Mededeeling omtrent Genemuiden


|pag. 110|

MEDEDEELING

OMTRENT

GENEMUIDEN.

_____________
 

          MIJNE HEEREN !

     Onder de voormalige kleine Steden van dit ons Gewest is Genemuiden rijk aan geschiedkundige herinneringen.
     In verschillende Jaargangen van den Overijsselschen Almanak voor oudheid en letteren, heb ik het een en ander over Genemuiden en het daar vroeger gevestigd Kasteel geleverd.
     Na dien tijd is mij het catalogiseren van het Archief der Stad Genemuiden opgedragen, en alzoo ben ik in staat gesteld ter aanvulling van hetgeen vroeger ten onderwerpe door mij is geleverd nog iets te kunnen bijdragen.
     Vergun mij Mijne Heeren! Dat ik in dit oogenblik U zulks mededeel.
     Onder de laatsten der Secretarissen der Stad Genemuiden, die meesttijds den graad van Doctor in de beide Regten bezaten, verdient eene eerste plaats Mr Nicolaas van Rhijn, die veel tot conservatie van de Archieven heeft bijgebragt, en steeds zich heeft beijverd om het een en ander Stadsprivilegiën betreffende te boeken, en zoo der vergetelheid
te ontrukken.
     Bovenal is zijn accuratesse en netheid in het stellen der Notulen te prijzen.

|pag. 111|

     In vroegere dagen was het Stedelijke Archief oneindig rijker in stukken, doch de inname van Genemuiden door Hendrik de Groote in 1509, het plunderen der Gelderschen tijdens den rusteloozen Karel van Gelder, het vervoeren van Stads-Archieven naar Hasselt, de spolie in de Raadkamer, de Spaansche beroerten, de nabijheid van het Kasteel waarop de bezetting lag, de inname van de Stad door den Graaf van den Berg, de brand in 1698; — ziedaar Mijne Heeren! zoovele redenen waarom vele Archieven zijn verloren geraakt, en ofschoon Stads-Regering tijdens de Geldersche invallen de oudste Archieven zocht in veiligheid te brengen, was de daarmede belaste burger ongelukkig genoeg die oude stukken, als door het water moetende gedragen worden, grootendeels te beschadigen, zóó dat dezelve onbruikbaar wierden, en te verliezen, het laatste met name den oorspronkelijken Stadbrief.
     Van daar, dat er van de vele Privilegiën door de Lands-Heeren verleend niet anders tegenwoordig zijn dan Vidimussen, als van den Brief, waarbij Jan van Nassau Genemuiden tot Stad verheft.
     Deze Vidimus in ’t Latijn is gegeven door Lubbertus Abt van Dickninge geschreven op Francijn, en onder aan hangt een zegel van groen was aan een staart. Het stuk zelf is nog in een ongeschonden staat, doch het zegel geschonden.
     Men vindt hiervan een letterlijk afschrift in Racers Overijssclsche Gedenkstukken VIde stuk, folio 54.
     Bij Dumbar Analecta wordt dezelve ook aangehaald.
     Ofschoon de geheele brief aldaar niet is geplaatst, komen de namen der getuigen niet overeen, en wordt onder de getuigen aldaar ook de Stad Kampen genoemd, en het jaartal 1272 opgegeven, hetwelk moet zijn 1275.
     Over het slot van den oorspronkelijken brief kan men naslaan Racer O.G., Vde stuk, bladz. 228.
     De bovengemelde Vidimus is door den Heer van Rhijn

|pag. 112|

letterlijk geplaatst in een boek op welks rug staat: Boek van Stads Privilegiën in het jaar 1738 aangelegd door den Secretaris Mr L. Guillard, en aldaar op folio 4, doch in het begin wordt deze brief toegedicht aan Bisschop Jan van Sijrick, hetgeen, zoo als teregt de Schrijver van de Hedendaagsche Staat van Overijssel, IVde deel, Iste stuk, bladz. 145 in notis aanmerkt, eene misstelling is. Jan van Sijrick was opvolger van Jan van Nassau en de brief van dezen, die mede door den Heer van Rhijn geboekt is op bladz. 6 van het gemelde boek, komt mij zeer verdacht voor.
     In het Nederduitsch bevat zij denzelfden inhoud als de vorengemelde Stadbrief en voert eene gelijke dagteekening.
     Ik voor mij houd’ dit stuk liever voor een letterlijk afschrift van den Vidimus hiervoren gemeld, en veroorloof mij dus in dezen te verschillen van den geleerden Schrijver van de Hedendaagsche Staat van Overijssel.
     Onder de oorspronkelijke Brieven is nog voorhanden:
     Brief van Bisschop Jan van Arckel, gegeven te Vollenhove in het jaar 1347, behelzende de bekende Gift van de Visscherij in al dat water dat gelegen is binnen zijn land van Water-Steijne nederwaarts tot aan die Voerst, dwars over in al den Water van den eenen lande tot den ander Lande.
     Over deze Visscherij is nog tot in onze dagen getwist, en vele pleidooijen tot in het hoogste ressort zijn daarover gevoerd.
     In het Archief zijn buitendien verscheidene oorspronkelijke brieven van de opvolgende Bisschoppen aanwezig, óf bevestigende Stads-Privilegien, óf daarbij nieuwe toevoegende; de meeste derzelve zijn nog gaaf en meerendeels met de zegels voorzien.
     Van de lotgevallen van Genemuiden tot in de 16de Eeuw vindt men in Stads-Archieven weinig aangeteekend.
     Alleen blijkt het dat omtrent het jaar 1466 onlusten en oneenigheden er heerschten, welke van een ernstigen aard schijnen geweest te zijn, af te nemen uit de nog in Schrift bestaande willekeuren.

|pag. 113|

     Volgens den Schrijver van de Hedendaagsche Staat van Overijssel, zoude men in het jaar 1487 het eerst den titel van Burgemeester aantreffen, doch uit de door mij gecatalogiseerde stukken is het bewijslijk, dat hiervan reeds sprake was in het jaar 1450.
     De Schepenen werden op Sint-Petri verkoren, hetwelk tot 1795 plaats vond, terwijl er op Sint-Mathijsdag gastmalen op het Stadhuis gehouden werden.
     De Regering van Genemuiden bestond tot 1795 uit een Raad en een gesworen gemeente van 8 Leden, welke elkander van jaar tot jaar beurtelings kozen.
     Van de 8 Burgemeesters, die door een Secretaris bediend werden, waren 4 Schepen en tevens Burgemeesters; de 4 overige Raden en wel bij afwisseling, zoo dat die, welke het eene jaar den post van Schepen bekleed hadden in het volgend’ jaar als Raden zaten.
     De Burgemeesters droegen zorg, dat het ligchaam der Gemeente voor den Keurdag, die op Sint Pietersstoel inviel, voltallig was, en besliste het Lot door het trekken van 2 gouden en 6 zilveren boonen, welke 6 van de 8 Gemeenslieden de Magistraatskeur zouden verrigten, en aan dezelve werden na het afleggen van den Eed door de afgaande Burgemeesters, die het Stadhuis verlieten, de sleutels van alles overgegeven.
     Zij mogten kiezen uit de oude Magistraatsleden uit hun eigen ligchaam en uit de Grootburgers.
     Onder Numero 1122 van het gecatalogiseerde Archief komt voor een boekje, waar onder anderen het volgende staat omtrent de keur en maaltijd bij de verkiezing.
     » Op Sunte Peters-auent soe rame de Scepe en voersien
» vier keesers ut de suore Meenthe de de nije Scepen keese
» sullen.”
     » Item op Ste Peters-dagh na de vromisse doet men kerck-
» sprake wie in dit jair Burgher is geworden.”
     » Op Ste Mathijs-dagh na de vromisse soe komen up thuijs

|pag. 114|

» Scepen ende Raet ende ouerlegghen ende ordinieren we
» dat jair wese sullen kerckmeijsters, hilighe ghiest meijstcrs,
» weijde greuen, broetweghers, ende set men oick die suore
» Meenthe; daerna lest men die wilkoer, in deen de Meenthe
» des begeerdt te lesen; dan bid men te gaste den pastoir
» kerckmeijstere, hilighe ghiest meijstere, die Sculte die
» Veerstal; ter maaltijt kome oeck die suore Meenthe ete,
» ende toe Vespertijt hebben de Gaste verlos.”
     In de 16de Eeuw had Genemuiden schoon wel niet bevestigd, maar met poorten en muren voorzien, meer dan één schok door te staan, als in 1509 door Hendrik de Groote met zijn zwarte bende, waarbij zich eenige Gelderschen voegden.
Eenige jaren later maakte Karel van Gelder zich meester van Genemuiden. Zelfs toen 1524 de vrede getroffen werdt bleef Genemuiden in zijne handen.
     Geen jaar verliep er of de vrede werd wederom verbroken.
     De Stadhouder Schenck belegerde Genemuiden, en veroverde het op de Gelderschen.
     Karel van Gelder verder in het naauw gebragt, sloot op 6 November 1528 vrede.
     Thans scheen het dat Genemuiden een rustiger toekomst te gemoet ging.
     De gevlugte Burgers keerden terug, en herstelden zich zooveel mogelijk van de bekomen rampen.
     Veel was er echter verloren gegaan, dat niet te herstellen was.
     Door het plunderen van het Raadhuis ging er veel van de Archieven verloren.
     Omtrent dezen tijd schijnt het dat Genemuiden, zoover het als een bemuurde veste kan worden beschouwd, is ontmanteld.
     In 1532 op den 22 Maart vertoonde zich voor Genemuiden een vloot van 30 schepen uit Holland, welke te Genemuiden landde.
     De schepen werden door de Drosten van Vollenhove en Genemuiden in beslag genomen.

|pag. 115|

     Hoe het met de Herdoopers, die zich op die schepen bevonden, afliep, staat elders geboekt.
     Drie jaren te voren drongen de Staten van Overijssel bij den Keizer aan op meerder bevestiging van de Stad, doch het schijnt zonder gevolg.
     Wederom verliepen er een veertigtal jaren, waarin niets omtrent de Lotgevallen van Genemuiden geboekt is, behalve dat met betrekking tot het Regt der Visscherij door den grooten Raad te Mechelen, ten jare 1559 een voor de Stad Genemuiden triumphant vonnis geveld werd.
     In het jaar 1572 werd Genemuiden door den Graaf van den Berg ingenomen, zonder eenige tegenstand.
     Hij vertoefde hier tot den laatsten November, na alvorens vele kostbaarheden te hebben geroofd.
     In de maand Mei 1574 werd de Stadhouder binnen Genemuiden komende, trefflijk onthaald.
     Den 30 en 31 Junij 1580 kwamen 300 Engelschen en Franschen te Genemuiden, dewelke op der Burgeren kost teerden en roofden.
     Hierop volgde een groote brand en sterfte.
     In 1606 smeedde Spinola een aanslag om Genemuiden in te nemen.
In het jaar 1619 hielden die van Genemuiden de zijde der Remonstranten.
     In 1625 ontstond er een zware brand, waardoor vele huizen een prooi der vlammen werden.
     Den 5 Junij 1652 werd Genemuiden vereerd met een bezoek van de Princesse Douarière van Oranje, Graaf Willem Frederik van Nassau en de jongste Princes verloofd aan den Graaf van Oost Friesland, met een gevolg van 150 personen.
     Bij de eerste invasie der Munstersche volkeren in 1665 schijnt Genemuiden niet veel geleden te hebben.
     Te meer overlast werd er ondervonden bij de terugkomst in 1672.

|pag. 116|

     De afpersingen, welke de Munstersche Commissaris Broekhaus deed, gingen de krachten der Ingezetenen te boven, zoodat genoegzaam de geheele Burgerij ging vlugten, en niet eerder terugkwam, dan nadat de vijand dreigde de Stad in brand te steken.
     Twee jaren daarna door de Munsterschen de terugtocht zijnde aangenomen, werd hier zoowel als in andere Steden eene Provisionele Regering door den Stadhouder Willem III aangesteld, waarbij de Secretaris Bruinsteen onder den titel van Schout aan het hoofd werd gesteld.
     Dit bestuur duurde evenwel een korten tijd, en werd toen wederom de Regering op den ouden voet gesteld.
     In het jaar 1698 trof Genemuiden een zware ramp: te weten een brand die het grootste gedeelte der stad, en wel 80 huizen en 51 schuren, benevens eenige pakhuizen in de asch legde.
     Ruim 40 jaren daarna viel nog een dergelijke ramp voor, die echter het ander eind der Stad trof.
     In beide gevallen verleenden Ridderschap en Steden geldelijke bijdragen en exemptie van Lasten.
     In 1705 ontstonden er hevige geschillen tusschen de Regering en de groote burgerij, welke niet eerder werden beëindigd dan door tusschenkomst van Ridderschap en Steden.
     In 1715 vernieuwden zich deze geschillen.
     Ook toen was hooger tusschenkomst noodzakelijk.
     Eenigen der Gecommiteerden uit de groote Burgerij werden profitabele en honorabele amenden opgelegd.
     Van dien tijd af aan tot aan het jaar 1795 bleef Genemuiden in rust,
     In dat jaar werd de Regering veranderd.
     In 1786 werd het tegenwoordig Raadhuis gebouwd.
     Het strekt nog heden ten dage tot sieraad van Genemuiden.
     De Kerk te Genemuiden aan den Heiligen Nicolaas gewijd staat thans aan het Noord-Einde der Stad.

|pag. 117|

     Men wil dat zij niet dezelfde is welke Bisschop Jan van Nassau aan even genoemden Heilige wijdde, en onder het Patronaatschap van het Kapittel van Deventer stelde.
     De klokken werden in 1488 vergoten; toen was er geen toren, maar hingen de 2 klokken en een bel in een klokkenhuis.
     Onderscheidene Vicarijen en Kerkdiensten waren in genoemde Kerk gefundeerd.
     Het Gasthuis was voorzien van eene Capel, waarin mede eene vicarij.
     Volgens den Schrijver van de Oudheden en Gestichten van het Bisdom Deventer zoude er ook een Convent, door zekeren Schildknaap Otto Mommen gesticht, bestaan hebben en met goederen begiftigd zijn geweest volgens zijn uiterste wil van 1431.
     Het zoude van eenige maagden bewoond zijn geweest, die een kloosterlijk leven leidden zonder zich aan eenige gelofte te binden. Uit een brief van het jaar 1432 blijkt, dat dit Convent niet in de Stad Genemuiden maar in het Schout-Ambt van Watersteijn gevestigd was en door Bagijnen bewoond. — Een langdurig bestaan kan er niet aan toe geschreven worden — althans men vindt er zoover mij bewust elders geen gewag van gemaakt.
     Het Wapen der voormalige Stad Genemuiden is een witte Salm op een blaauw veld en boven den Salm eene gouden Lelie met 2 Sterretjes in dezelfde kleur.
     De rijkdom der bezittingen van de voormalige Stad Genemuiden is bekend, en evenaart vele der groote Steden.
     Kerk en Armenfondsen zijn schraal zoodat veeltijds uit de Stedelijke rijkdom toelagen werden verstrekt.
     Afgescheiden van de gewone middelen der Diaconie bestaat te Genemuiden een afzonderlijk Fonds tot weldadig doel.
     Hetzelve is zijn oorsprong verschuldigd aan de milde gift van den Heer Henricus van Camen Scholtus van Genemuiden en echtgenoot Teunisje Greve.

|pag. 118|

     Deze echtelieden ofschoon kinderen hebbende verspraken bij hun mutueel Testament van 26 October 1791, onder daarbij breeder omschreven bepalingen aan de huiszittende armen der Stad Genemuiden alle hunne vaste goederen, om de opkomsten te besteden onder toezicht van de Heeren van de Magistraat der Stad Genemuiden tot nooddruft van zoodanige nooddruftige huiszittende menschen wonende in de Stad Genemuiden, als de Heeren van de Magistraat in gemoede en na besten rade zouden oordeelen. Het beheer van dat Fonds, dat aanzienlijk te noemen is, is thans gedemandeerd aan het dagelijksch Bestuur der Gemeente Genemuiden.
     De Groot-Burgerij van Genemuiden heeft onder haar eigen beheer nog heden ten dage de zoogenaamde » Stads- Meenthe,” kunnende ieder Geregtigde, runderen en paarden hehbende in eigen gebruik, dezelve daarop jaarlijks weiden.
     Omtrent de Regten en Privilegiën der Stad Genemuiden kan men naslaan Racer’s Overijsselsche Gedenkstukken, VIde stuk, bladz. 254. Voor het stellen van het Betoog omtrent de Regten der Stad Genemuiden door den Heer Racer, is door de Regering dier Stad aan genoemden Heer betaald f 378.05; een bewijs dat de Regering te Genemuiden in die dagen, even als zoovele andere kleine Steden in Overijssel, met een geest van ijver voor hunne regten bezield was, en dat deze ijver den Heer Racer een bron van geldelijk voordeel opleverde.
     Hiermede Mijne Heeren! mijn geschiedkundig verslag eindigende, acht ik het niet ondienstig hetzelve te besluiten met de mededeeling, dat onder Stads-Archieven te Genemuiden berust: » Cronike van den Inlandschen Stichtsen Crighe,
» in tijd van de Goeserie.”
     Het Letterschrift, zoover de bladen niet vervuurd zijn, is van eene goede hand, en uit vervolgens mij voorgekomen stukken, houde ik voor den zamensteller of Schrijver althans

|pag. 119|

Henrick Egberts, Schoolonderwijzer ook Secretaris van Genemuiden.
     De inhoud is mij van dat belang voorgekomen dat ik hierbij een door mij van die Cronike vervaardigd Afschrift aan de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis ten geschenke aanbiede.

F.A. EBBINGE WUBBEN.

__________

__________________
Ebbinge Wubben, F.A. (1862) Mededeeling omtrent Genemuiden. VORG, 2, 110-119.

Category(s): Genemuiden
Tags:

Comments are closed.