Hoofdstuk II


|pag. 11|

Hoofdstuk II
OORSPRONG EN ONTWIKKELING VAN HET WEESHUIS DER HERVORMDE GEMEENTE TE ZWOLLE.

“Verarmde burger; leg uw hoofd gerust vrij neer,
Uw ouderlooze wees vind hier zijn ouders weer”.1 [1. Elberts, W.A., Historische wandelingen in en om Zwolle, Zwolle 1890 p. 137.])

     Voor vele ingezetenen van de stad Zwolle waren deze dichtregels, aangebracht boven de hoofdingang van het voormalige Burgerweeshuis, door de eeuwen heen een grote troost. Hoe licht kon, door verarming en vroegtijdig sterven, de tijd aanbreken dat een beroep gedaan moest worden op het weeshuis. Het gesticht was eeuwenlang voor de Zwollenaren een zichtbaar teken van sociale zekerheid.
     In Zwolle is men omstreeks 1554 met gestichtsverpleging begonnen.2 [2. Engelen van der Veen, G.A.J. van, De verhouding van de Gemeente Zwolle tot het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Gemeente aldaar, Zwolle 1926 p. 4.]) Het weeshuis was gevestigd in de Nieuwstraat en wel in een gebouw dat tevens dienst deed als gasthuis voor de pestlijders.3 [3. GAZ, IA 002-504, p. 3]) Het spreekt vanzelf, dat deze situatie verre van ideaal was. Tevens had men te kampen met een ontstellend ruimtegebrek. Een verzoek tot opname van een weeskind werd geweigerd, omdat men niet voldoende ruimte “van woeninge off slapinge” had en slechts 14 bedden waarop 40 personen moesten slapen.4 [4. ibidem.])
     Toen de Hervorming in Zwolle omstreeks 1580 definitief de overhand kreeg, werd aan het weeshuis een belangrijke uitbreiding gegeven. De vroedschap besloot in 1581 dat de wezen de gebouwen van het zogenaamde Buschklooster mochten betrekken.
In 1582 begon men met de omvorming van dit klooster, dat aan de Groote Aa stond, tot weeshuis. De corporatie, bestaande uit nonnen die tot de orde der Augustijnen behoorden5 [5. Elberts, p. 136.]), bleef evenwel bestaan, maar het was verboden nieuwe kloosterlingen op te nemen. In 1591, toen er nog maar twee nonnen overgebleven waren, vielen alle goederen en inkomsten van het klooster aan het weeshuis toe.6 [6. Engelen van der Veen, p.p. 6 en 7.])
     Het weeshuis werd ook wel Burgerweeshuis genoemd. Het reglement van 1584 bepaalde namelijk het volgende “In den iersten sollen die wesemeisters gien kinderen daerin annemen dan borgers kinderen, welcker olders soeven jaeren boergers gewest zijn ende beyde afflivich moeten wesen”.7 [7. GAZ, AAZ01-00020, Resolutie van Raad en Meente, ll dec. 1584.] Het huis was dus bestemd voor kinderen van burgers uit Zwolle. Wanneer de ouders het burgerrecht nog niet of niet lang genoeg bezaten, werden ze beschouwd als vreemdelingen. Uiteraard konden de zogenaamde “vreemde weezen” niet aan hun lot worden overgelaten.
De Armenkamer ontfermde zich over deze ouderloze kinderen.8 [8. Engelen van der Veen, p. ll.])

|pag. 12|

     De bovengenoemde instelling voor armenzorg besteedde de kinderen, die niet in het Burgerweeshuis konden worden opgenomen, uit. Dit systeem van wezenzorg laaide echter volkomen.
Een brief van de kerkeraad, gericht aan de magistraat, vermeldt, dat de kinderen “met grote disordre werden opgebracht”.9 [9. GAZ, IA 002-504, p. 2. De brief vermeldt verder nog, dat de kinderen “sijnde en blijvende een langen tijt een groten last der Gemeijnte ende een blaem van een welgestelde Republijcke” enz. Er wordt geen exacte datering van de brief gegeven. Waarschijnlijk ± 1630.]) In 1647 werd daarom door de stedelijke overheid een nieuwe instelling in het leven geroepen voor de wezen van niet- burgers, namelijk de Stichting der Vreemde Weezen. Een werkelijke verbetering kwam er niet, want bovengenoemde stichting beschikte niet over een eigen huis en men bleef de wezen uitbesteden. Vandaar dat de magistraat in 1664 het besluit nam, om de gebouwen van het vroegere St. Cecilienklooster in de Broerenstraat tot weeshuis in te richten. Deze instelling, bestemd voor de “vreemde weezen”, werd het Holdehuis genoemd.10 [10. Engelen van der Veen, p.p. 11 t/m 14.])
     Zowel het Burgerweeshuis als het Holdehuis waren burgerlijke instellingen. De reglementen waren door de stedelijke overheid uitgevaardigd. Aangezien er in de Republiek een nauwe band bestond tussen kerk en staat, waren beide huizen in principe alleen bestemd voor wezen van de gereformeerde religie.
De kinderen die tot een andere gezindte behoorden bleven onder de hoede van de armenkamer, die hen bij geloofsgenoten uitbesteedde.11 [11. a. Ibidem p. 31 t/m 34. In 1739 werd de Armenkamer overigens ontlast van de zorg voor Roomskatholieke en Lutherse wezen. Deze gezindten moesten toen voor hun eigen behoeftigen zorgen. Het bedrag dat men jaarlijks aan de Armenkamer had gegeven, werd nu zelfstandig beheerd.
b. Schoenmaker, F., Eeuwfeest van het R.K. Weeshuis te Zwolle 1812-1912, Zwolle 1912. p.p. 1 t/m 8. De R.K. Gemeente kon op 1 mei 1812 over een eigen weeshuis beschikken. Bij Koninklijk Besluit van Lodewijk Napoleon, d.d. 4 maart 1809, werd het Fraterhuis in de Goudsteeg aan de R.K. Gemeente toegewezen. In tegenstelling tot het “Huis der Weezen der Nederduitsch Hervormde Gemeente” was het R.K. weeshuis een particuliere instelling. De burgemeester werd alleen maar in kennis gesteld van de opening.]
) Doch tegen betaling kon de armenkamer hen ook wel eens in het Holdehuis geplaatst krijgen.12 [12. GAZ, IA 002-504, p. 5. Uit dit archiefstuk blijkt dat er in 1736 nog 10 Roomskatholieke kinderen in het Holdehuis werden opgevoed. Tevens verzochten de diakenen van de Lutherse Gemeente om opname van hun pupillen.])
     Tot 1795 bleven de twee huizen naast elkaar bestaan.
In dit jaar werden, toen er een eind gemaakt werd aan de oude burgerrechten, beide instellingen verenigd. De omstandigheden hadden reeds tot een samenvoeging van beide huizen genoopt.
Het Burgerweeshuis werd namelijk in januari 1795 ingericht tot een hospitaal voor het terugtrekkende Engelse leger. De kinderen werden toen voorlopig ondergebracht in het Holdehuis. Bij besluit van de Representanten van het Zwolse Volk werd deze fusie op 17 oktober 1795 permanent gemaakt.13 [13. Elberts, p. 91.]) De bezittingen van de Stichting der Vreemde Weezen werden aan dit nieuwe “Huis der Weezen” nog toegevoegd.14 [14. Engelen van der Veen, p. 21. De z.g.n. “Stichting der Vreemde Weezen” was vreemd genoeg na de oprichting van het Holdehuis een zelfstandig leven blijven leiden. De stichting was als zuiver administratief lichaam blijven voortleven. De netto- inkomsten werden jaarlijks overgedragen aan het Holdehuis en later aan het gecombineerde weeshuis. Het voortbestaan van de “Stichting der Vreemde Weezen” moet volgens Engelen van der Veen verklaard worden uit het feit, dat aan dit fonds een ambt verbonden was. Een rentmeester ontving namelijk administratieloon voor het beheer van de bezittingen.])
     Het zo ontstane weeshuis was bestemd voor alle wezen van de gereformeerde religie, met uitzondering van onwettige kinderen.
     In de eerste decennia van de 19e eeuw verkeerde het weeshuis in een weinig florissante situatie. Herhaaldelijk had men te kampen met ernstige financiële tekorten.15 [15. GAZ. Resolutiën van verschillende inhoud 1651-1805 no. 2 Een resolutie van de Provisionele Representanten des Zwolschen Volks, d.d. 20 aug. 1801, vermeldt t.a.v. het poortgeld, dat betaald moest worden als men ’s avonds nadat de poorten gesloten waren de stad nog in of uit wilde, dat “zo wel binnen als buijten de stad niemand zal vrij wezen, uijt hoofde dat het huijs in een beklagelijke toestand was”. Het poortgeld was dus voor het weeshuis en moest door een ieder betaald worden. Verder blijkt uit de Resolutiën van 1806-1834, no. 3, dat het weeshuis in 1806 een tekort had van ƒ 3445,14., terwijl men in 1834 nog een tekort had van ƒ 495,48 (IA 002-167, rekening over 1834).]) In 1795 had men geen nieuw reglement gemaakt voor de gecombineerde wees-

|pag. 13|

huizen, terwijl ook de administratie nog gescheiden werd gevoerd.16 [16. GAZ, IA 002-458, legger van te ontvangen vaste inkomsten over de jaren 1819-1835. In deze legger zijn de inkomsten van de “Stichting der Vreemde Weezen”, het Holdehuis en het Burgerweeshuis gescheiden.])
Tot 1833 werd voor de dagelijkse gang van zaken een reglement uit de 17e eeuw gebruikt, namelijk “de ordonnantie of het octrooi” van 1655.17 [17. GAZ, IA 002-68, Rapport betreffende vroegere reglementen, p.l.]) In 1833 werd het eerste reglement gemaakt voor het “Huis der Weezen”. Een geheel nieuw bestuur ging, op basis van dit nieuwe reglement, op 2 januari 1834 aan de slag.

_______
Cate, A.H. (1979). Het Weeshuis der Hervormde Gemeente te Zwolle, 1834-1854. (Scriptie M.O.). Noordelijke Leergangen, Zwolle.

Category(s): Zwolle
Tags: , , ,

Comments are closed.