OVER DE FAMILIE MALER
TE KAMPEN
Dank zij de jarenlange vriendschap, die bestaan had tussen Mej. C.J. Wekker, in leven gemeente-archivares van Kampen, en Mr. J.H.P. Ennema, beheerder van het Frans Walkate-archief, besloten de erfgenamen van Mej. Wekker het grootste deel van haar nagelaten aantekeningen en dossiers af te staan aan laatstgenoemde instelling.
Door de dood vroegtijdig verrast, heeft de heer Ennema helaas geen gelegenheid meer gehad deze papieren, die zich door een ongelukkige samenloop van omstandigheden in een chaotische toestand bevonden, te ordenen en te schiften. Als opvolger van Mr. Ennema, heb ik nu deze taak op mij genomen en het is mij gebleken, dat zich onder de door Mej. Wekker nagelaten papieren veel interessant materiaal bevindt.
In de eerste plaats ging mijn belangstelling uit naar een aantal losse aantekeningen, die betrekking bleken te hebben op een aantal personen, de naam Maler dragende. Hieronder bevond zich ook meermalen de naam van de Kamper schilder Ernst Maler, voor wie ik, sinds mijn vestiging hier ter stede, veel interesse heb.
Reeds Dr G.P. Rouffaer heeft in zijn artikel „Vier Kam-
|pag. 91|
per Schilders” (Oud Holland 1887) er op gewezen, dat de naam Maler in de 16-17e eeuw te Kampen én als beroepsnaam én als geslachtsnaam voorkomt. Met behulp van Mej. Wekker’s aantekeningen en door middel van archiefonderzoek, meen ik er thans in geslaagd te zijn de onderlinge familierelaties tussen een aantal leden van het Kamper geslacht Maler te verduidelijken. Het was een aangename verrassing te kunnen constateren, dat vele verwanten van de begaafde schilder Ernst Maler een belangrijke rol gespeeld hebben in Kampen, zowel op kunstzinnig gebied als in de regering van de stad. De leden van een familie Maler, die in de tweede helft van de 17e eeuw in deze stad voorkomen, heb ik buiten beschouwing gelaten. In de eerste plaats slaagde ik er tot nu toe niet in, het verband tussen deze familie en het in dit artikel besproken geslacht aan te tonen; in de tweede plaats blijken zij geen van alle een belangrijke rol in Kampen gespeeld te hebben.
Hartelijk dank wil ik van deze plaats brengen aan de heer Don, gemeente-archivaris van Kampen, voor alle hulp en steun, die hij mij bij het onderzoek in de Kamper archieven verleend heeft. Waar niet anders is aangegeven, berusten de archivalia ten gemeente-archieve van Kampen.
In de 16e eeuw leven te Kampen Jacob, Ernst, Alydt en Henrick Maler, die in de archiefstukken ook als Jacob, Ernst, Alydt en Henrick Roloffsen (Rolffsen, Roeloffsen) voorkomen. Uit voogdijstellingen bleek mij dat deze vier genoemde personen zeer nauw verwant waren en vermoedelijk broers en zuster geweest zijn, hoewel ik dit niet bewijzen kan. Indien dit laatste echter juist is, dan zal hun vader wel Roelof Maler geheten hebben. Het bleek mij nu dat een Roelof Maler in 1513 als getuige optrad in Evert Twente’s zaak 1 ) en het lijkt mij zeer waarschijnlijk toe dat deze Roelof Maler de
|pag. 92|
stamvader van de in dit opstel besproken personen, behorende tot het geslacht Maler, geweest moet zijn.
I Roelof Maler (1), ook wel Cremer genoemd, was gehuwd met een zekere Griete. Op 3 April 1543 verkoopt Griete Maelers, weduwe van Roelof Cremer, aan Peter Albertsz Vriese, huis en erve in de Oude straat 2 ).
Griete is de moeder van Ernst Maler geweest, want op 6 Juni 1539 verkoopt Ernst Roeloffsz aan zijn moeder Gryete Roelofs, een jaarlijkse rente van 2½ goudgulden uit drie gedeelten van het huis „den sulveren Helm” genaamd 3 ). Of Jacob, Alydt en Henrick ook kinderen van Griete waren, durf ik niet met zekerheid te zeggen. De hier gekozen volgorde is dan ook slechts een gissing.
Kinderen van Roelof Maler en Griete N.N. waren vermoedelijk dus:
- Jacob Roloffsen, alias Maler (2), volgt II.
- Ernst Roloffsen, alias Maler (3), volgt IIa.
- Alydt Roloffsen, alias Maler (4), gehuwd met Gysbert Henrixsz. Op 20 Januari 1548 blijkt haar man overleden te zijn en worden als voogden over haar vijf, niet met name genoemde, kinderen aangesteld: Mr. Ernst Maler en schipper Gysbert Hoyer 4 ).
Op 27 Juni 1554 worden echter Henrick Maler en Henrick van Vianden voogd over deze kinderen. - Henrick Roloffsen, alias Maler (5), volgt IIb.
II. Jacob Maler (2), zoon van Roelof en Griete N.N.
Uit de Rekeningen van de St. Nikolaas- of Bovenkerk te Kampen blijkt dat hij in het schildersbedrijf werkzaam was. Zo vinden we in de Rekeningen van 1529 vermeld: „Item ghegeven meister Jacob de maelre, van de crone mit de isers ende touwen to vergulden, ende to varwen boven de paescrone,
|pag. 93|
samen x st. br.”. In 1532: „Item meister Jacob, malder, van eyn speer vnd ryt te malen, vnd eyn tafelken vor id sacrament, betalt xiiij st. b.”. In 1534: „Den xxij Juny betaelt Jacob maelder van ij crusen te stofferen ene op id kerrickhof und ene boven de porte, voor galt und arbeit vi h. pont”.5 )
In 1536 worden hij en zijn vrouw ingeschreven als leden van het St. Cunera Memorie te Kampen.6 ) Hij is minstens tweemaal, vermoedelijk echter wel driemaal getrouwd geweest.
Zijn laatste vrouw Geertruydt Bogerman, d. van Reyner Bogerman, secretaris van Kampen, is volgens het St. Cunera Memorie in 1580 overleden.7 )
Als gildemeester van het St. Lucasgilde te Kampen legde hij de eed af op 20 December 1540, 30 October 1544 en 30 October 1550.8 ) In zijn belangrijk hoofdstuk „De schilderschool te Kampen”, voorkomende in zijn werk „De Noord-Nederlandsche Schilderkunst”, vierde deel, hoofdstuk VI, spreekt Dr. G.J. Hoogewerff de mening uit, dat Jacob Maler, al dan niet bijgestaan door zijn zoon Albert, de vervaardiger is van verscheidene schilderijen, die voor die tijd aan Ernst Maler werden toegeschreven.
In 1554 blijkt Jacob Maler dood te zijn en worden over de vijf minderjarige kinderen, die uit zijn huwelijk met Geertruydt Bogerman geboren werden, als voogden aangesteld:
Arent to Boecop en Ernst Maler.9 )
Kinderen uit het (de) eerste huwelijk(en) van Jacob Maler .waren:
- Wessell (6), volgt III.
- Albert Jacobsz (7), volgt IIIa.
- Reyner (8), volgt IIIb.
- Anna (9), overleden in 1577.10 )
- Henrick (10), overleden in 1566.11 )
- Derck (11), zie sub IIIa.
- Niesken (12), gehuwd met Joest Stevens, zoon van de Kamper drukker Steven Joessen en Mechtelt N.N.
Uit het laatste huwelijk:
|pag. 94|
Op 23 Jan. 1593 verkopen Burgemeesteren, Schepenen en Raad van Kampen aan Joest Stevens en zijn vrouw Nyeske Malders het (nog bestaande) Olde Vleishuus, gelegen aan de Oude straat.12 )
Ook Joest Stevens was boekdrukker. Zijn naam en wapen komen met het jaartal 1585 voor op een, drinkhoren, eigendom van de Gemeente Kampen en vroeger toebehorende aan het St. Lucasgilde te Kampen.13 ) Als Gildemeester van het St. Lucasgilde, legt hij de eed af op 28 October 1587 en 19 November 1594.14 )
Peter Joostz, de zoon van dit echtpaar, mag op kosten van de stad studeren, komt daarna in de zaak van zijn vader en wordt ten slotte als stadssecretaris van Kampen aangesteld.15 )
IIa. Ernst Maler (3), zoon van Roelof en Griete N.N.
“Een typisch Middeleeuwsche verschijning, artist en artisan beide”, noemt Mr J.H.P. Ennema deze merkwaardige Kamper schilder, die verver, kunstschilder, glazenier en herbergier was, zeer terecht.16 )
Zijn geboortedatum en jaar heb ik niet kunnen vinden. In het Necrologium van de St. Nicolaaskerk te Kampen vond ik een Elsebe Ernst Roloffs uxor vermeld.17 ) Misschien was dit
|pag. 95|
de eerste vrouw van Ernst Maler en zouden we hieruit mogen besluiten, dat onze schilder voor 1500 geboren moet zijn, aangezien deze naam in het begin van de 16e eeuw bijgeschreven kan zijn.
Tal van posten in de Stedelijke Rekeningen en in die van de Bovenkerk herinneren aan zijn activiteit als verver, kunstschilder, glazenier en herbergier. Dit laatste beroep oefende hij uit in de herberg “Den Sulveren Helm”, gelegen aan de Oude straat “onder de Clocke”.
Uit de registers van overdrachten van de eerste helft van de 16e eeuw blijkt dat het huis, waarin deze herberg gevestigd was, aanvankelijk behoorde aan de familie van den Vene.
Op 9 Juli 1534 verkopen Henrick Blauwe en zijn vrouw Anna, een jaarlijkse rente van 3 goudgulden en een halve gouden Rijnsgulden uit dit huis aan Dirck to Boecop.18 )
Na de dood van Henrick Blauwe in 1537, hertrouwde zijn weduwe, Anna, met Ernst Maler en dit echtpaar wist geleidelijk aan de hele Zulveren Helm in bezit te krijgen, zoals uit de volgende posten uit de Overdrachten mag blijken:
5 November 1539-¼ van de Zulveren Helm door heer Johan van den Veene, domheer te Utrecht, verkocht aan Ernst Roelofsz Maler en zijn vrouw Anna.19 )
21 Maart 1541-¼ van de Zulveren Helm door Tieman van den Vene en zijn vrouw juffer Mechtelt, verkocht aan Mr. Erenst, Roloffsz Maler en zijn vrouw Anna, eertijds gehuwd met Henrick Blauwe.20 )
Anna Blauwe, de tweede(?) vrouw van Ernst Maler, heette van zichzelf Anna Lisborne (Lysborne] en was dochter van Geert en Celie N.N. Haar zuster Barbara trouwde met Mr. Heyman Brant, secretaris van Kampen 1482-1540, een andere zuster met Johan van Zwoll.
In 1556 wordt de huisvrouw van Ernst Maler in de Boven-
|pag. 96|
kerk te Kampen begraven. Vermoedelijk was dit Anna Blauwe.21 )
Op 7 Juli 1567 maken Erenst Maller en Hylleken, zijn vrouw, een niet bewaard gebleven testament. Deze derde(?) vrouw van Ernst Maler was de dochter van Herman van Munster, die te Hasselt voor 15 Juli 1563 overleed, zoals uit een getuigenis blijkt.22 ) Zijn broeder, Berent van Munster, werd door een Kamper burger Johan Thonijsz gedood.23 )
Voor bijzonderheden over het interessante oeuvre van Ernst Maler, verwijs ik naar de publicatie van G.P. Rouffaer in Oud Holland 24 ), de artikelen van Mr. Nanninga Uitterdijk in Overijss. Regt en Geschiedenis.25 ) en het reeds genoemde werk van Dr. G.J. Hoogewerff „De Noord Nederlandsche Schilderkunst”. Als gildemeester van het St. Lucasgilde te Kampen, legt Ernst Maler voor het eerst de eed af op 13 November 1543, dan op 23 October 1551 en 27 October 1558 en tenslotte als Mr Erenst Roloffsen op 16 December 1566.26 )
Vermoedelijk is de schilder ongeveer 1567 overleden, na dit jaar komt hij althans in geen enkele acte meer voor.
IIb. Henrick Maler (5), zoon van Roelof Maler en Griete N.N.(?).
Werd omstreeks 1514 geboren, aangezien hij in een getuigenis van 1564 genoemd word „olt L jaeren”.27 ) In dit laatst genoemde jaar moet hij ook overleden zijn en werd in de Bovenkerk of St. Nicolaaskerk te Kampen begraven.28 )
Hij was schipper, handelde in wijnen en hield een herberg.
In 1555 werd hij ingeschreven als lid van het Schepen Me-
|pag. 97|
morie te Kampen.29 ) In zijn laatste levensjaren voerde hij tal van processen en in 1562 beledigde hij de Raad zodanig, dat hem dit bijna duur te staan was gekomen. Aangezien hij echter handelde uit “passien van cranckte ende dronckenschap”, liet men genade voor recht gelden.30 )
Hij is minstens tweemaal getrouwd geweest. Zijn eerste vrouw Geerijtke N.N. sterft in 1539 en wordt in de St. Nicolaaskerk begraven. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren:
- Roelof (13), volgt IIIc.
- Jan (14), volgt IIId.
- Anna (15), gehuwd met Johan Hendriksz., scheepstimmerman, wonende te Brunnepe. Als weduwe van deze Johan Hendriksz. verkoopt zij op 17 Maart 1602 huis en erve te Brunnepe.32 )
Op 14 September 1615 maakt zij haar testament en noemt als haar kinderen hierin: Jacobgien Jans, Swantgien Jans en Harmtgen Jans. De laatste blijkt een dochter Janneken Jans te hebben. Als testamentores stelt zij aan Jonge Jan Henrixen en Frans Wychertsz. Als momber Hendr. van Hoochstraten.33 ) - Lijsabeth (16). Komt in 1598 in het Momberboek voor als weduwe van Hendrick van Santhen de Jonghe. Over haar
_________________↓__________________
|pag. 98|twee minderjarige kinderen worden als voogden aangesteld: Jacob Maler, Mr Johan Sael en Albert Janss. Huff.34 ) Zij testeert op 1 November 1598.35 ) Misschien was ook een dochter van dit echtpaar Greetken van Santhen die in 1600 overleden blijkt te zijn en als testamentores aanstelde: Jacob Maler, Mr Reyner Jacobsz. Maler en Henrick Thonijsz.36 )
Zij hertrouwt met Guiliam Haringhouck. - Jutte (17), gehuwd met Peter Borman. Op 21 December 1581 blijkt zij dood te zijn en worden als voogden over haar drie minderjarige kinderen Marijken, Henrickgen en Walburckgen aangesteld: Johan Maler en Johan Henricksz.37 )
- Margaretha (18). Op 8 Juli 1585 is haar man Arent Prueit dood, want dan worden als voogden over haar minderjarig dochtertje Swaentken aangesteld: Johan Maler en Joest Prueit.38 ) Dit dochtertje blijkt in 1599 in de St. Nicolaaskerk begraven te zijn.39 )
Zij hertrouwt met Johan ter Naepel en maakt als zijn vrouw op 16 November 1609 haar testament, waarin zij o.m. noemt haar broeder Johan, haar halfbroeder Roelof, haar zusters Anna en Elisabeth en de kinderen van haar zuster Jutte, de dochters van haar broeder Jan, Jennigen en Mette.40 ) Als testamentores wijst zij aan Guiliam Haringhouck, haar zwager en Johan Joestz.
Zijn tweede vrouw heette Swaenken N.N. Zij ligt begraven in de St. Nicolaaskerk te Kampen. Haar grafsteen vermeldt: „Anno 1581 den 20 Auqusti starf die erbare un voel doechsame frouwe Swaenken Maelers wes siele Godt almachtich genedigh sie”. Het wapen op de steen is helaas geheel uitgesleten.31 )
Uit het huwelijk van Henrick Maler en Swaenken werden geboren:
III. Wessell Maler (6), zoon van Jacob Maler en N.N.
Op 15 Januari 1539 bekent Wessell Maler, dat zijn vader Jacob hem erfuiting heeft gedaan voor het goed van zijn over-
|pag. 99|
leden moeder.41 ) Hij zal toen dus meerderjarig zijn geworden en moet ongeveer 1514 geboren zijn.
Uit een post van 1544 blijkt ook hij schilderswerk te verrichten.42 ) Vermoedelijk is hij wel identiek met Wessell Jacopsz., die op 28 October 1546 de eed aflegde als gildemeester van het St. Lucasgilde te Kampen, maar niet identiek met Wessel Kistemaker, die in 1550 en 1559 als zodanig de eed aflegt.43 ) Dit laatste bleek mij uit een getuigenis van 8 November 1543, waarin zij als verschillende personen genoemd worden.44 ) Hij was gehuwd met Ide N.N. zoals uit een getuigenis van 15 Februari 1544 blijkt.45 )
IIIa. Albert Jacobsz. Maler (7), zoon van Jacob en N.N.
Hij moet ongeveer 1522 geboren zijn, want in het Boek der Getuigenissen wordt op 14 Juli 1562 gesproken van Mr. Albert Maeler, „olt omtrent viertich jaeren”.46 ) Ook hij verrichtte schilderswerk, zoals o.a. uit een post in de Stedelijke Rekening van Kampen van 1566 blijkt: „Item gegeven Mr Albert Maler vant boert, daer die metalen spoeyten op die raetcamer an hangen, to stoffieren…… i hp. vi st.47 ) Vermoedelijk is dit het bord, dat nog in de Schepenzaal te Kampen hangt en waaraan nog 5 van de 6 handbrandspuiten bevestigd zijn.
Dr. Hoogewerff vermoedt, dat deze Albert Jacobsz Maler o.a. de luiken schilderde van een triptiek, die zich in de regentenkamer van het Weeshuis (nu Lucas-stichting) te Kampen bevindt en dat hij identiek is met de meester A. I., wiens houtsneden te Kampen uitgegeven werden.
Als gildemeester van het St. Lucasgilde te Kampen, legde Mr Albert Maler (Jacobsz.) de eed af in 1555 en op 1 December 1567.48 ) Op 30 Maart 1564 werd hij met Henrick van
|pag. 100|
der Hoeve voogd over het minderjarige dochtertje van Mr Jacob, organist, die ik ook als Mr Jacob Borchertsz. aantrof, zijnde diens vrouw Derrick reeds overleden.49 ) Deze vrouw was vermoedelijk ook een Maler en halfzuster van Albert Jacobsz; het dochtertje Derckjen of Dirckjen komt tot 1628 als Dirckjen Maler in de Stedelijke Rekeningen van Kampen voor en zal de geslachtsnaam van moederszijde hebben aangenomen. Zij was getrouwd met Jan Tijssen, die tot 1612 een eekmolen buiten de Veenepoort bezat. Zij was vroedvrouw en schoonmaakster.
Mr Albert Maler komt op 14 Januari 1571 voor met zijn vrouw, zekere juffrouw Kruse, wier zuster Thoenis of Thoenijske, vrouw van Thewes wever, kort te voren zonder kinderen na te laten te Riga was overleden. Het echtpaar stelde Wijnold Smit, burgemeester van de stad Hasselt, als hun gemachtigde aan om te Riga de nagelaten goederen van Thoenis in ontvangst te nemen. Dit ging echter niet vlot, aangezien te Riga, zowel van goederen, nagelaten door Thoenis als van die, welke haar overleden moeder te Kampen toebehoorden en die nooit naar Riga waren overgezonden, het recht van excue of de tiende penning geëist werd. De Magistraat van Kampen zond daarom drie brieven naar Riga om vrijstelling van dit recht van excue te verzoeken, daar deze tiende penning te Kampen niet van erfenissen, bestemd voor Riga, geheven werden.50 )
Op een huizenlijst van ongeveer 1573 komt de naam van Albert Jacobsz Malers voor als wonende tussen Lijsbeth Peters en Anna Ottens aan de westzijde van de Oude straat.
In 1573 is Albert Jacobsz Maler overleden, zoals uit de Rekeningen van de Bovenkerk blijkt.51 ) Zijn vrouw leeft dan nog.
Kinderen van Albert Jacobsz Maler en N.N. Kruse waren:
|pag. 101|
- Jacob Albertsz Maler (19). volgt IV.
- Ghoert Albertsz Maler (20), volgt IVa.
IIIb. Reyner Jacobsz Maler (8), zoon van Jacob en Geertruidt Bogerman.
In 1563 wordt Mr Reyner Maler ingeschreven als lid van het Schepen Memorie te Kampen.52 ) Tussen 1564 en vermoedelijk 1604 was hij secretaris van Kampen.53 ) Hij huwde met Aeltien ter Lynde (Linde), afkomstig van Hasselt, dochter van Alphert ter Lynde, kerkmeester aldaar. Zij testeert op 13 Mei 1636 te Zwolle (testament hier niet aanwezig) en op 8 September 1637 te Hasselt als de weduwe Malers.54 ) Op 18 December 1644 verkopen Egbert Maler, Willem Geerts en Reyner Haeck, resp. als zoon, zwager en neef van Aeltien ter Lynde, wed. Malers, hof en huisje in de Groene straat aan Jan Sloot en zijn vrouw Elisabeth van Ingen.55 )
Op 1 October 1646 komt zij in de Claringhe voor als enige erfgenaam van haar broeder Thijman ter Lynde.56 ) Zij werd te Hasselt in de Nederl. Herv. Kerk begraven.57 )
Op 17 September 1604 verkopen Burgemeestern, Schepenen en Raad aan Reyner Jacobsz, joffer Alyde ter Lynde zijn vrouw en Tyman ter Lynde haar broeder acht en dertig halve goudgulden jaarl. rente uit de stadsdomeinen, accijnsen en opkomsten.58 )
Kinderen uit het huwelijk van Reyner Maler en Aeltien ter Lynde waren:
- Jacob Reynersz ( 21 ), volgt IVb.
- Egbert (22), volgt IVc.
- Anna (23), getrouwd met Willem Gerretsen (ondertr. 20 April 1627 te Kampen).
Waarschijnlijk is zij identiek met Anneke Malers, die ten huize van Jonker van Leeuwendael met nog 17 anderen betrapt werd, toen pater Courten hier in het najaar van 1621 in het geheim de mis las.59 ) - Geertruit (24), gehuwd met Jan Haeck, van Meppel (ondertr. 20 Maart 1618 te Kampen). Op 15 Febr. 1621 bekrachtigen zij voor schepenen van Hasselt „sekere testaments en lijftuchtsversegelinge”, den 8 Febr. 1621 voor notaris Laurens Wijchers te Meppel opgericht. (Ned. Leeuw 1930, kol, 102). Haar man was verwalter van het schoutambt Meppel en hertrouwde te Meppel in 1626 met Beerte (Barette) Dirx.
- Alphart Maler, genaamd ter Lynde (25), volgt IVd.
|pag. 102|
IIIc. Roelof Maler (13), zoon van Henrick en Geerijtke N.N.
Noemde zich steensnijder, astronoom en medicus. Vermoedelijk is hij identiek met Roelof Henricsz, chirurgijn te Kampen, wie, wegens het verknoeien van een patiënt, in 1565 een proces aangedaan wordt door Henrick Dubbelts.60 )
Als Rudolphus Grepheus komt hij in 1570 en later te Deventer voor als steen- en breuksnijder, medicus en astronoom en vervaardigde als opvolger van Ambrosius Magirus jarenlang de Deventer almanak.61 ) In het Kamper archief berust nog een „Schrijf Calender ofte Almanach nae den olden styl op dat Jaer onses Heeren Jesu Christi MDXCIX Doer D. Rodolphum Grapheum, Campensis, Medicum et Astrononum der K. Vrye Ansestadt Deventer”. Het exemplaar is o.a. ver-
|pag. 103|
lucht met een aardige houtsnede, voorstellende een gezicht op de stad Deventer van de IJsel af en ongetwijfeld door de auteur van deze almanak zelf vervaardigd.
Op 25 Maart 1579 laat bij zich als poorter te Amsterdam inschrijven.62 ) Op 2 Juli 1605 maakt Gerrit Engelsz, woonachtig te Assendelft, zijn testament voor notaris Ghijsberts te Amsterdam „te bedde zijnde, gisteren van de E. Rudolphus Grapheus van het scheursel gesneden”.63 ) De 19e Juli 1610 verklaren voor notaris Ghijsberts, Joost Pruyt en Margriete Pruyt, zijn zuster, beide wonende te Amsterdam, zwager en zwagerin van zaliger Mr Roelof Maler, steensnijder, dat zij en hun zuster Adriaentje Pruyt te Utrecht, wel weten dat Mr Roelof Maler ettelijke jaren voor zijn dood schuldig is geweest aan Stijn Thonisz, weduwe van wijlen Jan Claesz, 200 gulden, welke som nog niet is terugbetaald.64 )
Hun zuster Anna Prueit (Pruyt) was de vrouw van Roelof Maler en vermoedelijk ook een zuster van Arent Prueit, gehuwd met Margaretha Maler (18).
IIId. Jan Maler (14), zoon van Henrick en Swaenken N.N.
In een getuigenis van 14 Mei 1578 wordt gesproken van Jan Maler „olt omtrent XXXV jaeren”, 65 ) zodat hij ongeveer 1543 geboren zal zijn. In 1580 verliest hij twee zonen, zoals uit de Rekeningen van de St. Nicolaaskerk te Kampen blijkt.66 ) In 1606 wordt een vrouw van Johan Maler in de Bovenkerk te Kampen begraven.
Als zijn dochters worden in het testament van zijn zuster Margaretha (18) op 16 November 1609 genoemd:
- Catharina (26). gehuwd met Saris Jansz.
Hun zoon was Johan Sarissen, volgens van Doorninck 9
_________________↓__________________
|pag. 104|Maart 1624 Gecommitteerde voor Kampen op de Landdag van Overijssel. Uit het huwelijk van deze zoon met Catharina Jans Schermer werd weer een zoon Saris Janszoon geboren (te Kampen op 17 Juni 1607), die aldaar gemeensman en Med. Dr. is geweest en de naam van der Gronden weer heeft aangenomen.67 )
- Jennigen (27).
- Mette (28).
IV. Jacob Albertsz Maler (19), zoon van Albert Jacobsz en N.N. Kruse.
Was tien jaar Schepen van Kampen en wel in de jaren 1589, 1590, 1592, 1593, 1597, 1598, 1599, 1601, 1602, 1603 en in 1591, 1594 en 1600 Raad.68 ) Op Kerstmis 1591 wordt Jacob Maler „borgermeister”, aangenomen als lidmaat van de Nederl. Hervormde Kerk te Kampen.69 )
Op een lijst van „der stats Campens Silverwerck angeteekent Ao 1599 den 11 Januarij” (later vervolgd), komt voor „Jacob Malers croes, weghende twee marck xij looth. Gestorven den 1en Aprilis Ao 1603”. Deze beker paste op die van Jacob Vene.70 )
Hij was ongetwijfeld lid van het St Lucasgilde te Kampen, want zijn naam komt als Jacques Maler voor op een prachtige drinkhoren van dit gilde, eigendom van de Gemeente Kampen. Deze drinkhoren bestaat uit een grote buffelhoorn, van boven beslagen met een brede strook zilver. Boven aan de rand staan de namen: Geert Lucasz, Jelis Jacobsz, Jacques Maler, Joest Aerens, Wolf Henricks, Gisbert Voet, Roelef Glas met onder ieders naam het corresponderende familiewapen.
|pag. 105|
Het wapen van Jacques Maler vertoont een paal met in het linkerveld een adelaarsvlucht. In de Stedelijke Rekening van 1588 onder het hoofd: Brugge- en Welmrs. lezen we „Item betaelt de E. Jacob Maeller als brugmeyster zyn pensie…… VII h. pont”.
In dezelfde Rekening komt nog een post voor, die gedateerd moet worden op 4 Januari 1589: „Item alsoe Jacob Maler als bevelhebber int optrecken van de burgerwachte, mit een roer geschoten, ende swaerlick gequetst was, hefft die E. Raedt hem desfals toe guede gedaen 50 g. curr.-……… LXXI h. pont-VIIst.”.
In de Stedelijke Rekeningen van Kampen van 1587 lezen we: „Item 7 Septembris 1587 Jacob Maler van de schilderie soe Jan Hendricksz voert Wesenhuys maken liet…… XXI h.p.71 ) Hieruit blijkt dat ook deze Maler een kunstzinnige aanleg heeft gehad.
Hij was gehuwd met Judith Kistemeacker.
Op 31 Maart 1603 blijkt zijn vrouw dood te zijn, want dan worden als voogden over haar vier minderjarige kinderen aangesteld: Mr Reyner Jacobsz en Herman Kistemaecker.72 )
Deze kinderen waren:
- Albert (29), reeds in 1603 overleden.
- Adam (30), volgt V.
- Henrick (31), leeft nog in 1613, verder geen gegevens gevonden.
- Geertruit (32), trouwt met Frans Crachtz (ondertr. te Kampen 24 Jan. 1612). Zij wordt genoemd in een acte van 26 Februari 1613, waarin „die E(dele) Bartholomeus Kistemaker voir hem selven ende zich sterck maekende voir Peter, Henrick, Adam en Maria Kistemaker sijne broders ende suster” benevens „Mr Peter Joesz, secret(arius) der stadt Campen, als gevolmachtigde van Adam Maler” aan „den E. Frans Crachtz mit joffer Geertruijd Malers sijn huisfr. ende Hen-
_________________↓__________________
|pag. 106|riek Maler” goederen onder Grafhorst en op de Oirt verkopen, die aan hun overleden oom Herman Kistemakers hadden behoord.73 )
Haar man Frans Crachtz overleed in 1620 en werd in de St. Nicolaaskerk te Kampen begraven.74 )
Als Frans Crachtz weduwe behoorde zij tot een achttiental personen, die in het najaar van 1621 ten huize van Jonker van Leeuwendael (Lievendael) betrapt werden, toen pater Adrianus Courten hier de mis las.75 ) Op 25 Jan. 1626 hertrouwde zij met Mr Johan Sael. Deze was toen al bejaard, want hij werd ongeveer 1562 geboren en reeds eerder gehuwd geweest met Hilletje N.N. Jan Sael was procureur te Kampen.
Katholieke priesters lazen herhaaldelijk de mis in de woning van dit echtpaar en in Maart 1635 werd de priester Carolus Isembaert, alias pater Kelderman, door de stadsdienaren in hun huis overvallen.76 )
„Ten regardt diensten aen diverse goede burgeren ende voirts aen den nootdruftige armen bewesen”, werd Mr Sael een deel van de boete die het stadsbestuur hem en de pater had opgelegd, kwijtgescholden.77 ) Zowel Geertruit als haar man Johan Sael komen tussen 1626 en 1640 verscheidene malen in de registers van Overdrachten voor. In 1641 wordt echter gesproken van Geertruyd Malers, de weduwe van Jan Sael. Op 31 December 1641 gaan te Kampen in ondertrouw Geertruyts Malers, weduwe van Campen en Wolf Knoppers, weduwnaar van Zwolle.
Na de dood van Jan Sael hertrouwde de weduwe Sael dus vermoedelijk voor de tweede maal. Haar derde echtgenoot was Jhr. Wolfgang (Wolf) Knappert, Heer van de Vrijthof,
_________________↓__________________
|pag. 107|zoon van Henrick Kn. de Olde en Sofia van Oldeneel. Zijn eerste vrouw heette Christina van Lievendael.
De mededeling van Van Doorninck in zijn Geslachtkundige Aantekeningen Knappert 78 ) dat deze Wolf Knoppert op 31 December 1642 te Kampen hertrouwde met Geertruid Mulert tot Camferbeke, weduwe Thijs Hoolboom, moet op een vergissing berusten.
Het huwelijk van Geertruid Mulert tot Camferbeke met Thijs Hoolboom vond ik inderdaad in December 1626 te Kampen afgekondigd, maar noch in het Kamper-, noch in het Zwolse archief wordt een huwelijk tussen een Jhr Wolff Knappert en Geertruid Mulert aangekondigd.
Op 6 April 1644 verkopen Geertruid Maalers en Jhr Wolff Knoppert hof en hofhuisjes in de Heilige steeg te Kampen.79 )
Op 3 Juli 1650 worden in de Geerstraat te Kampen huis en erve verkocht grenzende aan de erve en where van de erfgenamen van vrouw Maler.80 ) Op 29 Mei 1649 wordt een jonker Knoppert in de Bovenkerk te Kampen begraven. Hij kan echter niet identiek zijn met de echtgenoot van Geertruid Maler, want nog op 7 Mei 1650 verkoopt Jhr Wolff Knopppert aan Mr. Wyger Lubbertsen, geh. met Berents Janneke, huis en erve en where, gelegen aan de Nieuwstraat.81 )
IVa. Ghoert Albertsz Maler (19), zoon van Albert Jacobsz en N.N. Kruse.
Onder de stukken van het Groote en Voorster gasthuis te Deventer bevindt zich een acte van 1582, waarin Tonnis Lauelinck Becker, als gemachtigde van Johan Wanningh, krachtens volmacht, op 11 Augustus 1581 voor schepenen van Rijssen gepasseerd, Mr Gaert Albertsz Maler, voor zijn uitlandige neven Johan en Heinrich Pouwelssz, en Peter Voss
|pag. 108|
Koperslager van wege Willem Wenninckx uitlandige zoon, een erve verkopen.82 )
Uit de Stedelijke Rekeningen van Kampen blijkt ook deze Maler in het schildersvak werkzaam te zijn. Volgens de Rekening van 1601, beschildert Ghoert Maler de kamer, waar de aalmoezen der armen uitgedeeld werden. Ghoert Maler is tweemaal gehuwd geweest. In 1594 wordt lidmaat van de Nederl. Herv. Kerk te Kampen Jennichen Janszd., vrouw van Ghoert Maler.83 ) In 1605 maken hij en zijn tweede vrouw Jennigen Dircks, hun testament waaruit blijkt, dat uit het eerste huwelijk een dochter geboren was, die niet met name genoemd wordt. Testamentores waren: Joh. Jansz Sael, Johan Egbert ten Naepel en Albert Huff.84 ) Volgens het begraafboek van de Bovenkerk werd Ghoert Maler in 1605 te Kampen begraven.85 ) Zijn weduwe zet het schildersbedrijf van haar man voort, zoals uit de Stedelijke Rekeningen van 1608 blijkt: Jennigen Maler, zaliger Ghoert Malers weduwe betaelt dat sie durch het geheele jaer mit verwen vant verlaet ande Cellebroederspoerte als oock van bruggen ende andere stadtzwercks verdient hefft………LXXXiij h.p. Xst.86 )
Zij testeert op 6 October 1624.87 )
IVb. Jacob Reynersz Maler (21), zoon van Reyner Maler en Aeltien ter Lynde. Een acte van 31 Juli 1614 vermeldt, dat Jacob Maler, zoon van zaliger Mr Reyner Jacobsz gewezen secretaris van Kampen, tot secretaris van de stad wordt aangenomen, ofschoon hij thans nog in Frankrijk studeert.88 )
|pag. 109|
Op 25 November 1615 treedt Jacob Maler als zodanig in functie en blijft dit tot zijn dood in 1623.
Hij tr. te Kampen 26 Juli 1619 (ondertr. 28 Mei 1619) met Anneke Arents. Zij was de dochter van Arent Berentsz en Geertruydt Coeps. Hun kinderen zijn allen op zeer jeugdige leeftijd overleden. Op 17 September 1623 testeert Jacob Maler, secretaris. Hij noemt in zijn testament zijn broeder Egbert, twee dochters van zijn overleden broeder Alphart, zijn zuster Anneke en de zoon van zijn overleden zuster Geertruit.89 )
Zijn weduwe krijgt in 1624 een half jaar gage.90 )
IVc. Egbert Maler (22), zoon van Reyner en Aeltien ter Lynde.
Trouwt te Kampen op 1 Juni 1623 (ondertr. 9 Mei 1623) met Annijtje Arents. Bij testamentaire beschikking laat zijn broeder Jacob hem „sijn signet ende segelrynck” na.91 ) Uit een testament van zijn weduwe Annijtje Arents op 3 Mei 1650 te Hasselt opgesteld, blijkt, dat zij en haar man Egbert tesamen testeerden op 24 Juni 1647. Dit testament werd niet door mij gevonden. In het testament van 3 Mei 1650 worden tot haar erfgenamen benoemd de kinderen van haar broeder Steven Arents en zijn vrouw Margarita Sluijters.92 )
IVd. Alphart Maler, genaamd ter Lynde (25), zoon van Reyner en Aeltien ter Lynde. Trouwt te Kampen op 18 September 1614 (ondertr. 2 Sept.) met joffer Ulsebe van Raesfelt, j.d. van Hameren. Ik vermoed dat zij het zesde kind was van Arend van Raesfelt tot Half Hameren en Agnes van Raesfelt van Moerkercken (dochter van Goossen tot Twickelo
|pag. 110|
en Ermgard van Bonenburg).93 ) Uit de Genealogie van de Van Raesfelts tot Half Hameren blijkt echter alleen dat zij getrouwd is geweest met N. Scherping. Deze Ulsebe van Raesfelt is vermoedelijk identiek met de, in de dissertatie van A.J.M. Arts: Het dubbelklooster Dikninge” op blz. 218 en 230 genoemde, non Elsebe van Raetsfelt, die in 1614 de abdij Dikninge verliet om kort daarop in het huwelijk te treden.
Haar huwelijk met Alphart Maler (alias ter Lynde) is wellicht de oorsprong van de legende, waarvan J. Magnin in de Drentsche Volksalm. 1841, blz. 235 gewaagt en waarin beweerd wordt, dat de rentmeester van Dikninge, Tyman ter Lynde, met een non uit het klooster gevlucht en getrouwd zou zijn. Niet Tyman ter Lynde, maar zijn neef Alphart ter Lynde is getrouwd met een gewezen non uit het klooster Dikninge.
Kinderen uit het huwelijk van Alphart Maler en Ulsebe van Raesfelt waren:
- Christina (33).
- Geertruit (34).
V. Adam Maler (30), zoon van Jacob Albertsz en Judith Kistemaeker.
Wordt in een acte van 26 Februari 1613 als koper van goederen, toebehorende aan zijn overleden oom Herman Kistemacker genoemd.94 )
Op 3 Maart 1622 verzoekt hij vanuit Amsterdam aan Schepenen en Raad van Kampen om toezending van zijn ringen en juwelen, die hij geërfd heeft van zijn ouders Jacop Maeler en Judickje Kistemaecker, daar hij op 13 Maart 1622 zal huwen.95 )
Hij ondertrouwt op 26 Februari 1622 te Amsterdam met
|pag. 111|
Judith Adamsdr. (van Vrancfoort, geen ouders hebbende, oud 20 jaar, wonende op de Reesluis). De huwelijksvoltrekking heeft plaats op 10 April 1622 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De bruid wordt hier Judith Arents genoemd.96 )
Uit de Stedelijke Rekeningen van Kampen blijkt dat ook deze Maler in het schildersbedrijf werkzaam was. Zo vindt men de volgende posten: „Adam Maler vant schilderen voort Raedhuys……”. „Adam Maler betaelt vant vergulden van de vaengens opt stadhuys……”. (Stedel. Rekening 1620).
Op 10 April 1620 legde Adam Maler de eed als gildemeester van het St. Lucasgilde te Kampen af.97 )
Hij overleed in 1644 te Kampen en werd in de Bovenkerk begraven.98 )
– Fehrmann, C.N. (1950). Geslachtkundige aantekeningen over de familie Maler te Kampen. Versl. en Meded. VORG, 65, 90-111.