Over de portretten van Thomas a Kempis


|pag. 12|

SCHILDERIJ AANWEZEG IN DE R.K. PASTORIE
NIEUWSTRAAT ZWOLLE


|pag. 13|

Over de portretten van Thomas a Kempis.
 
     Het ligt niet in onze bedoeling eene diepgaande iconographische studie te leveren over de portretten van Thomas a Kempis. Wij zouden daartoe een compleet overzicht moeten hebben van de talrijke portretten, die van den beroemden Agnietenberger in omloop zijn of in openbare en particuliere verzamelingen, in boek- en plaatwerken bewaard worden; aan zulk een eisch valt in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet te voldoen. Vervolgens zouden wij door vergelijken en schiften tot de origineele typen of modellen moeten opklimmen, maar deze weg is zeer onzeker en gevaarlijk voor dengene, die niet als expert of oudheidkenner met scherpen blik en juist oordeel den ouderdom van een schilderstuk bepalen kan.
     Wij willen slechts enkele gegevens verstrekken, die hopelijk kunstlievende ondheidkenners zullen aansporen hun speurzin en ervaring aan dit onderwerp te wijden.
     Thomas van Tholen, die ongeveer honderd jaar na den dood van Thomas a Kempis, in 1574, in het klooster van Sint-Agnietenberg leefde en daar evenals gene het supprioraat bekleedde, verhaalt dat daar een portret van Thomas a Kempis getoond werd, een conterfeitsel, zeer misvormd en bijna uitgewischt, met de zinspreuk: In omnibus requiem quaesivi et nusquam inveni nisi in hoexkins ende boexkins. Spitzen acht het aan geen redelijken twijfel onderhevig, dat het paneeltje (47 cM. hoog en 35 cM breed) thans nog in ’t bezit der Onze Lieve-Vrouwekerk te Zwolle, hetzelfde is als dat waarvan Thomas van Tholen spreekt 1 [1. Spitzen. Thomas a Kempis als schrijver der Navolging van Christus gehandhaafd, blz. 183-185.]). „Men ziet er Thomas in zijn ordegewaad op de helling van den Agnietenberg zitten met in beide saamgevoegde handen een half geopend boekje, terwijl aan zijne linkerzijde half overeind staat een groot geheel open boek. Rondom een zeer beperkt landschap, hier en daar met een weinig struikgewas. Op den tweeden grond een kapelletje,

|pag. 14|

waarboven een torenspitsje uitkijkt. Op den achtergrond in het verschiet een tamelijk zware toren, waaraan helm of spits nog ontbreekt. Op het groote boek heeft men met schrift der 17de eeuw aangebracht: In omnibus requiem quaesivi et nusquam inveni nisi in een hoecxken met een boecxken. In schrift van de eerste helft der 15de eeuw is nog even zichtbaar te lezen: Aetatis 59, zoodat het conterfeitsel moet dagteekenen van 1438 of 1439’’.
     Dit paneel is volgens Spitzen het oorspronkelijk model, al is het hier en daar wat overgeschilderd; het is de zoogenaamde prototype, die later met tallooze varianten is gereproduceerd.
     Van de eerste reproductie gewaagt Cuperinus, de laatste prior van den Sint-Agnietenberg, die in 1569 een nieuw portret van Thomas a Kempis liet maken en het opluisterde met het volgende lofdicht:

Montanaeque domus, vicinorumque locorum
Effigiem Thomae Kempisiique vides,
Qui sacri quondam primaria gloria dictus,
Ordinis et Phoenix, deliciumque gregis.
Isala quas urbes, quas praeterlabitur arces,
Quos saltus Vechtis, picta tabella refert.
Bis denis lustris annos si dempseris octo,
Occubuit Thomas, functus et astra petit.
Hoc tibi, Dive! domus praeses Cuperinus alumno
Mnemosynon posuit, quem prece junge Deo.

     Op dit paneel zag men volgens het lofdicht het Bergklooster, den IJsel, stroomend langs steden en burchten, en de kronkelende Vecht. Dit stuk was, zooals Rosweyde getuigt, in 1621 nog te Zwolle aanwezig, ook nog in 1653. Pastoor Arnold Waejer, de groote vereerder van den Kempenaar, liet het „vermeerderd en verbeterd’’ naschilderen met toevoeging van zijn eigen portret 2 [2. Dit schilderstuk bevindt zich in de pastorie der Onze-Lieve-Vrouwekerk, voorstraat te Zwolle.]).
     V. Bekker, S.J. meent in een paneel, dat door deskundigen in het begin der 16de eeuw geplaatst werd, en van Zwolle afkomstig, thans te Geertruidenberg bewaard wordt, een portret te zien, dat rechtstreeks gecopiëerd zou zijn van de prototype,

|pag. 15|

die destijds nog onbeschadigd kan geweest zijn. Hij noemt het: „het ware portret van Thomas a Kempis’’3 [3. Katholieke Illustratie. Jrg. 22, blz. 397]).
     Ook in de Emanuelshuizen te Zwolle bevindt zich een paneel, dat veel verwantschap heeft met de copie van Cuperinus. Men ziet daar Thomas, gezeten in een heuvelachtig landschap met het Bergklooster, half achter boomen verscholen, op den achtergrond, terwijl in het verschiet de twee torens van Zwolle opduiken, de Sint-Michielstoren met hooge spits.
     De bijzonderheid, dat op het schilderstuk van V. Bekker, van de Emanuelshuizen en van pastoor Waejer, Thomas a Kempis wordt afgebeeld met den rozenkrans, hetzij in de hand, hetzij over zijn boek uitgespreid, doet ons gissen, dat al deze kopieen op zijn vroegst zijn uit de laatste decenniën der 15de eeuw.
     Het is ons niet bekend, dat het rozenkransgebed een lievelingsgebed was van Thomas a Kempis of dat het bij zijn leven op den Sint Agustenberg bijzonder in gebruik was. Juist een jaar ná den dood van Thomas in 1472 kwam Alanus de Rupe of van der Clip, de bekende rozenkransprediker, te Zwolle, waar de Dominicanen in 1468 een klooster gesticht hadden.
Vooral sinds dien tijd word het rozenkransgebed een populaire devotie voor Zwolle en omstreken.
     Van andere en vooral latere kopieen achten wij het onnoodig bijzonder melding te maken; zij variëeren naar de fantasie der schilders, die den achtergrond stoffeeren met kloostergebouwen, ruïnen, boerenstulpen, een molen, wandelende monniken, enz.
Soms komt ook de torenspits van Hasselt boven het geboomte uitsteken.
     Een tweede categorie van portretten stelt Thomas a Kempis voor met gevouwen handen neergeknield voor Maria met het
Kindje. Ofschoon aan deze voorstelling niet zulk een hooge ouderdom toegekend wordt als aan de eerstgenoemde, dateert zij toch zeker van de eerste helft der 17de eeuw, zoo niet van vroeger tijd. De schoonste type hiervan bevindt zich in de pastorie der Sint-Michielskerk, Nieuwstraat, te Zwolle; zij moet afkomstig zijn uit het voormalig kerkhuis van pastoor

|pag. 16|

Waejer in de Spiegelsteeg. Of dit schilderstuk later is bijgewerkt of opgehaald, wagen wij niet te beslissen 4 [4. Daar dit schilderij niet algemeen bekend is, geven wij hiervan een reproductie.]).
     Minderwaard lijkt ons eene soortgelijke voorstelling, die onlangs te ’s Hertogenbosch te koop werd geboden en gemerkt met het jaartal 1640.
     Nog andere reproducties, gewijzigde kopieen dezer voorstelling, kunnen we gevoeglijk voorbijgaan.
     Tot de derde categorie kan men rangschikken de portretten, die in 1629 op kosten der stad Kempen door den schilder Frans Kesseler vervaardigd zijn.5 [5. Mooren. Nachrichten über Thomas a Kempis. S. 207.]) Drie portretten leverde deze schilder tegen de som van 80 rijksdaalders: één portret voor den burcht, één voor het raadhuis en één voor de parochie-kerk, en in verschillende houding: in staande, zittende en knielende houding.
Het portret op den burcht ging in 1642 bij de bestorming van Kempen door de Franschen verloren; de twee overigen zijn nog behouden. Het portret voor de kerk stelt Thomas voor geknield voor hot altaar van Maria, aan wie de kerk van Kempen is toegeheiligd. Het portret voor het raadhuis stemt overeen met de bekende voorstelling van Cuperinus; Thomas is daar gezeten tegen een heuvel met twee geopende boeken aan zijn voeten en terzijde een inktvat met veeren pen. Door H.A. Ferlings uit Kempen werd het omstreeks 1830 in koper gegraveerd en sinds dien ruim verspreid.
     Van afbeeldingen naar het leven of vera effigies kan bij doze portretten moeilijk sprake zijn, ze getuigen echter welsprekend van de groote vereering, waarin Thomas a Kempis onder het nageslacht voortleeft.

G.A. MEIJER, O. P.

______
Meijer, G.A. (1920) Over de portretten van Thomas a Kempis. Versln. en medn. VORG, 37, 12-16.

Category(s): Zwolle
Tags: , ,

Comments are closed.