Het huis ,,de Pelikaan”


Het huis „de Pelikaan”.

_______

     Wat moeten vroeger die oude steden, en dus ook Kampen, mooi zijn geweest. Iedere gevel en daardoor ook bijna ieder stadsgezicht, had stijl en karakter. Want alle gebouwen, zij mogen dan in verschillende periodes zijn gebouwd, waren stijlvol. Daarvoor had men een bijna natuurlijk gevoel, als gevolg van een, dank zij de gilden, voortreffelijke vakopleiding en ook: men zag eigenlijk niet anders dan goede, soms fraaie voorbeelden. Ook hier gold:

Leeringen wekken

En voorbeelden trekken.

Het was de tijd, dat de metselaar zoowel als de timmerman, de schilder en de smid evengoed als de bouwmeester, zijn vak grondig verstond. Daarbij kwam, dat ieder vakman er een eer in stelde de hem verstrekte opdracht op eervolle wijze uit te voeren en gaarne een „mooi stuk werk” leverde.
     Wanneer wij ongeveer 1760 eens op de Oudestraat bij de Plantage hadden gestaan, dan zouden wij het door ons geteekende stadsgezicht hebben kunnen zien. Wij zouden dan, verder de Oudestraat inkijkende, méér dan een mooi stuk stedenschoon hebben kunnen bewonderen. Want niet alleen, dat die straat zich zoo elegant buigt en wending weet te nemen, ook niet, omdat de middagzon haar zoo gelukkig belichten kan, dit alles is nog een vreugde onzer oogen, — maar dan hadden wij ons ook kunnen verlustigen in een architectuur rijk van perspectief en boeiend van lijn en kleur.
Want de tuit- en trapgevels, luifels, vensterluiken en uithangborden, zij alle gaven toen een rijkdom van schaduwwerking,

|pag. 152|

verhoogd door een fraai lijnenspel. Dit alles is voor dengene, die stedebouwkundig schoon op te merken weet, nog waarneembaar.
     Gevels, als die van het gebouw der Geldersche Credietvereeniging, wisselden toen af met 17e eeuwsche en laat-Gothieke topgevels, waartusschen weer de lagere hol-uitloopende toppen, welke men in de latere jaren der 18e eeuw bouwen zag.
     Menig merkwaardig bouwfragment vond men destijds nog in deze huizenrijen, zooals b.v. aan de Oostzijde de gothieke façade van het huis No. 69 (thans kleedingmagazijn der firma Scheltens), het decoratief-renaissance Wildschut aan de Westzijde der Oudestraat, No. 58, bij de Speldenmakerssteeg, en nog meer andere, door oude prenten ons nog in herinnering gebracht.

*          *
*

     Het huis de Pelikaan, bij de voormalige Schepensteeg (nu Vischsteeg), welk huis, door de Gemeente aangekocht, thans ruimte moest maken voor het verkeer, willen wij wat nader beschrijven, want nu tijdens de afbraak, hadden wij nog gelegenheid het oude huis in zijn hoofdvormen nauwkeurig te leeren kennen.1 [1. Er was vroeger nog een huis de Pelikaan. Hiervan weten wij, dat het aan den Burgwal was gelegen en in de Morrensteeg een uitgang had.])
     Wie het prentje vergelijkt met den laatsten toestand, waarin het huis verkeerde, ziet, dat de voorgevel door gebrek aan schoonheidszin, zeer mishandeld is geworden.
     Aan de oppervlakte van het pand is niets veranderd in den loop der eeuwen, het heeft dus nog zijn oorspronkelijke grootte en is n.l. 9.35 M. lang, terwijl het aan de Oudestraat 6.15 M. meet. Een klein oppervlak dus voor woon- en winkelhuis. Maar toen men binnen de oude

|pag. 153|

vestingmuren, dus in de stad, bouwen moest, was men gedwongen bij het uitbreiden van het aantal inwoners de huisperceelen klein en smal te verkavelen. — Men maakte dus de beschikbare ruimte zooveel mogelijk bruikbaar en bouwde daarvoor, zooveel dit kon, in de hoogte. Ook trachtte men aan die behoefte te voldoen door onder de woonkamer (gewoonlijk achter den winkel gelegen) de kelderkeuken te maken en meermalen óók den winkel geheel te „onderkelderen”. Boven genoemde woonkamer, die daardoor soms de geringe hoogte van 2.50 M. had, maakte men een z.g. hangkamer of insteekverdieping, welke meermalen voor woon- en slaapkamer dienen moest. De eerste balklaag liep over winkel en insteekkamer waterpas door. Hiervan was het gevolg, dat het „voorhuis” of winkel bizonder hoog van verdieping was, want dit was dus dan zoo hoog als de woonkamer gelijkvloers en de „insteek”, daarboven getimmerd, te samen. Boven de eerste balklaag was dan de zolderruimte; dit gold ook voor de ruimte onder de kap.
     Zoo was het ook in „de Pelikaan”. Ook hier onder den winkel en de woonkamer de kelder en kelderkeuken, deze laatste nog met schoorsteen, bezet met oud-blauwe tegeltjes. Ook hier nog de sporen der vroegere insteekverdieping, boven de woonkamer achter den winkel. Van deze kamer was de vloer, om den kelder-keuken meerdere hoogte te geven, 0.60 cM. boven den winkelvloer gelegen. Kortom, „de Pelikaan” bezat nog de sporen van het oud-Hollandsche winkelhuis. Onze afbeelding laat nog zien den voorgevel van ongeveer 1630. De zware eiken moerbalken zijn ouder. Die zullen van ongeveer 1490 dagteekenen. Echter zijn die in de 17e eeuw ± 1630 van nieuwe eiken lasschen voorzien, bewerkt met renaissance profielen. Ook de dikke keldermuren en die tot de beide balklagen, resp. dik 0.75 en 0.65 M., wijzen daarop.
     In de beide eiken balklag en van het hier besproken huis

|pag. 154|

droegen vroeger, naar oud-Hollandschen trant, kleine, z.g. kinderbalkjes. Boven de 2e balklaag vond men den zolder, waarboven nog de kap met origineele eikenhouten kapspanten.
     Huizen, wat het inwendige aangaat, van het oud-Hollandsche type als „de Pelikaan”, zijn allengs te Kampen zeldzaam geworden. Maar wij kunnen toch nog eenige noemen.
     Het bloemenmagazijn „Multi Flora” van den heer B. Rekveld, St. Jacobsteeg hoek Hofstraat No. 93, alsmede de Sigarenwinkel „Cuba” op de Oudestraat No. 113, recht over de St. Jacobsteeg, van den heer Jac. J. Berghuijs, hebben nog de indeeling van het oud-Hollandsche winkelhuis. Beide hebben de kelder-keuken achter den winkel en daarboven, als insteekverdieping een woonkamer. „Cuba” heeft nog renaissance muurankers onder de dakgoot.
     Het modemagazijn, over „de Pelikaan” gelegen, van Mej. G.J. Gillot, hoek Oudestraat (Westzijde) 128 en Broerstraat (Zuidzijde), alsmede het daaraangrenzende Sigarenmagazijn „Selma”, No. 126, van Mevr. de Wed. Bouwes, zijn beide tot in ’t begin der 19e eeuw een perceel geweest. Nog hebben die huizen een kap en den dakgoot. En deze laatstgenoemde panden hebben beide, in tegenstelling met de twee hiervoren omschrevene, de insteekverdieping tot aan de voorpui doorloopen.
     Deze huizen laten ons dus nog zien, hoe beknopt men, in de 17e eeuw nog, bouwen moest, door gebrek aan ruimte daartoe gedwongen.

*          *
*

     Bijgaande penteekening geeft, als gezegd weer, den toestand van dit stadsgedeelte ongeveer anno 1760. Deze teekening werd door ons ontleend aan een 18e eeuwsch prentje, waarbij wij eenige bouwkundige onjuistheden hebben verbeterd.

|pag. 155|

     De gevel van „de Pelikaan” bezit hier nog een kelderlicht onder de horizontale vensterluiken der pui, welke luiken tot uitstalling der winkelgoederen dienden. De winkelramen zijn van glas-in-lood-ruitjes voorzien. Boven deze pui de altijd voorkomende mooi geprofileerde eiken architraafbalk, waarop de fries is gemetseld, welke was versierd door twee hoeksteenen en een steen in het midden boven de pui.
Op dien steen was gebeeldhouwd een pelikaan, die, zooals de zinnebeeldige voorstelling luidt, zijn jongen voedt met het vleesch uit eigen borst, wat als een symbool van ouderliefde geldt. En aan dièn steen nu dankt het huis zijn naam.

*          *
*

     Bijgaand stadsgezicht laat ons ook, voor een deel althans, het nieuwe Raadhuis (het voormalige Stads-wijnhuis) zien.
Dit gebouw, opgetrokken in keurig gevoegd metselwerk van kleine steentjes, toont ons nog zijn voornamen gevel, waarin stevige kozijnen met wit geverfde ramen, door roeden in kleine ruitjes verdeeld.
     De hoekpilasters, de bekroning (attique) langs de dakgoot, het met leien bedekte dak, het is alles nog uit den laat-Lod. XIV-stijl.
     Deze gevel werd omstreeks 1800 door den stadsarchitect Abr. Mart. Sorg verbouwd, en kreeg toen het ons bekende balcon met kolommen, de nu aanwezige kroonlijst; de ramen zijn van ongeveer 1840.
     De fraai gemetselde muurvlakken werden in de 2e helft der 19e eeuw onder een doode pleisterlaag gesmeerd. Toen meende men daarmede dit voorname gebouw „fraai en deftig” te maken, waardoor ook dit monument geschonden werd.

*          *
*


|pag. 156|

     Nu iets aangaande de bewoners van het huis.2 [2. Deze gegevens verstrekte mij meerendeels de hcer C.H. van Fenema te Oosterbeek, die ik daarvoor hier vriendelijk dank betuig.])
     Dit pand „geheeten de Pellicaen in de Oldestraete” werd in 1470 voor ¼ deel verkocht aan Fija van Ingen.3 [3. Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, 10 jaarg., pag. 3.])
     In het Archief der Armenkamer, pag. 147, No. 411 wordt gemeld dat er in 1556 een rente van achte half heerenponden des jaers uitgaat uit het huis de Pellicaen, ten bate van Wesekijnderen. In het begin der 17e eeuw wordt het huis eigendom van den tingieter Roolf Nessink, die het dus wel zijn 17e eeuwschen gevel, welke onze teekening laat zien, zal hebben gegeven en de balken hebben doen voorzien van lasschen met renaissance-profielen.
     In de 18e eeuw wordt het huis eigendom van een nazaat van R. Nessink, namelijk Chr. Nessink, geb. te Kampen in 1692. Hij had te Leiden rechten gestudeerd. In de koopacte wordt vermeld, „dat de Pelikaan in den gevel staat”. Deze advocaat Christoforus Nessink, die dus het huis niet als erfgenaam was toegewezen, maar het had gekocht, nam de gevelsteen van zijn huis, dus de Pelikaan, in zijn wapen, zegelde daarmede o.a. zijn „Brieven aan de Staten van Overijssel”, voorkomende op het Rijksarchief te Zwolle 4 [4. Dit wapen is op een zwart veld in goud een pelikaan met jongen op het nest.])
In dit huis schreef Mr Nessink zijn bekende „Landtrecht van Overijssel met aanmerkingen en toelichtingen te Campen, 1747 5 [5. Portf. No. 1059 en 1045.]), uitgegeven bij Æ. Valkenier in de Broederstraat te Campen 1747”.6 [6. Thans de winkel in Koloniale waren der firma Dwars. De drukkerij was in de Boven-Nieuwstraat, nu kantoor dier firma.])
     Hieruit zou moeten worden afgeleid, dat, toen het huis door Mr Nessink werd bewoond, het geen winkelhuis weer was. Echter laten gravures van ± 1760 een winkelhuis, met luiken, zooals wij die kennen aan het Goth. huis (Leeszaal), zien.

|pag. 157|

     Hier moet opgemerkt, dat „de Pelikaan” 29 Oct. 1751 door gevolmachtigden van Dr C. Nessink werd overgedragen aan Dirk Gerritsen Rutenberg, die het weer tot winkelhuis kan hebben verbouwd, op de wijze, voorgesteld op genoemde gravure.
     Nog is er een gravure van Tollenaar uit 1840, en hierop zien wij „de Pelikaan” als „toehuis”. Met gewone kozijnen en ramen. De deur nog wel in het midden, maar het is geen winkelhuis meer. De gevel had toen zijn top met trapjes ook al verloren, had toen een holle tuitgevel, ongeveer op de wijze zooals wij die half op onze teekening hebben aangegeven. Op die gravure ziet men het nieuwe Raadhuis al door den Stadsarchitect Sorg verbouwd; de Pelikaan, die toen nog in den gevel stond 7 [7. Wij hebben nog ouden van dagen gekend, die zich heel goed dien steen in den gevel konden herinneren.]), komt bij Tollenaar niet voor; ook is de raamverdeeling in den geveltop onjuist, als accordeerende deze niet met de origineele balklagen en kapspanten daarachter.
     In 1843 ongeveer vestigde zich in het huis Mevr. de Wed. P.J. Gersom, geb. Louisa Wilhelmina Pfeifer. die er haar handel in manufacturen en garen en band dreef.
Wellicht heeft die ’t pand wéér tot winkelhuis doen verbouwen, want van toen of is het na dien tijd onafgebroken winkelhuis gebleven. In 1855 droeg zij haar zaak over aan de dames van Leijden en Groothuijs, welke zaak na het overlijden van Mej. P.H.A. Groothuijs (15 Aug. 1866) door Mej. B. van Leijden alleen werd voortgezet.
     Na laatstgenoemde kwam in de Pelikaan een slijterij van Egbert Jan van ’t Veen, die later aan de overzijde in „de Bijenkorf” (hoek Plantage, nu Jamin) een café exploiteerde en toen tevens rijtuigverhuurder was. Daarna vinden wij er het Sigarenmagazijn van de Gebrs. van der Linde, dan wordt het bewoond door den heer H. Zwanino, die er zijn paraplu-

|pag. 158|

Winkel in heeft, vervolgens vestigt zich hier de heer A. Zomer en laatstelijk de heer J.B.J.P. Doedens, die hier beide een winkel in manufacturen hebben gedreven.
     Het vertrek naar elders van den heer Doedens was aanleiding, dat de Gemeente het pand aankocht om het te doen afbreken, waardoor straks een belangrijke verkeersverbetering tot stand zal worden gebracht.

     Kampen, Dec. 1930.                                                                           A.J. REIJERS.

________
– Reijers, A.J. (1930) Het huis “de Pelikaan. Kamper Almanak, 1930, 151-158.

Category(s): Kampen
Tags:

Comments are closed.