De rechterlijke organisatie van de stad Deventer voor en na de reductie van juni 1591

DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE VAN DE STAD

DEVENTER

VOOR EN NA DE REDUCTIE VAN

JUNI 1591

 
 
 
door H.J. Nalis

 
 
 
 
 

Scriptie Oud-Vaderlands Recht
als keuzevak Einddoctoraal
oude stijl.
 
 
november 1977.


|pag. 1|

DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE VAN DE STAD DEVENTER VOOR
EN NA DE REDUCTIE VAN JUNI 1591.

INLEIDING
De verovering van Deventer door Maurits in juni 1591 betekende voor de stad het einde van een zeer onstabiele periode op bestuurlijk en godsdienstig gebied.
Na het langdurige, doch geslaagde beleg van graaf Rennenberg in 1578 was Deventer immers aan Staatse zijde gekomen, welke positie echter weer in 1587 moest worden opgegeven, toen de Staatse bevelhebber Stanley de stad “verried” aan de Spanjaarden. Vier jaar later, zoals gezegd in juni 1591 zorgde Maurits er voor dat Deventer opnieuw -en nu voorgoed- aan Staatse zijde kwam. Maurits was een jaar tevoren reeds tot stadhouder van Overijzel gekozen, maar Deventer kon toen uiteraard niet aan deze verkiezing deelnemen.

De twee belangrijkste gevolgen van de “reductie” in juni 1591 zijn:

  1. Op politiek en bestuurlijk terrein: het landsheerlijke tijdperk behoorde nu definitief tot het verleden.
  2. Op godsdienstig terrein: de gereformeerde godsdienst werd de heersende.

Uit historisch oogpunt bezien betekent het jaar 1591 voor Deventer een mijlpaal van de eerste orde, in staatkundig opzicht misschien alleen te vergelijken met 1795 en 1813, respectievelijk het einde der Republiek en het begin van de Nederlandse eenheidsstaat.
De genoemde jaartallen 1591, 1795 en 1813 zorgen voor even zovele cesuren voor wat betreft de ordening en bewaring der bestuurlijke en rechterlijke archieven van de stad Deventer. Onderscheiden worden nl. vier perioden: het landsheerlijke tijdvak tot juni 1591; het tijdvak 1591-1795 van de Republiek der Verenigde Nederlanden; de z.g. Franse tijd 1795-1813 en ten slotte de periode na 1813 als Nederlandse gemeente.
Uit bestuurlijk oogpunt is deze indeling te rechtvaardigen, wanneer niet teveel wordt gelet op de (dagelijkse) bestuurswerkzaamheden, maar op de verhouding tot de hogere overheid.

|pag. 2|

Wat betreft de rechterlijke organisatie, tijdens en na de Franse tijd, is dit gecompliceerder. De vorming van de eenheidsstaat b.v. impliceerde een landelijk georganiseerde rechtspraak, doch deze reorganisatie verliep niet parallel met de bestuurlijke.
De periode vóór de Franse tijd lijkt in dat opzicht in eerste instantie eenvoudiger. Zowel het bestuur als de rechtspraak waren immers toen vrijwel geheel in handen van de Deventer magistraat. Een ingrijpende verandering in de samenstelling en/of bevoegdheden der magistraat zal dan ook haar neerslag vinden in de rechterlijke organisatie.

METHODE VAN ONDERZOEK
In deze studie willen wij onderzoeken welke veranderingen zich m.b.t. de rechterlijke organisatie te Deventer hebben voorgedaan als gevolg van de reductie van juni 1591.
Het bleek noodzakelijk eerst een overzicht samen te stellen van de rechterlijke organisatie te Deventer vlak vóór de reductie. Over dit onderwerp is nl, betrekkelijk weinig gepubliceerd. W.Th. Keune schreef “Iets over de organisatie en de taken van het stadsbestuur van Deventer omstreeks het midden van de 16e eeuw”1 [1. In: Verslagen en Mededelingen Vereniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 83e stuk, 1968 p. 29-47.]), waarin de rechterlijke colleges behandeld worden. Deze studie verschaft een nuttige basis, doch bleek op verscheidene punten aangevuld of gecorrigeerd te kunnen worden.
Onze methode van onderzoek moest tamelijk omslachtig worden en valt in twee delen uiteen.

1. Primair bronnenonderzoek
Veranderingen met betrekking tot het bestuur en de rechtspraak verwacht men in de eerste plaats te kunnen terugvinden in de resolutieboeken van schepenen en raad, de concordaatboeken, waarin de beraadslagingen en besluiten der gezamelijke vergaderingen van schepenen en raad en de gezworen gemeente zijn vastgelegd en ten slotte in “Der stad nije boeck, statutenboick der stadt Deventer”2 [2. Middeleeuws archief (verder afgekort: M.a.) nr. 133.], bevattende het Deventer stadrecht, gecodificeerd in 1486 met aanvullingen van 1492-1623.

|pag. 3|

Om de volgende redenen kon hieruit geen volledig beeld verkregen worden:

  1. reeds bekend was, dat de resolutieboeken uit die tijd lang niet alle genomen besluiten hebben opgenomen,
  2. de concordaatboeken bevatten uiteraard slechts de zaken, waarin de gezworen gemeente geconsulteerd is,
  3. naar thans gebleken is, zijn lang niet alle aanvullingen opgenomen in het “statutenboick”.

Voor zover het de periode vóór de reductie betreft, hebben wij een voortreffelijke aanvullende informatiebron gevonden in het dossier Middeleeuws archief inv. nr. 69> bevattende; “Stukken betreffende de pogingen van het stedelijk bestuur bij Koning Philips II en de hertog van Parma aangewend tot handhaving van de privilegiën der stad-(enz.) 1587-88.”
In dit dossier bevindt zich nl. de minuut van een “Deductie van de Privilegiën der Stadt Deventer overgegeven den Duc de Parma A° 1587”. Deze Deductie geeft een vrij volledig overzicht van de competenties der bestuurlijke en rechterlijke instanties te Deventer, waarbij bovendien wordt aangegeven op welke privileges de competenties berusten.
Voorzover het de rechtspraak betreft, hebben wij genoemde Deductie integraal afgeschreven (bijlage I).
Een aanvulling hierop vormt een op 15-2-1583 vastgestelde ordonnantie op het gerechtelijke procederen voor de magistraat (bijl.II).

2. Sekundair onderzoek
De verkiezingen van de stedelijke bestuurscolleges vonden te Deventer jaarlijks plaats op de feestdag St. Petrus ad Cathedram = 22 februari, reden waarom de verkiezing van oudsher “Petrikeur” werd genoemd. In de z.g. Petrikeurboeken 3 [3. De Petrikeurboeken zijn slechts bewaard van 1582 af. (M.a. nr. 141) Het oudste deel over 1582-87 is door waterschade bovendien vrijwel onleesbaar geworden.] zijn de resultaten vastgelegd. Men vindt hierin per jaar de namen der gekozen stedelijke functionarissen en de roosters voor de te vervullen ambtstermijnen. Daaruit kan een vrij volledig, uiterlijk beeld worden gevormd van de samenstelling der bestuurscolleges.

|pag. 4|

De tussentijdse benoemingen van juni 1591 zijn niet in het Petrikeurboek geregistreerd -zij hoort daar sensu stricto ook niet thuis-, maar de resultaten hiervan zijn vastgelegd in het concordaatboek.
Daarnaast bevatten de concordaatboeken jaarlijks de naamlijsten der gezworen gemeente, alsmede naamlijsten, waarin de schepenen, respectievelijk raden afzonderlijk worden vermeld.

Aldus konden -na combinatie van deze lijsten- vrij volledige naamlijsten van de gezworen gemeente, schepenen en raden en naamlijsten tevens roosters van de burgemeesters indertijd gereconstrueerd worden over Petri 1590/91, juni 1591 post reductionem/Petri 1592 en Petri 1592/’93.

Vervolgens hebben wij alle in het rechterlijke archief (bijlagen III 1 t/m 15) bewaard gebleven protocollen nagezien over dezelfde periode Petri 1590 / Petri 1593 en daaruit genoteerd de namen der gerechtelijke functionarissen, te wiens overstaan de gerechtelijke akten zijn gepasseerd. Al deze namen werden vergeleken met de hiervoor genoemde, aan de Petrikeur- en concordaatboeken ontleende lijsten en roosters.
Als aantrekkelijke bijkomstigheid bleek het, dat deze lijsten en roosters hierdoor tevens konden worden aangevuld.

Eerst na deze vergelijkingen kon een duidelijk inzicht worden verkregen in de werkwijze en bezetting der verschillende rechtbanken. Voorts kon juist hierdoor worden afgeleid welke verschillen er zijn tussen de periode vóór resp. na de reductie van juni 1591.
Opgemerkt dient te worden, dat slechts de echte stedelijke rechtbanken in het onderzoek zijn betrokken. Buiten het onderzoek bleven derhalve: 1. appèl van vonnissen van de twaalf “kleine” Overijselse steden op de Deventer magistraat, 2. de klaring van Overijsel, waar de Deventer magistraat in vertegenwoordigd was 4 [4. G.J. ter Kuile, De klaring in Overijsel, In: Verslagen en mededelingen Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 82, 1967 p. 95 e.v.]).

|pag. 5|

Aan de behandeling van de rechterlijke colleges gaat een overzicht vooraf van de wijze van samenstelling, verkiezing en werkwijze van de magistraat en gezworen gemeente, hetgeen onontbeerlijk is, daar de rechterlijke functies te Deventer grotendeels werden uitgeoefend door leden der magistraat.

BESTUURSCOLLEGES
1. voor de reductie.
Het bestuur der stad berustte in de periode voorafgaande aan de reductie bij een college van 12 schepenen en 12 raden.
Zij werden telken jare op 22 februari gekozen door de z.g. gezworen gemeente uit de afgetreden schepenen en raden en de gezworen gemeente. Over de gezworen gemeente willen wij kort zijn, daar dit college geen direct aandeel in de rechtspraak had. De gezworen gemeente vertegenwoordigde de burgerij via 8 wijken –“straten” genaamd-, waarin Deventer reeds in de 14e eeuw verdeeld was. De “gemeenslieden” hadden zitting voor het leven. Openvallende plaatsen werden door coöptatie aangevuld. Dit geschiedde eveneens op St. Petrus ad Cathedram.
Het getal der gemeenslieden wisselde kennelijk nogal eens.
De Deductie aan Parma 1587 spreekt van “8 straeten und ijder straeten in 12 personen”, dus 96 personen. De lijst, opgemaakt op Petrikeurdag 15915 [5. Uit 1590 bezitten wij niet een dergelijke lijst.]) (bijl. III 4) bevat echter de namen van in totaal 69 vertegenwoordigers. De wijken van de Water-, Noordenberg-, Enge-, Bisschop-, Over- en Assenstraat hebben elk 8, de Bergstraat 9 en de Polstraat 12 vertegenwoordigers. Het feit dat juist de Polstraat 12 personen leverde is nog voor te stellen, daar de Polstraat altijd de eerste in rang was.
Zoals gezegd, geeft het concordaatboek over de jaren 1588-1591 lijsten, waarin afzonderlijk de namen der 12 schepenen en der 12 raden werden vermeld.

|pag. 6|

Bovendien zijn er lijsten, waarin per wijk wordt aangegeven, welke schepenen en raden door de gezworen gemeente via die wijk zijn gekozen.
Vergelijking van de laatste lijsten over een periode van vier jaren levert enige interessante conclusies op. (Bijl. IV).
Allereerst blijkt een systematiek bij de verkiezing: de Pol-, Noordenberg-, Bisschop- en Bergstraat -d.w.z. de nummers 1, 3, 5 en 7 van de vaste rangorde der 8 wijken kiezen in 1588 en 1590 elk één schepen en twee raden. Daarentegen kiezen de Water-, Enge-, Over- en Assenstraat -d.w.z. de nummers 2, 4, 6 en 8 der vaste rangorde in 1588 en 1590 elk twee schepenen en één raad. In de jaren 1589 en 1591 is dit juist andersom, zodat gesproken kan worden van jaarlijkse roulering.
In de tweede plaats blijkt, dat de 8 wijken in deze vier jaren veelal steeds dezelfde personen kozen, d.w.z. de nieuwe magistraatsleden worden voornamelijk herkozen uit de afgetredenen.
Over de periode 1588-1591 blijken er van de 24 schepenen en raden, in 1588 gekozen:

  1. 11 in alle vier jaren gekozen te worden en wel door steeds dezelfde wijk.
  2. 8 in alle vier jaren gekozen, doch door verschillende wijken. Van deze 8 blijken er 7 gekozen te zijn door twee verschillende wijken en slechts één door 3 wijken.
    De redenen hiervoor zijn niet onderzocht.
  3. Slechts een vijftal personen heeft niet gedurende alle vier jaren zitting gehad.

Omdat 1° de straten om het jaar 2 schepenen/1 raad, respectievelijk 1 schepen/2 raden kozen en 2° de wijken veelal hetzelfde drietal herkoos, komt het tamelijk veelvuldig voor, dat eenzelfde magistraatslid in het ene jaar schepen en in het andere jaar raad is. Een vaste regelmaat was dit niet.
Zo was b.v. Kistenius vier jaren achtereen schepen (bijl. IV).

|pag. 7|

Nadat de magistraat op vorenstaande wijze op Petrikeurdag was gevormd, was haar werkwijze voor het komende zittingsjaar als volgt:
Van de 12 schepenen trad er telkens een vast koppel van twee gedurende ongeveer twee maanden per zittingsjaar op als voorzitters en als dagelijks bestuur van het college van s. en r.: “tot 2 maenden presidenten des Raedes und Regierders met toedoen van Schepen ende Raedt” (bijl. III 3, 7, 10, 15)
Zij werden “burgemeesters in der tijd” (consules pro tempore) genoemd. Elk tweetal bestond uit een in dienstjaren oudere schepen en een jongere collega, de “senior” en de “junior”.

2. wijzigingen t.a.v. de bestuurscolleges na de reductie in juni 1591.
Na de verovering door Maurits wordt de Spaansgezinde magistraat afgezet en door een Staatsgezinde vervangen. Dit ging gepaard met een belangrijke wijziging. Maurits benoemde, na advies van Ridderschap en steden van Overijsel, op 4 juni 1591 nl. 12 schepenen en slechts 4 raden (bijl III, 8).
De volgende dag werd eveneens een nieuwe gezworen gemeente aangewezen. Ook dit college onderging wijziging: elke wijk werd nu door 4 personen vertegenwoordigd, in totaal 32 personen (bijl. III, 9).
Wanneer wij het resultaat van de eerstvolgende Petrikeur -de eerste “normale” verkiezing in het nieuwe tijdperk- opslaan, dan blijkt dat de samenstelling der magistraat ongewijzigd is: opnieuw 12 schepenen en 4 raden. Dit getal zal overigens blijven bestaan tot aan de Franse tijd.
Vier dagen voor de Petrikeur van 1592 hadden s. en r. met de gezworen gemeente vastgesteld, hoe jaarlijks dit nieuwe getal van s. en r. moest worden gekozen.
Het concordaat van 18-2-1592 bepaalt (bijl. V), dat voortaan zou worden gekozen in drie ronden, en wel als volgt:
Ieder jaar kiezen alle 8 wijken eerst elk één schepen.

|pag. 8|

Vervolgens kiezen in het eerste jaar 6 [6. d.w.z. Petrikeurdag 1592.]) de Pol-, Water-, Noordenberg- en Engestraat -d.w.z, de 4 eerste straten in de vaste rangorde der 8 wijken- nog elk één schepen. Ten slotte kiezen in het eerste jaar de Bisschop-, Over-, Bergen Assenstraat -d.w.z. de 4 laatste wijken in de vaste rangorde- elk één raad. Het jaar daarop zullen opnieuw eerst alle 8 wijken één schepen kiezen, daarna echter kiezen de 4 eerste wijken elk één raad en de 4 laatste elk één schepen.
Elk jaar zullen de tweede en derde ronde wisselen tussen de 4 eerste en de 4 laatste wijken. Dit stelsel houdt in dat de 4 eerste straten in 1592, 1594 enz. per wijk 2 schepenen kiezen en de 4 laatste elk één schepen en één raad. In de jaren 1593, 1595 enz. daarentegen zullen de 4 eerste wijken één schepen en één raad kiezen en de 4 laatste 2 schepenen. Het getal der gezworen gemeente blijkt op Petrikeurdag 1592 weer gewijzigd te zijn: elke wijk 5 personen, in totaal 40 (bijl. II 12). Het getal der gezworen gemeente zal in de jaren 1596-1598 een twistpunt zijn tussen s. en r. en g.g. De gezworen gemeente wilde haar getal tot 6 per wijk uitbreiden, s. en r. wilden het vijftal handhaven. In het laatste besluit dat wij over deze kwestie vonden (d.d. 13-2-1598), staat te lezen, dat s. en r. op hun standpunt bleven staan (bijl. VI). Toch blijkt uit het Petrikeurboek dat in 1598 per straat zes personen zijn aangewezen.
Tot aan de Franse tijd zal de g.g. inderdaad uit 6 personen per wijk bestaan, in totaal 48 leden.

Na te hebben vastgesteld hoe de wijze van verkiezing en het getal van s. en r. en g.g. tot stand kwam vóór en na de reductie, komen wij aan het eigenlijke onderwerp van de studie: de rechterlijke organisatie en bezetting der rechtbanken, eveneens vóór en na de reductie.

|pag. 9|

RECHTERLIJKE INSTANTIES
1. Voor de reductie
Schepenen en raad hadden in de loop der tijden, zeker al in de 16e eeuw, vrijwel de gehele rechtspraak tot zich getrokken hetgeen verderop duidelijker zal worden.
Als rechtsprekend lichaam kon het in zijn geheel optreden (verder aangeduid: schepenen en raad) of door enige der leden, die dan een speciale bank vormden, nl. de Hoge en de Lage bank.

Schepenen en raad.
Tot de competentie van s. en r. behoren volgens de Deductie uit 1587: (bijl. I)

a. “Alle andere civile saecken von erfnissen, versterff und successien, item reële, sowel in petitorii als possessoriis judiciis, vel quasi. Item alle lehn undt andere saecken van wat naturen de oock sinnen. Item van servituten urbanorum praediorum, de tusschen burgeren undt ingesetenen deser stadt geventileert werden, geene uijtgesondert, worden schriftelijck oder montlijck, voor Schepen undt Raedt gededuceert undt daerinne na Stadt beschrevene statuten, rechten undt gerechticheijden, voort lant undt leenrechte undt na natuir der guederen, daer de gelegen sinnen, voor Schepen und Raedt, oock appellatione remota, erkent wo het recht is per arrestum, undt voort na stadtrechte procediert van den guederen, die na olden hercomen in der stadts gebiede undt jurisdiction gelegen sinnen, dewelcke guederen voor twee Schepenen undt anders niet, alienirt undt transportiret worden, gelijck oock alle testamenten van guederen in der stadt jurisdiction gelegen voor tween schepen geschieden moeten,” enz.

Een uitvoerige ordonnantie en reformatie op het procederen voor Schepenen en Raad werd vastgesteld 15 februari 1583 (bijl. II).

|pag. 10|

Het is moeilijk aan de hand van de (weinige) bewaard gebleven protocollen de zaken te onderscheiden, welke voor het (voltallige) college van s. en r., resp. de Hoge Bank werden gebracht. Aan de akten in beide soorten protocollen is dit niet te zien. De akten in beide soorten vermelden nl. de namen der burgemeesters in der tijd, maar ook niets meer dan beide namen. Daarom is niet uit te maken of deze akten zijn opgemaakt door de burgemeesters in der tijd in hun hoedanigheid van voorzitters van het college van s. en r., dan wel als Hoge Bank.
b. S. en r. vormde het hoogste appèlgerecht voor alle vonnissen van de Hoge en Lage Bank, alsmede van de straatschepenen, welke colleges hieronder behandeld zullen worden.
c. Tot de competentie van s. en r. behoorde de volledige criminele rechtspraak t.a.v. Deventer burgers en ingezetenen.
T.o.v. vreemdelingen moest zij dit waarschijnlijk delen met de schout (zie onder schoutengerecht).
Het gerechtelijk vooronderzoek werd in de praktijk,zoals blijkt uit het “Register van criminele informatiën”7 [7. Recht. arch. nr. 1.]), verricht door de beide burgemeesters in der tijd.
Een bijzonderheid is dat zij bij het verhoor der verdachten werden bijgestaan door twee “Heren van de Wed(d)ermaent”, wier namen in dit Register eveneens genoteerd werden.
Vergelijking van hun namen met de lijsten van s. en r. over Petri 1590—1591 (bijl. III 2) wijst uit, dat de twee Heren van de Wedermaent steeds twee raden waren. Voorzover na te gaan blijkt dit de enige taak op het gebied van de rechtspraak, die specifiek aan de raden werd toegekend. Voorts is gebleken dat de raden slechts één maand hun taak vervulden.
Misschien is hieruit het begrip “wedermaent” te verklaren.

Vonnissen werden uitgesproken door het voltallige college van de s. en r., waarvan overigens de burgemeesters in der tijd voorzitters waren !


|pag. 11|

De executie werd vervolgens in handen gesteld van de burgemeesters in der tijd. Ingeval van doodvonnissen “sit der schultis met tween burgemeesteren to gerichte undt worden den misdedigen sijne feijten undt crimen, bij hem bekant, voorgelesen undt wort alsoo de sententie bij Schepen undt Raedt beraemt, uitgesproocken undt des andere dages ter executie gestelt” (bijl. I pag. 4).
Voor de schout was er m.b.t. de criminele rechtspraak tegen Deventer burgers en ingezetenen nog slechts een formel taak overgebleven.

Hoge Bank
De Hoge Bank werd gevormd door de twee burgemeesters in der tijd, welke twee schepenen steeds voor ongeveer twee maanden zitting hadden (zie bijl. I blz. 2).
De Deductie 1587 beschrijft haar competentie als volgt: (bijl. I blz. 2):
“Item voor der hooger bancken, daer beijde Borgemeesters in der tijt sitten, gehooren alle saecken van pendongen, personale contracten, boeten ende broecken, daerinne in primo instantia met drie pendongen van burgeren tegen burgeren undt van den uijtheimschen tegen een burger ofte ingesetenen, met 2 pendongen per contumaciam wort verwin gestadet undt definitive erkant van welcken gerichte wort viva voca, bij sittenden gerichte undt anders niet, aen Schepen undt Raedt appellirt”.
Zoals wij zien stond appèl open op schepenen en raad.
Wat betreft de “boeten ende broecken”, hiermede worden misschien overtredingen bedoeld, die met een boete of schadevergoeding konden worden afgedaan, b.v. beledigingen, kroegruzies enz.

|pag. 12|

Lage Bank
De Lage Bank werd gevormd door twee schepenen. Vergelijking van hun namen, zoals die vermeld staan in het “Boeck van der Leege Banck”8 [8. RA 58.]) met de lijsten en roosters der schepenen over de jaren 1588-1590 leert ons dat de functie van “(ge)richtsschepenen ter Leger Banck” steeds gedurende ongeveer twee maanden werd vervuld door het tweetal schepenen, dat in de twee volgende maanden als burgemeesters in der tijd zal gaan fungeren.
De competentie van de Lage Bank blijkt uit de Deductie 1587 (bijl. I p.2):
“Lege Bancke end Appel aen Sch. en Raedt
Gelijckvals wort van der leger bancken alhier appellirt an Schepen end Raedt, aldaer van 2 schepen gericht wort geholden, van saecken op Ja undt Neen, van personeel loftenissen, van contracten undt van genen anderen stucken, idque medio iuramento veritatis.”

Een onderzoek in de bewaard gebleven “Boecken van der Leege Banck” leert, dat voor deze bank voornamelijk geschillen werden gebracht betreffende betalingen van in het algemeen geringe bedragen.
Waarschijnlijk omdat de “saecken op Ja undt Neen” tot veel meineden leidden, is in 1585 een reformatie op de misbruiken aan de Lage Bank aangenomen, waarbij bepaald werd, dat niemand verplicht was zichzelf voor de Lage Bank onder ede te beschuldigen (bijl. VII).

Schepenen bij de vervulling van oneigenlijke rechtspraak
Na vorenstaande bespreking van de competentie en organisatie van schepenen en raad, moge duidelijk zijn geworden, dat in alle gevallen de burgemeesters in der tijd (of de toekomstige bij de Lage Bank) -d.w.z. een vast koppel van twee schepenen, dat ongeveer twee maanden per jaar als zodanig fungeerde- een overheersende rol hebben gespeeld.

|pag. 13|

In de periodes, dat een schepen geen burgemeester in der tijd was, blijkt hij een belangrijke rol te vervullen t.b.v. de voluntaire, d.i. de oneigenlijke rechspraak, in het bijzonder bij het opmaken en registreren van akten.
Die taak was te Deventer -evenals trouwens te Kampen en Zwolle- des te belangrijken, omdat een beroepsmatig notariaat zich in Overijsel nooit ontwikkeld heeft. Daarbij komt dat het notariaat in Overijsel in de loop der 16e eeuw niet geseculariseerd is, zoals b.v. in Holland, Brabant, Zeeland, Friesland en Utrecht. Daardoor is het notariaat in de door ons behandelde periode in Overijsel reeds vrijwel geheel verdwenen.
Wat betreft de voluntaire rechtspraak is een onderscheid te maken tussen akten, welke voor twee schepenen, en die welke voor één schepen dienden te worden gepasseerd.

Twee schepenen
De Deductie aan Parma vermeldt t.a.v. onroerende goederen: (bijl. I pag. 3):
“…..dewelcke guederen voor twee Schepenen undt anders nyet alienirt undt transportiret worden, gelijck oock alle testamenten van guederen in der stadt jurisdiction gelegen voor tween schepen geschieden moeten”.
De bedoelde akten van transport zijn geregistreerd in de z.g. renunciatieboeken 9 [9. R.A. 55.]). Een vergelijking der namen van de daarin vermelde schepenen met de lijsten en roosters der schepenen leert ons dat alle schepenen het gehele jaar door dergelijke akten konden opmaken.
Wel is het opmerkelijk dat vrijwel steeds vaste koppels werden gevormd, in de meeste gevallen hetzelfde koppel dat in het betreffende jaar ook als burgemeester in der tijd fungeerde.

|pag. 14|

Een enkele maal trad het regerende koppel van burgemeesters in der tijd op; kennelijk werden zij niet uitgesloten van de voluntaire rechtspraak in hun tweemaandelijkse regeerperiode.
Wat betreft het opmaken van testamenten, is een dergelijk onderzoek uitgesloten, daar er geen registers uit de 16e eeuw bewaard zijn.

Eén schepen
De Deductie van 1587 leert hieromtrent niets.
Ons onderzoek in de rechterlijke protocollen heeft echter uitgewezen, dat de volgende soorten akten voor één schepen werden opgemaakt:
– volmachten, geregistreerd in de constitutieboeken 10 [10. RA 22])
– schuldbekentenissen, ook die welke met hypotheken te vergelijken zijn, geregistreerd in de “Acten van bekende schulden 11 [11. RA 23])
– borgstellingen, geregistreerd in de memorieboeken 12 [12. RA 46])
In deze memorieboeken werden voorts veel (handels)overeenkomsten geregistreerd ten overstaan van één schepen, kennelijk op vrijwillige basis ter bevordering van de rechtszekerheid voor de partijen.
Uit bovengenoemde registers blijkt dat ook een burgemeester in der tijd tijdens zijn ambtsperiode dergelijke akten kan opmaken.

Straatschepenen
In aansluiting op de voluntaire rechtspraak door Schepenen en raad dienen wij het instituut der straatschepenen te behandelen.

Zoals beschreven, was de stad Deventer reeds in de 14e eeuw verdeeld in een achttal wijken, “straten” genaamd.

|pag. 15|

Elk dezer wijken kende een college van straatschepenen.
In de jaren vóór de reductie bestond dit college uit drie leden.

Het Petrikeurboek vermeldt nergens expliciet de verkiezingen voor de straatschepenen. Indirect gelukte het ons evenwel de namen van een aantal colleges van straatschepenen in de jaren 1588-1591 op te sporen, nl. de straatschepenen die de akten hebben gepasseerd, die geregistreerd zijn in het “Boeck van Bewijzing der kinder goedt” (bijl. VIII).
Hoewel over deze vier jaren in genoemd register in totaal slechts een achttal akten werd gevonden, waarin de namen der straatschepenen volledig vermeld zijn, bleek het voldoende om de volgende conclusies te trekken.
Vergelijking van de namen van het achttal genoteerde colleges van straatschepenen met de namen der op Petrikeurdag door de 8 wijken gekozene magistraatsleden (bijl. IV), leert dat de namen der straatschepenen per wijk gelijk zijn aan de namen der door die wijk gekozene schepenen en raden.

In 1588 b.v. worden als straatschepenen van de Noordenbergstraat vermeld: Irthe, Hugens en Ter Bruggen. Dit zijn juist de namen van de twee raden en één schepen, die op petrikeurdag 1588 door de Noordenbergstraat zijn gekozen voor het college van s. en r.
In 1588 bestonden de straatschepenen van de Noordenbergstraat derhalve uit twee raden en één schepen.
In datzelfde jaar waren straatschepenen van de Engestraat: Brunsfelt, Ten Stal en Jacobs. Opnieuw blijken deze drie de door de Engestraat op Petrikeurdag 1588 gekozene magistraatsleden te zijn. De straatschepenen der Engestraat bestonden in het jaar Petri 1588-Petri ’89 derhalve uit twee schepenen en één raad.
Brunsfelt, Ten Stal en Jacobs zijn in 1589 en 1590 opnieuw straatschepenen, welk drietal in deze jaren inderdaad door de Engestraat opnieuw gekozen is in de magistraat.

|pag. 16|

Men kan hieruit tevens zien dat de straatschepenen der Engestraat in de jaren Petri 1588/’90 en Petri 1590/’91 bestonden uit twee schepenen en één raad en in het tussenliggende jaar uit één schepen en twee raden overeenkomstig het verkiezingsrooster voor schepenen en raden vóór de reductie.
De eindconclusie luidt, dat de jaarlijkse keur voor schepenen en raden door de 8 wijken (als gezworen gemeente) op Petrikeurdag tegelijk de keur vormde voor de straatschepenen.

In de Deductie aan Parma lezen wij slechts dat tot de competentie van de straatschepenen behoorde: zaken betreffende erfdienstbaarheden (bijl. I p. 2). Appèl stond open op schepenen en raad.
Een belangrijke taak hadden de straatschepenen voorts t.a.v. de oneigenlijke rechtspraak, met name op het gebied van het beheer van vermogens van minderjarige kinderen, waarvan één der ouders was overleden. De straatschepenen hielden toezicht op het beheer van de door s. en r. aangestelde voogden over de vermogens van hun minderjarige pupillen 13 [13. Zie de “Ordinantie voor den onmundigen kynderen”, door s. en r. met de gezworen gemeente vastgesteld op 4 oktober 1567. Te vinden achterin “Der stadt nye boeck”, Lib. IV.]).
In 1567 werd o.m. bepaald dat de momberen binnen een maand na hun aanstelling een inventaris aan de straatschepenen moesten overleggen van de tot de erfenis behorende goederen. Uit het “Boeck van bewijsinghe der kinderen goedt”14 [14. RA 59.]) blijkt, dat aan de straatschepenen aangifte werd gedaan door de langstlevende ouder ingeval van een nieuw huwelijk tot constatering van het vermogen van de minderjarige kinderen.
Uit de namen in dit register blijkt voorts dat in het geval een der straatschepenen bij het opmaken van een akte niet aanwezig was, hij vervangen werd door een burgemeester in der tijd.

|pag. 17|

Schoutgerecht
In het kader van deze studie richt onze aandacht zich vooral op dit gerecht. Immers de schout is de laatste vertegenwoordiger van de Landsheer te Deventer. Tot het einde van het Landsheerlijke tijdperk, in juni 1591, was het gezag van de Landsheer nog zichtbaar in de persoon van de schout.
Over de ontwikkeling -beter gezegds devaluatie- van het ambt van schout is zeer weinig bekend.
De Deductie van 1587 leert slechts, dat de schout rechtsmacht had t.o.v. “vremden”, d.w.z. niet Deventer burgers en ingezetenen (bijl. I pag. 2).
In deze Deductie wordt voorts verwezen naar een privilege van de bisschop van Utrecht in dato 1362, Dominica cantate (bijl. I pag. 4).
Dit privilege is in orginali bewaard gebleven in het Deventer archief 15 [15. Charter nr. 34 d.d. 15-5-1362]). Het bepaalde o.m.: “voertmeer so ghonnen wy onsen Richter binnen hoerre stat ende binnen hoerre vryheit macht te hebben alsulke zaken te richten sonder vertreck van ondaet ende van misdaet daer gheen blikende schijn bi en is 16 [16. d.w.z. niet op heterdaad betrapt.]) en dat binnen hoeren Stadt ende binnen hoorre vryheit geschied alse hem hore scepene ende Raet bi horen ede voer recht aenbrengen alse van oldes recht ende gewoentlyck heeft geweest…..”
Lijkt er hier nog sprake van een gedeelde rechtsmacht tussen schepenen en raad en de schout in criminele zaken, twee eeuwen later blijkt de schout nog slechts het recht te hebben niet-burgers te arresteren. In een instructie voor de gezanten van Ridderschap en steden naar Brussel afgevaardigd op 7 mei 1571 inzake de invoering der criminele ordonnantie in Overijsel staat te lezen: “Die schultis van Deventer mag die frembte criminele personen, giene burgers offt ingesetenen wesende, oick antasten, soever hie van den Raedt der vurg. stadt darinne niet gepreveniert wordt”17 [17. ingekomen arch. nr. 105: “Stukken betreffende de nieuwe criminele ordonnantie van 1571”.]).

|pag. 18|

Wij brengen nog in herinnering een zuiver formele functie m.b.t. criminele rechtspraak bij de executie van doodvonnissen 18 [18. zie blz.])
Het door ons onderzochte protocol van de schout over 1587-’93 19 [19. R.A. 62]) bevat slechts handelingen m.b.t. civiele zaken.
De schout behandelt hierin inderdaad slechts zaken tegen vreemdelingen en wees recht naar het Landrecht van Overijsel, dus niet naar het Deventer stadrecht.
Het overwicht van s. en r. in de Deventer rechtspraak blijkt hieruit, dat op de vonnissen van de schout appël openstond op het college van s. en r. (bijl. I p. 2).
De fungerende schout ten tijde van de reductie was Willem Doys. Deze was op 22 mei 1571 door Philips II aangesteld.
De orginele aanstellingsakte is nog in het Deventer archief aanwezig 20 [20. Charter nr. 434.]) (bijl. IX). Uit een dorsale aantekening blijkt dat Philips de rekenkamer te ’s-Gravenhage had gecommitteerd de eedaflegging voor haar te laten plaatsvinden. De schout diende eveneens een eed af te leggen aan s. en r. (bijl. X).
Waarom dit eerst op 11 februari 1574 geschiedde, was niet te achterhalen.
Uit het protocol van Doys blijkt dat hij in elke zitting werd bijgestaan door twee “keurnoten”. Het overwicht van s. en r. blijkt des te meer, nu vastgesteld kon worden dat deze twee keurnoten steeds schepenen of raden waren.
Een bepaald systeem in de aanwijzing der keurnoten viel verder niet te ontdekken. Vaste koppels traden in de onderzochte periode zelden op. Het is gebleken dat slechts een gering aantal malen een raad als keumoot optrad. Incidenteel fungeerde een burgemeester in der tijd tijdens zijn ambtsperiode als keurnoot. Verder is afgeleid dat lang niet alle schepenen en raden in een bepaald zittingsjaar als keurnoot fungeerden.

|pag. 19|

In het Jaar Petri 1590-Petri 1591 b.v. blijkt dat van de 12 schepenen slechts een zevental als keurnoot te hebben opgetreden, van de 12 raden slechts twee.
Was de schout niet aanwezig, dan werd zijn plaats ingenomen door een “stadholder”. In het jaar 1590/’91 blijkt de stadholder steeds een persoon te zijn, die in dat Jaar ook als keurnoot is opgetreden en in dat Jaar schepen was.21 [21. In de onderzochte periode is althans geen zaak gevonden, waarbij een raad als stadhouder optrad.])

2. Veranderingen na de reductie in juni 1591 t.a.v. de rechtelijke colleges.
Hiervoor hebben wij aangegeven welke veranderingen de reductie in juni 1591 te weeg bracht. Gebleken is dat direct herkenbare wijzigingen op bestuurlijk gebied zijn:

  1. het einde van het landsheerlijke gezag.
  2. in plaats van 12 schepenen en 12 raden, werd de magistraat voortaan gevormd door 12 schepenen en 4 raden.
  3. het getal der gezworen gemeente werd aanvankelijk bepaald op 40 leden, sedert 1598 op 48.

Het laatste feit kan verder buiten beschouwing blijven, daar de gezworen gemeente niet direct betrokken was bij het vervullen van rechterlijke functies.
Thans willen wij de hiervoor behandelde rechterlijke colleges nalopen, om te zien welke veranderingen zich hebben voltrokken na de reductie van juni 1591.

Schepenen en raad -Hoge Bank- Lage Gerichte
Wij schreven dat het vóór 1591 moeilijk was de competentie af te bakenen van resp. het (voltallige) college van s. en r. en de Hoge Bank, daar de protocollen van beide banken steeds dezelfde namen geven, nl. der burgemeesters in der tijd, die tegelijkertijd als voorzitters van het college van s. en r. en als gerechtsschepenen ter Hoger Bank optreden.
Voorts is geconstateerd, dat de raden nauwelijks een rol speelden bij de bezetting der banken van s. en r., behalve bij hun specifieke taak van “Heren van de Wedermaent”.

|pag. 20|

Er zou derhalve geen noodzaak zijn de organisatie der schepenbanken ingrijpend te wijzigen op grond van de nieuwe samenstelling der magistraat in 1591, nu het getal der schepenen gelijk gebleven is, evenals de werkwijze en verkiezing der burgemeesters in der tijd.
Toch heeft de in juni 1591 aangewezen, nieuwe magistraat om andere redenen de noodzaak gevoeld de organisatie der schepenbanken te herzien.
Tijdens ons onderzoek, waarbij alle protocollen werden nagelezen rond 1591, werd voorin het protocol recht. arch. inv. nr. 126, dat is ondergebracht in het “Archief van de Lage Bank 1591-1795” een aldaar ter memorie vastgelegd besluit van schepenen en raad gevonden, d.d. 26-10-1591, dat merkwaardigerwijs niet is geregistreerd in het resolutieboek en waarschijnlijk daardoor onopgemerkt is gebleven voor latere historici (bijl. XI).
De inhoud van dit besluit is belangrijk:
Besloten werd de Hoge en Lage Bank in één bank te doen samensmelten, welk gerecht de gehele week door -behalve ’s zaterdags- zou worden bezet. Het aanvangsuur werd gesteld op 8 uur. Voorts werd bepaald dat een protocol zou worden aangelegd, waarin alle sententiën, verwinnen en andere acten door een secretaris dienden te worden opgeschreven. Deze maatregel was noodzakelijk omdat voordien “durch die mennichfoldige veranderinge der Schepen Gicht boicken befordert wort, dat vake enige parthien tho kort komen, niet wetende, waer sie hare acten sollen mögen soicken offte bekomen”. Uit een andere bron is gebleken dat vóór 1591 iedere jongste gerechtsschepen (de “junior”) de handelingen slechts ter eigen memorie in zijn gichtsboek placht te noteren.22 [22. Resolutie 4-11-1610 (bijl. XII).])
De nieuwe bank kreeg de naam “Lage Gerichte”.

|pag. 21|

Ten overvloede zij er op gewezen, dat het Lage Gerichte niet gelijk te stellen is met de Lage Bank van vóór de reductie, hetgeen tot nu toe vrij algemeen is aanvaard.23 [23. Het bovengenoemde protocol wordt in de inventaris der rechterlijke archieven ten onrechte beschreven als “Prothocol van ’t Laege Gerigte, “Gerichtsboek der Lage Bank”. Protocol van de gerechtsschepenen ter Lage Bank”. Het is evenzeer ten onrechte ondergebracht in de rubiek “Archief van de Lage Bank 1591-1795”!])
Nergens werd een resolutie gevonden, waarin de competentie van het nieuwe Lage Gerichte is vastgelegd.
Wij mogen aannemen -en het Protocol van het Lage Gerichte lijkt dit te bevestigen- dat haar competentie het totaal is van de bevoegdheden der opgeheven Hoge en Lage Bank.

Vergelijking van de namen der fungerende gerechtsschepenen in het Protocol van het Lage Gerichte met de lijsten/roosters der schepenen over juni 1591-Petri 1592 en Petri 1592-Petri 1593 wijst uit, dat twee schepenen in betrekkelijk willekeurige koppels en volgorde de bank vormden. Incidenteel fungeerde ook wel een burgemeester in der tijd.
Het renunciatieboek bevat min of meer toevallig over de periode juni 1591- Petri 1592 een lijst, waarin de 12 schepenen zijn verdeeld in 6 senioren en 6 junioren en met name genoemd worden 24 [24. In de andere onderzochte jaren ontbreken dergelijke lijsten. In de Petrikeurboeken worden de senioren en junioren niet onderscheiden.] (bijl. III 11). Aan de hand hiervan kan worden aangetoond dat elk koppel, vermeld in het Protocol van het Lage Gerichte bestaat uit een senior (de oudste in “dienstjaren”) en een junior. De eerstvermelde naam is steeds die der senior-schepen. Over de onderlinge taakverdeling tussen de senior en junior is vrijwel niets bekend. Slechts weten wij uit een resolutie van 14-2-1592, dat de junior belast was met de invordering der boetes, welke binnen een maand dienden te worden voldaan (bijl. XIII).

|pag. 22|

Op 15-2-1606 werd een ordonnantie van kracht, betreffende de zaken die van het Lage Gerecht aan s. en r. werden geappelleerd (bijl. XIV).
In 1610 volgde een ordonnantie op de sententien. Bepaald werd o.m., dat deze sententien, die voordien jaar en dag golden, nu doorlopend executoriale kracht zouden hebben (bijl. XII).

Schepenen en raad ter Hoge Bank
Het college van Schepenen en Raad als hoogste rechterlijke college onderging als zodanig geen wijziging. Slechts kreeg het nu een vaste naam, die tot veel verwarring bij latere historici zou leiden. Na de reductie worden Schepenen en raden, wanneer zij als voltallig college recht spreken genoemd de: Hoge Bank. De aanduiding “Hooge Bancke” wordt in die hoedanigheid o.a. gehanteerd in het in 1642 aangenomen en in 1644 in druk verschenen stadrecht van Deventer.25 [25. Rechten ende gewoonten der Stadt Deventer. Tot Deventer Anno 1644. Titulus VIII “Van de Hooge Bancke”.]

Op 7 oktober 1591 hebben Schepenen en raad een (voorlopig) weekrooster voor hun werkzaamheden vastgesteld. Des zater-, zon- en maandags zullen worden behandeld “stadtsaecken ende gemeine saecken”, waarmede waarschijnlijk de bestuursactiviteiten worden bedoelt. Op dinsdag zal naar oude gewoonte de “clagedagh” worden gehouden en op woensdag en vrijdag de “rechtsdag”. De donderdag wordt gereserveerd voor de behandeling van appèlzaken (bijl. XV).

Heren van de Wedermaent
Gebleken is, dat de raden slechts één specifieke taak op het gebied van de rechtspraak vervulden. Die taak bestond hieruit, dat zij bij het verhoren van verdachten de twee burgemeesters in der tijd bijstonden. In die functie werden de raden “heren van de wedermaent” genoemd.

|pag. 23|

Voorts bleek dat vóór de reductie elk der 12 schepen gedurende één maand zitting had. Uit het laatste feit is mogelijk het begrip “wedermaent” ontstaan.
Dit systeem kon na de reductie niet langer fungeren daar het aantal raden van 12 werd teruggebracht op 4.
Een resolutie van 15-3-1593 (bijl. XVI) bracht de volgende oplossing: jaarlijks zouden op Petrikeurdag worden aangesteld tot de wedermaent: één uit de acht oudste schepenen en één uit de (overblijvende) 4 jongste schepenen en vier raden, die het gehele jaar nevens de burgemeesters in der tijd de verhoren moesten gaan afnemen.

Straatschepenen
Vóór de reductie participeerden alle 12 schepenen en 12 raden in de 8 colleges van straatschepenen, bestaande uit 3 leden.
De op Petrikeurdag door de 8 wijken gekozene 3 schepenen en raden per wijk, vormden in dat jaar het college van straatschepenen .
Door het verminderde getal der raden moest dit stelsel na de reductie gewijzigd worden.
Uit het “Boeck van bewijzing der kinder goedt” blijkt, dat direct van juni 1591 af slechts 2 personen per wijk voortaan als straatschepenen gaan fungeren. Dit getal wordt bevestigd na de eerstvolgende Petrikeur (22-2-1592). Uit de namen der straatschepenen Petri 1592-’93 blijkt, dat de straatschepenen van de Pol-, Water-, Noordenberg- en Engestraat- d.w.z. de 4 eerste wijken in de vaste rangorde- bestaan uit 2 schepenen, de 4 andere wijken uit één schepen en één raad.
Dit is overeenkomstig het op 18 februari 1592 aangenomen concordaat, waarbij een verkiezingsstelsel voor s. en r. in 3 ronden is aangenomen. Volgens dit stelsel kozen de 4 eerste wijken in het ene jaar 2 schepenen, de 4 andere wijken de 4 raden; het volgende jaar moesten de 4 eerste wijken één schepen en één raad kiezen.26 [26. Uitvoeriger behandeld op p. 7-8.])

|pag. 24|

Inderdaad blijkt uit de namen in het “Boeck van bewijsinghe der kinderen goedt”, dat in het jaar Petri 1592-Petri 1593 de Pol-, Water-, Noordenberg- en Engestraat elk een college van straatschepenen kende, dat uit één schepen en één raad bestond.
De competentie der straatschepenen lijkt niet gewijzigd te zijn. Een belangrijke taak bleven zij vervullen m.b.t. het toezicht op voogden over minderjarigen. Op 27-11-1591 bepaalden s. en r., dat de door hen benoemde voogden over onmondige kinderen een eed dienden af te leggen ten overstaan van de straatschepenen (bijl. XVII). Het toezicht op de momberen werd nog eens ter memorie vastgelegd op de vergadering van de magistraat d.d. 4-9-1600 (bijl. XVIII).
Verder bleek het dat de straatschepenen een rol vervulden bij het formele erfrecht. Ingeval van beneficiaire aanvaarding van een erfenis dienden de erfgenamen in presentie van de straatschepenen in het erfhuis te worden ingeleid (bijl. XIX).

Schoutgerecht (Landgerecht)
Ten tijde van de reductie fungeerde Willem Doys als schout, die in 1571 door Philips II was aangesteld. Door de reductie werd de band met de landsheer definitief verbroken en verloor de schout zijn oorspronkelijke functie van vertegenwoordiger van de landsheer.
In tegenstelling tot de andere banken veranderde er in 1591 echter voor het schoutgerecht niets. Willem Doys bleef zijn functie vervullen, daarbij steeds bijgestaan door 2 keurnoten.
Zoals tevoren konden zowel schepenen als raden optreden als keurnoot.
Uit vergelijking van de namen der keurnoten met de namen van schepenen en raden over juni 1591/Petri 1592 en Petri 1592-Petri 1593 blijkt, dat alle schepenen en raden, ook burgemeesters in der tijd, als keurnoot konden fungeren.
Vaste koppels werden niet gevormd.

|pag. 25|

Wel valt op dat nimmer een koppel van 2 junior-schepenen, 2 burgemeesters in der tijd of 2 raden werd gevormd.
Vermeldenswaard is een besluit van s. en r. van 19 april 1592 (bijl. XX), waarin schout Willem Doys werd vermaand, omdat hij een getuigenverklaring had opgemaakt, zonder gerecht te houden en niet in het bijzijn der keurnoten. Bepaald werd o.m. dat, indien een partij daarvan nadeel zou ondervinden, deze vrij was een actie tegen de schout in te stellen.
Hieruit blijkt tevens de ondergeschiktheid van de schout aan s. en r.
Toen Willem Doys in 1595 overleed moesten s. en r. zich bezinnen over zijn opvolging, nu er geen landsheer meer was.
Op 17 september van dat jaar werd besloten dat voorlopig de oudste burgemeester in der tijd het Landgerecht -zoals het schoutgerecht allengs werd genoemd- zou bekleden met 2 raden (bijl. XXI). De verdere gang van zaken is af te leiden uit het Petrikeurboek (bijl. XXII).
Op Petrikeurdag 1597 werd Johan Heijnck door de raden gekozen tot “Verwalter des Landtgerichte”. Het jaar daarop werd Heijnck herkozen, nu door schepenen en raden tezamen.
De benaming “verwalter des Landgerichts” bleef voortaan de vaste betiteling voor de opvolgers van de schout.
Jaarlijks vindt men de naam der gekozen Verwalter in de Petrikeurboeken. Heijnck werd jaarlijks herkozen t/m 1608.
In het Petrikeurboek is op 1609 geen naam ingevuld. In de marge lezen wij:
“Sal bij provisie door die Hern Burgemeesteren inder tijt bedient worden”. Het volgende jaar blijkt Peter Scholier gekozen te zijn, die jaarlijks herkozen werd tot 1622.
Zowel Johan Heijnck, als Peter Scholier waren in de jaren dat zij Verwalter waren tevens schepen. Heijnck werd in 1607, Scholier in 1620 voor het laatst als schepen gekozen.

|pag. 26|

Men bleef recht spreken volgens het Landrecht van Overijsel. Het Landgerecht wordt daarom niet behandeld in de “Rechten en gewoonten der Stadt Deventer”, vastgesteld in 1642 en gedrukt in 1644.27 [27. zie noot 25])


|Bijl I. 1|

M.a.69

Deductie van de Privilegiën der Stadt van Deventer overgegeven aen Duc de Parma A° 1587

Privilegiën van Deventer
Achtervolgende dat genedige pardon van Co.Mat onses Aldergnedigsten Hern, der Stadt van Deventer, oiren borgeren undt ingesetenen, gegeven undt binnen Deventer gepubliceert den 24. Junii 1587, mitsgaders de apostelle op de supplicatie der Gedeputeerden der stadt Deventer, sijn Alteze avergegeven, in dato den 5. Maii A° voors., welcke pardon ende apostille per copias hierbij gedaen worden onder de letteren A.1 en A.2, doen Burgmrn.; Schepen undt Raedt der stadt Deventer averleggen binnen behoirlijcke tijt, de copijen authentijque van hoere chartres, privilegiën, forme van politien, coustumen, olden rechten, gerechticheijden, alliancien unde tractaten…(enz)

De non evocando
Dat Privilegium der non evocando, als dat een ijder voor sijnen behoirlijcken richter undt anders nergens met rechte bespraken sol werden, wort met den Tractaat van Keijs.Maj.t met A.3 geteeckent undt baven angetagen bewesen. Item mitten Privilegio Joannis Pontificis in dato anni sui Pontificatus tertii, daervan de copia geteeckent is met C.2.Item met Bisschop Davids privilegio, datum A° 1479 die 29 Maij met C.3 notirt. Item eiusdem literae, in dat. 1465 den 18 Decembr. met G.4. Item Rudolphi van Diepholt, van niet to arrestiren, in dat. 1433 des maendachs na Palmdach C.5. Tot welcken einde Keijs.
Maj.t Carolus V bavalen heeft Juffer Anna van Merfelt, die int Camergerichte geappellirt hadde, dat die daerom gevancklijck sol genamen worden, mett annotatie aller hoeren goedern, als blijcket uit desselvan bevel-schriften, in dat. 1547 den 7 febr. per C.6 hierbij gedaen en geregistreert.

|Bijl I. 2|

12 kleijne steden appelliren aen Deventer
Item dat de stadt van Deventer appellant Heer sij van den kleijnen steden in den lande van Averijssel gelegen, als Oldenzeel, Hasselt, Delden, Goer, Diepenhem, Rijssen, Almelo, Ommen, Oetmarsen, Enschede, Hardenberghe undt Gramsberge, is notoir undt van averdencklijcken jaeren herwaerts alsoo gebruict.

Schulten gerichte en appel aen Sch. en Raedt
Item voort van arrest secken tegens den vremden binnen Deventer, voor Co. Maj.tis Schults gerichte, aldaer na Lantrechte geprocedeert, waervan na Schepen ende Raedt geappelliert wordt.

Lege Bancke end Appel aen Sch.en Readt
Gelijckvals wort van der leger bancken alhier appellirt an Schepen end Raedt, aldaer van 2 schepen gericht wort geholden, van saecken op Ja undt Neen, van personeel loftenissen, van contracten undt van genen anderen stucken, idque medio iuramento veritatis.

Straet-schepen en Appel
Wes oock in saecken van servituten urbanorum praediorum bij drien straetschepen erkant wort, daervan wort geappellirt an Schepen undt Raedt.

Hooge Bancke
Item voor der hooger bancken, daer beijde Borgemeesters in der tijt sitten, gehooren alle saecken van pendongen, personale contracten, boeten ende broecken, daerinne in primo instantia met drie pendongen van burgeren tegen burgeren undt van den uijtheimschen tegen een burger ofte ingesetenen, met 2 pendongen per contumaciam wort verwin gestadet undt definitive erkant van welcken gerichte wort viva voca, bij sittenden gerichte undt anders niet, aen Schepen undt Raedt appellirt

|Bijl I. 3|

Appel aen Sch. en Raedt
In allen welcken appellation saecken Schepen undt Raedt erkennen definitive per arresta, alsoo dat daervan niet en kan appellirt noch de sententien in eniger manieren retractirt worden

Alle andere civile saecken von erfnissen, versterff und successien, item reële, sowel in petitorii als possessoriis judiciis, vel quasi. Item alle lehn undt andere saecken van wat naturen de oock sinnen. item van servituten urbanorum praediorum, de tusschen burgeren undt ingesetenen deser stadt geventileert werden, geene uijtgesondert, worden schriftelijck oder montlijck, voor Schepen undt Raedt gededuceert undt daerinne na Stadt beschrevene statuten, rechten undt gerechticheijden, voort lant undt leenrechte undt na natuir der guederen, daer de gelegen sinnen, voor Schepen undt Raedt, oock appellatione remota, erkent wo het recht is per arrestum, undt voort na stadtrechte procediert van den guedern, die na olden hercomen in der stadts gebiede undt jurisdiction gelegen sinnen, dewelcke guederen voor twee Schepenen undt anders niet, alienirt undt transportiret worden, gelijck oock alle testamenten van guederen in der stadt jurisdiction gelegen voor tween schepen geschieden moeten.
(enz)

Landt-Gerichte
Item alle gerichtlijcke processen voor den Landtgerichte, als oock de processen de von Adel undt Riddermetigen worden geventileert voor den Hern van den Lande undt in sijn Maj.t affwesen voor sijn Maj.ts stadtholderen sampt Ridd. ende Steden ende behoiren aldaer montlijck oder schriftlijck gehoort indt getermineert te worden.

Claronge
In welcken hoogen Gerichte (dat de Claronge genoemt wordt) vier Raedes persoonen der stadt Deventer, twee von Campen undt twee van Swoll, assessoren sinnen, undt oere stemme geven nae olden gebruick undt ordonnantie daervan opgericht, dewelcke Claringe na olden gebruick undt privilegiën hier wert geholden.

|Bijl I. 4|

Hiervan is een Privilegium Wenceslai in dato 1386 onder E.1.
Item aggreatie und bewillungen Campensium et Swollensium in dat. 1392 per E.2. Item confimatio Sigismundi van der Claringe de A° 1417 per E.3. Undt wes alsoo bij den Heeren van den Lande ofte Stadtholderen, sampt Ridd. ende Steden, erkant undt uitgespraecken wort, daerin en heeft geen appellatio plaets, noch an den Camergerichte, noch anden Heeren van den Lande, noch anders, alsmen oock an genen anderen Heeren eenige saecken mach evociren, wie sulx bijden voor aengetogenen documenten onder C.2 ende de volgenden genoechsaem beweret wort.
(enz)

Criminele saecken; stokmeesteren
In criminelen saecken tusschen den vreemden undt burgeren, als oock ingesetenen, wort door ordonnantie bij Schepen undt Raedt de saecke verhoort undt oock peinlick geprocedeert, na der circumstantie des delicts undt importantie der saecken undt wes daerinnen bij Schep. und Raedt erkant, wort ter execution gestalt bij den Burgmn.inder tijt. Dan soo ijemant wort veroordeelt te sterven, sit der schultis met tween burgemeesteren to gerichte undt worden den misdedigen sijne feijten undt crimen, bij hem bekant, voorgelesen undt wort alsoo de sententie bij Schepen undt Raedt beraemt, uitgesproocken undt des anderen dages ter executie gestelt. Hiervan is een privilegium Joannis, Bisschop t’Utrecht in dato 1362, Dominica cantate, geteijckent met G. litter et antiquissima immemorialis consuetudo.

Appel
Undt soe van die appellatio der steden, baven is mentie gevallen, heeft de Wolgeboorne Grave van Arenberch, Stadtholder, mit gevolg van Ridderschap undt Steden, binnen Deventer den 16 Jan. 1551 daervan verklaert, dat sijn Gn. mit den Amptluden undt die van der Ridderschap communicatie gehadt undt van alles rijpelijcken deliberatie van Rade genomen undt verstaen hebbende dat die van der Ridderschap niet en weten, noch gehoort en

|Bijl I. 5|

hebben dat bij tijde der voorheeren, noch bij tijden Hoochstgedachter Keijs. Maj.t eenige sententien, bij den drijen steden (toe weten Deventer, Campen undt Swoll) judicatuir, determineert undt gewesen, voor Stadtholder, Ridderschap undt Steden (als die volle Collegien undt Staten deser Lantschap) gecomen of geretracteert sinnen gewesen: dat sijn Gn. in statt der Keijs. Maj.t undt die Ridderschap, die voorss. 3 steden, bij haer voorgaende olde besit undt gebruick van haere judicatuir daerinne sij bevonden worden, laeten blijven, blijckende ’t selve uijt een notariaetsschijn und acte van 1551 den 16 Jan. per copiam hierbij gedaen und notiert per H.1.

Raets-keur
De Raedt der stadt Deventer wort ordinatie alle jaer op dach Petri ad Cathedram, wesende den 22 dach Februarii, gecooren van die gesworen Gemeente, welcke gemeinte gedeelt is in 8 straeten undt ijder straeten in 12 persoonen, die bij seeckere forme op denselven dach, doch bij approbatie van den Raedt, den keur doen van 12 Schepenen undt 12 Raeden, van welcken 12 schepenen de Burgemeesteren ijder tijt eenen olden undt eenen jongen schepen, na die ordonnantie daerop staende, gekaren, die met den 2 maenden, de eene na den anderen, de beijde hooge ende lege Gerichtsbancken, baven angetagen, te weten de beijde Burgemn. in der tijt, tot 2 maenden presidenten des Raedes undt Regierders met toedoen van Schepen ende Raedt.
Item worden uit den getall van Schepen und Raedt alle officia des Raedes, einsdeels op dach Petri, anderdeels op de octava Petri, besath, als kemener, zegelers, tolleners, timmermeesteren, hooftmeester, heimraden, provisoren van den cloosteren, gasthuisen undt andere armen huiseren undt dergelijcken.

Geswooren Gemeente
De keur der voors.geswooren Gemeenslijden, die in allen swaren saecken oock to saemen geroepen worden undt daerinne mede delibereren undt Schepen end Raedt kiesen, als voorr. Is bij derselver Gemeente van den plaetsen der Gemeentsluijden die manier, dewelcke doch op behach van Schepen ende Raedt, voor de publicatie van de vernieuwinge des Raedes, geapprobeert undt bestedigt worden.

|Bijl I. 6|

Schulte
Widers de schultis von Deventer, na dem hij sijne commissie heeft ontfangen, doet der stadt eenen eedt van getrouwicheit.
(enz.)

Interpretatie van misverstanden over gerechticheijden
Daer averst eenich misverstant uit den Privilegien off den olden gebruick undt der stadt rechten undt gerechticheijden, entstunde, wort sulx verbleven an die twaelff schepenen van Deventer, undt alsoo daerinne geholden, als sij bij oeren olden verklaren gebruickelijcken rechtens to sijn:
Hiervan is een Privilegium Frederici Blanckenheim, datirt A° 1419 op avent Allerhilligen, onder de letter van K.1. Item Joannis Episcopi Trajectensis in dat. 1346 op dach Valentini per K.z, welckes de navolgende Bisschopen confirmirt hebben, als blijcket bij oere verscheydene brieven, aengetogen in copiis.


|Bijl II. 1|

M.a. 133 “Der stad nije boeck”. 1486, met latere aanvullingen.
     Aanvulling 1583 achter Lib. IV.

Ordinantie und reformatie up den gerichtlichen proceduren.

Umb voer tho kommen die mennichfoldige molestatien dairmede Schepe und Raidt beladen und parthien dinckplichtich sijnde in grotē unkosten und versuim geraden tot administratie gueder justitien und verklaringe unser stadt rechten und boeck bij Schepen und Raidt und der geswarener Gemeijnthen averkommen und untslaten in manieren als volget:

In den irsten, alle saicken, gehoirende voir der hoger und leger banck, sullen aldair gerichtet worden, und anders nith dan bij appellatie voir Schepe und Raidt kommen.

Doch sullen die geritz schepe die saicken van remissie, der bij dese vehde jaren verschenen pachtpenningen und wess dairin dependirt moegen an Schepe und Raidt remittiren, in welcken sacken als anderen aldaer gehoerende, dair van Schepe und Raidt die erkentenisse sullen willen annemen, procediert sall worden, gelick offt dieselvige bij appellatie dairgekommen weren.

Alle saicken van appellatien und die verhaelter gestalt voir Schepen und Raidt worden konnen, sullen irsten affgerichtet wordē und sullen in saicken van appellatien, parthien then iersten maill verdaget worden bij die peene van 5 lb., ten andern maill by 10 lb., ten derden maill by 15 lb. und then virden maill bij twijntich lb, die ieder tijt, wanneer nha gichte dess geswarē dieners, die verwerder verdaget und angeeisschet sijnde, by sittenden gerichte niet en wort erschijnen, verboert sall hebben, und sall gelicke wall, up den virden maell, up anhalden der klagender parthien, up alsoedanen bewijss, alss dieselvige alstan wort voerbrengen und gerichtlicken indingen, erkandt worden wess recht iss.

Und sullen van nu voirtan geine nije saicken sunder believen van beijden parthien voir Schepe und Raidt angenamen worden, ehr dat clagender parthien up einen gemeijnen clageldach vergunnet sijn sall, sijn wederpart tho verdagen.

|Bijl II. 2|

Und sullen die nye saicken, nae dat die saicken van appellatien affgelopen, ierst upgeeisschet worden und voirt alle andere, nae die ordeninge, als die voir Schepen und Raidt sinnen dinckplichtich geworden.

Und sall die rechtdach continuirt worden totten tweeden und darden dach, ter tijt, dat alle parthien verhoert synnen.

Darmit dan die gene, soe niet en hebben angeeisschet konnen worden, upten irsten, offte den anderden dach, mit gene nye unkosten beswaert, sullen die nhamen der geenen, soe niet upgeeisschet sijnnen aver luijdt bij den diener upgelesen worden und sonder nije verdaeginge, oir saicken in den state, continuirt sijn und blijven bess dess folgenden rechtdages als voirss, und sullen alstan metten irsten, nae der ordenunghe upgeeisschet und verhoert worden.

Sullen oick Schepe und Raidt macht hebben in wichtigen und swaren saicken, eijnen extraordinarien rechtdach, parthien an tho stellen up den welcken dieselvigen geholden sullen sijn tho erschijnen, up die penen, als dair van upten ordentlichen rechtdach iss statuirt.

Alle saicken sullen dienen voir Schepe und Raidt, by ansprake und anthwoort mit noitwendigen bewijse dair bij, als van oldes gewoentlichen, jedoch soe Schepen und Raidt bevinden muchten, die saicken alsoe geschapen, dattet noedich sy, die bij geschriffte tho dienen, sullen Schepe und Raidt macht hebben tho ordiniren, soe als parthien sullen procediren und dat by kortte articulirde anspraeicke, antwortt, repliek und dupliek, metten bewijse by eijnen ideren dienende, offt wijders offte anders soe noedich.

Averst alle saicken under die 25 golt gulden eins, und andere geprivilegierde saicken, als van alimentatie, magenars verdient loen, nijen offte noet tijmmer, van spolium, offte gewaldt und bynnen jaersche possessie, van echtschap, ehebruck und van woecker, voirtz van executien und andere gelicke saicken, sullen van Schepe und Raidt, summarie verhoert worden, umme dairinne voirtz erkandt tho worden.

Die beklaegde offte verwerder, soe hie voer hoefft offt in syn huiss, in die stadt sijnde und tho straten und

|Bijl II. 3|

stegē gaende, nae gicht dess geswaren dieners gedaget und angeeisschet, by sittenden gerichte nicht erschinet, sall then naesten gerichtzdage dachgelecht worden, by thin pondt und soe hie upten darden rechtzdach, dair tegens, hie verdaget sall worden, up die peene van 20 lb. nit erschijnet sall hie peremptorie by 30 lb. verdaget worden, then naesten rechtdage und sollen Schepe und Raidt, alstan up anspraicke dess anleggers, sampt schyn und bewijss desselvigen, erkennen wess recht iss.

Daer averst, die saicke, niet en worde bevonden in den staete, omme dairinne tho konnen erkennen, sullen Schepe und Raidt, moegen ordiniren, als nae gelegenheit derselven, sall behoiren.

Soe die anlegger, syn wederpart verdaget hebbende, nith erschijnet upten iersten rechtdach, sall der verdagede, van der citation, erlediget und die anlegger in die peene van 10 lb. gecondemnirt worden.

Und sullen gelicke wall, Schepe und Raidt up anholden van den gedaechden den anleggeren moegen prefigirē eynen seckeren dach, van drie maenden, umme syne anspraicke te doene, by verluss offte versteck van der saicken.

Und sullen van nu voirtan, die ponden betailt worden elck pondt mit vijff witten und offt geboerde, datt parthien by thin offte mehr pondt, in saicken van appellatie offte anderen, voir Schepen und Raidt bescheiden offte verdaget synde, nit erschynen und brockfellich worden muchten, sall die jungste schepen up synen eidt geholden wesen, die brocken stracx in tho laten forderē und sullen die fallierende parthien niet wedderom in rechte thogelaten offte gehoirt worden sie sullen dan irst die koeren, dairinne syn vervallen, erlacht und betailt hebben.

|Bijl II. 4|

Sall oick nijemantz, die saicken sijnde personell, offte reëll, alhier voir Schepe und Raidt, angefangen, moegen cediren, offte transportiren umme syn wedderpart mith uth heimschen rechte, to doin, omme jagen und up tho holden, by die peene van vifftich golt gulden und gelickewall mit het angevangen recht voir Schepe und Raidt tho procediren, schuldich sijn.

Die geswaren voirspraicken sullen up giene ordentliche rechtzdagen offte andern, die sie tho respecteren angenamen, moegen uther stadt reysen oder blijven, sonder oirloff van Schepe und Raidt, bij die peene ider tijtt van viff golt gulden.

Die rodendragers sullen alle pandingen, offte badingen selvest doin, bij schijnender sonnen und dess folgenden dages, wanneer die gedaegden angeeischt wordē, oire gight dair van doen alst behoirt.

Sullen van nu voirtan die roedendragers mit twien, drien offte vieren, soe voell men bekommen kan, geholden wesen, die panden der ghenen, die verwonnen synnen, tho haelen und uth den huise aver der gruepē soe voele panden als die schuldt, dair voir parthien verwonnen, bedraget, den pandeverkoeper tho leveren.

Sall oick nha die ierste anderde und darde warschuwinge tegens den genen, die verwonnen iss, geene wijdere uthstellinge gegunnet worden, tegens offte buijten willen des, die dat verwin verkregen hefft.

Und sullen van nu voirtan, Schepe und Raidt die hoge und lege bancken voer elff uhren nit besitten und dieselve uhr, soe voele wegen voergefallender swaricheiden moegelich tot geriff van die gemeine burgerie waernhemmen laten.

Desse vurss. ordinantie is by
Schepen und Raidt und die der
geswaren Gemeijnthe eindrechtlich
beslaten und ingegain opten 15
februarii Anno 1583. Consilibus Brunsfelt,
Bredae.


|Bijl III. 1|

SCHEPENEN EN RADEN DOOR DE GEZWORENGEMEENTE GEKOZEN 1590/91

M.a. 141 Petrikeurboek 1588-1624; aangevuld met de hoedanigheid van Schepen of Raad, ontleend aan de concordaatboeken (zie volgende bijlage)

Tot Loff van Godt almechtigh und Walfart der Stadt Deventer sijnnen up dach S.Petri ad Cathedram Anno 1590 tot Schepen und Raidt gekaren:
(N.B. De woorden “schepen” en “raad” zijn hieronder afgekort tot S en R)

Jan van der BeckeS
PolstrateEenschateR
HurninckR
OldeniellS
WaterstrateMarveS
HeeckR
HugensS
NornbergerstrateIrteR
BruggenR
JacobssS
EngestrateBrunsfeltS
StallR
PinninckS
BisschopstrateLuesseR
HemminckR
KijverS
AverstrateOistendorpS
OlbekeR
Kistenius DoctorS
BerchstrateWalbekeR
HelmR
CosmanS
AssenstrateBrunssS
Derick LuloffsR


|Bijl III. 2|

SCHEPENEN RESPECTIEVELIJK RADEN 1590/91

M.a.2 Register van concordaten 1582-1599

Raidtz personen up dach Petri ad Cathedram Anno 1590.

Schepen Rhaiden
Johan van der Beke Gijsbert Luessen
Gerridt van Brunsfelt Michaël van Irte
Machorris van Oldeniel Johan van Walbek
Johan Kijver Derich Olbek
Arnoldt Kistemaeker D. Everhardt Hemminck
Machorris Pinninck Mr.Johan Helm
Johan Ostendarp Arendt Huirninck
Henrich Jacobsz Johan ter Bruggen
Johan Huijghens Otto ten Stall
Henrich van Marwen Wijnolt van Eenschte
Gerhardt Cossman Willem van Heek
Lambert Bruinss Derrick Luloffz
Kemener
Machorris Pinninck


|Bijl III. 3|

NAAMLIJST EN ROOSTER DER BURGEMEESTERS IN DER TIJD 1590/91

M.a. Petrikeurboek 1588-1624 ambtstermijnen als burgemeesters inder tijt, voorzover na te gaan aan de hand van de inschrijvingen in de resolutieboeken
Anno 90 up dach Sanct Petri ad Cathedram
primi mensis Brunsfelt, Cosman 22-1-1590 t/m 19-4-1590 en 28-1-1591 t/m 22-1-1591
Secundi mensis Oldeniel, Marve 26-4-1590 t/m 14-6-1590
Tertii mensis Pinninck, Oistendorp
(N.B. Er stond oorspr.: Oistendorp, Doctor Kistenius
19-6-1590 t/m 11-8-1590
Quarti mensis Kijver, Hugens 16-8-1590 t/m 6-10-1590
Quinti mensis Van der Beke, Brunss 11-10-1590 t/m 1-12-1590
Septi mensis Kistenius Doctor (N.B. Er stond Pinninck), Jacobss 5-12-1590 t/m 26-1-1591


|Bijl III. 4|

GEZWOREN GEMEENTE PETRI 1591 TOT AAN DE REDUCTIE

M.a.2 Register van concordaten 1582-1599

Gemientz luiden op dach Petri ad Cathedram Anno 1591

Polstrate Bisschopstrate
Luijken Bruijns Tijlman Sonnenberch
Johan de Quade LL. Willem Adriaenssen
Henrick Schonenberch Johan Luesse D.
Derck Kockman Herman Pinninck
Rense van Buirle Philips Clocke
Bernt Dietherinck Frantz Berndtzen
Johan Schutte Matthis Remmels
Peter Brantz Johan Jorriens
Gerrit Nijlant
Evert Jorriens
Henrick van Lijmbergen
Goessen Rover
Waterstrate Averstrate
Jelis de Vriese Henrick ter Bruggen
Gerrit van Mouwick Warner Albertzen
Bernt ten Grotenhuiss Peter van Appeltoern
Alfertt Stuirman Johan Lichtenhorst
Evertt Luesse Thonis Loevelinck
Andries Aetsack Johan Oesterwick
Henrick Berndtzen Johan Oistendarp die Jonge
Andries Jansen Claezz Graett
Norenbergerstrate Berchstrate
M. Aegidius Ruremundanus Derck van Averenck
Derck Goijman Andries de Wilde
Balthasar Berndtzen Giesbert van Dorth
Alart van Hackfort Johan van Oldeniel
Evert van Rijssen Wijnolt de Quade
Albert Kremer Gerrit van Vieracker
Johan Roloffsen Bernt Lambertinck
Aernt Kuijper Henrick Meijer
Gerrit Kesterinck
Engestrate Assenstrate
Willem ten Nuijll Johan Ruijrinck D.
Henrich Oistendarp Ludolp Blijffertt
Caspar Berndtzen Frederick de Quade
Johan Bruijnss Gerrit de Vriese
Jacob van Warven Albert van Hulsen
Evertt Evertzen Bernt Greven
Claess Mudder Johan Krijtt
Johan Nijlandt Johan van Warven


|Bijl III. 5|

SCHEPENEN EN RADEN DOOR DE GEZWOREN GEMEENTE GEKOZEN 1591 VOOR DE REDUCTIE

M.a. 141 Petrikeurboek 1588-1624

Tot Loff van Godt Alemechtich und Walfart der Stadt Deventer synnen up dach Sanct Petri Ad Cathedram Anno 1591 tot Schepen und Raidt gekaren:

van der Becke S
Polstrate Eenschate S
Hurninck R
Wilhelm van Heeck S
Waterstrate Oldeniell R
Marve R
Irthe S
Nornbergerstrate Hugens S
Hemminck R
Kistenius doctor S
Engestrate Brunsfelt R
Jacobss R
Olbecke S
Bisschopstrate Luesse S
Pinninck R
Helm S
Averstrate Kijver R
Oistendorp R
Walbecke S
Berchstrate Cossman S
Bruines R
Ludolph S
Asschenstrate Everth van Rissen R
Jan Schutte R


|Bijl III. 6|

SCHEPENEN RESPECTIEVELIJK RADEN 1591 TOT AAN DE REDUCTIE

M.a.2. Register van concordaten 1582-1599.

Raetzpersonen up dach Petri ad Cathedram Anno 1591.

Schepen Rhaden
van der Beke Brunsfelt
Luesse Oldeniel
Irtte Kijver
Walbeke Hemminck
Oelbeke Pinninck
Kistenius D. Huirninck
Helm Oistendarp
Huigens Jacobssen
Eenschate Marwen
Cosman Bruns
Heeck Rijssen
Ludolp Schutte
Kemener
Johan van der Beke


|Bijl III. 7|

NAAMLIJST EN ROOSTER DER BURGEMEESTERS IN DER TIJD 1591/92
M.a. 141 Petrikeurboek 1588-1624 Ambtstermeijnen als burgemeesters inder tijt, voorzover na te gaan aan de inschrijvingen in de resolutieboeken
Anno 91 up dach Sanct Petri ad Cathedram
Primi mensis (N.B.toegevoegd:et ultimi) Olbeke, Huigens 27-2-1591 t/m 19-4-1591
Secundi mensis Irte, Cosraan 21-4-1591 t/m 10-6-91 “tot aan averganck der stadt”
Tertii mensis Van der Beke, Ludolph Niet van toepassing i.v.m. reductie
Quarti mensis Luesse,Heek      “
Quinti mensis Walbek,Eenschate      “
Septi mensis Kistemaker D, Helm      “


|Bijl III. 8|

SCHEPENEN EN RADEN 1591 NA DE REDUCTIE /1592

M.a. 2. Register van concordaten 1582-1599

Anno 1591 den 4 Junii stijlo antiquo.

Alsoe der Hochgekorner Furst und Heer, Heer Mauris, Grave van Nassaw, Marquis van der Vheren etc., stadtholder van Gelderlant, Hollant, Zeelant, Stadt, landt en steden van Utrecht n Overijssel, mit goltlicker hulpe dese stadt van Deventer eravert, ende die olde Magistraet van dien, den Coninck van Hispanien verbonden wesende, oires dienstes mit genaden verlaten;
So ist dat hochgedachte sijn Excie mit advijss der Gedeputierden van Ridderschap en Steden des Landtz van Overijssel, tot wolfart derselver stadt en onderholdinge goeder policijen, dese nafolgen personen tott Schepen en gestalt hefft, alss tho weten:

Schepen Rhaden
Johan Heijnck Herman van Wijnsem
Herman Scharff D. Herman Goissens
Peter Scholier Peter Temminck
Egbert ter Aeffzen Johan ter Vijle
Derck Sticke
Johan Varwer
Bernt van Weseke
Conradt Augustinus
Jacob van Boickholt
Marten Stegeman
Engelbert ter Bruggen
Otto Roick


|Bijl III. 9|

GEZWOREN GEMEENTE 1591 NA DE REDUCTIE / 1592
M.a. 2. Register van concordaten 1582-1599
Anno 1591 den 5 Junii stijlo antiquo
Tot Gemientz luijden gestalt
Polstrate Bisschopstrate
Johan van Bredae Wilhelm ten Loe
Wijnolt Henrixen Lubbert Peess
Augustinus Stevens Bernt Hoeten
Matthis Stegeman Claess Valckenborch
Waterstrate Averstrate
Reijnt Loscher Jorrien Sticke
Johan Hoeman Herman Vedderman
Derck Heijnck Wijnolt Angermont
Claess Lambertzen Nollis Iserkremer
Norenberg strate Berchstrate
Johan Gulicker Derck Voss
Egbert Leemgraven Bernt Lensinck
Mr. Sijmon Goltsmijt Derck Bobbe
Gerrit Eijlertz Matthis Goltsmijt
Engestrate Assenstrate
Ewolt Buijser Claess Holtick
Andries van Munster Aernt van Nuijss
Henrick van Elswick Gerrit van Suchtelen
Bernt Ruerkinck Peter van Diemen


|Bijl III. 10|

NAAMLIJST EN ROOSTER DER BURGEMEESTERS IN DER TIJD 1591 NA DE REDUCTIE /1592

Burgemeesters in der tijd 1591 post reductionem

Ontleend aan resp.: M.arch. 1 Protocoll des Rades 1587-’91, Rep. I nr. 4, liber 7, 1591-96 en liber 8, 1591—98.

slechts met persoonsnamen aangeduid in de volgende periodes:

11/6          –          31/7 Heynck, Stegeman
2/8          –          25/9 Scherf, Sticke
“sondach den 3 Octo: sijn als burgerrneisteren in der tijt angegaan Everhardt Traefst, Otto Roeck”
3/10          –          11/11 Treafst, Roeck
15/11          –          27/11 Heynck, Stegeman
“sondach den 28 No: 1591 sijn als burgermeisteren in der tijt aengegaen Scholier, Wesick”
28/11/1591          –          22/1/1592 Scholier, Wesick
22/l/l592: “gearrestirt dat op morgen als Burgermeisteren in der tijt aen gaen sullen, die heeren Burgermeisteren Jan Varwer ende Conradt Augustinus, die sullen dienen tot acht dagen voer Petri ende sullen alsdan aengaen H. Ce. Heynck ende Ce. Stegman.”
23/1/1592          –          16/2/1592 Verwer, Augustinus

|Bijl III. 11|

SCHEPENEN, ONDERVERDEELD IN JUNIOREN EN SENIOREN ALSMEDE
RADEN 1591 NA DE REDUCTIE /1592
Recht. Arch. 55 Liber renunciationum 1585-1594 fol. 288VS
Anno 1591 post reductionem
Schepen(en)
Senioren: Junioren
Johan Heynck Bernt van Weseke
Herman Scharf Conrad Augustinus
Peter Scholier Jacob van Boeckholt
Evert Trasen Marten Stegeman
Dirck Sticke Engelbert ter Bruggen
Johan Varwer Otto Roick
Rhaden:
Herman van Wynsem
Herman Goissens
Peter Temminck
Johan ter Vijle


|Bijl III. 12|

GEZWOREN GEMEENTE 1592/1593
M.a. 2. Register van concordaten 1582-1599.
Gemientzlude op dach Petri ad Cathedram A° 1592
Polstrate Bisschopst.
Johan van Bredae Willem ten Loe
Wijnolt Henrixen Lubbert Pess
Augustinus Stevens Bernt Hueten
Matthis Stegeman Hans van Elsen
Derck Doijss Henrick Snijder
Waterstrate Averst.
Reijnt Loscher Jorrien Sticke
Johan Hoeman Herman Vedderman
Derck Heijnck Wijnolt Angermont
Claess Lambertzen Nollis Iserkremer
Jacob Krijth Henrick va Stienhalen
Norenberg. Berchstrate
Egbertt Leemgrave Berck Voss
Mr. Sijmon Goltsmijt Bernt Lensinck
Gerrit Eijlerts Derck Bobbe
Niclaess van Essen Matthis Goltsmijt
Gerrit Bogeholt Wilhelm Henrixen
Engestrat. Assenstrate
Ewolt Buijser Claess Holtick
Andries van Munster Aernt van Nuijss
Henrick van Elswick Gerrit van Suchtelen
Bernt Ruirkinck Peter van Diemen
Pouwel Rickers Hans van Campen


|Bijl III. 13|

SCHEPENEN EN RADEN DOOR DE GEZWOREN GEMEENTE GEKOZEN 1592/1593
M.a. 141 Petrikeurboek 1588-1624
Tot Loff und Ehr van Godt Almechtich sijnnen up dach Sanct Petri ad Cathedram Anno 1592 tot Schepen und Raidt gekaren:
Polstrate Heinck S
Wintss S
Waterstrate Scharff D S
Traest S
Nornbergerstr. Roick S
Boickholt S
Engestrate Augustinus S
Ther Loe S
Bisschopstrate Sticke S
Goissenss R
Averstrate Wesecke S
Stegeman R
Berchstrate Scholier S
Steenhalen R
Assenstrate Varwer S
Essen R


|Bijl III. 14|

SCHEPENEN RESPECTIEVELIJK RADEN 1591/1592
Ma.2 Register van concordaten 1582-1599
Raetzpersonen op dach Petri ad Cathedram Anno 1592.
Schepen Rhaden
Johan Heijnck Claes van Essen
Herman Scharff D. Henrick va Stienhalen
Peter Scholier Marten Stegeman
Willem ten Loe Herman Goessenss
Derck Sticke
Johan Varwer
Bernt van Weseke
Conraedt Augustinus
Jacob van Boickhlot
Otto Roick
Herman van Wijnsem
Kemener
Wilhelm ten Loe


|Bijl III. 15|

NAAMLIJST EN ROOSTER DER BURGEMEESTERS IN DER TIJD 1592 /’93
M.a. 141 Petrikeurboek 1588-1624 Ambtstermijnen, voor zo ver na te gaan aan de
hand der inschrijvingen in de resolutieboeken
Anno 1592 (N.B. er staat abusievelijk 1582)
dach Petri ad Cathedram Consules pro tempore
Primi mensis et ultimi Heinck,Wintss 25-2-1592 t/m 22-4-1592 en 5-2-1592 t/m 19-2-15 93
Secundi mensis Ther Loe, Augustinus 24-4-1592 t/m 16-6-1592
Terti mensis Varwer, Sticke 20-6-1592 t/m 12-8-1592
Quarti mensis Scharff D, Roick 18-8-1592 t/m 6-10-1592
Quinti mensis Traest, Wesick 10-10-1592 t/m 1-12-1592
Septi mensis Scholier, Boickholt 5-2-1592 t/m 22-1-1592 “Solis den 3 december sijn als burgermeister in der tijt angegaen die H. Scholier, Bockholt”


|Bijl IV. 1|

Petrikeurboek Lijst van door de 8 wijken gekozene schepenen en raden, 1588-1591,
ontleend aan Petrikeurboek; de hoedanigheid van Schepen of Raad is afgeleid uit het concordaatboek
1588 1589 1590 1591
Polstraat X Beeck S Eenschate S Beeck S Beeck S
X Hurninck R Hurninck S Eenschate R Eenschate S
X Eenschate R Beeck R Hurninck R Hurninck R
Waterstraat X Oldeniel S Heeck S Oldeniel S Heeck S
X Marve S Oldeniel R Marve S Oldeniel R
XX2 Oostendorp R Marve R Heeck R Marve R
Noordenbergstraat X Hugens S Irthe S Hugens S Irthe S
X Irthe R Hugens S Irthe R Hugens S
Bruggen R Bruggen R Bruggen R Hemminck R
Engestraat X Brunsfelt S Brunsfelt S Jacobs S KisteniusS S
X Jacobs S Jacobs R Brunsfelt S Brunsfelt R
ten Stall R ten Stall R ten Stall R Jacobs R
Bisschopstraat X Luesse S Luesse S Pinninck S Olbeke S
Winsem R Hemminck S Luesse R Luesse S
Kreynck R Pinninck R Hemminck R Pinninck R
Overstraat XX3 Hemminck S Olbeke S Kyver S Helm S
Werven S Werven R Oostendorp S Kyver R
XX2 Olbeke R Oostendorp R Olbeke R Oostendorp R
Bergstraat XX2 Kistenius S Kistenius S Kistenius S Walbeke S
X Walbeke R Helm S Walbeke R Cosman S
XX2 Helm R Walbeke R Helm R Bruns R
Assenstraat XX2 Bruns S Cosman S Cosman S Lulofs S
XX2 Pinninck S Bruns R Bruns S v. Rissen R
XX2 Gosman R Kyver R Lulofs R Schutte R

X = personen, in 1588, ’89, ’90, en ’91 gekozen door dezelfde wijk.
XX = personen, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, , doch door verschillende wijken.
XX2 = personen, in 1587-’91 gekozen door 2 verschillende wijken.
XX3 = ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 3 verschillende wijken.

|Bijl V. 1|

M.a.2. Register van concordaten 1582-1599.

Anno 1592 upter 18 dach der maent februarij hebben Schepen und Rhadt die geswaren Gemiente bij malcanderen gehatt und derselver voergegeven.
(enz.)
In den irsten. Nadien sijn Excie Mauris geboren Prince van Orangien, Grave van Nassaw etc. alss Statholder deser Landtschap van Overijssel sampt die gedeputierden van Ridderschap en die andere beide steden Campen und Zwoll in der verleden Junio strax na die Reductie deser stadt, niet alleene den Magistraet alhier ordentlicken gestalt, maer oick haer Ers. belast en wal ernstlicken bevalen eene geswarene gemiente tho kiesen, twelcke sie oick voertz gedaen en vier personen in ieder strate tot acht straten na older gewoente geordinirt en erwellet; Ende dan nhu profijtelicken tho wesen befonden wortt, dat ieder strate met eene persoen vermeerdertt worde,
sijnnen Schepen undt Rhädtt geresolviert op aenstaende dach Petri in ieder strate noch eene gequalificierde persone tho kiesen en dieselve mede tott den koer van Raet en Miente berope tho laten;
Den vrunden vanden geswaren Gemiente verners vrij latende, die vacieren plaetzen van van Johan Gulicker, onlanx inden Hern verstorven en Claess Valckenborch, alss niewerlde in der gemienten beraet gekamen sijnde, mett anderen gueder doichdelicken personen tho supplieren, darmit also het Corpus van deser stadt soevolle nha den tegenwordigen tijt mögelick gesterckett werde;
Ende omme dat die gesware gemiente nha den olden voet haren koer in ungelicken getalle möge doen, vinden Schepen und Rhädt voer dit jaer guit en consentere, dat ieder strate mett vijffe offte soe die vrijffe niet alle present wahren, die vierde affgebovett sijnde, mett drie haren koer sollen mögen doen en vollenbrengen.
Die geswarene gemiente hefft eindrachtelick beslaten en averkome, dat sie begeren den koer aen sich tho holden, nha der Stadtt Boick en olde usantie, dan soevolle angaet tott vijff manne in elcker strate, darinne volge sie Schepe en Rhadt voer dit jaer allene.

|Bijl V. 2|
Schepen und Rhädt hebben op dit punct durch hare Gedeputierden die frunde van der gesware gemiente naerder laten berichten en darhen mett redene bewegen laten, dat off wal vier straten gebleven sijnne bij haere vorige resolution; so hebben dannoch die vier andere straten gefolget den voerraem van Schepene en Raedt; ende sijnnen daromme Schepe en Rhadt voirhebbens mit die vermeerderinghe en kiesinghe van ein persoen ein ieder strate op Dach Petri naestkomende voertthofahren.
Ende aengaen den koer van Schepen und Rhädt, in anschow dat getal der Raetzpersonen nu tot sestien iss gereduceertt, solx dat noetsaickelicken in die olde maniere enige veranderinge sal moten geschieden;
vinden Schepen und Rhädt op behach der geswären Gemienten in desen niett beters, dan dat ieder strate na die olde ordeninge doergaens voer irst elck eene Schepen und daerna die erste vier straten noch elck eene schepen en ten lesten die vier andere straten elck eenen Rhädt kiesen, und dit in betrachtinghe dattet beter iss dat altoes irsten die twelff schepens en darnha die vier Rhaden gekare worden; welverstaen dit punct om alle gelickheit tho holden, dat die vier irste straten, so dit jaer twie schepens kiesen, het volgende jaer allene eene Schepen en darbij eene Rhadtt kiesen sollen, ende die vier leste straten, die dit jaer eene Schepen en eenen Rhädtt kiesen, sollen hett thokomende jaer twie Schepens kiesen.
Ende dit also het eene jaer nha het ander omme te gaen.

Dit punct accordirt die gesware gemiente
mett Schepe en Rhädt.

Ten derden. Alsoe bij die voergaen Spaensche Regieronge bij den Eedtt so die gemiente jairlix op dach Petri voer den koer van Schepe und Rhädtt pleecht tho doen wedder gesatt sijn dese woirden
Wesende gude Catholicken,
die welcke woirde geheel sijn Spaentsche trecken, smakende na solcker luiden verstant niet abders dan Papistische affgoderie

|Bijl V. 3|

en betoehinge van hare affectien, die sie tott die Spansche Regieringe sijnt dragende,
befinden Schepen und Rhädt, dat solcke woirden Gude Catholicken wedder uuijtgedaen en in plaetz van dien, dese gestalt behoren tho werden:
Wesende voerstenders van die währe Christlicke gerefor-
mierde Relligion.
Die gemiente stempt in dit derde punct
met Schepen und Rhädtt.

|Bijl VI. 1|

M.a. 2. Register van concordaten 1582-1599

Anno 1598 den 13den dach Februarij hebben Schepe und Raeth die Gswaren Gemeinte bij den anderen gehadt und derselven voergedragen.
(enz)

Up het twede begert die gemeinte vermerderinge toe doen van twe mans in ellicker stratte.

Hier up hebben Schepen und Raeth die beide Burgermeisteren in der tijt gecommittiert und der gemeinde voerdraegen laeten, dat dat alhoewall Schepen und Raeth sich verseen hadden die freunden van der Gemeinte het bij die voerss. resolutie verbliven solden hebben laeten, willen nochtans die gemeinte wilfaeren und jeder straete mit ein persoen vermeerderen, mitz dat die augmentatie bij den Raeth, gelick hier bevoren nae die reductie dieser Stadt geschiet is, gedaen werde, anders laeten Schepen und Raeth bliven bij het voerige getall.

Die propositie, so doer die heeren Gedeputierden des Rhaedes is gedaen, hefft die geswaeren gemeinte in consideratie genoemen und sijn vredich, dat die vermerderinge nit hoeger en geschee, dan tot het getall van ses man in ellicker strate, mitz der conditie dat den koer bij der geswaeren gemeinte verbliven sall.

Hier up hebben Schepen und Raeth avermals die heeren Burgermeisteren in der tijt bij die geswaeren gemeinte gesant und ver socht alsnoch wolden toe vreden sijn mit die presentatie van ein persoej in elcke straete und die augmentatie bij den Raeth verblive, als die laste reise gescheen mit mer andere reden in der lengede verhalt.


|Bijl VI. 2|

Dwille die Geswaeren Gemeinte die vermerderinge derselven gans noedich achtet, blifft die gemeinte bij oere voerige affgevent, nemptlich, dat die straeten mit einen man versterckt und den koer bij der gemeinten verbliven sall, dwill sij nit en verstaen, dat den koer oijt bij den achtbaren Raeth gewesen, dan allein doer inbreuck van diesen turbulenten tijden

Daernae hebben Schepen und Raeth wederomme die heeren Burgermeisteren in der tijt gedeputiert, Doctor Herman Scherff und Otto Roeck um die Gemeinte up haer voergeven naerder toe berichten

Dwiell dat Schepen und Raeth und die gesware gemeinte in die vermerderinge derselver wall einss sijn, dan dat allein Schepen und Raeth den koer bij haer und die gemeinte bij sich begert toe beholden, bergert die gemeinte noch avermals und blifft bij haer voerige resolutie, dat die versterckinge derselven bij der geswaeren gemeinte, sonder prejuditie des Er. Raeths wall kan gescheen.

Schepen und Raeth hebben uth erhevelicken reden die vermerderinge der geswaeren gemeinte nit goeth gefonden, maer up die begerte derselver daerin beverliget bij alsulcke conditie dat die voerss. vermerderinge glick d’irste instellinge und den volgens d’augmentatie geschiet is, oeck bij haer E. gedaen worde und dwelcke nae verscheiden underlinge communicatie, want sich hier in nit hefft konnen vergelicken, laeten Schepen und Raeth voer dit toe koemde jaer verbliven bij viff persoenen in ellicker stratte.

NB. Zie over deze kwestie voorts concordaten dd.3-1-1596, 9-2-1596, 13-1-1597, 19-1-1597, 11-2-1597

Het Register van Corcordaten noemt de kwestie niet meer na bovenstaande besluiten van 13-2-1598. Niettegenstande het laaste besluit van Schepenen en Raad om het getal der gemeensluiden te handhaven op 5 personen per straat, blijkt uit de lijst der “Gemeints Lueden up Dach Petri ad Cathedram Anno 1598”, dat toen per straat zes personen zijn gekozen.

|Bijl VII. 1|

M.a. 133. “Der stad nije boeck”. 1486, met latere aanvullingen. Aanvulling 1585 achter Liber IV.

Reformatie op die missbruycken an der Leger Bancke, soe hiervoermails in der stadt boick loss gelegen hefft up einer zeddelen, geschreven und by Schepen und Raidt sampt die Geswaren gemeenthe geresumirt und bestediget is opten 16den februarij Anno 1585.
Burgermeisteren inder tijt Bernhardt van Wyntssen Licentiaet und Johan Dorre der rechte Doctor.

Schepen und Raidt bevindende, datt voir den richtschepen ahn der Leger Bancken voell missbruicks van den anleggeren angetagen wordt, twetten, dat die anleggeren willen bedingen, datt die verwerers by oiren eijdt sullen seggen und kennen, oir eigen missedaeth, oir eigen schande, oir eigen schade und dat sie oick in oiren egenen saicken und tegens hem selven getuichnissen sullen geven, offte tegens hem selven sullen doin, in welcken saicken voell quade eede gedaen werden.

Umme alsolchen missbruick te beteren und alsolcke quade eeden tho vermyden, synnen Schepen und Raidt mith oirer geswaren gemeijnthen einparlichen averkommen, dat van nu vorta voir recht geholden sall worden, dat niemant sall schuldich sin an der Leger Bancken syn missedaeth offt sijn eigen schande by sinen eede tkennen, offte ennige getuichnisse tegens sich selvest tho geven, den anlegger int ghene hie then rechten genoich bewijsen kan, altoes unverkorttet.

Dan alle die ghene die an der Leger Baneken angespraicken werden voir schuldt, die die verwerder den anlegger schuldich mach sin, offte voir schade die die verweerder den anlegger angekiert mach hebben, offte voir lofftenisse, die die verwehrer den anlegger gedain mach hebben, sall die verwehrer in dessen vier saicken schuldich sin by synen eede, die schuldt, den angekirden schade, die lofftenisse offte contract tkenne offte tontkennen.

Dan gebuerdet, dat die verwehrer alsoe voir schuldt, voir schade, voir loefftenisse, offte voir ennich contract angespraicken wurde und dan sachte by sijnen eede (den men den verwerder lijfflicken affnemmen sall), dat hie dess by synen eede niet en wuste, sall

|Bijl VII. 2|

die verwehrder dairmedde volstain und nit schuldich sijn tho seggen, dat hie lyfflichen swert nith tho wetten, doch den anlegger in synen bewijss, dat hie anders hefft altoes unverkorttet.

Is oick einparlicken beslaten, dat wanneer die anlegger den verwehrer an der Leger Bancken up sijnen eydt anspreckt voir schade, schuldt, lofftenisse, offte contracten, sall die verwehrer schuldich sin te kennen offte te ontkennen, offte te sweren, dat hie solches niet en weet, jae offte neen tho seggen, und die verwehrer dan die anlegger die saicke inruempt up synen eidt, wess dan die anlegger alsoe uth inrueminge dess verweerders bekrefftiget meth synen eede, sall die verweerder der anspraicken voldoen, dan wanneer die verwerer den anlegger den eidt inruempt und die anleggerd dan niet getroest oder willich iss, synen eissche und syn anspraecke mith syne eede tho befestigen, sollen die richtschepen den verwehrer van der anspraicken vrij wijsen.

Und alsoe ennige anleggere den verwehrers an der Leger Bancken den eydt genoempt Litiss decisorum selvest willichlichen inruemen, offte den verwehrer tot sijner unschuldt willichlichen gestaden vermeijnende uth quaden hartten alnoch nha dat sie den eidt van den verwehrer ontfangen hebben und die verwehrer sich meth synen eidt uth willichlicher inruminge oder gestadinge dess anleggers gefrijet hefft, den verwehrer alssnoch sulcx meth getuichenisse off ander bewijss te avergaen, sall die anlegger alle sijn bewiss, dat hie hefft und genieten will inbrenge eir hie der verwehrer den eidt inruempt und soeveren dat bewijss by den Schepen voir genoichsam erkant wordt, sall die verwehrer uth sin unschuldt niet thogelaten, dan vellich gekandt werden, dan kennen die Schepen alle dat bewijss, dat die anlegger ingebracht heffy niet genoichsam, sall die verwerer sich alstan mith sijnen eede moegen purgiren.

|Bijl VIII. 1|

Straatschepenen, voorzover na te gaan aan de hand van het “Boeck van Bewijzing der kinder goedt” 1588-1591. (R.A. 59). (aangevuld de hoedanigheid van schepen=S of raad=R)

Polstraat (geen namen bekend)
Waterstraat     ”     ”     “
Noordenbergstraat 6-9-1588 Irthe R, Hugen S, Bruggen R
Engestraat 31-5-1588 Brunsfelt S, Ten Stal R, Jacobs S
4-12-1588 Brunsfelt S, Jacobs R, Ten Stal S
14-10-1589 Brunsfelt S, Ten Stal R, Jacobs R
3-9-1590 Brunsfelt S, Jacobs S, Ten Stal R
Bisschopstraat (geen namen bekend)
Bisschopstraat 23- 6-1590 Kijver S, Oelbeke R, Oostendorp S
Bergstraat 12-11-1590 Walbeke S, Kistenius R, Helm R
Assenstraat 25-8-1589 Kijver R, Cosman S, Bruins R


|Bijl X. 1|

M.a.1. Resolutieboek 1566-1576 pag. 118

Anno LXXIIII opten XI februarii, hefft Wilhelm Doyss als schultiss van Deventer den eedt, soe die nye richters der stadt van Deventer schuldich und plichtich tdoen in behoerlicker formen, luidt unser Stat Boeck gedaen. Conss. Hoenraet loco Mouwick defunct. et Brunss.

|Bijl XI. 1|

R.A.129. Protocol Lage Gerichte (voorin)

Schepen und Rhadt, verbij gaende die mennichfoldige swaricheden en occupatien darmede sie van wege deser Stadt beladen, eijnde begeren niett destomin soevolle enichsins mogelick sijn kan, gude politie in deser stadt tho holden en justitie tho administreren; hebben voer irsten guet gefonden, dat recht tho erapenen ende volgentz bij provisie tho ordineren, gelick sie ordinere bij desen:
Dat die Hoge und Lege Bancke in ein gericht gecotrahirt, ende het selve gerichte doer die gantze weke (alleene den saterdach uthbenamen) beseten sal worden.
Oick willen Schepen und Rhadtt tott mehrder gerijff van hare Burgeren die gerichtzuhre van nhu voertaen dess smorgens tho acht uhren holden en op dieselve tijt ein klocke laten luiden, darmit ein jeder destomeer vermaent worde sijn recht en die tijt waernemen.
Dwijle oick durch die mennichfoldige veranderinge der Schepen Gichtboicken befordert wort, dat vake enige parthien tho kort komen, niet wetende, waer sie hare acten sollen mögen soicken offte bekomen ende oick mede ter oirsaken, dat gewoentlicken iss aen der Leger Bancken ein gerichtzboick tho holden;
Sal oick ein Prothocoltoegelacht, en darinne alle sententien, verwinnen en andere acten daeraen parthien gelegen, bij eenen secretarien geteickent worden.
Die Gerichtschepen sollen oick tot affschrickinge van enige pleijtgierige parthien int ordelen van die saken offte uthspraeken der sententien guet regart nemen op die oirsaken dess pleijtens en den unrecht hebben in die unkosten condemneren, welcke condemnatie dien aengaen sowal alss die hoefftsake ter executie sal gestalt worden.
Actum in Senatu opten 26 Octobris Anno 1591. Cons. Traessen, Roick.

Me presente.
Appeldorn secr.
 
Nalis, H.J. (1977) De rechterlijke organisatie van de stad Deventer voor en na de reductie van juni 1591. (Doctoraalscriptie) Oud-vaderlands recht, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen.

Category(s): Deventer
Tags: , ,

Comments are closed.