Copie der fundatie van de pastorygoederen tot Tubbergen


COPIE DER FUNDATIE VAN DE PASTORY
GOEDEREN TOT TUBBERGEN.

_______
 

     Wij Franciscus de Monte Archidiaken und Canonick der Kathedral Kerke tot Deventer und tot nhaebeschrevene saeken des Hochwerdigen in Gott Vadern und Heeren Heeren Egidii de Monte Bisschoppen tot Deventer ens. bevorderte Commissarius doen kont und bekennen dat voir unss commissaris voirschr. gecompariert und erschenen sinnen, die Weerdige, Edele, Ehrenfeste und Fromme, Heer Lubbert van Arnhem Prior und Heer Johan Brouwer Supprior des Convents Albergen, Salomon Budeker wegen sijnes Junckeren Johan van Beverfoerde to Wemesloers, Johan van Eschede thoe Tubbergen, Herman Grubbe thoe Fleringen und Adolph then Kemnahe in statt sijns vaders Herman then Kemnahe wesende personen van Adel der vier Boerschappen Albergen, Tubbergen, Geisteren und Vleringen bij sich hebbende die semptliche kerkraede thoe Tubbergen und etliche bueren ofte Huisluijden in den voirschr. vier Boerschappen wohnachtig und gesetten met Nahmen Luiken Gerlinck, Henrick Benninck, Johan ten Haeve Buerrichter und Gerrit then Nordhaeve wegen der Boerschap Albergen; Henrick Oaverdinck, Berend then Brinkhuis, Johan Schulte thoe Tubbergen und Johan Hilbinck in Nahme der

|pag. 261|

Boerschap Tubbergen, Berent Harmelink, Gerrit then Niehenhuis, Gerrit Wesselinck und Evert then Schoenevelt van wegen der Boerschap Geisteren, Gerrit then Middendorp und Gerrit Schulte thoe Vleringe Gedeputeerde der Boerschap Vleringe, und hebben voir sich sulvest mede als völmechtige gerurter vier Boerschappen sempliche inwoeneren an onseren handen in Pr-tie Notaris und getuigen nhaebenoemt solemnelijk getransportiert, cediert und overgegeven disse folgende gespecificierte Guederen Thienden und Renthen tott onderholt eres thoekomendes Pastoirs, als die Capelle tho Tubbergen in eene Parochiale Kerke erigiert salt sijn, wie ongetwijfelt met gueden fuegen geschien werth; in den eirsten ein huijs und hoff an den kerkhoff gelegen bij ons besichtiget und bequaem bevonden tot ein Wedemhoff gelaivende datselvige voirschr. thoe koemender tijtt dairan und bijgefüeget mucthe werden tot ewigen daigen sowoll alle graive 1 [1. grof, groot.]) als ander kleine werk in Esse 2 [2. in goeden staat?]) vack 3 [3. muurvak?]) und dack dichte t halden t wachten und t waren, sonder des Heeren Pastoirs koesten tho doen hinder und schaide; tot dissen die inkomsten und Renthen, die der Pastoir tot Oirtmassen van wege der voirschr. vier Boerschappen plege t hebben hiernahe uitgedruckt staande, die wij oick als Commissaris und ex officio den Pastoir tho Tubbergen, voir Dach dat disses gepresentiert und admittiert, voir hem und sijne Nhakomelingen hiermede tholeggen und appliceren to wetten, van allen gewaerden 4 [4. eigengeërfde, recht en stemhebbende in de mark.]) Bueren und gewaerden Körteren 5 [5. een vierde recht bezittende van een’ volgewaarde.]) jaarlich van jderen tsullen hebben anderhalff

|pag. 262|

schepel Rogge oirtmarscher maate sich ther samen van twee und dartich molder Roggen rijkelicken beloepende, de welcke die vier Boerschappen inwoeneren durch obbemelten eren völmechtigen gelaivet dem Pastoiren in tijtt den thoe Tubbergen alle jair voir ofte 6 [6. Ostern?]) in sijnen Huijse kommerfrij thoe lieveren; noch den Thienden groff und smaill uit den Guede Ottink tho Tubbergen gelegen jairlich wohl weerdig wesende thien mudde Roggen; noch vijftien mudden haiveren, die sie dem Pastoir oick jairlich sullen lieveren; noch drie mudde haiveren uit den Closter Albergen, und nhae older gewoenten voir den hilligen olij eenen golden gulden, die der Prior and Supprior voirschr. und eren nhaekomelingen jegenwoirdenhlichen belaiffden jair an dem Pastoir tho Tubbergen gutlichen twillen betaelen; noch van jeder kortter und Bysitter der voirschr. vier marckten ofte Boerschappen een hoen sich ongefehr tot anderhalf hondert hoender gedraigende, item die obedientie off Hoirsam op thien golde gulden gerekent, sich verobligierende, im fall weiniger dairvan quame, die suma alsdan wie baeven vull tho willen maeken. Voirts alle andere verscheiden dageliche Accidentalien, Profijten, Emolumenten und Verfallen, in aller Gestalt, wie der Pastoir van Oirtmassen dieselvige in den voirschr. vier Boerschappen plege t hebben en t genieten nichtes dairvan uithgesondert; wijders gelaifft und sich verobligiert dem Pastoir tho Tubbergen van allen schattingen, contributien leenongen und andere ongelden, die Landschap opgelecht müchte werden, frij loss and ledig t halden, und neffens

|pag. 263|

dem voir Recognitie of separatie an dem Pastoir tot Oirtmarssen. Drie olde schilden und tot vülleste 7 [7. aanvulling, tegemoetkoming.]) der Tijmmeronge und Reparatie der Kerken tho Oirtmarssen seeser Carolus Gulden, tot twintig str t stuck alle jaar op Martinij in den winter uith der Kerken tho Tubbergen Fabrijk Renthen und Inkoemsten tho willen und sullen gutlichen betaelen, ahne des Pastoirs thoe Tubbergen tholeggent ofte schaide; des sullen voirgenoempte vier Boerschappen sempliche Ingesetene van allen Beschwaernissen, Oplaegen, Gehoirsam and Diensten, die beszonher wegen der Parochialkerke, tho Oirtmassen verbonden, gefrijhet, enthefft und entlediget sijn und blijven, edoch hebben Gedeputierde Volmechtige voirschr. gelaifft und laiven mit dissen, der Kerken tho Tubbergen Fabrijk van sülche drie olden schilden als dem Pastoir tot Oirtmassen voir Rechtigheit der separation thogelacht, binnen jairs tho quijten und op anderen oirteren servill tho beleggen, oder tho wege te brengen dairmit die drie olde schilden jairlich gekofft und betailt sullen werden, sonder hinder und schaide der Kerken tho Tubbergen.
     Dissen nhae hefft obgemelte Johan van Eschede voir hon und sijnen Erven mit stipulatie an onseren handen in Pres-tie der baeven gementioneerden Personen wie oich Notaris und getuigen bij Adelicher Ehren Treuwe und Geloiven gelieckfalls van sich gesagt und belaifft, sulchen Huijses Grondt Bodem and Techer bij und an die verordenete Wedemhoff gelegen, hem thoebehoerende, darop itziger tijtt eene olde Frauwe, Schulten Geze genaemt, woent, nhae afsterven derselviger geheel bij und an dem Wedems Huis und Hoff erflichen und ewichlichen t laiten verblijven; Dess sullen hon die sempliche inwoenders der vier Boerschappen

|pag. 264|

nhae behoer en tot kennisse gueder Luijde zekere Recompenss und vergoedinge dairvoir doen; dat obgemelte damails alsoe belieffet ist worden.
     Aldus geschien binnen Tubbergen then Huijse van Johan van Eschede voirschr. in tegenwoirdigheit und Bijwesen Heeren Mahtia Senher Notaris und weerdig und wolgelerten Heeren Meister Johan van Weestreenen Licentiaet und Dierichen Cochlet Getuigen, op vrijdag den xiiii octob. Anno duizent vijffhondert vijffundseventig. In oirkonde aller Puncten wairheit hebben wij Franciscus de Monte Archidiaken Canonick und Commissaris voirschr. onseren Segel an jegenwoirdiglichen oepenen Brief doen hangen und tot meerder sekerheit und vestnisse hebben Heer Lubbert van Arnhem Prior und Heer Johan Brouwer Supprior voirschr. eres Convents Albergen Segell, und Johan van Beverfoerde, Johan van Eschede, Herman Grubbe und Herman then Kemnahe voir hon, oeren Erven und semplichen Ingesettenen der vier Boerschappen ther Bede eren angeboeren segellen an dissen Brief mede wettlichen gehangen; dat wij obgedachte Personen alsoe kennen geschiet t wesen.
     Gegeven in den jair onss Hern Duisent vijffhondert sessundseventig den -ϴ- dag martii.

Pro extractu conformi,

     24 Oct. 1848.                                    E.A. GEERDINIK P.

_______

____________
– Geerdink, E.A. (1876) Copie der fundatie van de pastorygoederen tot Tubbergen. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht (3), 260-264.

Category(s): Tubbergen
Tags: , ,

Comments are closed.