Uit Overijssel’s Verleden. III. Stads zilverwerk van Goor.

UIT OVERIJSSELS’ VERLEDEN.

III.

Stads zilverwerk van Goor.

     De oude zilveren bokalen, waaruit de regeringsleden in vroeger eeuwen hun dorst pleegden te lesschen bij de feestelijke maaltijden, welke zij jaarlijks bij het verkiezen van nieuwe burgemeesters of andere merkwaardige gebeurtenissen hielden, hebben ten allen tijde de aandacht van het nageslacht tot zich getrokken.
De een meent er uit op te maken, dat gezegde dorst niet gering moet geweest zijn, de ander bewondert de schoone vormen dier kunstwerken, een derde beschouwt vooral de wapens en inschriften of merken als niet onbelangrijke gegevens. Wegens het vele dat de smeltkroes verzwolg, verdient het gespaarde in ieder geval dubbel in eere gehouden te worden.
     Daarom meen ik mij een paar woorden te mogen veroorloven aangaande de vijf Goorsche bekers, die op de Geschiedkundig-Overijsselsche Tentoonstelling (no. 2002—2000) voorkwamen.
     Vergeleken bij de fraaije overblijfselen van het Deventer-, Kamper- en Zwolsche zilverwerk, staan deze zeventiende-eeuwsche kroezen zoowel in oudheid als schoonheid zonder twijfel vrij wat achter. Voor den genealoog daarentegen hebben zij in zooverre meer belang, omdat het zilverwerk van de drie groote steden vervaardigd werd uit de aan een overleden burgemeester niet uitbetaalde „pensie” (tractement), terwijl te Goor de nabestaanden de bokaal schonken; hetgeen tengevolge had, dat hier naam en wapen der vrouw tevens vermeld werd, terwijl dit in de andere steden niet het geval was 1 [1. Ik maak van deze gelegenheid gebruik, om een fout te verbeteren in Overijss. Bijdr. I, 336. Ik zeide daar, dat te Zwolle een kruis werd vervaardigd met het wapen en den naam des overleden Burgemeesters. Men leze een kroes („croys”).]
     In het Goorsch archief toch trof ik de volgende acte aan.
     „Op huiden den 20en Februarij 1657, hebben wij onderst. Borgmren voor ons ende onse Successoren tot dienst ende vercyringe van onse Stadthuis geresolveert ende goet gevonden, ende voor vast gestelt, dat die Kindren offte Erffgenamen van den welcken Borgemeyster comt te sterven an ons offte den nae ons comenden Borgemren, inwendich den tydt van een jaer an den in leven sijnde heren van die Magistraet, ten profite ais voren sullen uittkieren ende wel betalen vijff ende twintich gulden tot eene gedachtenisse om daervan tot een memorie van den selven eenen silveren beker offte poccaal met haer daeropgestelt wapen gemaeckt te worden.
     In waerheits orkunde hebben wij tegenwoordich sijnde Borgemren dese daarvan opgerichte de acte met onse subscriptie bevestiget. Actum A° et die quibus supra.
(Get.) Wessel tho Noeuer.
          Laurens Borgerinck.          Jn fidem,
          Debyt (?) Chaersenck.     Bart. Couper, Secr.
          Ian Hildrink.
          Derck Jalinck.
          Albert Pothoff.
     Van twee der onderteekenaars is de beker bewaard gebleven, nl. van Jalinck en Helderinck. Wie er belang in stelt, kan ze met drie andere weldra aanschouwen in het nieuw opgerigte Geschiedkundig-Overijsselsch Museum, dat uit de ten vorigen jare gehouden tentoonstelling voortgesproten is. Intusschen is het niet geheel overbodig ze iets uitvoeriger te beschrijven, dan tot dusver geschiedde.
     No. 1. Opschrift: „B(urgemeester) Derk Ialinck ende Engeltien Tho Meerman.” Met 2 huismerken.
     No. 2. Opschrift: „Jan Hilderinck als Burgemeester-Albertien Cuijpers 1694.” Naast de namen een huismerk en (als haar wapen) drie door elkander loopende ringen of hoepels, 2, 1.
     No. 3. Tusschen de letters I. K. en B. V. E. de drie ringen als voren, doch nu 1, 2 geplaatst, hetgeen doet onderstellen dat een burgemeester J. Kuypers en zijn vrouw bedoeld zijn. Daarnaast de helft van een wapenschild; doorsneden: boven 2 ruiten vertoonende met de punt aan elkander, beneden 3 mokers of hamers, 2, 1.
     No. 4. Een gedeeld schild: 1 een korenaar tusschen 2 klaverblaadjes; 2 een huismerk. Omschrift: Henricvs Raeterinck, Gertrvid Toe Laer a°. 1667.
     No. 5. Gevierendeeld schild: 1 en 4 Sloet; 2 van Oer; 3 de Vos van Steenwijk. Omschrift: „Gerhard Sluet, Johanna Florentina van Oer, Dochter toe Bluckhorst.” Dit was dus de beker van Gerhard Sloet tot Oldenhof en Singraven.
     Van deze vijf bokalen nu kunnen de drie eerstgenoemde naar schatting een halve flesch, No. 4 een geheele en No. 5 anderhalve of twee flesschen wijn bevatten.
     Naast deze Goorsche kroezen behoorden de Diepenheimsche te staan, die ook op de tentoonstelling aanwezig waren (No. 2007—2015), benevens de acte van 1670 (No. 2016), waaruit blijkt, dat van dien tijd af der gelijke bokalen in die gemeente, hetzij door de burgemeesters zelf bij hun leven, hetzij na hun dood door de nabestaanden gegeven behoorden te worden.
     Nevens de burgemeestersbokalen belmoren in het Museum die van de Gezworen Gemeenten geplaatst te worden, al ware het maar alleen uit een oogpunt van billijkheid. Immers eene vergelijking tusschen de glazen bokaal, door den heer E.J.C. Greven in het Museum gedeponeerd, (G.O.T.N°. 2053), met de door de Schepenen gebezigde, doet zien, dat de dorst der gemeensluiden vooral niet geringer moet geweest zijn, dan die der burgemeesters, want eerstgenoemde, die geledigd moest worden op „Het welvaren van de Diezerstrate!” kan stellig twee flesschen wijn bevatten! Als een David bij dezen Goliath figureert echter in het Museum een andere beker van de gemeensluiden der Diezerstraat, door den heer J. Nevels te Hattem geschonken (G.O.T. 2061).

Mr. J.I. v. D.

_________________
Doorninck, Mr. J.I. van (1883, 2 Juli) Uit Overijssel’s Verleden. III. Stads zilverwerk van Goor. Prov. Overijs. en Zwol. Cour. (152), p. 2.

Category(s): Goor
Tags: ,

Comments are closed.