Koninklijk bezoek: Willem III in Zwolle


|pag. 76|

Gert van der Horst

Koninklijk bezoek: Willem III in Zwolle

Koning Willem III staat in de geschiedschrijving te boek als een uitzonderlijke persoonlijkheid. In de jaren veertig van de negentiende eeuw maakte men zich dan ook zorgen over zijn toekomstig koningschap, vooral vanwege zijn gebrek aan tact, zijn hevig temperament, allerlei erotische escapades en niet in de laatste plaats vanwege zijn uitgesproken reactionair-conservatieve opvattingen. In 1848 wilde hij dan ook afstand doen van zijn positie als kroonprins, aangezien de liberale grondwet een doorn in zijn oog was. Nadat hij een jaar later na veel aarzelingen besloot zijn vader op te volgen, dreigde hij in de jaren vijftig menigmaal afstand te doen van de troon. Vaak kwam het voor dat hij een tijdlang de brui gaf aan het regeren en voor lange tijd naar het buitenland vertrok.
     Begin jaren zestig wist hij echter zijn populariteit bij het volk te vergroten door zijn optreden bij de watersnoodramp van 1861.1 [1. J. Doorn, Willem III, Emma en Sophie: geluk en ongeluk in het Huis van Oranje (Zaltbommel 1986) 172-173.] Een jaar na dit optreden bracht Willem een bezoek aan Overijssel. Van woensdag 23 april tot maandag 28 april 1862 vertoefde de vorst in Zwolle. Dat bezoek staat in dit artikel centraal.

De voorbereidingen
Op 11 april 1862 had de commissaris van de koning in Overijssel, jhr. mr. C. Backer, een onderhoud met F.L.W. de Kock, de directeur van het Kabinet des Konings.2 [2. Rijksarchief in Overijssel (RAO), Archief van de commissaris van de koning, nr. 135, schrijven van Backer aan De Kock van 14 april 1862.] In dit gesprek werd de commissaris op de hoogte gesteld van het voorgenomen bezoek van Willem III aan Zwolle en Overijssel. Op 14 april werd het bezoek definitief vastgesteld. De koning zou negen dagen later om zes uur ’s middags te Zwolle zijn. Reizend vanaf Het Loo zou hij aankomen bij het Katerveer aan de Hattemse kant van de IJssel.3 [3. Ibidem, telegram van De Kock aan Backer, 14 april 1862.]
     Na 11 april begon de commissaris onmiddellijk met het treffen van voorbereidingen. Diverse

Afbeelding: Commissaris van de koning in Overijssel jhr. mr. C. Backer (foto: Rijksarchief in Overijssel).

voorstellen voor het af te werken programma werden aan de directeur van het Kabinet des Konings voorgelegd. Op 16 april keurde de koning het voorgestelde programma goed, maar via De Kock gaf hij nog wel een aantal richtlijnen, ‘waaraan men zich zo veel mogelijk moest houden’.4 [4. Ibidem, 16 april 1862.]
     Ook op gemeentelijk niveau toog men aan het werk. Nadat burgemeester J.A.G. baron De Vos van Steenwijk in een besloten raadszitting het nieuws had medegedeeld, besloot de raad een onbepaald krediet te verlenen voor het bestrijden van de kosten.
     De burgers werden op 16 april officieel op de hoogte gebracht van het koninklijke bezoek. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (POZC) bracht verslag uit van de activiteiten in de

|pag. 77|

stad: ‘Allerwegen ziet men toebereidselen maken om de stad een regt feestelijk aanzien te geven’.5 [5. POZC, nr. 46, woensdag 16 april 1862.]
Op de Grote Markt was een ereboog opgericht van ‘monumentale constructie’. De verslaggever meldde verder dat men aan veel openbare gebouwen en in de hoofdstraten al aanstalten tot illuminatie zag. Daarnaast had een twintigtal ingezetenen onder leiding van de gepensioneerde kolonel Mollinger zich verenigd met als doel een erewacht te paard te vormen.

Het bezoek
Op vrijdag 26 april deed de POZC voor het eerst verslag van het drie dagen daarvoor begonnen koninklijke bezoek.6 [6. POZC, nr. 50, vrijdag 26 april 1862.] Om vijf uur kondigde klokgelui de komst van Willem III aan. Volgens de verslaggever rustte niemand toen ‘de blijde mare’ van mond tot mond ging dat de koning zou komen.
Men wilde de geliefde vorst een waardige ontvangst bereiden. In een ronkende stijl berichtte de krant dat de gehele stad in een feesttooi gehuld was. Van alle openbare gebouwen en particuliere woningen wapperde de vlag. Overal bevonden zich erebogen en illuminaties. De veelheid van huldeblijken was vooral gestimuleerd door de persoon van de koning en niet alleen door de band met Oranje, vond de POZC: ‘Het is de Vader des Vaderlands dien men eert en dien men zich gelukkig rekent zijne hulden te mogen brengen’.7 [7. Ibidem.]
     Iets na vijven arriveerde de koning. Hij werd begeleid door de commissaris, de leden van gedeputeerde staten en de generaal-majoor, bevelhebber der tweede militaire afdeling. Burgemeester baron De Vos van Steenwijk ontving de koning namens de raad op Zwols grondgebied. Willem III beantwoordde de toespraak van de burgemeester ‘minzaam’, waarna de stoet zich onder klokgelui stapvoets in beweging stelde. Men deed ongeveer een uur over de tocht van het Katerveer naar het gouvernementshotel, omdat de rit volgens de gouverneur langs ‘de meer geschikte passages’ moest voeren.8 [8. RAO, Archief van de commissaris van de koning, nr. 135, minuut van een brief van Backer aan De Kock, 14 april 1862.] Na aankomst en ontvangst bij het gouvernementshotel defileerden de schutterij en de infanterie langs de koning. ‘Aan de toejuichingen der menigte scheen geen einde te komen’, berichtte de POZC.
     Woensdagavond vond een serenade bij fakkellicht plaats van fabrikanten met hun werknemers.
De stoet werd geopend door de dragonders, waarna het stedelijk muziekkorps volgde met daarachter het bestuur en de leden van de afdeling Zwolle van de Vereeniging ter bevordering van fabrieks- en handwerknijverheid in Nederland met in hun kielzog de werklieden. Nadat het bestuur voorgesteld was,

Afbeelding: Het Katerveer naar een tekening van Co Bremer, 1925.

bracht de voorzitter, W.E.J. Tjeenk Willink, hulde aan de koning. Willem III verzekerde daarop dat de belangen van de nijverheid steeds door hem zouden worden behartigd.
     De donderdagmorgen was gereserveerd voor een audiëntie. Op deze bijeenkomst sprak de voorzitter van de gemeenteraad namens de ingezetenen zijn blijdschap uit over het bezoek. Deze vreugde werd volgens de spreker niet alleen veroorzaakt door het vorstelijk bezoek, maar vooral door de sympathie voor de koning, die als een waardige telg uit het Huis van Oranje de band tussen volk en vorst zo veel mogelijk had versterkt.
Hij voegde daar nog wel aan toe dat de gemeenteraad nog heel wat wensen zou kunnen uiten, maar hij achtte het ogenblik daartoe minder geschikt.
De koning scheen nogal onder de indruk te zijn geweest van deze woorden, want volgens de verslaggever verklaarde hij dat de hartelijke ontvangst hem zeer aangenaam was. Willem III zou zich zelfs hebben laten ontvallen eraan terug te zullen

|pag. 78|

denken als één van de aangenaamste dagen uit zijn leven. Ook deed hij nog de toezegging altijd bereid te zijn voor Zwolle datgene te doen waardoor de welvaart kon bloeien en groeien.
     Donderdagmiddag 24 april bezocht de koning een tweetal fabrieken met de stoomboot van de heer W. Meeter.9 [9. POZC, nr. 51, maandag 28 april 1862.] Als eerste werd de fabriek van

Afbeelding: Briefhoofd van G.J. Wispelwey en Co., circa 1900.

G.J. Wispelwey en Co aan het Assiesplein bezocht. Ter gelegenheid van het bezoek was de fabriek verfraaid met allerlei versieringen. Ook had men een borstbeeld van Willem III, omgeven door diverse trofeeën, in een lokaal geplaatst. Tijdens de rondgang door de fabriek werden de woorden ‘Hulde aan Willem III’ gegoten. De koning onderhield zich drie kwartier wederom ‘minzaam’ met de fabrikant. Gedurende het bezoek aan de ijzer- en emaillefabriek van Schaepman en Helmich aan de Holtenbroekerdijk werd ongeveer hetzelfde programma afgewerkt. Ook daar werden enige woorden gegoten. De ijzerfabrieken vielen blijkbaar goed in de smaak bij de koning; de arbeiders van beide fabrieken werden bedeeld met een ‘vorstelijke’ gift.
     Dezelfde middag bracht Willem III een bezoek aan de armeninrichting.10 [10. Ibidem.] De kinderen aldaar zongen een lied voor de koning en lieten hun werkzaamheden zien. De meest gevorderde leerlingen van de zangschool zongen enige speciaal voor dit bezoek vervaardigde liederen. De POZC berichtte dat de koning het met veel belangstelling aanhoorde. Tot besluit schreef hij zijn naam in het gastenalbum.
     Op het goed gevulde programma stond als afsluiting van het middaggedeelte een bezoek aan het museum van de Overijsselsche Vereeniging voor Provinciale Welvaart aan het Aaplein. In de oudhedenzaal bekeek de koning een aantal zilveren voorwerpen, waaronder de drinkbekers der gilden. Over de werking van een Chinees waterrad kreeg hij uitleg van een aantal leden van de afdeling fysica van de vereniging.
     ‘s Avonds vond er een concert in Odeon plaats ter gelegenheid van het koninklijk bezoek. Op het programma stond het oratorium De Schepping van J. Haydn.11 [11. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.] Om dit concert tot een goed einde te brengen, moesten de Zwolse organisatoren heel wat hulptroepen laten aanrukken. De professionele soliste was mevrouw Offermans van Hove.
Zij werd terzijde gestaan door ‘voortreffelijke dilettanten’ uit Alkmaar, Deventer en Kampen. De POZC maakte ook gewag van diverse, niet met name genoemde moeilijkheden waarmee men in de voorbereiding te kampen had. Toch ontbrak geen enkel onontbeerlijk persoon. Vanuit zijn met het koninklijk wapen opgesierde loge zag Willem III een rijk versierde en geheel gevulde zaal. De koning werd welkom geheten met een drietal fanfares en het Wilhelmus. De koning zou bij herhaling blijk van zijn hoge tevredenheid met dit concert gegeven hebben.
     Na een audiëntie op de vrijdagmorgen ging de koning uit rijden, begeleid door de erewacht.12 [12. POZC, nr. 51, maandag 28 april 1862.]
Men bracht een bezoek aan een nieuwe school buiten de Kamperpoort. Op verzoek van de plaatselijke schoolcommissie toonde Willem zich bereid zijn naam te verlenen aan deze nieuwe school. Aansluitend wenste de koning naar de buitenplaats van de commissaris te gaan, die gelegen was aan de Veerallee, waar nu Villa Flora staat.
Voor deze bijeenkomst waren veel aanzienlijke families uitgenodigd. Volgens de POZC bekeek Willem de fraaie gewassen en bloemen aldaar met veel aandacht. Het stedelijk muziekkorps was ter plekke aanwezig. Van hieruit maakte de koning een wandelrit langs het Katerveer, het Engelse Werk en de singels langs de stadsgracht.
     Aan het einde van de middag bood de gemeente Zwolle de koning een diner aan. Hier voerde onder andere de commissaris van de koning het

|pag. 79|

woord. Backer haalde de Zwolse dichter Rhijnvis Feith aan: ‘Het geluk van Nederland is onafscheidbaar verenigd met het Huis van Oranje Nassau’. Volgens de POZC werd het diner algemeen als zeer uitmuntend geroemd. Dezelfde dag bood de Zwolse bakker G.J. van Brummen een enorm krentenbrood aan. Willem III stelde dit geschenk ter beschikking van de stadsarmeninrichting met daarbij een som geld, om de kinderen op chocolade te trakteren.
     Op het bal van die avond onderhield de koning zich wederom ‘minzaam’ met de aanwezigen. De verslaggever van de POZC vergat niet te melden dat de koning ‘eerst te middernacht het bal heeft verlaten’.
     Zaterdagmorgen om tien uur vertrok het koninklijk gezelschap naar Kampen. Om kwart voor zeven was men weer terug in Zwolle.13 [13. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.] Daar stond een rondrit door de stad op het programma, zodat de koning de geïllumineerde stad met eigen ogen kon aanschouwen. Om negen uur vertrok het gezelschap voor de een uur durende tocht. Op de markt stapte Willem III uit, om enige ogenblikken later op het balkon van de sociëteit De Harmonie te verschijnen. Uit de menigte klonken daverende hoera’s en de muziekvereniging van de schutterij speelde het Wilhelmus. De koning aanschouwde het geheel enige ogenblikken en onderhield zich met de president-directeur van De Harmonie, waarna hij zijn rijtuig weer opzocht en zijn tocht vervolgde onder wederom luide bijval van de menigte.
     Zondagmorgen 27 april begaf het koninklijk gezelschap zich naar de godsdienstoefening in de Grote Kerk.14 [14. Ibidem.] Ds. J.G. van Rijn hield een leerrede over Openbaringen 22:17b voor een geheel gevulde kerk, nadat hij een toespraak tot de koning had gehouden, die volgens de krant ‘hartelijk en gepast’ was. De aansluitende zegenbede over de vorst werd gevolgd door het zingen van een enigszins gewijzigd vers vier van psalm 121. De gemeente zong dit vers staande, naar de koning toegekeerd.
     Om twee uur ging de koning een wandelrit maken naar Dalfsen, die al vóór vieren geëindigd was. Op het diner van die avond mocht ds. Van

Afbeelding: De singels langs de stadsgracht

|pag. 80|

Afbeelding: Het Engelse Werk.

Rijn op uitnodiging van de koning aanwezig zijn.
De kerkdienst was blijkbaar in goede aarde gevallen.
     Maandagmorgen 28 april verliet het koninklijk gezelschap de stad Zwolle om negen uur. Er stond hen nog een uitgebreide tournee door Overijssel te wachten. Het bezoek aan Zwolle was in ieder geval een succes, volgens de POZC. Men besloot de verslaggeving over het bezoek met de constatering dat de banden tussen vorst en volk nauwer aangehaald waren en dat het bezoek een hoogst aangenaam aandenken vormde. Kritische journalistiek was aan de POZC niet besteed. Mogen we de krant geloven dan was er gedurende het bezoek niets misgegaan en was het een aanéénschakeling van gelukkige momenten…

Slot
In de vorm van geschenken leefde het koninklijk bezoek nog even voort. Willem bedeelde de armen van de stad met ƒ 1000,-.15 [15. Ibidem.] De bedienden tijdens het diner en bal van de stad kregen van de koning ƒ 100,-.16 [16. RAO, Archief van de commissaris van de koning, nr. 135, schrijven van commissaris aan burgemeester.] De werklieden van het Katerveer die de koning hadden overgezet, ontvingen ƒ 40,-.17 [17. Ibidem.]
Bakker J. van Brummen, die de koning een krentenbrood schonk, kreeg als blijk van erkentelijkheid ƒ 50,- toegestopt.18 [18. Ibidem.] De hoogwaardigheidsbekleders die de koning ontvangen hadden, konden
rekenen op de onvermijdelijke orden.19 [19. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.] Commissaris van de koning Backer werd benoemd tot Groot Officier in de Orde der Eikenkroon en burgemeester baron De Vos van Steenwijk werd Commandeur in die orde. De onder-commandanten van de erewacht, E.J. Eekhout en S.W. Parker, kregen een benoeming als ridder in de Orde der Eikenkroon. De commandant van de erewacht, de gepensioneerde kolonel Mollinger, moest het doen met een gesigneerd portret van de koning…

Noten: deze zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.

_______________
Horst, G.J. van der (1993) Koninklijk bezoek: Willem III in Zwolle. Zwols Historisch Tijdschrift, 10 (3), 76-80.

Category(s): Zwolle
Tags: ,

Comments are closed.