Enschede van 1595 tot 1622.

ENSCHEDE VAN 1595 TOT 1622.

_______

     Zooals bekend is, liggen tusschen deze jaren die van het twaalfjarig bestand en het is om eenig licht te laten vallen op de Staatkundige positie van Enschede gedurende die jaren, dat ik dit tijdvak koos, daartoe in staat gesteld door een „Extract uyt een oude ligger waar van ’t meeste deel op parckement, maar deze extracten op papyr geschreven en daar ingenayet”, dat ik in een particulier archief aantrof en door Henr. Engelb. Stockman, Secretaris (omstreeks 1700) afgegeven is.
     Volgens art. 24 van den Stadsbrief, zooals die voorkomt in de „Geschiedenis van Enschede” door Dr. A. Benthem Gz. „sal de Heer kiesen ses Scepen
„van jaer te jaere of die hiis bevelet mit sinen openen
„brieve.” Ende wat Scepene, dat die Heer kieset, daer
„en sal anders en gheen raet boven den sempliken
„sess Scepenen wesen.” Het bedoelde extract nu bevat de processen-verbaal der schepenkeur van 1595 tot 1622, welke juist in deze jaren van belang zijn, omdat zij ons leeren, wie als Heer werd aangemerkt.
Sedert 1582 was de schepenkeur steeds geschied door den Drost van Twenthe, Johan Mulert tot Voorst, zooals o.a. blijkt uit zijne rekeningen, opgenomen in de Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel (DI. IV, blz. 94, 109 en 111).
     Ook in 1595 geschiedde de keur namens dezen, we lezen n.l. in het bedoelde extract:
     „Anno 1595 den 22 Febr. heeft den Erenveste
„Lambertus Budde Rigter toe Enschede in naamen

|pag. 99|

„uncle uyt bevel des Eedelen unde Eerenvesten Johan
„Mulert toe Voerste Droste dos Landts Twente die
„scheepenen soe verleeden jaer gemelter Droste ge-
„koren heeft gehadt, dit jaar ’95 Laaten in weerden
„behouwen als Hindrick Haminck, Pelgrum Cost,
„Cornelius van Ulsen, Hendrick Roters, Melchior
„Geerlichs, unde Geert Smitt, unde heeft genomter
„Rigter hen den Eedt gestauet, geleick gemelter Droste
„voorheen pleege te doene.”
     Dan volgt: „Anno ’97 op petri ad cathedram is
„voor ons Burgemeesteren als pelgrum Cost, Cornelius
„van Ulsen, Johan Kremer, Arent Sweerinck, Henrick
„Rotors unde Melchior (Geerlichs ?) in der tydt eer-
„scheenen diese naebeschrevenen unde hebben oere
„Burgerschap gewunnen als hier nae volget:
     Het register, waarvan dit extract een deel uitmaakte, zal dus waarschijnlijk het burgerboek of een copie of extract hiervan geweest zijn, namen komen er echter niet in voor.
     19 October 1597 had Prins Maurits Enschede ingenomen, het gevolg was, dat in 1598 de burgemeesterzetting van wege de Staten van Overijssel plaats vond; we lezen dan ook:
     „Anno 1598 op petri heeft die Eedele unde Eeren-
„veste Johan van Voerst ten Grimberge Droste des
„Landes Twente weegen der Staaten van Oueryssel
„durch den Rigter Johan van Rees, den Khuir der
„Burgemeisteren gedaen and heeft toe Burgemeesteren
„gekoren dit jaer Cornelius van Ulsen, Arent Swee-
„rinck, Hindrich Roters, Geert Smitt, Johan Helmichs
„unde Berent Brouwers, unde hebben oeren Eedt
„gedaen soo alst behoorlichen ist.”
     In 1599 verzocht de Predikant Pibo Ovitius aan

|pag. 100|

Gedeputeerde Staten van Utrecht om eene predikantsplaats in het Sticht, zijnde hij „nadat Enschede weder door de Spaansche troepen genomen met consent zijner gemeente van daar vertrokken.”
     De keur in 1605 werd echter weder gedaan namens den Drost van Twenthe, benoemd van wege de Staten van Overijssel, we lezen n.l.:
     „Anno 1605 den dag petri heeft den Eedele unde
„Eerenveste Ernst van Ittersum Droste des Landts
„Twenthe alhijr seinen volmechtiger den Eerenvesten
„vroomen unde discreten Gerhard van der Marck,
„Rigter toe Endscheide geschicket umme den kuir
„der Burgermeesteren te doone nae older usantie,
„soo ist dat die selve die saamende Burgermeesteren
„des verleedenen jaers voor dit jaer alnog continueert
„en daar bij laaten als nemplich Johan Kremer, Arent
„Swerinck, Melchior Geerlichs, Geert Smitt, Geert
„Cost and Egbert Jorrissen unde hebben hem den
„voorigen Eedt, soo voormaals gedaen hebben, gestauet
„den sij oock persisteeren.”
     Thans zou er nog eens verandering komen, den 7den Augustus 1605 nam Spinola Oldenzaal in en kwam daarmee geheel Twente weder onder Spaanschen invloed, waar Oldenzaal de eenige versterkte plaats was van geheel Twente. Zoo bleef de toestand tot 1609. Volgens dr. A. Benthem in zijne „Geschiedenis van Enschede” toch, werd Enschede beschouwd (bij het sluiten van het Bestand) als niet aan Spanje te zijn onderworpen.
     Het bleef blijkbaar eene onopgeloste kwestie, zooals blijkt uit de keur van petri 1609, dus reeds eenige weken voor het sluiten van het bestand (9 April) Wij lezen daar:

|pag. 101|

     „Anno 1609 op petri hoeft voor eersten die Eedele
„unde Eerenveste Johan Mulert van Voerst harer
„Durchl. Hoogheiden Droste des Landes Twente, Als
„oock die Eedele unde Eerenveste Eerenst van
„Ittersum Droste desselvigen Landts Twente weegen
„der H. Staten des Landts van Overijssel durch
„Albertum de Laar Notarium publicum, Landtschriver
„Secretarium and Gerigtschriver der Stadt unde des
„Gerigts Endcheide alhijr toe Endscheide tot Bur-
„germeesteren dit jaar geeligeert wide gecoren voor-
„eirsten weegens des Heeren Drosten Johan Mulert.”
     Hindrick Haminck, Hinderick Roters, Frederick Adolfs, Lucas Becker, Hinderick Smit en Evert van Weerselo; van weegen des Heeren Drosten Erenst van Ittersum: Geert Smitt, Geert Cost, Egbert Jorrissen, Hindrick Eigerkinck, Lammert Brouwer en Jaspar Geerlichs, die welcke alle voor den gemelten Alberto de Laar oeren Eedt van Getrouwigheit gedaen in forma hiernae volgende.
     Het spreekt van zelf, dat een neutraal eedsformulier moest worden gevonden, waarin noch over den Landsheer, noch over het geloof partij werd gekozen. De formule luidde als volgt:
     „Wy obgemelte samende Burgemeesteren gelooven
„unde sweeren mit opgerigteden vingeren dat wy der
„stadt van Endtscheide sampt die Hoocheidt des Landts
„in den dienst daar wy van gemelte Droste toe ge-
„roepen sinnen getrouwelycken naer allen onsen ver-
„meugen bedienen willen oren beste helpen voortsetten
„unde oren argeste helpen kieren unde iedermennig-
„lyek soo wol den aermen als den rycken sonder
„eenige conventie gude justitie soo voele in uns is
„toe administreren allent sonder respect van iemant

|pag. 102|

„Nimant omme geldt offte goodt of eenig dinck dat
„sonne offte maane beschienen mag ongelyck te doone
„offte onregt up toe leggen alsoo gewisse hulpe uns
„Godt unde sin hillige Evangelium.”
     Anders waren de omstandigheden, toen in 1618 Unico Ripperda toe Boculoe 1 [1. Drost van Twente, sedert in 1611 Ernst van Ittersum was gestorven.]) de keur zou doen.
In het godsdienstige waren de lijnen van het Calvinisme strenger geteekend, in het staatkundige werd meer, wat niet bepaald Spaansch was, als Staatsch beschouwd 2 [2. Zie het placaat van 22 Januari 1610.]).
     De eed zou nu Widen: „Wy burgemeesteren gelaeven ende sweeren by deesen dat wy de stadt Endscheide sampt Ridderschap ende Steeden repraesentierende die staaten der Landtschap van Oueryssel daar wy van onsen LandtDrosten toe gecooren ende geroopen syn getrouwelycken nae onsren besten vermoogen willen bedienen hoer beste helpen bevorderden ende het argste helpen kieren, unde eenen iegelycken soe wol den aermen als den rycken sonder aenseehen van persoonen ende eenige conirentie regt ende justitie toe admicistriren niemant omme geldt offte goot offte eenig dinck ter weerelt ongelyck doon offte beswaaren, oock de waare christelycke religie handhaven ende voorstaen soo waer helpe ons Godt ende syn heillig Evangelium”.
     Gekozen werden Gerrit Cost, Lambert Brouwer, Lucas Becker, Albertus de Laer, Frederick Aleffsen en Johan Cost.
     „Anno 1619 heeft wederom die Wol Eede. Gestr.
„Eerenveste unde seer discrete Unico Ripperda toe

|pag. 103|

„Boculoe and Hengeloe Droste des Landts Twente,
„bestalter Ritmeister wegen syn Excties de keur gedaen
„ende heefft erweelet: Gerdt Cost, Lambert Brouwer,
„Albert van Laar, Frederick Aleffsen, Hendrick Smitt
„en Joan Cost.
     „Deese allen hebben oeren Eedt gedaen in forma
„hen denselven Anno 1618 voorgeholden is.”

     Het bestand naderde zijn einde; in 1622 stonden de partijen weer tegenover elkander. Ook daarvan gaf de Schepenkeur blijk. Wij lezen n.l. thans wederom van twee keuzen, een van Staatsche en een van Spaansche zijde, maar nu niet, zooals in 1609 door een neutraal persoon, maar door twee verschillende gevolmachtigden, beide verklarende, dat zij door deze keuze niet vooruit wilden loopen op de regeling van het bewind.
     Voor Unico Ripperda trad op Johan Wijnholts, Rigter to Enschede en heeft „gekoren ende genomi-
„neert uyt krafft van dieselve volmagt weegen syn
„Wel Ed. principalen by deese tyds geleegentheit
„ende by provisie sonder dannog eenig naedeil der
„Landtschap van Overyssel regt ende geregtigheit tot
„Burgermeesteren an syden der Exc. Staten den E.
„Geert Cost, Lambert Brouwer en Johan Cost, deese
„alle hebben oren Eedt gedaen in forma hen den
„selven Anno 1618 voorgeholden.”
     „Evenzoo op petri 1622 heeft Lambertus Budde
„Last ende Commissie van den WelEed Eerentvesten
„ende seer discreten Johan Mulart toe Voerst droste
„des Landts Twenthe wegen syn Con. Maj. hebbende,
„deese drie naevolgende persoonen sonder daar van
„in consequentie te verblyven tot Burgermeesteren

|pag. 104|

„gekooren d E. Albertus de Laer, Frederick Adolfs
„en Michael van Berchum. Diese voorschr. hebben
„oren behorlycken Eedt gedaen op petri 1622.”
     Hiermee eindigt het extract, eindigde waarschijnlijk ook het oorspronkelijke stuk, ten minste de afschrijver gaat door met te vermelden hetgeen hij vond op eenige losse bladen in dit boek liggende, maar waarschijnlijk door den Secretaris als niet tot de zaak behoorende doorgehaald.
     Gaarne had ik hieraan toegevoegd de eedsformulieren in tijden van bepaald Spaansch regiment alsmede die bij Staatsch, deze zijn mij echter tot heden niet onder de oogen gekomen, ook niet die welke in Goor, waar eveneens de Schepenkeur door de Drosten van Twente geschiedde, werden geëischt.
     Bij resolutie van 2 Februari 1627 werd bepaald, dat voortaan de Drost van Twente „na older gewoonte” de geheele magistraat tot Enschede vast zou stellen, toen echter in 1672 deze naar Holland was gevlucht vond geen keur plaats en bleven o.a. Henrik Cost en Berent Tesink, die op Petri 1672 waren gekozen ook in 1673 in functie, hetgeen een reden was om tot ongeldigheid van een voor deze Schepenen testament to adviseeren.
     Spoedig schijnt daarin echter te zijn voorzien, want we lezen, dat drie gereformeerde en drie Roomschgezinde burgemeesters de obligatie tot de vrede geteekend hadden (Overijsselsch adviesboek 1 II).

     Enschede. C.J. SNUIF.

____________
– Snuif, C.J. (1909) Enschede van 1595 tot 1622. Versl. en Meded. VORG, 25, 98-104.

Category(s): Enschede
Tags: ,

Comments are closed.