelen bij de godsdienstgesprekken die in 1540 en 1511 te Worms en Regensburg plaats vonden, is duidelijk! En toch heeft hij er een rol gespeeld!
     In 1540 achtte Karel V de tijd rijp om nog eenmaal te trachten door middel van groots opgezette godsdienstgesprekken tussen de voornaamste Rooms Katholieke en Protestantse theologen, de steeds wijder wordende kloof in de kerk te overbruggen. Aan beide zijden waren grote weerstanden te overwinnen, een belangrijk deel van de Roomse Curie achtte deze gesprekken zonder enig perspectief en zelfs de kerk onwaardig.
Ook de radicalen onder de Protestanten voelden er niets voor.

|pag. 189|

_______________↑_______________

     Maar toen tenslotte zelfs de paus zijn toestemming gaf, kreeg de keizer toch de belangrijkste theologen uit beide kampen rondom één tafel en wel in het vlak bij Spier gelegen plaatsje Hagenau, waar de conferentie op 12 Juni 1540 door koning Ferdinand werd geopend. Toen de aanwezige theologen en politici hier voeling met elkaar gekregen hadden, besloot men de bijeenkomst te verplaatsen naar Worms: daar zou het gesprek verder plaats vinden. Na eniqe vertraging geschiedde dit op 25 November 1540. Het beeld dat dit godsdienstgesprek te Worms bood, was verward. Zowel in het Roomse als in het Protestantse kamp waren onverzoenlijken die van geen toenadering wilden weten, maar in beide kampen waren er ook die een brug tussen beide richtingen wilden slaan.
     Van deze verdeeldheid hoopte Karel V te profiteren, zijn voornaamste raadsman Granvelle, trachtte dan ook voortdurend een bemiddelende rol te spelen en was er vooral om politieke redenen voortdurend op bedacht de Protestanten niet tegen zich in het harnas te jagen, daar de keizer tot geen enkele prijs een breuk met de protestantse vorsten wilde.
     We zagen reeds dat een belangrijk deel van de Roomse Curie in wezen niets voor deze godsdienstgesprekken voelde en dit deel een mislukking dan ook niet onwelkom zou zijn.
Voor hen was het zaak dat aan deze gesprekken theologen zouden deelnemen die geen duimbreed zouden wijken, wanneer het om de rechten van de Kerk en de paus ging. Een van deze leden van de Roomse Curie die zo dacht, was de zeer invloedrijke kardinaal-legaat Marcella Cervini, de latere Paus Marcellus II.
     Welnu, in Augustus 1540 is deze Marcella Cervini in Utrecht en het zal zeker geen toeval zijn geweest dat een maand later, op 1 October, een pauselijke breve Pigge oproept om deel te nemen aan het godsdienstgesprek te Worms.
Ongetwijfeld hebben Pigge en Cervini in Utrecht een lang onderhoud met elkaar gehad en is tijdens dit onderhoud bedisseld dat Pigge naar Worms zou gaan. Niet om een verzoenende, maar natuurlijk juist om een onverzoenlijke rol te spelen! De rol van een spelbreker! Cervini had geen betere figuur hiervoor kunnen uitzoeken.
     Pigge, in Utrecht een weinig op de achtergrond geraakt, greep met beide handen de pauselijke uitnodiging aan en zag

|pag. 190|

_______________↑_______________

zich bij voorbaat al te Worms een schitterende rol spelen, de verdediger van de rechten van de Katholieke Kerk en de paus par exellence. Wellicht het begin van een nieuwe glorieuze loopbaan. Hij moppert zelfs niet wanneer blijkt, dat hîj voorlopig de reis uit eigen middelen moet bekostigen. Trouwens, uit een eigenhandig schrijven van Pigge, gedateerd 5 Maart 1540, blijkt dat hij zelf de aandacht op zich heeft gevestigd.50 [50. Brom, Archivalia in Italië, deel I (2de stuk) no. 2086.])
     Maar in Worms waar hij op 25 November aankomt, wacht hem direct een grote teleurstelling. Niemand is erg enthousiast hem te zien verschijnen. Men voelt onmiddellijk dat zijn aanwezigheid de kansen op een vergelijk tussen de partijen alleen maar kan doen verminderen. Daar de pauselijke nuntius en zijn uit drie theologen bestaand gevolg, slechts officieus aan de zittingen deelnamen, moest Pigge ondergebracht worden bij de theologen die door de keizer of de katholieke vorsten waren afgevaardigd. Maar allen bedankten voor de eer Pigge in hun midden op te nemen. Granvelle wist dat de protestanten zijn bloed wel konden drinken en we hebben al gezien dat Karel V juist alles in het werk stelde om de hervormden niet bij voorbaat te verbitteren. De goed katholieke Eck, de enige afgevaardigde van de hertog van Beieren, weigerde hem als metgezel tengevolge van een persoonlijke vijandschap tussen hem en Pigge.
     Trouwens, erg taktisch trad Pigge zelf ook niet op. In een voorvergaderinp van de theologen die door de keizer en de vorsten waren afgevaardigd, overstelpte hij de aanwezigen met verwijten dat zij veel te ver wensten te gaan om tot een vergelijk te komen en werd tenslotte zo fel dat de vergadering geschorst moest worden. Zo groot werd rondom hem de deining dat de pauselijke nuntius Campegio aan Paulus III schreef dat het maar beter was Pigge terug te roepen!
     Zover is het niet gekomen. Tenslotte haalde Granvelle toch bakzeil en vond Pigge een plaats temidden van de keizerlijke theologen. Maar enige invloed op de gang van zaken heeft hij niet gehad – een hard gelag voor deze vurige verdediger van de Rooms Katholieke Kerk.
     Misschien mede door de uitschakeling van Pigge eindigde het godsdienstgesprek te Worms niet in een volslagen fiasco, er

|pag. 191|

_______________↑_______________

scheen zelfs een zekere overeenstemming bereikt te kunnen worden tussen beide partijen en daarom besloot men de besprekingen te Regensburg, waar de keizer een Rijksdag had uitgeschreven, voort te zetten. Hoewel er weer bedenkingen zijn, mag Pigge ook daar van de partij zijn.
     Zijn stemming is abominabel. Door de gebeurtenissen te Worms is zijn moreel zwaar geschokt en daarbij verkeert hij in ernstige financiële moeilijkheden. In het midden van April 1541 schrijft hij dan ook aan kardinaal Contarini: „Gedurende de hele winter heb ik de ongenoegens van het reizen en de herbergen moeten verdragen, heb ik als een ezel gewerkt om door mijn werken de godsdienst een dienst te bewijzen en wat is het resultaat? lk wacht nu al reeds 35 dagen en niemand geeft mij een obulus; ik zou hebben moeten verhongeren of bedelen, indien ik niet toevallig iemand gevonden had die mij met een lening te hulp is gekomen……51 [51. Jedin, blz. 56.])
     Als wij weten dat Pigge gewoon was met niet minder dan 4 paarden en enige bedienden te reizen en per dag minstens 2½ kroon uitgaf, kunnen we ons voorstellen dat het hem bitter tegenviel dit alles voorlopig zelf te moeten bekostigen.
     Zijn slechte financiële toestand wordt nog verklaarbaarder omdat Pigge na zijn vertrek uit Worms, een domme streek had uitgehaald.
     Granvelle had de deelnemers aan het godsdienstgesprek te Worms doen beloven in de naaste toekomst, zolang dit gesprek nog duurde, niets te publiceren dat de gemoederen op religieus gebied kon doen verhitten. Aan deze belofte hield Pigge zich niet. Op de doorreis naar Regensburg, legt hij in Ingolstadt zijn Controversiarum 52 [52.      Volledige tîtel volgens Jedin: Contro/versarium, quibus nunc/ exagitatur Christi fides et reli/gio diligens et luculen/ta explicatio.]) op de pers, waarin ook te Worms besproken strijdpunten behandeld werden.
     Granvelle, gesteund door Eck, verbiedt de publicatie en Pigge moet uit eigen zak de drukker schadeloos stellen, door de reeds gedrukte exemplaren terug te kopen.
     Dit zal ook wel de reden zijn geweest waarom Pigge, gedurende de onderhandelingen te Regensburg „maar” met een kanonikaat te Antwerpen werd af gescheept, terwijl Contarini

|pag. 192|

_______________↑_______________

een ware regen van rijke prebenden over de Duitse theologen liet neerdalen.
     Een grote rol heeft Pigge ook te Regensburg niet gespeeld.
Hij ligt er feitelijk met iedereen overhoop: De Duitse theologen zijn niets waard, Eck is een dronkelap. Er is maar één man met wie hij goed kan praten en dat is … Maurits van Saksen, de Protestantse keurvorst! Is het toeval dat Pigge dit berekenend heerschap kon waarderen?
Maar hij moet toch een triomfantelijk gevoel gehad hebben toen de gesprekken tussen Rooms Katholieken en Protestanten hier volkomen op dood spoor geraakten en zijn van het begin afaan verkondigde stelling dat dergelijke gesprekken gedoemd waren te mislukken, tenslotte juist bleek te zijn.
     Wanneer hij terug is in het vaderland, stort hij zich direct weer op zijn werk en in Maart 1542 verschijnt te Keulen alweer een nieuw geschrift van zijn hand De Ratio componendorum dissidiorum.53 [53.      Volledige titel volgens Jedin: Ratio com/ponendorum dissi/diorum et sarciendae in religione/concordiae per Albertum Pighium Campensem.]) Een kort maar interessant werk, ongetwijfeld geïnspireerd door zijn ervaringen te Worms en Regensburg.
     Hierin namelijk ontwikkelt Pigge praktische denkbeelden om de geloofsstrijd bij te leggen. De ketterij te bestrijden door polemieken te voeren, acht hij volstrekt onvruchtbaar. Betere middelen zijn de Protestanten het geloof in hun leiders te ontnemen en deze leiders desnoods persoonlijk te vernietigen. Maar daarnaast horen wij een nieuw geluid. Pigge pleit in dit werkje tevens voor goed jeugdonderricht en het vormen van geestelijken die in alle opzichten voor hun taak berekend zijn.
Door zijn innig contact met vooruitstrevende katholieken zoals Granvelle en Contarini te Worms en Regensburg, rijpt nu ook bij hem het inzicht dat hervormingen binnen het kader van de Rooms Katholieke Kerk niet alleen gewenst, maar ook noodzakelijk zijn.
     Belangrijk voor de geschiedenis van Nederland is zijn, waarschijnlijk eveneens in 1542 gedrukt werk: Diatriba de actis VI de VII Synodi Colon.
     Vlak voor zijn dood, in Augustus 1542, verschijnt eveneens te Keulen een werk van zijn hand waarin hij de problemen van de vrije wil en de praedestinatie behandelt, dit vooral

|pag. 193|

_______________↑_______________

naar aanleiding van het ontvangen van Calvijn’s Institutio Christiana.54 [54.      Volledige titel volgens Jedin: De libero/nominis arbitrio/et divina gratia libri X/nunc primum in lu/cem éditi, autore Alberto Pighio Campensi.])
     Calvijn heeft hem zelf van repliek gediend. In twee maanden schrijft de hervormer uit Genève een verweerschrift tegen Pigge’s opvattingen over de vrije wil, teneinde dit nog gedurende de Frankforter Messe te verspreiden. De weerlegging van Pigge’s opvattingen over de praedestinatie belooft hij tegen de volgende jaarmarkt gereed te hebben. Maar kort daarop kreeg Calvijn bericht van Pigge’s dood en Calvijn stelt zijn antwoord voorlopig uit om, zoals hij zelf vriendelijk schrijft, „de dode hond niet te honen”.55 [55. Jedin, blz. 43.])
     In zijn laatstgenoemde werk behandelt Pigge uitvoerig het grote geschilpunt tussen de Katholieken en de Reformatoren, het leerstuk van de rechtvaardiging van de mens. Hij verkondigt daarover een mening die eventueel tot een schikking met de Hervormden had kunnen leiden, namelijk de leer van de dubbele gerechtigheid.
     Jedin heeft aangetoond dat deze leer van de dubbele gerechtigheid niet, zoals men lange tijd heeft aangenomen, van Pigge zelf afkomstig is, maar ontstaan is onder invloed van de denkbeelden van de theoloog Joh. Gropper en – zowel in positieve als in negatieve zin – de sporen vertoont van Calvijns denkbeelden op het gebied van de rechtvaardiging van de mens.56 [56. Jedin, blz. 96-124.])
     In ieder geval kunnen we veilig aannemen dat Pigge nimmer de bedoeling heeft gehad met zijn leer van de dubbele gerechtigheid om een brug te slaan tussen het Katholicisme en de Reformatie. Dit lag beslist niet in zijn lijn!     Eind December 1542, hoewel ziek nog tot het laatst toe aan het werk, is Pigge te Utrecht overleden. De resoluties van het Kapittel van St Jan vermelden op 29 December 1542: „ante prandium obiit Rdus Dn Albertus Pighius praepositus” (d.i. vóór de lunch overleed de eerw. Heer Albertus Pighius, proost).57 [57. Dodt van Flensburg, deel III. blz. 158. ])

|pag. 194|

_______________↑_______________

     Volgens Van Heussen van Rhijn werd hij in het midden van de St Janskerk te Utrecht begraven. Volgens dezelfde schrijver werd op zijn grafsteen zijn wapen en een kelk gebeeldhouwd waarboven de volgende inscriptie was aangebracht: Pighius Albertus Praepositus hic requiescit.58 [58.      Oudheden en Gestichten Bisdom Deventer, blz. 31.])
     Hetzelfde graf diende, blijkens een later aangebrachte inscriptie op dezelfde steen, tot laatste rustplaats van Magister Joannis uit de Bommelerwaard, kanunnik van de St Janskerk die op 9 Augustus 1558 overleed, zoals A. van Buchell in zijn bekende Handschrift: Monumenta in templis…… meedeelt.59 [59.      Van Buchell: Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa. (mededeling Archivaris Gem. Archief Utrecht).])
Uit het handschrift blijkt ook dat later in de viering van de kerk een wandbord ter nagedachtenis van Pigge werd opgehangen welks uitvoerige tekst eindigde met de woorden:
     Effigiem eius a summo pictore Schorelio arteficialiter ad vivum delineata hoc loco quo ipse sepultus servant.60 [60.      Idem, blz. 88.])
     Hieruit blijkt dus dat de beroemde Utrechtse schilder Jan van Scorel nog tijdens zijn leven een portret van Pigge heeft gemaakt, dat na zijn dood in de St Janskerk te Utrecht werd opgehangen. Dit werk is vermoedelijk verloren gegaan.
     Na Pigge’s dood verscheen in Maart 1513 te Mainz nog een werk van zijn hand. In zijn voorwoord deelt de uitgever mede dat Pigge er, hoewel voortdurend ziek, tot op de dag van zijn dood aan gewerkt had, zonder het echter te kunnen voltooien.
Uit de titel „Apologia Alberti Pighii Campensi adversus Martini Buceri” blijkt dat het repliek was op een werk van de Duitse hervormer Martin Bucer (of Butzer),61 [61.      Volledige titel volgens Jedin: Apologia/Alberti Pighii Cam/pensis adversus Martini Buceri ca/lumnios quas et solidis argu/mentis et clarissimis ra/tionibus con/futat.]) Uit een brief van de Prior der Karthuizers te Keulen op 18 Maart 1543 aan de Utrechtse Domdeken Johan van der Vorst geschreven blijkt dat dit werk eerst aan de drukker Melchior Novesianus te Keulen werd ter hand gesteld.62 [62.      Oudheden en Gestichten Bisdom Utrecht, blz. 33.]) Maar, zo schrijft onze Prior, enige begunstigers van Bucer, „die door de openbaring des duivels, zoals ik geloove daarvan verwittigt waren, trachten

|pag. 195|

_______________↑_______________

zulks te beletten”. Het is hun kennelijk gelukt, vandaar dat het werk te Mainz tenslotte op de pers werd gelegd. Of is de naam van deze stad slechts een fictie en gebruikte Melchior haar maar om geen moeilijkheden met de Raad van Keulen te krijgen.
     Pigge’s dood werd in het Protestantse kamp met gejubel, in het Katholieke echter met ontsteltenis vernomen.
     Wij zagen reeds hoe Calvijn over „de dode hond” sprak, de reeds genoemde Prior te Keulen, broeder Gerardus (de Hament), schreef echter naar aanleiding van Pigge’s dood aan Johan van der Vorst, zoals Van Heussen van Rhijn meedeelt….
Uwe Eerwaardigheits brief heeft mij en alle godsvruchtigen luiden ten hoogsten bedroeft, om de dood van dien Doorluchtigsten Voorvechter des Geloofs, den Heere Albertus Pighius; welke dood terecht met onophoudelijke traanen beweent mag worden. De kerk is waarlijk ellendig, die haare Zuilen en Voorvechters doorgaans verliezende, dagelijks meer en meer blootgesteld word voor haar vijanden”.63 [63.      Oudh. en Gest. Bisdom Utrecht, blz. 32.])
     Curieus is in deze brief de vermelding van een boekje „De Veropenbaring van een Eremijt, Amadeus” genaamd, dat volgens de schrijver door Pigge met eigen hand zou zijn geschreven en van welks inhoud hij kennis nam toen hij eens bij de Proost in Utrecht op bezoek was.64 [64.      Volgens mej. M.E. Kronenberq luidde de Latijnse titel van dit werk: „Apolypsis Cunjundam Amadci Heremitae”. Zij noteert in haar opstel „Albertus Pighius, Proost van St. Jan te Utrecht, zijn geschriften en zijn bibliotheek”. (Het Boek, 28ste deel, 1944-1946, blz, 107-159) nog de volgende, niet bij Jedin vermelde werken, van Albert Pigge:
     Prognostica” (c. 1520-1530);
     „Compendium Corports iuris canonici”.
     Volgens haar moet men ook „De immensa Dei misericordia” als een afzonderlijk werk beschouwen en nier, zoals Jedin doet, als een onderdeel van het werk „De libero hom. arbitrio” (Het Boek, 28ste deel, blz. 226).
     Volgens dezelfde schrijfster heeft Pigge de miniaturen vervaardigd, die een werk van Molinius verluchten (blz. 116).]
)
     Broeder Gerardus vraagt het ter leen of ten geschenke uit Pigge’s nalatenschap (hij heeft nog enige vorderingen op de overledene), maar haast zich bij dit verzoek de volgende merkwaardige woorden te voegen: „Uwe Eerw. vreeze niet dat ik er door ontsticht zal worden, of anderen ontstichten, ter

|pag. 196|

_______________↑_______________

gelegenheit van eenige plaatsen die in het Boekje staan; en tegen het gemeen gevoelen der Godtgeleerden schijnen te strijden”. Titel en inhoud van dit door broeder Gerardus genoemde werk schijnen wel zeer ongewoon voor Pigge. Jammer dat dit handschrift vermoedelijk verloren gegaan is.

[ afbeelding ]

|pag. 197|

_______________↑_______________

– Fehrmann, C.N. (1955). Albert Pigge: een vermaard Kampenaar. Kamper Almanak, 1955/1956, 169-197.

Category(s): Kampen
Tags:

Comments are closed.