Twentsche Maten en Gewichten

TWENTSCHE MATEN EN GEWICHTEN.

_______

     In de Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel van 1875 komt een artikel voor van Mr. J.I. van Doorninck getiteld Twentsche Maat.
     Als slot van zijn verhaal zegt hij, dat alle voorschriften blijkbaar niet hebben geholpen, welke ten doel hadden, één overal gelijke maat in te voeren en dat in het laatst der 18de eeuw de korenmaat in elke plaats van Overijssel nog verschillend was.
     Hoe deze waren en hoe het stond met de andere maten en met de gewichten ben ik in staat mede te deelen, doordat een Enscheder koopman Lambertus Nieuwenhuis zich de moeite heeft gegeven deze alle na te meten en te wegen en daarvan verslag te doen aan Professor J.H. van Swinden.
     Het was in het laatst van April 1802, dat door dezen een boek werd uitgegeven, luidende: Verhandeling over volmaakte Maaten en Gewichten (Amsterdam P. den Hengst).
In het aanhangsel geeft de schrijver verslag over de onderzoekingen ingesteld naar de maten en gewichten van den Haag, Delft en elders.
     Voor wien Lambertus Nieuwenhuis kent spreekt het van zelf, dat deze na kennismaking met het boek zich direct op de hoogte trachtte te stellen van den toestand in Twenthe op dit punt.
     Hij meende eerst daarbij gebruik te kunnen maken van Amsterdamsche of Rijnlandsche duimstokken, waarvan in de verhandeling van Van Swinden de lengte was gegeven in de nieuwe d.i. metermaat, doch zoo schrijft hij aan den auteur in den eersten brief van eene verzameling correspondentie tusschen deze beide heeren, „nog geen twee Amsterdamsche en Rijnlandsche duimstokken zijn even lang”. Ver-

|pag. 83|

zoeke mij daarom te bezorgen de lengte van één of twee decimeter op papier getrokken.
     Professor van Swinden voldeed aan dit verzoek en zond „een echte volkomen dubbele decimeter”.
     Nadat hij ook nog een gejusteerd gewichtsdoosje van Priein en een tinnen maatje van 5 d.L. had ontvangen, toog Nieuwenhuis aan den arbeid. Uit blik liet hij een maat van 1 Liter en een van $$\frac{1}{8}$$ Liter vervaardigen, van hout een van 8 Liter en met behulp daarvan bepaalde hij den inhoud van de verschillende slapers, die op de stadhuizen werden bewaard.
     Hij vulde het stadsschepel van Enschede met reuvenzaad, een soort raapzaad, iets lichter geel van kleur en kleiner van korrel dan het gewone en vond voor dezen in 1720 vervaardigden slaper 35.035156 Liter. Voor dien van Almelo vond hij 33.023437 Liter. Hij had berekend 33947060 c.m. M3.
     In Almelo gaan 90 schepels op een last, hier nagemeten hebben de bakkers 3 schepels te kort. In Deventer gingen 104 schepels in een last.
     Het spint te Enschede is een slaper van 1728 inhoud 8.843750 Liter (berekend 8709220 c.m. M3).
     Naast de korenmaten had men ingevolge de Verordening van 18 April 1792 voor de accijns op het Zout ook zoutmaten van geslagen rood koper in den vorm van tobbetjes of afgeknotte kegels. De inhoud daarvan was het spint (eigenlijk $$\frac{1}{2}$$ schepel) 13.500000,
het $$\frac{1}{2}$$ spint               6.774375.
     De slapers der vochtmaten waren in 1786 uit Deventer gekomen en aldaar geijkt. Ze werden bevonden als volgt:

Voor olie, traan en azijnmaten. Voor bier en sterkendrank maten.
de kan 1.750000 de kan 1.610000
mengel 0.885000 mengel 0.810000
oort 0.440000 oort 0.407500
$$\frac{1}{2}$$ oort 0.220000 $$\frac{1}{2}$$ oort 0.204000
potjen 0.111000 potjen 0.103000
halfjen 0.057000 halfjen 0.052000


|pag. 84|

     Zooals men ziet zijn de onderdeelen van de beide kannen iets te groot.
     De olie en traankan is de Oude Overijsselsche kan. In het laatst van de 17de eeuw heeft men de bier-, wijn-, brandewijn- en jeneverkannen, die van dezelfde grootte waren als de olie- en traankannen, iets verkleind, uit hoofde van de Finantien om de provinciale kas van geld te voorzien (zie 2e deel van den tegenwoorden staat bl. 449).1 [1. Als de verkleining zuiver 112 was geweest zooals besloten was, moest de verkleinde kan zijn 1.604167 dus iets kleiner dan ze was.])
     Na de maten kregen de gewichten een beurt. Een standaardgewicht in 1786 uit Deventer gekomen en aldaar geijkt gaf de volgende resultaten:

een ijzeren 2 pond 985.100
1 pond 492.500
koperen sluitgewicht 1 pond 492.200
geel koperen $$\frac{1}{2}$$ pond 246.050
$$\frac{1}{4}$$ pond 123.000
$$\frac{1}{8}$$ pond 61.500
$$\frac{1}{16}$$ pond 30.750
1 Loot 15.300
$$\frac{1}{2}$$ Loot 7.800
$$\frac{1}{4}$$ Loot 3.900
$$\frac{1}{8}$$ Loot 1.950

 
     1 Hollandsch Troisch gewicht 1 pond = 492.16772.
     De landmaten waren 1 Heeren mudde = 6 schepel ons mudde = $$\frac{1}{2}$$ morgen = 300 vierkante Rijnlandsche roede.
     Op een schepel land, groot 75 vierkante roeden, werden gezaaid 4 spint rogge, 2 spint gerst, 6 spint haver, 1$$\frac{1}{2}$$ spint boekweit of 5$$\frac{1}{8}$$ spint lijnzaad. Waar het laatste meest door kleine luiden op gehuurd land werd verbouwd, werd hun voor een spint lijnzaad te zaaien 225 vierkante treden toegetreden.
     Nieuwenhuis gaf ook zijne meening over den vorm, die

|pag. 85|

de nieuwe gewichten moesten hebben, hij zond een model van een 5 Kilo gewicht aan Van Swinden in en liet een gewicht van 5 Kilo gieten van ijzer, gewonnen uit ijzeroer, dat alhier op verschillende plekken in den grond zat.
     Naderhand ging de correspondentie over in eene over sterren en planetaria, alleen 24 October 1807 werd melding gemaakt van de verandering van het ijkstempel, dat tot nu toe was geweest la Déesse de la Liberté en voortaan een Adelaar zou zijn, hetgeen den ouden patriot waarschijnlijk aan het hart is gegaan.

C.J. SNUIF.

________
– Snuif, C.J. (1925) Twentsche Maten en Gewichten. Versl. en Meded. VORG, 42, 82-85.

Category(s): Overijssel
Tags: ,

Comments are closed.