De Doopvont te Kampen

[pag. 92]

DE DOOPVONT

TE

KAMPEN

Doopvont

Doopvont

 

Onder de gedenkstukken der oudheid komen ook de Doopvonten in ’t bijzonder in aanmerking.
Men weet, dat in de eerste Christen-tijden, in het oosten, de doop aan volwassenen werd toegediend in rivieren, of waadbare plaatsen aan de zee. In het westen, in Italië, Gallië enz., geschiedde zulks, gedurende de vervolgingen der Romeinsche Keizers, in bijzondere doopgebouwen en afgelegene plaatsen. In de 4de eeuw, onder Keizer CONSTANTINUS, toen de Christenen meer vrijheid hadden verkregen, werden de Doopvonten in de portalen of ingangen der tempels geplaatst, waar men den doop bij indompeling verrigtte.
Ook bij onze voorouders, toen deze den Heidenschen Godsdienst vaarwel zeiden, bleef dit stand houden. Zoo lezen wij van den Frieschen Koning RADBOUD, dat hij, in het jaar 719 te Hoogwoud, door Bisschop WOLFRAM begerende gedoopt te worden, den éénen voet reeds in de doopvont had gezet, doch daaruit terug trok, toen hij van den Bisschop vernam, dat zijne on-

[pag. 93]

belangstelling, en het is ruim dertig jaar geleden, toen ik, als president en boekhouder van het voormalig Armen-bestuur alhier, deze Doopvont in de gedachte kapel, zijnde vermoedelijk die der vicarie van St. Johannes den Dooper ([1]) weder heb doen oprigten.
De verbazende zwaarte van den steenen kom en de beschadigde steunsels van den voet deden dezelve eenige jaren later weder omver storten, waarbij ik de Vont echter niet uit het oog verloor.
Als lid van het finantiëel kerk-bestuur, vervolgens mede met het opzigt der kerk belast, was mijn oogmerk de oprigting der Vont op nieuw te ondernemen; dan, na de beschouwing der uitmuntend fraaije Doopvont van gegoten koper, in de groote kerk te Zutphen, werd de herstelling onzer omvergevallene Kamper Doopvont bij herhaling uitgesteld en vertraagd, totdat ik in het tijdschrift de Gids van ’t jaar 1839 eene afbeelding en beschrijving der Doopvont in de St. Martens Kerk te Zalt-Bommel had aangetroffen, welke, aldaar lang bedolven geweest zijnde, door den Heer C. LEEMANS, als een merkwaardig gedenkstuk van voormalige beeldhouwkunst, (ofschoon aanmerkelijk beschadigd) weder uit het stof is te voorschijn gebragt ([2]).
Mijne aandacht op onze Kamper Doopvont hierdoor tegelijk verlevendigd, daar ik dezelve toch ook als een echt gedenkstuk van der voorvaderen

[pag. 94]

gedoopte voorouders gewis niet in den Christenhemel waren binnen gelaten, waarop RADBOUD verklaarde: liever met het groote getal zijner heldhaftige voorvaderen in het zalige rijk van Wodan, dan met den geringen hoop der nieuwe Christenen in hunnen hemel te willen aanlanden ([3]).
Men heeft nu onlangs de overgeblevene stukken dezer oude Doopvont, in het dorp Hoogwoud opgespoord, weder bijeenverzameld en in de kerk aldaar opgerigt.
Na de invoering van den kinderdoop, in de 13de en 14de eeuw, werd de indompeling nog in stand gehouden; men bediende zich toen echter van Doop-vonten op eenen verheven voet, en de priester, daarbij staande, verrigtte de indompeling.
Toen, in nog later tijd, de besprenging in gebruik gekomen was, begon men zilveren en koperen doopbekkens daarbij te bezigen; de Doop-vonten geraakten langzamerhand geheel buiten gebruik, en deze zijn daardoor thans zeldzaam geworden.
In de St. Nicolaas- of Bovenkerk dezer stad is echter eene Doopvont aanwezig gebleven. In mijne jeugd lag dezelve nevens den gebroken voet in eene der nissen of kapellen ter zijde van het koor, zoo als dezelve na den beelden-storm van 1572 of 1578 aldaar scheen achter gelaten te zijn. Ik beschouwde dit overblijfsel steeds met

[pag. 95]

eerdienst mogt beschouwen, werd nu meer bepaald op derzelver herstelling en nadere bekendmaking gevestigd. Onder medewerking van het tegenwoordig finantiëel Kerk-bestuur, is het mij gelukt, nu onlangs onze Doopvont in haren vroegeren stand te doen herstellen en den oudheidminnaar gelegenheid te verschaffen, dezelve, zoo als zij welligt voor vijf eeuwen hier ter stede tot de plegtigheid des doops werd gebezigd, te kunnen doen beschouwen.
De Vont, van blaauwen arduin-steen gehouwen, is zeshoekig en met den voet 1 El 24 duim hoog; langs den binnen-rand van den ronden kom loopt eene diepe groef, waarin bij de doopsbediening waarschijnlijk een zilveren of koperen bekken werd geplaatst, ten einde het doopwater daarin te kunnen verwarmen, en daaruit gemakkelijk weder weg te nemen. Overigens zijn er geene bijzonderheden bij op te merken; de hierbij gevoegde afbeelding zal de eenvoudig-nette bewerking aantoonen, en deze schijnt mij toe het bewijs van eenen hoogen ouderdom mede te brengen.
Mogt deze mededeeling, zoo als ook de gemelde lezenswaardige bijdrage van den Heer LEEMANS, iets toebrengen, om nog andere, hier of daar schuilende, overgeblevene gedenkstukken aan het licht te brengen en den oudheid-minnaar daarheen te wijzen, zulks zou dezen niet ongevallig zijn; de beschouwing van onze Doopvont intusschen, vertrouw ik, zal hem niet onvoldaan laten.
Maar de beoefenaar der oude bouwkunst zal daarbij genoegen kunnen vinden. De Stad Kampen zal ook dezen merkwaardige voorwerpen daarvan

[pag. 96]

aanbieden. De Bovenkerk o. a., waarin wij de Doopvont hebben aangewezen, ofschoon van uiterlijke sieraden ontbloot, is van binnen allezins bezienswaardig. Dezelve is in het jaar 1369 gebouwd, doch het 100 voet hooge kruis-gewelf, ’t bouwkunstig zamenstel van het hooge koor, in de oorspronkelijke fresco-schilderingen, welke ook deszelfs fraai gewelf versieren, vertoonen zich nog frisch en zonder gebreken. Meer andere voorwerpen van oude bouwkunst zal de kundige beschouwer ook elders in deze stad aantreffen, wiens billijke beoordeeling mij steeds welkom zal zijn.

Kampen,                                                                            E. MOULIN.

September 1841.

 _______

 

[1] Oudh. van ’t Bisd. van Deventer D. II. bl. 10.

[2] D. III. Bijdrage tot de gesch. der Beeldhouwkunst. bl. 1.

[3]WAGEN. Vaderl. Hist. D. I bl. 370.   Staat der Veresnigd. Nederl. D. VIII. bl, 470.

 

Category(s): Niet gecategoriseerd
Tags: , , ,

Comments are closed.