Conclusie

CONCLUSIE
 

De politieke koers van het dagblad Overijssel was in de periode 1848-1853 onderhevig aan grote schommelingen. Het jaar 1848 werd krachtig ingezet met felle beschouwingen, eind april verdween het blad echter, waarna het eind mei weer verscheen. Ondanks felle politieke stellingname in de eerste nummers van de nieuwe editie, ging de krant al snel een wisselvallige koers varen. In het jaar 1849 was het redactionele beleid zeer onevenwichtig, waarbij alles er op wijst dat de Thorbeckianen hun invloed op de krant verloren.
In november 1849 wisten zij echter de krant weer in handen te krijgen, wat tot gevolg had de bestaande tegenstellingen in liberale kring duidelijk zichtbaar werden. Het lijkt hier te gaan om een tegenstelling tussen Thorbeckianen en (conservatief-liberale) anti-Thorbeckianen. Het aantreden van Thorbecke in de regering werd in de krant na de machtsovername met veel enthousiasme begroet. Al snel trad er echter een stilte in, die alleen onderbroken werd als er grote politieke kwesties aan de orde waren, zoals de Kieswet en de Provincie- en Gemeentewet. In 1851 verdween de politiek bijna geheel uit het blad, dat ook op een kleiner formaat ging verschijnen. Er heerste blijkbaar een tevredenheid over de bereikte resultaten; voortdurende stellingname vond men niet meer zo noodzakelijk. Pas toen het ministerie-Thorbecke eind 1852 onder zwaar politiek vuur kwam te liggen, werd de koers van de krant weer bijgesteld. De landelijke politiek kwam weer aan de orde en de “vrijzinnige partij” en Thorbecke werden krachtig gesteund. In de weken voorafgaand aan de Aprilbeweging hield de krant zich opvallend stil. Nadat echter de val van Thorbecke een feit was, nam de krant weer krachtig stelling. De koers van Overijssel werd in deze periode dus bepaald door conflicten tussen verschillende liberale stromingen en door de politieke actualiteit.

Vanaf de eerste kiezersvergadering in 1848 was er ook sprake van een richtingenstrijd binnen deze vergaderingen, hoewel die strijd vooralsnog niet in het openbaar gestreden werd. Ondanks het gegeven dat de vergaderingen uitgingen van een gematigd liberaal programma, bezochten ook conservatieven en conservatief-liberalen deze bijeenkomsten tot 1852. De bestaande tegenstellingen werden echter duidelijk toen de liberale meerderheid in 1852 eiste dat de op de vergadering aanwezige kiezers zich openlijk tegen Groen van Prinsterer zouden uitspreken. De club die toen de vergadering verliet, richtte in 1853 een eigen kiezersvereniging op. Voordat die vereniging officieel opgericht werd, deed de Zwolse liberale aanvoerder Van Ketwich Verschuur een poging de verhoudingen duidelijk te maken voor de kiezers in het midden. De behoudende club had zich nl. achter de verklaringen van het ministerie-Van Hall geschaard, waardoor politiek minder bewuste kiezers in het conservatieve kamp gelokt konden worden. Na het optreden van Van Ketwich Verschuur op de kiezersvergadering van 11 mei was de splitsing in twee kiesverenigingen een feit.

Opmerkelijk is de rol van de conservatieve aristocratie in Zwolle. Zij stemden volgens I. van Deen op de liberaal Sloet tot Oldhuis, vanwege zijn adellijke titel. De ingenieur van Waterstaat B.P.G. van Diggelen kon door de wat minder elitaire aard van zijn werkzaamheden niet rekenen op de steun van de aristocraten en een deel van de liberale kiezers.

Uit het voorgaande wordt duidelijk dat het begrip “liberaal” in de eerste jaren na 1848 ook binnen de Zwolse verhoudingen een zeer rekbaar begrip was. Deze politieke stroming

|pag. 45|

had de wind mee, waardoor velen zich achter deze noemer schaarden. De hoog opgelopen politieke en vooral godsdienstige conflicten in 1853 zorgden voor meer duidelijkheid: Liberalen en conservatieven konden zich in twee goed te onderscheiden kampen opdelen. Het optreden van het ministerie-Thorbecke heeft daarbij als een katalysator gewerkt. De maatregelen van deze regering en de oppositie van Groen van Prinsterer er tegen, zorgden ervoor dat de tegenstellingen tussen echte liberalen en zij die ervoor door wilden gaan aan de oppervlakte kwamen. In dat proces heeft in Zwolle met name Van Ketwich Verschuur een belangrijke rol gespeeld. Als onverholen Thorbeckiaan trotseerde hij desnoods de Zwolse politiemacht in het belang van de liberale zaak.

|pag. 46|

NOTEN

Noten p. 47 t/m 57 zijn als zijnoten opgenomen in de tekst.


|pag. 47|

LIJST VAN ARCHIVALIA

 

Algemeen Rijksarchief Den Haag (ARA)

Archief Thorbecke
Archiefstukken van mr. J.D. van Ketwich Verschuur (1819-1887) en zijn familieleden 1803-1986.
Tweede afdeling Justitie 1824-1868, geheim archief.

Rijks Archief in Overijssel (RAO)

Familie-archieven, Sloet V 1549-1879.
Archief van het kabinet van de gouverneur/commissaris van de koning(-in) in Overijssel (1813-1920).
Archief van de Overijsselsche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart.

Gemeente Archief Zwolle (GAZ)

Administratieve Archieven AAZ02.
Politie Archieven DA003.
Overijssel 1845 en 1848-1853.
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant 1845 en 1848-1853.

Gemeente Archief Kampen

Kamper Courant 1845.

Koninklijke Bibliotheek te Den Haag

Handschriften Collectie, brieven van Thorbecke aan I. van Deen.

|pag. 58|

LITERATUURLIJST
 
Aan de kiezers te Zwolle, (Zwolle 1850).
Beekelaar, G.A.M. Rond grondwetsherziening en herstel der hiërarchie. De Hollandse katholieke jongeren 1847-1852 (Hilversum/Antwerpen 1964).
Boogman, J. Rondom 1848. De politieke ontwikkeling van Nederland 1840-1858 (Bussum 1983) Tweede druk.
Brugmans, I.J.
De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (Utrecht 1978) elfde druk.
Brugmans, I.J. Paardenkracht en Mensenmacht. Sociaal-economische geschiedenis van Nederland (’s-Gravenhage 1961).
Blok, L. en Meere, J.M.M. de ’Welstand, ongelijkheid in welstand en censuskies-recht in Nederland omstreeks het midden van de 19e eeuw’, Economisch en Sociaal-Historisch Jaarboek XLV (1978).
Cate, A.H. ten Het weeshuis der Hervormde Gemeente te Zwolle 1834-1870. Ongepubliceerde MO-scriptie (Staphorst 1979).
Doedens, A. e.a. Autoriteit en Strijd (Amsterdam 1981).
Groen van Prinsterer, Briefwisseling III 1848-1866. H.J. Smit ed. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, Grote serie nr. 90 (’s-Gravenhage 1949).
Hagedoorn, J. ’De stemmer stemt, de kiezer kiest…. Onderzoek naar stemmingen en verkiezingen in Zwolle 1839-1861’, Zwols historisch jaarboek (1984).
Hemels, J.M.H.J. De Nederlandse pers voor en na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 (Assen 1969).
Horst, Gert van der ‘Zwolle 1848. Een onderzoek naar de achtergronden van de gebeurtenissen te Zwolle in het revolutiejaar 1848’, Zwols historisch jaarboek (1988).

|pag. 59|
 
Kossmann, E.H. De Lage Landen 1780-1980. Twee Eeuwen Nederland en België deel 1 1780-1914 (Amsterdam/Brussel 1986).
Mandele, K.E. van der Het liberalisme in Nederland – Schets van de ontwikkeling in de negentiende eeuw (Arnhem 1933).
Prins, W.F. ’Sloet tot Oldhuis 1808-1884’, De Gids 4 (1949).
Royen, I.A. van Over het voortbrengend vermogen der provincie Overijssel (Zwolle 1842).
Robijns, M.J.F. Radicalen in Nederland (1840-1851) (Leiden 1967).
Sloet tot Oldhuis, B.W.A.E. Algemeen register op den inhoud der twintig eerste jaargangen van het Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek (Zwolle 1862).
Stuurman, S. Wacht op onze daden. Het liberalisme en de vernieuwing van de Nederlandse staat (Amsterdam 1992).
Santen, J.H. von ’De Amstelsociëteit: liberale organisatie in de jaren 1846-1856’ in: Figuren en Figuraties. Acht opstellen aangeboden aan J.C. Boogman (Groningen 1979).
Vuuren, L. van Rapport betreffende een onderzoek naar de welvaartsbronnen van de Gemeente Zwolle (Zwolle 1939).
Verkade, W. Thorbecke als Oost-Nederlands patriot (Zutphen 1974).
Vries, T.J. de Geschiedenis van Zwolle deel 2 (Zwolle 1961).
Een woord over den heer Groen van Prinsterer (Zwolle 1850).
Zeiler, F.D. ’Deen, Isaac van (1805-1869)’ in: J. Folkerts e.a., Overijsselsche biografieën 1: levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Overijsselaars (Amsterdam/Meppel 1990).
 
|pag. 60|

Category(s): Zwolle
Tags: , ,

Comments are closed.