De crimineele jurisdictie van Steenwijk ter vergadering van ridderschap en steden van Overijssel in 1719

DE CRIMINEELE JURISDICTIE VAN

STEENWIJK TER VERGADERING

VAN RIDDERSCHAP EN STEDEN VAN

OVERIJSSEL IN 1719.

_______

     Ridderschap en Steden van Overijssel hadden op de apprehensie van Wycher Dick, toegenaemd „het Moffien” eene premie van 100 gulden gesteld. In Mei 1719 werd Dick in de Vrijheid en de Stadt van Steenwijk geapprehendeerd en aldaar door den Scholtus van Steenwijk in hegtenisse gezet.
Bij schrijven van 31 Mei 1719 werd daarvan door hem aan den heere Drost van Vollenhove kennis gegeven met verzoek om, nu de gedetineerde crimineel verklaard was, zelf te Steenwijk te komen of een ander te authoriseeren om de verdere procedure tegen den beklaagde voort te zetten:
     De Drost verscheen ter vergadering van Gedeputeerden van Overijssel 10 Junius 1719 en deed mededeeling van het ontvangen schrijven onder mondelinge toelichting, dat hij wel uit eenige stukken had gezien, dat de Burgemeesters van Steenwijk pretendeerden met hem over delinquenten in derzelver stad en vrijheid geapprehendeerd, te hebben concurrente jurisdictie en dat daarover ook reeds bevorens tusschen de drosten van Vollenhove met de Burgemeesteren van Steenwijk strijd was geweest en dat hij, het stadsrecht niet kennende, bezwaar maakte om buiten speciale toestemming van Ridderschap en Steden daaraan te voldoen en met verzoek om daarover het gevoelen van genoemd college te vernemen.
     De Gedeputeerden, uit consideratie, dat het officie van drost van Vollenhove bestaat in het maintineren van de hoogheit van de provinsie, soolange niet consteert van het regt van de stad Steenwijk en aan de andere zijde de voortganck van de justitie, hierdoor niet behoorde te worden gestremt, vonden goet om den heere Drost van Vollenhove te authoriseren ende te versoeken om, ongeprejndiceert de hoogheit deeser provintie

|pag. 127|

en deszelfs reght, als drost van Vollenhove, sig te willen begeven naar Steenwijk, tegens den voornoemden gedetineerden innemende alle vereyschte informaties, die mede te requireren van de Burgemeesteren van Steenwijk en met deselve den gedetineerden daarover te horen ende wijders de Justitie behoirlijke voortgangk te doen hebben. Vervolgens besloten Gedeputeerden ter eerste vergaderinge van Ridderschap en Steden haar Ed. Mog. hiervan kennisse en deselve wijders in bedencken te geven, off haar Ed. Mog. tot voorkominge van het conflict van jurisdictie niet zouden gelieven te determineeren en vast te stellen, hoeverre de Burgemeesteren van Steenwijk in desen regt hebben. (Extract uit het Register der resolution van de Gedeputeerden van de Staten van Overijssel, gedateerd Swolle 10 Junius 1719, geteekend „W.J. van Haarsolte” accordeert met voorschreven register, „H. Royer”.
     Blijkens een extract uit het Register der Resolutiën van Ridderschap en Steden der Staten van Overijssel van 24 Augustus 1719 werd besloten, de Magistraat te verzoeken eenige gecommitteerden aan te wijzen om ter vergadering in Zwolle te komen Dinsdag 30 Augustus 1719, des morgens 10 uur en daarvoor mede te brengen de origineele registers en boeken om hun recht te bewijzen tot exercitie van de jurisdictie met en nevens den drost van Vollenhove. De Magistraat wees daarvoor aan den Burgemeester D.A. ten Broecke; A. Kroeven en den Secretaris B. ten Broecke.
     Tot bewijs namen zij mede een extract uit het 2e deel van het derde capittel van het Koerboeck der Stadt Steinwijck van 11 Januari 1579, gecodificeerd door den toenmaligen Secretaris Mr. Sigher ter Steghe, handelende over die judicature der Stadt Steinwijck in crimineel Saeken, bestaande uit 7 artikelen.
Dit extract werd aan de Gedeputeerden overgelegd met onderstaande onderteekening, pro vero Extractu „ten Broecke 1714″ secr. Authori; als berigt van de Magistraat der stad Steenwijk, zij merkten daarbij op, dat de rechtspraak sedert onheuchelijke jaren met de drosten van Vollenhove door hen word geexerceert, zonder oppositie en dat Magistraat en drosten, na examinatie met den drost, hebben gestraft door de Koorde en met het Swaard gebrandmerkt en gegeeselt; ook

|pag. 128|

wel gebannen en publiek tentoonstellen op het schavot blijkens sententiën, van tijd tot tijd afgegeven en geexecuteerd bij heeren drosten en magistraat der Stad Steenwijk. Sedert 12 November 1597 successive tot 31 Augustus 1719. Ware de stad in 1523 niet geheel afgebrand, dan zouden er talrijke sententiën van voor 12 November 1597 in het register van excessen, rechten, keuren en breuken, voorgevallen in de jurisdictie der stad Steenwijk zijn opgenomen.
     Uit dat register werd het navolgende extract aan de Gedeputeerden tot staving van het recht der stad Steenwijk door de gecommitteerden overgelegd.
     Cornelis Otho wordt gebannen 12 Nov. 1597.
     Willem van Anloo wordt gebannen 18 Oct. 1599.
     Derck van Reeburch, gevangen wiesend om den doodslag op 23 Oct. l.l. gedaan aan Doede Aelkens van Leeuwarden, op verzoek van velen aan Drost en Magistraat uit het ampt van Vollenho gebannen, dat hij sal sweren behoorlijke oirveede 15 Dec. 1600;
     Gheert Heutbraad, eerst aan de kaak tentoongesteld en namaals gebannen 29 Sept. 1603;
     Henricus Frankena wegens doodslag aan Roelof Hillebrands, stadstromslager, door magistraat en drost veroordeelt, om met het sweert door den scherprichter ter dood gebracht te worden; dit geschied zijnde, zal zijn lief en hoofd ter respect en ter eere zijner vrienden, in een vat gelegen en ter eerde bestedet worden. Gep. 11 July 1606. Geexecuteerd 12 July 1606.
     Johan Jansen van Aurik gebannen 1609;
     De Schultis, geauthoriseerd door Johan van Echten, drost van Vollenhove conditioneert, dat Johan van Lingen de kosten zelf betaald en daarenboven de stad en vrijheid en het geheele drostambt verlaat. Hij wordt voor 10 jaar daaruit verbannen en mocht hij vóór dien tijd weer inkomen, dan zal hij aan den lijve worden gestraft, 26 Marty 1613;
     Jan Barkmeijer wordt bij de magistraat uit de stad gebannen 22 April 1613;
     Luitjes Jansen van ’t Bil, in apprehensie getogen wegens twee brandmerken, wordt daarom door drost en magistraat gebannen; onder genoegzame cautie en oirveede van lijf en

|pag. 129|

goet te verbeuren, soo hij weder mogt inkomen 17 Aug. 1613;
     Wessel Jurrien Brugemat, bij den heer Drost Johan van Echten en den Schultis Steven Wolfs buiten pijn en banden of ijzeren, tot bekentenis gebracht, wordt door den Scherprigter aan een galg gehangen en met de koorden gestraft tot de dood volgt, geexecuteerd 4 Juli 1614;
     Hans Peters bij den Drost en magistraat, die de judicature in crimineele saken mixtum competeerende is, wordt gecondemneerd om eerst door den Scherprigter dapperlijk gegeeselt en daarna gebrandmerkt te worden en dan bij sonneschijn uit de stad verbannen te worden en binnen twee dagen uit de provincie Overijssel 5 Aug. 1615;
     Hendrik Richolts wordt bij Schultis Steven Wolfs en Brants Bernarts veroordeeld om door den Scherprigter aan de galg gehangen te worden en met de koorde gestraft te worden, zóó dat de dood volgt 24 Aug. 1615;
     Frerik Jacobs, die twee brandmerken, een van Rotterdam en een van Leiden had, wegens diefstal van mantel en kragen gegeeselt, gebrandmerkt en gebannen uit de stad bij sonnenschijn en binnen 3 dagen daarna uit de provincie;
     Garrijt Hendriks, door den magistraat en schultis Steven Wolfs, in plaats van Johan van Echten, gecondemneert wegens verleiding van de dochter van Jan Vogelsang; terwijl hij zelf echte vrouw en kinderen heeft, zal door den scherprigter gegeeselt worden op verzoek en bidden van zijn vader. Bovendien zal hij gecondemneert worden om een uur met twee spinrokken over het hoofd aan de kaak te staan en gebannen worden 23 April 1616;
     Ian van Lingen, 27 July 1618 in hechtenis getogen; omdat hij, na het bannissement van 26 Marty 1612 weder binnen is gekomen, werd gecondemneert tot verbanning op smeeken;
     Ullert Jansen wegens diefstallen door den Scherprigter onthalst en ter doot gebracht, zijn lichaam zal daarna op een rad en het hoofd op een pinne, andere tot voorbeeld strekken.
Gepr. 27 Febr. 1619;
     Jan Smith van Uffelte 1 Juny in hechten getogen; nadat hij veel moedwille op de straten en in de wacht bedreven heeft, wordt door de heeren jonker Roelof van IJsselmuyden

|pag. 130|

en Aldert Clant, burgemeester tot Campen, gedeputeerden bij de provincie, hiertoe specialijk gecommitteerd wegens den dood van den drost Jan van Echten, verbannen 9 Juny 1619;
     Abraham Winters uit Middelburg wordt wegens moord op zijn vrouw, Bats in de Oosterwijk door Johan van Raasfelt toe Twickelo, drost en de magistraat van Steenwijk gecondemneert om door den scherprigter onthalst te worden. Zijn lichaam zal op een rad en het hoofd op een pinne tot exempel dienen, 29 Mey 1624;
     De huisvrouw van Cornelis van der Gouw wordt wegens valsch sweeren, ter zake van meineet, met gratie voor rigueur van Justitie, gecondemneert om 3 uur te staan op de kaak en verbannen;
     Argus Olof Clasen, wegens dootslagt op Geert Jongbloed gecondemneert, door den scherpregter metter sweert gejustificeert, datter doodt aan volcht en uit reguard voor zijn huisvrouw bij wegen van gratie voor rigueur van justitie, daarna ten eerde mogen worden bestedet 20 Febr. 1632;
     Claas Jansen van Emden en Jan Jansen van Uitregt door den drost Johan van Raasfelt en magistraat gecondemneert om een uur op den kaak te staan en dan voor 10 jaar gebannen. 29 Mey 1635;
     Lijsbet Jans over begane diefstal uit de stad gebannen 1653;
     Wendele Hendriks en Hans Herms bij den Magistraat uit de stadt en jurisdictie gebannen, 11 Dec. 1653;
     Jan Jansen bij den Magistraat uit de stad en jurisdictie gebannen, 25 Oct. 1659;
     Engel Jan, nadat hem de stadt verboden was, daar weder ingekomen en door den schoorsteenveger er nyt geleyt, 12 Mey 1661;
     Clans Ule, wegens diefstal door de Magistraat uyt de stad en jurisdictie gebannen, 2 Jan. 1665;
     Ale Jansen, wegens diefstal uyt de stad en jurisdictie door de magistraat gebannen, 20 Sept. 1666;
     Anne Pyters van Oldeboren en Evertje Jans, in hechten getogen, wegens gepleegde dieverij van linnen uit de tobbe ten huize van Geertruit Gerrits, ’t welk na informatie criminelick geoordeeld werd. De schult werd daarop ontboden en

|pag. 131|

hem werd bekend gemaakt, dat de drost van Vollenhove wegens ’s lands Hoogheit in ’t crimineele, neffens de magistraat de judicature had. De drost werd verzocht om zich hier ter stede te vervoegen om neffens de magistraat den deliquent te helpen sententieeren, waarna volgende sententie is gevallen:
     „Jan van Yssselmuiden, drost to Vollenho, borgemeester,
„Sch. en Raedt der stadt Steenwyk, geexamineert hebbende
„de informatie over het gepleegde diefstal en bekende huis
„brake bij voorschr. Anne Pijters, gepleegt ten huize van
„Geertruit Gerrits, mede ingesien het quaet comportement,
„continueel overspel en bekende diefstal bij Evertien Jans,
„mede gepleegd ten huize van Geertruit Gerrits, hebben beyde
„voornoemde deliquenten en gevangenen gecondemneert, sulx
„doende bij dezen, praefererende gratie voor rigueur van justi-
„tie, als hebbende wel verdient openbaar door den scherprigter
„gegeeselt te worden, ten eeuwigen dage derzelver bannende
„uit de provintie van Overijssel en het district van de stad
„Steenwijk, bij pene daarinne weder bevonden wordende aan
„den lijve strengelijk gestraft te worden, sullende binnen 24
„uren moeten het land quiteren”. 26 Jan. 1669;
     Remmelt Anen uijt de stadt gebannen door de Magistraat, 15 Dec. 1670;
     Jan Henrix van IJsveen, van schapedieverij aan den lijve strafbaar, werd in handen van den drost overgegeven en werd sulx aan den Schultis Otterbeek bekend gemaakt om daarover aan den drost te schrijven en dat de gevangene op costen van den drost moet worden onderholden.
     De heer Verwalter Drost S.G. van Remen toe Remershuisen, nevens B. Sch. en Raedt, praefereerende gratie voor rigueur van recht sententieeren, dat hij zal worden tentoongesteld op het schavot, met een schaapsvel aan ’t lijf met roeden op 13 Sept. 1675; hem voorts uit de provincie bannende. Actum 11 Sept. 1675;
     De kosten door den verwalter drost betaalt met 23 car. gld en aan den schultis voor den schoorsteenveger, die ’t werk gedaan had 2 rijksd.
     Jacob Gerrits, ruiter onder de compagnie van den ritmeester Lennep compareert voor de Magistraat; daar hij door militairen

|pag. 132|

is geaffronteert, seggende, dat de apprehensie van eenige delinquenten buiten het garnizoen aan de stad toekomt en niemand anders en gedetineerde personen aan de Magistraat moeten worden overgelevert. 21 Meert 1676;
     Willem Jurriens pleegde 13 May 1680 diefstal bij de weduwe Rams; maar beklaagde ontkende;
     16 May wordt gehoord Barber Roelofs, die zegt bij de weduwe Rams gewoond te hebben, toen de overste Aylva hier lag en beklaagde bij haar kwam. Vrouw Boelinck en Hallegraaf verklaarden, dat in den bisschoptijd omtrent 1673 bij haar is gestolen. De sententie van Henrik Bentink toe Diepenheim, drost van ’t landes Vollenhove en Cuinre en den Schultis St. Otterbeek luidt; dat beklaagde door den scherprigter openbaar gegeeselt zal worden en eeuwig uit de provincie gebannen.
Pronunt, 27 May 1680;
     Henrik Gerrits Steen uit Oldemarkt, die 1 Februari 1681 tot balling is verklaard en in de stad bevonden werd, is in apprehensie getrokken;
     Op attestatie van den pastoor van Hasselt in Waals Brabant heeft hij een echte vrouw met twee kinderen en is onlangs met een tweede vrouw in de kerk getrouwt. HieroVer is aan den Drost geschreven, die daarop met den Magistraat de sententie nam, dat hij wegens tweede huwelijk uit de provincie gebannen werd. Actum Steenwijk 7 Februari 1681;
     Leendert van Climmel is door den magistraat gebannen. 20 November 1684;
     Lodewijk Saltus, een Fransman, werd hier ingetrokken wegens uitgifte van valsch gelt.
     De Schultus Otterbeek als speciale lasthebber van den Hoog WelEd. Gestr. Heer Unico Ripperda toe Weldam en Olidam en landdrost van Vollenhove, afgegeven 11 Marty 1685, heeft, met genade voor rigueur van recht, beklaagde ter exempel doen geselen en brantmerken en is hij voor eeuwig uit de provincie gebannen. Gepron. en geexec. 12 Marty 1685;
     Pieter Jansen, die 14 Marty 1687 een beurs met geld heeft gestolen, werd door Unico Ripperda en den Scholtus Herman Otterbeek gecondemneerd om door den scherprechter op de

|pag. 133>

kake gebracht te worden en te worden gegeeselt en uit de previncie gebannen 23 Meert 1687;
     Jan Jansen wordt 30 Juny 1687 in ’t Gasthuis in zijn kamertje verhangen gevonden. De Magistraat besluit, dat dit lichaam criminelijk, anderen tot exempel behandeld wordt en geeft kennis aan den drost Joan Sloet toe Tweenijenhuizen, die de Scholtus Otterbeek speciaal authoriseert 30 Juny 1687 tot de condemnatie. De sententie luidt, dat het doode lichaam door den scherprigter afgesneden zal worden en op een slede gelegt en publyck buiten de Oosterpoorte achter de Oosterwijk op ’t veld gebragt zal worden en also begraven; terwijl de kosten door den boedel moeten worden gedragen. Gepron: 1 July 1687;
     Elske Baltis, geboren te Deventer is door A.C. van den Lawick, Heere toe Benthuys, verwalter drost van Vollenhove en heerlijkheid Cuinre en den Schultis H. van Loon, buiten pijn en banden tot confessie gebracht, dat zij Dirk Jans, woonachtig op de Westerhuyse, behulpzaam is geweest aan een gloudy, door aan den dief de banderdeure te openen en de gestolen goederen te helpen verbergen; waarvoor zij door den scherpregter op de kaak is gebragt en publiek gegeselt en gebrandmerkt en eeuwig uit de provincie gebannen, 28 Dec. 1703.
     Op het bezoek van de gecommitteerden uit Steenwijk volgde de Resolutie van Ridderschap en Steden d.d. 1 September 1719; waarbij werd aangenomen, dat de crimineele judicatuur toekomt aan den landdrost van Vollenhove met den magistraat, omschreven in het ter vergadering medegebrachte Koerboeck.

_______

______________
– Haitzema Viëtor, H. (1920) De crimineele jurisdictie van Steenwijk ter vergadering van ridderschap en steden van Overijssel in 1719. Versl. en Meded. VORG, 37, 126-133.

Category(s): Steenwijk
Tags: , ,

Comments are closed.