De Parochie St. Nikolaas te Kuinre


|pag. 383|

DE PAROCHIE ST NIKOLAAS TE KUINRE.

_______
 

     De stichting der St Nikolaas-kerk te Kuinre zal na het jaar 1132 moeten worden gesteld.
     In het jaar 1165 schonk Bisschop Godefried van Utrecht aan de Friezen van Lammebruke, vergunning om het land te bewonen tusschen Ruthenkes Dole en Wibernis Sate, en tusschen de oude Lenna en Kunren, en er eene kerk te stichten, onder voorwaarde van jaarlijks voor ieder tien roeden bebouwd land, in plaats van tienden, éen denarius te betalen. (Zie Racer, Overijss. gedenkt. II bl. 273, nº 31).
     Vóor de stichting dezer kerk bestond er reeds eene kapel, staande onder de abtdij van Sint Odulphus te Staveren, anno 1132, gelijk die van Oosterzee, Urk enz.
     Dit feit wordt als bewijs der aloude verbinding tusschen Friesland en Kuinre bijgebragt. (Zie Batavia Sacra V Friesland bl. 119; Matthaei Annal. 1e ed. T. VI bl. 74; 2e ed. Tom. III bl. 473).
     Het verdient opmerking, dat in den daar volgenden bevestigingsbrief — die gezegd wordt van Paus Innocentius III te zijn – de kapel te Kuinre niet meer op de lijst genoemd wordt. De dagteekening ontbreekt er aan, en vermoedelijk moet men de bevestiging stellen, als geschied door Paus Innocentius II, regerende van 1130-1143. Innocentius III hield den pauselijken stoel veel later, van 1198-1216. (Zie Racer, als boven).
     In het jaar 1522, den 26 Januarij, kwamen er bourgondische soldaten uit Arum in Friesland over het ijs

|pag. 384|

naar Kuinre, alwaar zij hunnen overste Roggendorp met hunne achterstallige soldij meenden to vonden.
Ende alsoose hem daar niet en vonden hebben zy beyde de eynden van den Cuynder aan brand gestoken sodatter niet overenbleef dan het middel van de plaatse.
     Dit middelste gedeelte word op 4 Febr. daarna, door de Gelderschen in de asch gelegd, zoodat er van geheel Kuinre niets overbleef, tenzij het slot en de kerk. (Zie Gouthoeven Chron., bl. 577).
     In de maand Maart 1581 werd de kerk door de Staatsche troepen belegerd, en aan dezen, na eenige dagen, met verdrag overgegeven. (Zie Freyinga, bl. 458 en Hooft, Nederlandsche Hist., bl. 772).
     In 1583 lag te Kuinre in bezetting het regiment van Sonoy. Alstoen — zoo niet twee jaren vroeger — was vrij zeker de Sint Nikolaas-kerk in gebruik en in bezit bij de aanhangers der nieuwe leer.
     Bij den aftogt der Munsterschen, na het verlies van Blokzijl den 29 Aug. 1672, is de kerk, die in de Schans stond, door brand geheel vernield, en is in 1698 van het pastoorshuis, dat behouden schijnt te zijn gebleven, de verkoop vastgesteld.
     Bij resolutie van Ridderschap en Steden van den 19 Maart 1675 is toestemming gegeven tot het bouwen van eene nieuwe (hervormde) kerk in het dorp, en daartoe subsidie verstrekt. „Zullende nochtans de toren en het fort, zooals die alsnog is staende, laten verbljven.”
     Nog tot in het jaar 1721 werd in de Schans begraven, en niettegenstaande de regering over vele jaren achter de nieuwe kerk een kerkhof met steenen ringmuur had laten maken, scheen men daar weinig of geen gebruik van te maken. Men begroef nog steeds de lijken in de Schans, of bragt ze naar Blankenham,

|pag. 385|

Scherpenzeel, Oude Lemmer enz. De landdrost bepaalde den 4 April dat voortaan geene lijken in deze Schans meer zouden begraven worden, op poene van 10 goudgulden. Voor lijken die men naar elders vervoerde, moest betaald worden ƒ 1-17-8; gelijk oudtijds voor het openen der graven.

     Aan de Sint Nikolaas-kerk waren eenige vicariën verbonden; als die van de H. Maagd Maria, die van het Hoogwaardig Sacrament, van Onze Lieve Vrouwe ter Noodt, van het H. Kruis, van de H. Anna, van den H. Anthonius, van Sint Nicolaus, waarvan vier elk door eene bijzondere broederschap vergeven werden, want men had er vermaarde broederschappen, welke in het begiftigen der kerkelijke ambten vrij mild en schotig waren. Een er van was van het door de zee verzwolgen Veenhuisen overgebragt. (Zie Batavia Sacra VI Deventer bl. 567).
     Op de kaart van Friesland bij Winsemius vindt men Veenhuisen nog; op die van Overijssel van de Lat, staat: deze buurt is geheel weg.
     Den 6 Mei 1337 riepen de bestuurders der landgoederen van het klooster Mariendal te Hemelum en de burgers van Kuinre en van Veenhuisen de bescherming in van graaf Willem IV van Holland tegen de vijandelijkheden van den graaf van Gelder. Bij gemis van zegel gebruikten zij dat van den abt van Staveren, hunnen geestelijken vader, die in hunne kerken gewoon was de zielzorg waar te nemen.
     Op Sint Hippolytusdag van het jaar 1407 droegen. Herman van Kuinre en zijne beide zonen Herman en Hendrik voor het schoutengericht aldaar, dat huis metten berge ende die heerlicheit van Kuinre voor eene koopsom

|pag. 386|

van 6200 oude frankrijksche schilden, tot behoeff des gestichts en der kerken van Utrecht aan den Bisschop op. (Zie Dumbar, Kerkel. en wereldv. Deventer II bl. 30-35; alsook Annal. II bl. 385).

     De plaats waar de oude Sint Nikolaas-kerk gestaan heeft, is sedert lang door de zee bedekt. Het daarbij gelegene kerkhof is bij zeer lagen waterstand nog te herkennen, aan daarbij gelegene zerken en gedeelten er van. In zuidelijke rigting van de Blankenhammer zeedijk vindt men dit een eind strandwaarts op. Een gering burgerhuis alhier draagt nog altijd den naam van kapel.
     Na het jaar 1583 zal aanvankelijk de uitoefening van den Katholieken godsdienst wel niet zijn toegelaten.
Waar de benden van Sonoy gelegen waren, is dit niet wel denkbaar.
     Volgens overlevering hebben dan ook de Katholieken van hier en omstreken godsdienstoefening gehouden in de Blaauwhof, nog eene aanzienlijke boerderij op het uiteinde van de grietenij West-Stellingwerf gelegen.
Door paters van de Keulsehe Missie is hier te Kuinre op nieuw eene statie opgerigt en vele jaren door hen bediend. Gelijk veelal in die tijden, zoo werden ook hier de godsdienstoefeningen gehouden in eene huiskerk ter plaatse waar de tegenwoordige Sint Nikolaaskerk en pastorie gelegen zijn.

     Anno 1571 wordt als pastoor der parochie genoemd: Cornelius Henricus. Deze schijnt moeijelijke tijden beleefd te hebben, gelijk het jaartal en de kort daarop volgende gebeurtenissen hierboven aangegeven duidelijk maken. Volgens onderscheidene opschriften van de hand des gemelden pastoors, zien wij dat hij te midden

|pag. 387|

zijner moeijelijkheden zich in God versterkte. In een missaal op perkament geschreven, staat op het eerste blad: Sum Cornelii Henrici, vincit qui patitur.
     Op het eerste blad in een foliant bij de bibliotheek aanwezig, vindt men insgelijks deze woorden: vincit qui patitur, en wat verder: In te Domine speravi, non confundar in aeternum.
     Na gemelden Cornelius Henricus vinden wij den eersten pastoor in het jaar 1619 Gerardus Vrijmout, Sac. Theol. Baccal.
     In zijn arbeid zijn hem opgevolgd de paters Franciscanen van de Keulsche Provincie, waarvan éen Steenwijk en Kuinre tegelijkertijd in hunne geestelijke behoefte voorzag (quorum unus hodie una cum Steenvico Kuneram curat).
     Uit het oude Doopboek kan van het jaar 1722 de volgorde van de missionarissen en pastoors naauwkeurig worden opgegeven. Zij zijn de volgende:
     WelEerw. Heer Dalrup, missionaris, 1722-1748.
     WelEerw. Heer pater Adams, uit de provincie Keulen, 1748-1790.
     WelEerw. Heer pastoor ten Dam, uit Enschede, 1790-1795.
     WelEerw. Heer pastoor Kuipers, 1795-1796.
     WelEerw. Heer pastoor Tyke, 1796-1801.
     WelEerw. Heer pastoor Joannes Henricus Muller, uit Zwolle, 1801-1808.
     WelEerw. Heer pastoor Franciscus Antonius Elling, uit Vreden, 1808-1821.
     WelEerw. Heer pastoor Joannes Willemse, uit Oldenzaal, 1821-1838.
     WelEerw. Heer pastoor Fredericus Wilhelmus Antonius Jansen, uit Zwolle, 1838-1844.

|pag. 388|

     WelEerw. Heer pastoor Joannes Bernardus Buter, uit Zwolle, 1844-1867.
     WelEerw. Heer pastoor Joachim Cornelis Hamers, uit Amersfoort, tot pastoor benoemd den 30 Nov. 1867.

     Den 23 Maart van het jaar 1871 is de nieuwe gothieke kerk in gebruik genomen. De oude kerk was van het jaar 1827, gebouwd na den watersnood van 1825, wanneer de toenmalige kerk door het water werd verzwolgen en geheel verwoest.

     Kuinre 1876.                                                  J.C. HAMERS,
pastoor.

______________
– Hamers, J.C. (1876) De Parochie St. Nikolaas te Kuinre. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht (3), 383-388.

Category(s): Kuinre
Tags: , ,

Comments are closed.