De stins voorst


|pag. 122|

DE STINS VOORST.(1 [1. Stins, Stein, een steenen gebouw, gelijk in de middeleeuwen meestal kasteelen en kerken waren, en andere gebouwen van hout.])

_______
 

De Stins te Voorst

De Stins te Voorst

     In het vorige jaarboekje is een verslag van de merkwaardige belegering van dit merkwaardige slot, in het jaar 1362, door Bisschop JOHAN VAN ARKEL, met bebulp der Overijsselsche steden, medegedeeld. Wij zijn in de gelegenheid gesteld, het tegenwoordige met een paar afbeeldingen van hetzelve te versieren.
     De overblijfselen liggen in eene weide, ongeveer een half uur ten N. W. der stad Zwolle, in de nabijheid eener landhoeve, wier tijdelijke bewoner altijd den naam van den Steenboer heeft gedragen. Bij onderscheidene gelegenheden, is aldaar naar puin en steenen gezocht, en inzonderheid in het jaar 1825 heeft men het hier gevondene tot zeeweringen gebruikt.
     Doch vooral in dit jaar, 1836, is men begonnen, de belten op deze weide te vergraven, om met de daaruit komende steenen den nabij gelegenen weg van Zwolle naar Kampen te bevloeren.

|pag. 123|

Bij deze gelegenheid is de platte grond afgeschetst, zoo als wij dien onzen lezeren aanbieden, voor zoo ver daarop het beloop der binnen- en buitengrachten nog zigtbaar was, en de opdelvingen de plaatsen konden aanwijzen, waar de muren, torens of bruggehoofden gestaan hadden.
     De slotmuur a a is gesteld naar de aanwijzing van die werklieden, die dezen muur in het jaar 1825 ter dikte van 11 a 12 voeten hebben opgegraven(2 [2. Deze dikte komt dan zeer wel overeen met de opgave van TE BOECOP. Zie DUMBAR, Kerkel. en Wereldl. Deventer I. bl. 524.]). — Het beloop der binnen- en buitengrachten b b en c c is op het terrein nog met volkomene juistheid te zien. — Op de plaatsen d d moeten de bruggehoofden uit het kasteel naar den voorburg geweest zijn; ten minste de hoogere grond en het puin, op de plaatsen e e gevonden, duiden aan, dat die voorburg ten Oosten van de Stins gestaan heeft. — Eene opmeting heeft doen zien, dat de oppervlakte binnen den ringmuur f f, welke de binnengracht heeft omgeven, nagenoeg 1 bunder 30 roeden groot, en de muur zelf ruim 400 ellen lang geweest is. Van dien ringmuur f f was nog een groot gedeelte onder den grond aanwezig. Niettegenstaande, gelijk vroeger gemeld is, de toren der St. Michielskerk te Zwolle met de steenen van dit kasteel is opgebouwd, heeft men in den loop van dezen zomer toch nog 2500 kubiekel puin ge-

|pag. 124|

platte grond

platte grond

vonden, behalve eenige kubiekellen duifsteen en ongeveer 30 lasten zware keisteenen, waarvan vele 100 Nederl. ponden, en sommige nog zwaarder zijn. De baksteenen hadden meestal eene lengte van ruim 3 palmen en eene geëvenredigde dikte en breedte. Zij onderscheiden zich door buitengewone hardheid. Sommige stukken van overgezakte muren of torens bestonden uit keivuur- en baksteenen, en waren met gegoten kalk in een gewerkt.
     Wanneer men in aanmerking neemt, dat de bezetting hare goederen heeft behouden, en dat men, na dat dezelve was uitgetrokken, alles heeft geborgen, wat van eenig nut of dienst konde zijn; dat de Stins vervolgens, door boeren, die daartoe waren opgeroepen, tot den grond toe is geslecht: dan kan men wel niet verwachten, dat onder deze puinhoopen nog iets van belang of waarde zoude worden aangetroffen. Het gevondene bepaalt zich dan ook tot de volgende merkwaardigheden: eene spoor; een stijgbeugel; een stuk van eene paardenstang; eene schaar; vier sleutels; twee punten van een valhek, poort of hek, 28 Ned duimen lang; tien punten van pieken of pijlen, van 6 tot 12 Ned. duimen lengte.
Alles van ijzer. Voorts een looden bal van 9 Ned. duimen middellijn, welke aan eene ijzeren staaf schijnt gehecht te zijn geweest; en een gedeelte van een koperen muntstuk, dat onleesbaar is.
     De tweede afbeelding is gemaakt naar eene schilderij, als nog in het bezit van het geslacht van VAN VOORST, en altijd als eene afbeelding van

|pag. 125|

den, in het jaar 1362, belegerden Stins, onder hetzelve bewaard. Dit stuk, 1 el 20 d. breed en 80 d. hoog, is in olieverw en behangselstijl geschilderd, en schijnt dus veel later dan in de 14de eeuw, mogelijk wel naar eene vroegere afbeelding, vervaardigd te zijn. Wij voegen het hier insgelijks bij, met dankzegging aan den Heer J.A. SANDBERG, Lid der Gedeput. Staten van Overijssel, die zoo wel beide afbeeldingen, als de hier boven gemelde berigten omtrent de opdelvingen welwillend heeft medegedeeld.

_________
Molhuijsen, P.C. (1837) De stins voorst Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren, 2, 122-125.

Category(s): Zwolle
Tags: ,

Comments are closed.