Caspar Holstech de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk van Kampen

Caspar Holstech,

de eerste predikant van de Gereformeerde

Kerk van Kampen.

     In de XVIe eeuw, toen de Hervorming hier te lande hoe langer hoe meer aanhangers won, werden ook vele Roomsche priesters afvallig van hun geloof en omhelsden de nieuwe leer.
Tot dezulken behoorde ook Caspar Holstech.
     Veel levensbijzonderheden zijn van dezen man niet bekend. Hoe en wanneer hij tot het aannemen van de nieuwe religie gekomen is weten wij niet. Maar dat hij in Kampen een geziene persoonlijkheid was blijkt wel hieruit, dat hij — en wel sinds 1562 — tevens rector was van de Latijnsche School. Ook was de stedelijke overheid, hoe streng ook de plakkaten waren tegen de aanhangers van de nieuwe leer, jegens hem nog al toegeeflijk gezind, want den 5en September 1566 werd hem met nog een zekeren Christiaan van Driel vergund om het sacrament des altaars onder tweeërlei gedaante aan de zieken, die zulks begeerden, te verstrekken.
Dit wil dus zeggen, dat hij het avondmaal onder de gedaante van brood en wijn mocht toedienen. Hem en zijn medegenoot werd zelfs toegezegd de bescherming van de overheid bij alles wat hem deswege zou kunnen overkomen.
Maar bij het dreigender worden van de plakkaten tegen de ketters kwam men op deze gunstige beschikking terug, zoodat den 21en Mei van het volgende jaar de aan Holstech gegevene vergunning weer werd ingetrokken en hem uitdrukkelijk het prediken en het uitreiken van het sacrament aan zieken of gezonden verboden werd.
     IJverig Hervormde als hij was werd hij in de dagen van Alva’s bloedplakkaten uit de stad gebannen en nam hij de wijk naar Grafhorst.
Maar toen den llen Augustus 1572 de stad Kampen voor den Prins van Oranje gewonnen werd, kon hij vrijelijk naar zijn vroeger arbeidsveld terugkeeren en zijn werk als predikant weer opvatten. Deze toestand duurde echter niet lang, want drie maanden later gaf de stad zich weer aan Spanje over en moest Holstech opnieuw de wijk naar elders nemen. Waarschijnlijk heeft hij zich toen in Noord-Holland opgehouden en is hij o.a. te Hoogwoud als predikant opgetreden.
     Weer namen de zaken een andere wending toen Kampen den 20en Juli 1578 opnieuw voor den Prins veroverd werd. De Gereformeerden kregen nu een kerk, nl. die van het Heilige Geest gasthuis, te hunner beschikking, waar Caspar Holstech, die zich nu weer in zijn vroegere woonplaats was komen vestigen, voortaan geregeld als predikant optrad. Hij was dus de eerste predikant, van de nieuw-gestichte Gereformeerde Kerk van Kampen, en werd spoedig daarna bijgestaan door een tweeden dienaar des Woords, met name Sanders Dirksz.
     De predikaties van Caspar Holstech waren niet altijd naar den smaak van het volk, omdat, hij daarin optrad tegen de Pacificatie van Gent en de Unie van Brussel. Hij schijnt een man te zijn geweest in den trant van Petrus Dathenus, vurig en scherp in zijn optreden en geen ijveraar voor de vrijheid van consciëntie gelijk Willem van Oranje die voorstond. Het gevolg was dan ook, dat de burgers zich bij den aartshertog over hun leeraar beklaagden, hetgeen echter weinig of geen uitwerking schijnt gehad te hebben.
     Afgezien hiervan was het een goede tijd, dien Caspar Holstech hier beleefde, ja hij was zelfs in stad en gewest en in de kerkelijke wereld een gevierde persoonlijkheid. Dit blijkt wel uit de kerkelijke functies, die hij herhaaldelijk bekleedde. Zoo was hij in 1581 voorzitter van de provinciale Synode, die te Kampen vergaderde; hij, de assessor en de scriba dier Synode drongen er toen bij ridderschap en steden op aan om ook op het platte land de Reformatie te bevorderen, op de dorpen Gereformeerde scholen op te richten en de geestelijke goederen behoorlijk te administreeren, opdat de dienaren des Woords daaruit bezoldigd konden worden.
Ook was hij telkens voorzitter van de provinciale

| |

synodes, die in 1593, 1596 en 1603 binnen Kampen werden gehouden. In 1586 was hij afgevaardigde naar de nationale Synode te ’s Gravenhage, en in het daarop volgende jaar werd hij benoemd tot lid eener commissie inzake de kerkelijke goederen en wat dies meer zij.
     Holstech was een goede herder voor de aan zijn zorg toebetrouwde kudde en een ijverig bezoeker van zijn kranke gemeenteleden; ook ontzag hij zich niet om de pestlijders onder hen met den troost des Evangelies bij te staan.
Zijn huis was „een zoete inval”, waar veel predikanten en andere menschen gastvrijheid genoten; om hem te gemoet te komen in de uitgaven, die hij daarvoor te doen had, kende de stedelijke raad hem in 1581 een bedrag van 25 gulden toe. En in 1584, toen hij aan een nieuw-aangekomen ambtsbroeder, Ds Jodocus Goyker acht weken den kost gegeven had, kreeg hij daarvoor 40 stuivers per week uitbetaald.
     Aanvankelijk werd zijn traktement uit de stadskas betaald. Het bedroeg 200 goudgulden of 400 heerenponden per jaar, terwijl de stad de predikanten gratis liet wonen. Meer dan eens werden de predikants-traktementen verhoogd, totdat ze in 1591 gebracht werden op 400 car. gld. en een last turf per jaar. Van Kerstmis 1582 af werden deze traktementen niet meer uit de stedelijke kas betaald, maar uit de inkomsten van de St. Nicolaas- of Bovenkerk.
     Holstech was getrouwd met Catharina ten Sunderen. Van zijn kinderen kennen we alleen de namen van zijn dochters Catharina, die gehuwd was met Jan Berentsz., en Michieltjen, die te Enkhuizen getrouwd was. Verder was er nog een zoon, die kort voor 1622 gestorven is en over wiens nalatenschap de zusters geschil hadden, zoodat zelfs op verzoek van den Magistraat van Enkhuizen die van Kampen er bij te pas moest komen. In 1610, toen hij dus al wel in de zeventig moet geweest zijn, is hij voor de tweede maal getrouwd, en wel met Lysabeth Henricks, een jonge dochteruit Hasselt.
     Bij al de goede hoedanigheden, die Caspar Holstech bezat, was hij een slecht financier.
Dat begon al met geld te leenen en zette zich voort in het maken van schulden. Dat liep zoo erg, dat den 9en Augustus 1610 door Schepenen en Raad van Kampen besloten werd hem aan te zeggen, dat hij zich voortaan van de vergaderingen van den kerkeraad en inzonderheid van de bediening der heilige sacramenten had te onthouden.
     Of deze schorsing blijvend geweest is tot zijn dood toe is niet bekend; zijn traktement is men hem in ieder geval tot 1614 toe blijven uitbetalen, maar dat hij in deze omstandigheden kort na zijn schorsing en op zoo hoogen leeftijd nog met een naar het schijnt betrekkelijk jong meisje ging trouwen maakt geen aangenamen indruk.
     ’t Was wel jammer voor Kampen’s Gereformeerde kerk, dat het zoo treurig afliep met haar eersten dienaar des Woords. In 1615 schijnt hij gestorven te zijn — hij moet toen al dicht bij de tachtig jaar geweest zijn — zijn weduwe in armoede en met schulden beladen achterlatende. Den 9en December 1615 stonden Schepenen en Raad zijn weduwe en kinderen toe wegens de menigvuldige schulden, zijn nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden. Tien dagen later werd aan zijn weduwe een gift van honderd daalders uit de ecclesiastieke goederen toegelegd. En den 16en Mei 1616 werd op haar verzoek aan zijn dochter Michieltjen te Enkhuizen, die inmiddels weduwe geworden was, tot onderhoud van haar vier onmondige en vaderlooze kinderen, wegens haar groote armoede een gift van 25 goudgulden door den Raad der stad geschonken.

E.D.J. de Jongh Jr.

_____________
Jongh, E.D.J. de, (1929) Caspar Holstech, de eerste predikant van de Gereformeerde Kerk van Kampen. De Bazuin, 77 (50, 13 december).

Category(s): Kampen
Tags: , ,

Comments are closed.