Hoofdstuk 7: Bewoners

|pag. 51|

Hoofdstuk 7

Bewoners

Zoals ik in de voorgaande hoofdstukken al schreef, werden de bewoners van het Kamper St. Geertruidengasthuis in de 19e eeuw ingedeeld in drie categorieën: kostkopers, kostgevers-werkvrij en kostgevers. De verschillen tussen deze drie bewonersgroepen heb ik ook reeds besproken alsmede de plaatsingsvoorwaarden, de procedure bij opname en de rechten en plichten van de afzonderlijke groepen.

In dit hoofdstuk schets ik aan de hand van feiten een beeld van de bewoners: hoeveel mensen woonden er in het gasthuis, hoe oud waren ze, op welke leeftijd werden ze geplaatst, wat was hun kerkelijke gezindte, enzovoort.
De bewonersregisters, die ik voor dit gedeelte van het onderzoek wilde gebruiken, waren echter vrij onvolledig. Met behulp van andere bronnen, waaronder het bevolkingsregister, kreeg ik toch een enigszins betrouwbaar beeld van de bewoners.

7.1 Aantal bewoners

Om een indruk te geven, hoeveel mensen er in het gasthuis woonden, geef ik voor een aantal willekeurige jaren in 19e eeuw de aantallen bewoners.
In 1843 telde het gasthuis in totaal 65 bewoners, het personeel niet meegerekend. Er waren ongeveer evenveel kostkopers als kostgevers. De kostgevers-werkvrij werden als kostgevers gerekend.
In 1873 was het aantal bewoners gestegen tot 90, waarvan 40 kostkopers en 50 kostgevers. Dit aantal steeg de jaren daarop met een aantal schommelingen tot 100 in het jaar 1896. Opvallend is dat de kostkopers in de minderheid zijn (30). Dit heeft waarschijnlijk te maken met het verlangen van de gemeentelijke overheid om de hele kostkoperij af te schaffen.
In de hele 19e eeuw zaten er iets meer vrouwen dan mannen in het gasthuis. Dit gold zowel voor de kostkopers als voor de kostgevers. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. (zie 7.4.) Feit was dat er onder de oudste bewoners meer vrouwen waren dan mannen. 1 [1. Correspondentiereeks B. en W.])

|pag. 52|

7.2 Leeftijd bewoners

De meeste bewoners van het gasthuis waren ouder dan 70 jaar. Er waren veel tachtigers en een aantal bewoners was zelfs ruimschoots de 90 jaar gepasseerd.
Tot het jaar 1875 was de gemiddelde mannelijke kostgever bij opname 69 jaar en de gemiddelde vrouwelijke kostgever 67 jaar. Bleef die gemiddelde opnameleeftijd voor mannen tamelijk constant, tegen het einde van de eeuw daalde die van vrouwen zelfs tot 62,5 jaar. Vrouwen kwamen dus al jonger in het gasthuis terecht.
Echtparen waren bij opname over het algemeen iets ouder. Hierbij baseerde ik mij op de leeftijd van de oudste partner.

Kostkopers waren bij opname meestal jonger. De gemiddelde leeftijd van mannen was 62 jaar en van vrouwen zelfs 59 jaar. Ook hier waren de echtparen bij opname over het algemeen een aantal jaren ouder, namelijk 67 jaar.

De meeste bewoners brachten heel wat jaren door in het gasthuis. Sommigen zelfs meer dan 30 jaar.
De verblijfsduur van de mannelijke kostgevers was gemiddeld tien jaar en van de vrouwelijke kostgevers één of twee jaar langer.
Kostkopers verbleven gemiddeld vier jaar langer in het gasthuis. Maar vrouwen en kostkopers waren dan ook jonger bij opname. 2 [2. Bewonersregister])

7.3 Beweegredenen bij plaatsing

Waarom besloot men om op een bepaalde leeftijd in een gasthuis te gaan wonen? Waren het alleenstaanden, of mensen zonder kinderen die, omdat ze bang waren op hun oude dag op niemand terug te kunnen vallen, hun toevlucht namen tot het gasthuis? Dit lijkt niet het geval te zijn. Want in de bronnen wordt vaak gesproken over kinderen. Zij deden bijvoorbeeld een verzoek tot plaatsing voor hun ouders. Ook waren kinderen genegen een deel van de zorg voor hun hulpbehoevende ouders van het gasthuis over te nemen. Ook ben ik tegengekomen dat kinderen hun ouders in het gasthuis bezochten. 3 [3. Correspondentiereeks B. en W.])

|pag. 53|

Ik concludeer hier ook uit dat in het 19e eeuwse Kampen het niet vanzelfsprekend was dat kinderen hun bejaarde ouders in hun gezin opnamen.

In de bronnen staat de reden van een aanvraag tot opname soms summier vermeld:
     ” in hulpbehoevende staat, niet de kost kunnen verdienen door verzwakking
     gezicht, toevlucht nemen tot mededogen, nijpende armoede”. 4 [4. Stukken betreffende opname kostkopers en kostgevers 272])
Later in de eeuw wordt de reden voor opname helemaal niet meer in de bronnen vermeld. In de registers van de bewoners kwam ik wel herhaaldelijk de opmerking tegen dat kort voor of na plaatsing de echtgeno(o)t(e) overleden was. 5 [5. Register kostgevers]) Mogelijk was in dit geval ziekte van één van de echtelieden reden voor opname. Alhoewel zieken in de regel niet opgenomen werden in het gasthuis, kon het toch gebeuren dat men voor echtparen een uitzondering maakte.
Hierbij kon de ene echtgenoot de ander immers verzorgen.

Uit de bronnen blijkt dat gedurende de hele vorige eeuw meer mensen het gasthuis in wilden, dan er plaatsen beschikbaar waren. 6 [6. Register van personen welke wensen opgenomen te worden])

7.4 Alleen voor ouderen?

Gemakkelijk ontstaat de indruk dat er alleen ouderen geplaatst werden. Dat klopt niet helemaal. Het kwam voor dat mensen van amper 50 jaar zich op lieten nemen. Waarom dat gebeurde, staat niet in de bronnen vermeld. Uit het feit dat enkelen van hen na een paar jaar overleden, zou men kunnen concluderen dat hun gebrekkige gezondheid wel de reden was van de vroegtijdige opname. Deze veronderstelling wordt onderstreept door een aanvraag voor opname van een man van 47 jaar, tezamen met zijn ‘oppasser’. Uit de aanwezigheid van de oppasser maak ik de waarschijnlijkheid op van een lichamelijke of geestelijke handicap als reden van opname. 7 [7. Correspondentiereeks C1])

Deze mensen kan men moeilijk tot de ouderen rekenen. De taak van het gasthuis werd dan ook klaarblijkelijk iets ruimer opgevat. Ook hulpbehoeftige vijftigers kwamen voor plaatsing in aanmerking.

Toch was een slechte gezondheid waarschijnlijk niet altijd de reden van opname van jonggeplaatsten. Want onder hen waren ook personen die wel oud

|pag. 54|

zouden worden. Wat dan de reden was, is niet te achterhalen.

Deze vijftigers zorgden er wel voor dat de gemiddelde plaatsingsleeftijd laag was. Dit valt vooral op bij vrouwen. Zowel bij de kostkopers als bij de kostgevers waren vooral alleenstaande vrouwen bij opname zeer jong, met name de weduwen. Dit doet vermoeden dat vrouwen zonder partner in de vorige eeuw eerder hulpbehoevend waren dan alleenstaande mannen. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Mogelijk kozen vrouwen ook eerder voor deze vorm van opvang. Ook kan het zijn dat vrouwen eerder in gasthuizen opgenomen werden omdat men verwachtte dat ze als bewoner minder problemen zouden geven, met name wat betreft orde en hygiëne. Mogelijk dat ook vrouwen gemakkelijker opgenomen werden dan mannen omdat ze assistentie konden verlenen bij de werkzaamheden in het tehuis. Bovendien speelde waarschijnlijk de uit de Middeleeuwen stammende plicht tot het verrichten van ‘goede werken’ ook nog een rol, en dan met name voor weduwen. Maar, omdat de reden niet vermeld staat, blijft dit gissen.

7.5 Inwonende familieleden

Er woonde nog een groep personen in het gasthuis die niet tot de ouderen gerekend kan worden. Dit waren de inwonende familieleden van de kostkopers. Er bestond namelijk de mogelijkheid om een familielid bij een hulpbehoevende kostkoper in te laten trekken. Meestal was dit een zoon, dochter of kleindochter. Ze kregen in dit geval geen extra ruimte in het gasthuis toebedeeld.
Er werd trouwens wel misbruik gemaakt van deze regel. Er kwam ook inwoning voor die ‘geheel in strijd was met het doel’. Teneinde te kunnen beoordelen in welke gevallen sprake was van misbruik, maakten de regenten een lijst van kostkopers die behoefte hadden aan hulp. Deze lijst werd opgestuurd naar de gemeenteraad. Wilde men van de mogelijkheid van inwoning gebruik maken, dan moest men een verzoek indienen bij de gemeenteraad en deze moest dan zijn goedkeuring geven.
Een lijst uit 1882 laat zien, dat er op dat moment acht inwonende familieleden om die reden in het gasthuis verbleven. 8 [8. Correspondentiereeks C2, uitgaande brieven nr. 16, 1882])
De regel van inwoning hanteerde men streng. Dit maak ik op uit een voorval in 1882. Toen was er toch een dochter zonder toestemming bij een hulpbe-

|pag. 55|

hoevende kostkoper ingetrokken. De dochter moest binnen twee keer 24 uur het tehuis verlaten anders zou de kostkoper uit het gasthuis moeten vertrekken. 9 [9. Register van notulen A1, nov. 1892])

7.6 Vertrek uit tehuis

Voor vrijwel alle bewoners gold het gasthuis als laatste woonplaats. Bijna niemand vertrok vrijwillig. Een heel enkele keer gebeurde dit, bijvoorbeeld bij overlijden van de partner of zomaar, zonder dat er een reden opgegeven werd. De kostkopers kregen bij vertrek een bedrag van f 250,- uitbetaald of hun leven lang elke week f 1,-. 10 [10. Register kostkopers])

Soms vertrok een zieke bewoner uit het gasthuis om zijn of haar intrek te nemen bij één van de kinderen. In dat geval kon bij hoge uitzondering de kost voor die persoon afgehaald worden bij het gasthuis. 11 [11. Correspondentiereeks nr. 15, 1855]) Later kwam er een ziekenzaal in het gasthuis, zodat de zieke bewoners in het gasthuis konden blijven. 12 [12. Correspondentiereeks 1847/1848.])

Dat er verder vrijwel niemand het gasthuis verliet, wil echter niet zeggen dat de bewoners tevreden waren met hun leefomstandigheden. Al zouden ze willen, ze konden gewoon nergens anders heen.

7.7 Kostkopers, een andere sociale klasse?

Kostkopers waren, zoals eerder vermeld, mensen met een beetje bezit. Deze mensen kochten zich, ter verzekering van een verzorgde oude dag, in in het gasthuis. Het waren meestal kleine zelfstandigen. Zo kwam ik allerlei beroepen tegen: kleermaker, koperslager, veehouder, timmerman, bakker, schoenmaker, schipper, visser, schilder, smid, klompenmaker, zeilmaker.
Maar onder de kostkopers waren ook arbeiders, knechten, een tuinman en een veerman. 13 [13. Gegevens burgelijke stand]) Hieruit zou men kunnen opmaken dat in de vorige eeuw dus ook voor het gewone werkvolk de mogelijkheid bestond om wat geld over te sparen.

|pag. 56|

7.8 Kerkelijke gezindte

Het gasthuis had in de 19e eeuw geen bepaalde kerkelijke signatuur. Dat wil overigens niet zeggen dat de kerkelijke gezindte van de bewoners helemaal niet van belang was. Want, zoals al eerder opgemerkt, de gasthuizen hadden ook de taak om de diaconieën van de verschillende kerkgemeenschappen te ontlasten. Plaatsing geschiedde daarom in evenredigheid van het aantal leden der verschillende gezindten in de gemeente Kampen. In het begin van de 19e eeuw waren de Gereformeerden in het tehuis in de meerderheid, later de Hervormden. 14 [14. Register kostgevers en kostkopers]) Het is echter niet zo, dat het gasthuis opeens belangstelling kreeg uit een andere kerkelijke hoek. De reden is dat in 1816 er een naamswijziging plaatsvond: Gereformeerde of Publieke Kerk werd vanaf toen Nederlands Hervormde Kerk genoemd. 15 [15. Elsevier encyclopedie])

In 1875 waren er 94 Nederlands Hervormden in het gasthuis. Dit was ongeveer 72% van het totaal aantal bewoners. Het percentage Hervormden in de gemeente Kampen was ongeveer 69 in die tijd. Over Gereformeerden wordt nauwelijks meer gesproken. In 1875 zaten er 24 Rooms-Katholieken, 18% van het totaal aantal bewoners. In die tijd rekende 16% van de Kamper bevolking zich tot de Rooms-Katholieke kerk. 16 [16. Verslagen van de toestand van de gemeente Kampen]) Dan waren er nog bewoners die lid waren van de Lutherse kerk, Doopsgezinden, Israëlieten, Oud-Gereformeerden, Christelijk Gereformeerden en Remonstranten. Hun aantal was ook zeer klein.

Een probleem leverden de Israëlieten op. Met het oog op de Joodse voedselvoorschriften zouden voor hen voor wat het eten betreft geregeld uitzonderingen moeten worden gemaakt. Vraag voor de regenten was hoe dit probleem op te lossen. Moest men de principes van de Israëlieten honoreren en voor hen ander voedsel bereiden, moest men in het geheel geen uitzondering maken en Israëlieten verplichten zich aan te passen, of konden Isralieten om die reden gewoonweg niet toegelaten worden. Omdat dit toch wel een moeilijke kwestie was, werd aan gasthuizen in Deventer en Leeuwarden gevraagd hoe zij dit oplosten. Het Deventer gasthuis kende het probleem niet omdat er geen Israëlieten in het gasthuis woonden. In het Leeuwarder gasthuis woonden wel Israëlieten. Daar moesten de Israëlieten zelf hun spijzen bereiden, maar kregen hiervoor een geldelijke uitkering van het gasthuis.
In Kampen nu werd besloten om de Israëlieten wel in het gasthuis op te

|pag. 57|

nemen, maar ze zelf hun eigen voedsel te laten bereiden. Een tegemoetkoming in de kosten kregen ze hier echter niet voor. 17 [17. Correspondentiereeks C2, 1892])

Zover ik in de bronnen kan nagaan, speelde de godsdienst verder in het gasthuis geen enkele rol. Er was geen kapel of andere ruimte voor godsdienstuitoefening aanwezig. Ook wordt er niet gesproken over het organiseren van godsdienstige bijeenkomsten in het tehuis. Over bezoek van een geestelijke wordt niet gerept. Of er voor en na de maaltijd gelegenheid geboden werd om te bidden, staat ook nergens vermeld.

Conclusie: het aantal bewoners steeg dus tijdens de 19e eeuw. Hun leeftijden varieerden van ongeveer 50 jaar tot ruim 90 jaar. Veel mensen sleten na opname nog heel wat jaren in het gasthuis. Hieruit concludeer ik, dat de bewoners bij plaatsing over het algemeen een redelijk goede gezondheid genoten en dat lichamelijke achteruitgang dus niet overwegend de reden van opname kan zijn geweest. Wat die reden dan wel was, is niet te achterhalen.
Voor mensen die het gasthuis in gingen, was dit in vrijwel alle gevallen een permanente zaak. Het gasthuis werd dus niet beschouwd als tijdelijke opvang.
Opvallend is trouwens dat het gasthuis geen kerkelijke signatuur had.
Blijkbaar is er dan nog geen sprake van verzuiling in Kampen. 18 [18. In 1868 bouwde trouwens de diaconie der Nederlands Hervormde Kerk het ‘Bestedelingentehuis’, betrokken door 30 verpleegden. Dit tehuis wordt later het Rusthuis der Nederlandse Hervormde kerk.]) Heel anders is dat in het 20e eeuwse Kampen. Dan is deze gemeenschap sterk verzuild. Vrijwel alles is nu voorzien van een kerkelijk etiket, tot muziek- en sportverenigingen toe.

|pag. 58|

Noten bij hoofdstuk 7

Deze zijn nu als zijnoten opgenomen in de tekst.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.