Peter Helbert Gallé herdacht 1793 – 1869


PETER HELBERT GALLÉ HERDACHT
1793 – 1869.

_________

 
     De man, aan wien ik dit In Memoriam wijd, was mijn grootvader en peet. Hij was geboren den 5den Mei 1793 en op 27 Januari 1869 stond ik als negenjarige knaap te Kampen aan zijn sterfbed.
     Hij bewoonde met zijn gezin een ruim heerenhuis op den Vloeddijk tegenover de Speldemakerssteeg oftewel het Warme Land. Thans staan er drie moderne woningen op die plaats.
Hij was gehuwd met Johanna Petronella Gaal (geb, 30 Maart 1800 — overl, 26 Januari 1873), dochter van een bekend kunstschilder te Middelburg, van wien vele portretten en landschappen ,,de mooie kamer” sierden. Hun oudste dochter was mijne moeder, gehuwd met Ds. B.R. Damsté, predikant in het naburige Wilsum, terwijl in mijn jeugd nog drie volwassen dochters en één zoon in den huize Gallé vertoefden. Zij allen zijn reeds heengegaan — de oudste dier dochters reeds in

|pag. 127|
 
1866 — de zoon Mr. J.Ae.H.J. Gallé (1844—1905) is later, evenals zijn vader, wethouder van Kampen geweest en op hem slaat de herinnering van den heer Reyers op bladz. 121 ven den vorigen Almanak.
     Wat zag ik daar te Wilsum steeds met verlangen den Zaterdag tegemoet, waarop ik met mijn jongeren broer Richard onder het geleide van onsen voortreffelijken meester B. Huisman, wiens portret in mijn studeerkamer hangt, naar Kampen wandelde om de weekend bij de grootouders en tantes door te brengen. En toen ik op twaalfjarigen leeftijd was geslaagd voor het admissie-examen van het Gymnasium, dank zij het onderricht van genoemden leermeester, kwam ik in huis bij mijne grootmoeder en was van 1 Sept. 1872 tot l Mei 1873 leerling van het Gymnasium aan de Koommarkt onder het rectoraat van Dr. Ekker. Mijne ouders verhuisden toen naar elders, maar mijn korte schooltijd te Kampen is mij onvergetelijk gebleven, voornamelijk door de nieuwe indrukken, die het stadsleven en de omgang met stadsjongens op het gemoed van mij, eenvoudig dorpeling, maakten. Van mijne klasgenooten heb ik er later als student te Leiden eenige teruggevonden en één hunner, H. le Coultre, is tot zijn dood mijn vriend gebleven. Men zal hieruit kunnen begrijpen, met welk een ontroering ik de herinneringen van de h.h. Oudendijk, De Quack en Reyers in vorige jaargangen van den Almanak pleeg te lezen, wier herinneringen, hoewel van iets jongeren datum, zoo dikwijls met de mijne samenvallen.
     De familie Gallé is afkomstig uit Frankrijk en reeds vóór de opheffing van het Edict van Nantes (1685) naar Holland gekomen. Men heeft mij wel verzekerd, dat te Nancy een straat met dien naam voorkomt en daar nog glasfabrikanten van dien naam leven. Ik bezit een portret van een Servaas Gallé, die Waalsch Predikant, te Rotterdam was, geb. 17 Juli 1627 en overl. te Kampen 16 Febr. 1709. Het is een kopergravure door R. de Hooge uit 1686 en het onderschrift luidt:

|pag. 128|
 
     Heus! Gallaeus hic est, procul hinc tot Daemonis artes,
          Ficta Sibyllarum, tempora fata, fides.
     Una Via est; Nihil Orcus habet; Vir strenuus anteit
          Dum Galle-Batavos Servat alitqae Fide.
 
 
     Ik vermoed, dat het eerste distichon op geschriften van den gevierden man betrekking heeft, maar men kan het aldus vertalen;
 
          Ha! Deze man is Gallé: wijkt verre nu kunsten
[des Duivels,
          Bijgeloof, tijden, orakels, die Waarzegsters eenmaal
[voorspelden.
          Eén is de Weg en niets heeft de Hel: een man is
[uw leidsman.
          Wijl hij zijn Waalsche Gemeente tot heil is en sterkt
[in ’t geloof.
 
     Die man was de zoon van Jan Gallé (1590—1653) en is de vader geweest van Jacobus Gallé (1662-1708), den predikant
bij den Gezant van den Staat in Frankrijk, die in 1690 te Parijs een beroep naar Kampen ontving, waar hij weldra werd ingeschreven als Grootburger in „der Stadt van Campens Burgerboeck”. Deze Jacobus is de vader geweest van Weyer Jacobus Gallé (1697—1767), predikant op het Kamper-eiland evenals later zijn zoon Servaas Weyer Gallé (1735—1812), die de vader van mijn grootvader was.
     De heer Reyers heeft het voorkomen en de achting, die de zoon van zijne medeburgers genoot, zeer juist geteekend en die beschrijving is evenzeer op diens vader, mijn grootvader, toepasselijk. Deze was niet alleen een rechtschapen, maar ook een zeer ontwikkeld man, fabrikant, letterkundige en dichter tevens. Hij had een trijpfabriek aan het Muntplein, die in

|pag. 129|
 
1696 door Abraham Gallé, vermoedelijk een zoon van eerst-genoemden Servaas, te Kampen was gevestigd. Bovendien herinner ik mij den ,,volmolen” achter den tuin achter de woning aan den Vloeddijk, waar ik dikwijls naar het paard heb staan kijken, dat daar geblinddoekt maar steeds in het rond stapte. Zijn zoon heeft de trijpfabriek later opgeheven en een aantal huizen op het terrein doen bouwen, toen de landgenooten aan minderwaardige, maar goedkoopere trijp de voorkeur gaven, waarmee Duitschers hen gelukkig maakten.
Het kantoor mijns grootvaders was naast zijne woning en door een doorgang in de keuken toegankelijk; wanneer één mijner tantes om elf uur des morgens de koffie aan haar vader en den boekhouder bracht, mocht ik den tocht medennaken.
Dat kantoor is nog in mijn jeugd tot een boven- en benedenwoning verbouwd, die door twee mijner gymnasium-leeraren, Dr. Makkink en Dr. Leignes Bakhoven, werden betrokken.
     Dat mijn grootvader een letterlievend man was is niet te verwonderen, als men bedenkt, dat zijn vader en grootvader predikanten zijn geweest en zijn voorvader Servaus bovendien classiek-philoloog. Zijn bibliotheek bevatte dan ook de werken van de toenmalige en van vele oudere dichters en schrijvers en zijn eigene gedichten getuigen van zijn uitgebreide kennis zoowel van de historie als van de letterkunde. In de Aanteekeningen op zijn gedicht Ter Vereering der Nagedachtenis van Roeland van Wijk Jacobus-zoon betuigt hij, dat heilige weemoed zijn hart vervult bij het herdenken der maandelijksche samenkomsten met Van Wijk, Roorda van Eysinga, den lateren hoogleeraar, en Jurriaan Moulin, waarin historische onderwerpen, Shakespeare en Sophocles werden, gelezen en besproken. Zijne bewondering voor Bilderdijk blijkt wel uit een haarlok van dien dichter, dien hij met het certificaat van echtheid zorgvuldig bewaarde in een papiertje, waarop hij had geschreven:

|pag. 130|

Dit zilver heeft de kruin versierd
Des Barden, dien gansch Neerland viert.

     Zijn meesterschap over de taal is bewonderenswaardig en zijn dichterschap onbetwistbaar, al zijn de geest en de toon zeer verschillend van die onzer tegenwoordige zangers. Slechts weinige zijner gedichten zijn in druk verschenen; bescheiden als hij was, heeft hij zich slechts op aandrang zijner vrienden tot het uitgeven dier weinige laten overhalen. Ik bezit Herinnering en Bemoediging, te Kampen bij de Erven Aeg. Valckenier 1831, door den dichter gedateerd 15 Dec. 1830, dat natuurlijk door den Belgischen Opstand is ingegeven, alsmede Verjaargroete aan den WelEdelen Heere J. van Wijk Roelandsz., te Kampen bij W. J. Tibout 1831, gedateerd 8 Januari 1831.
Ook herinner ik mij een gedicht, uitgegeven ter leniging van de slachtoffers eener watersnood op Schokland. Maar bovendien bezit ik drie deelen in folio-formaat met gedichten in manuscript met de opschriften Vertalingen, Pot Pourri en Rijmelarij.
     Het eerste deel bevat een aantal uitmuntende vertalingen naar Duitsche- en Engelsche dichters, het tweede vele albumblaadjes en toespraken bij verschillende plechtige gelegenheden gehouden, maar in het derde deel komen eenige gedichten voor, die ook nu nog zeker belangstelling zullen wekken, b.v. Herinnering aan den 20sten dag van November 1813, geschreven in de maand December van dat jaar: het geeft een levendige beschrijving van den dag, waarop de stad Kampen door de Russen, met krachtdadige hulp van de burgerij, van de Franschen werd verlost. Ook noem ik nog het gedicht, getiteld Wacht-droom, waarin de dichter een droom beschrijft, dien hij had toen hij in den barren winter van 1813 op wacht stond en zijne manschappen om de kachel zaten te klappertanden, en zoo bevat dit deel vele andere vaderlandsche zangen vol kracht en gloed.

|pag. 131|

     Uit dit alles moge blijken, dat mijn peet-grootvader niet alleen een rechtschapen en algemeen ontwikkeld man is geweest, maar tevens een verdienstelijk Groot-burger van zijn en mijn geliefd Kampen. Wij houden zijne nagedachtenis in eere!

     Utrecht.                                                   Dr. R H. DAMSTE.
                                                        Oud-hoogleeraar.

|pag. 132|

Foto: PETER HELBERT GALLÉ 1793-1869

___________
Damsté, P.H. (1939/40) Peter Helbert Gallé herdacht 1793 – 1869. Kamper Almanak, 1939/40, 126-132.

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.