Archidiakonaat Deventer


ARCHIDIAKONAAT DEVENTER.

     Prof. Mr. Fockema Andreæ vermeldt in zijn opstel: „Kerkelijke Rechtspraak in Nederland in de Middeleeuwen”, welke streek van Overijssel en Gelderland onder den proost van Deventer behoorde en dat hem omtrent de indeeling van de proostdij van Deventer in dekanaten geen oude berichten bekend zijn. Hij meent, aannemende dat oudtijds geheel Salland één dekanaat vormde, dat later eene verdeeling in meer dekanaten heeft plaats gevonden, waarvan Deventer met omgeving er een en in 1420 b.v. het kerspel van Mastenbroek een ander dekanaat vormde.1 [1. Versl. en Meded. der Kon. Akad. van Wetenschappen, afd. Letterkunde, 4e reeks. Deel V, blz. 77, 79.])
     Naar aanleiding hiervan een paar opmerkingen; omdat ik het voor de bewerking der historisch-statis-tische kaarten van belang acht, dat de omvang van het aartsdiakonaat van Deventer vaststaat en naar de dekanaten daarin onderzoek plaats vindt.
     Welke kerken in Overijssel en Gelderland eens onder het aartsdiakonaat behoorden, komt voor op een schutblad van de „Visitationes ecclesiarum Dioecesis Daventriensis 1571” als „copia”, waarnaar de lijst afgedrukt is.2 [2. Acta Visitationis . . . ab Aegidio de Monte, pag. 187.])
     Wat Overijssel betreft, komen op deze lijst voor de kerk der H. Maagd Maria en de Bergkerk te

|pag. 77|

Deventer, de ecclesia Campensis, de ecclesia Zwollensis en de kerken te Ommen, Eenese (Ens), Camperveene, Yselemuyde, Wilsem, Genemuyden, Staphorst, Ruwene (Rouveen), Haszelt, Zantlake (Zalk ), Dalveszem, Raelte, Heyne, Nyensteden, Hemis, Berghen, Hamme, Halendoren, Wye, Olste, Wesepe, Batmen en Coten.
     Om te bepalen uit welken tijd de lijst zelve dagteekent, moet men in het oog houden, dat te Kampen en Zwolle slechts ééne kerk genoemd wordt, dat de kerken van Nyensteden, Berghen en Coten op de lijst voorkomen, maar er van die te Mastenbroek geen sprake is.
     De kerk te Kampen was die aan St. Nicolaas gewijd, met wier herbouw gelijktijdig begonnen werd als met den bouw der tweede, aan O.L. Vrouwe gewijde, kerk in 1369; te Zwolle werd voor de tweede, mede aan O.L. Vrouwe gewijde, kerk in 1394 de eerste steen gelegd, zoodat de ecclesia Zwollensis de St. Michielskerk is.
     Wat de kerk te Coten aangaat, weten wij dat zij bestond ten tijde van bisschop Johan van Arkel; immers beval bisschop Frederik van Blankenheim in 1396 aan de richters in Zalland en Zwolle, opdat de vereering van God niet te niet ga in de kerspelkerk van Koten aan den IJssel in Zalland, den cureet der kerk te Koten in het rustig bezit te laten van zijne rechten op het veer over den IJssel, waarvan de Bisschop een brief had gegeven aan den cureet, Heer Henric van Beerde, gelijk vroeger bisschop Johan van Arkel er een gegeven had aan den toenmaligen cureet Heer Johan Visscher.3 [3. Tijdr. Reg. Prov. Archief, Aanh. 209.])

|pag. 78|

     Omtrent Nyensteden is bekend, dat bisschop Johan van Arkel bij den brief, waarbij hij in 1362 aan Hardenberg stadrecht gaf, bepaalde, dat „die kerspelkerke met hoeren tobehoren, die te Nienstede was, voert meer binnen den Hardenberch wesen” zou.4 [4. Tegenw. Staat van Ov. IV, 95.])
     Van Berghen weten we weinig. Matthaeus maakt van Bergene melding in 1225, dat vroeger eene buurtschap ten westen van het latere Gramsbergen geweest zal zijn, waarbinnen oorspronkelijk het huis der heeren van Gramsbergen stond op de plaats, die in 1442 den ouden Hof heette.5 [5. Tegenw. Staat van Ov. IV, 101, 103.])
     We kunnen dus als vaststaande aannemen, dat ten tijde van bisschop Johan van Arkel de kerspelkerk te Coten bestond en die van Niensteden ophield kerspelkerk te zijn en dat te Kampen en Zwolle nog geen tweede kerk bestond, en mogen vermoeden, dat de kerk te Berghen nog bestond en dat deze met het huis Gramsbergen verplaatst is naar de plaats, die in 1442 als stad Gramsbergen voorkomt.
     De lijst, waarnaar de copie genomen is, is dus waarschijnlijk uit het midden der 14e eeuw en wel vóór 1362 opgemaakt, waarmede overeenstemt het ontbreken van de kerk te Mastenbroek.
     Dit kerspel wordt, in 1420 genoemd in het Formulare van bisschop Frederik van Blankenheim, die Herman Zander, priester en eeuwig vicaris in de kerk te Zwolle, aanstelde tot Officiaal en Decanus foraneus in het kerspel van Mastbroec, met het recht van kennis te nemsen van alle civiele en crimineele zaken, zoowel

|pag. 79|

tusschen geestelijken als leeken, straffen op te leggen, vonnissen uit te spreken, enz.6 [6. Tijdr. Reg. Aanh. 231, waar ten onrechte gedrukt staat foranensis.])
     Dit kerspel is na 1362 ontstaan. Nadat op 10 November van dit jaar het kasteel Voorst zich aan bisschop Johan van Arkel had overgegeven en Zweder van Voorst in het begin van 1363 overleden was, traden zijne zoons met den bisschop in onderhandeling en verkregen een deel der Mastenbroeker landen en het verlof om aldaar een kerk te bouwen.

     Dat in 1420 bij bovengemelde bisschoppelijke aanschrijving er een dekanaat Mastbroec zou opgericht zijn, komt mij onwaarschijnlijk voor; — als het nog jeugdige kerspel nog niet bij eenig dekanaat ingedeeld was, zou ik uit de benoeming van den Zwolschen priester tot officiaal en niet-resideerend deken afleiden, dat de inlijving in het dekanaat, den priester Zander aanbevolen, daarbij plaats vond of wel dat aan dezen eene bijzondere opdracht ten opzichte van het kerspel Mastbroec gegeven werd.

Mr. R. E. H.

_____________
Hattink, Mr. R.E. (1904) Archidiakonaat Deventer. Versln. en medn. VORG, 23, 76-79.

Category(s): Deventer
Tags: , ,

Comments are closed.