De pondtollen te Kampen

|pag. 1|

DE PONDTOLLEN TE KAMPEN, 1439.

______

     Hoewel de verschillende Nederlandsche steden, en daaronder Kampen niet het laatst, van ouds waren trouwe leden van de Hanse, was de naijver der Oostzeesteden op den handel der Nederlanders toch zoo groot, dat wanneer ze handel en scheepvaart in de Baltische zee wenschten te drijven, hen daar steeds zooveel mogelijk hinderpalen door de Oostersche Hanseaten werden in den weg gelegd.
     Hoe meer echter de Nederlandsche steden in bloei en welvaart toenamen, des te meer voelden ze ook hunne kracht, des te minder waren ze geneigd om zich aan al die afgunstige kwellingen te onderwerpen, en dat te minder, omdat bij de botsingen die van tijd tot tijd tusschen hunne landsheeren en de Hanse plaats vonden, door hunne welwillendheid voor de Hanseaten hunne positie niet altijd van de aangenaamste was.
     Hertog Albrecht van Beieren liet in ’t laatst der 14e eeuw Hansische schepen kapen, hij verhoogde willekeurig de tollen, en veroorzaakte daardoor een open krijg met Hamburg.
     De onveiligheid der Hollandsche kusten onder de regeering van Jacoba van Beieren, vermeerderde de stoornissen in het verkeer met de Oostzeesteden.
     Daarbij kwam nog dat, ondanks alle verbodsbepalingen der Hanse, sedert den aanvang der 15e eeuw van jaar tot jaar het aantal Hollandsche schepen vermeerderde, dat door

|pag. 2|

de Sond zeilde om het onontbeerlijke koorn in eigen schepen naar huis te voeren.
     Wat ze langs rechten weg niet konden bereiken trachtten ze door sluikhandel te bekomen, terwijl zij namelijk de markten der Hansesteden vermeden, bezochten ze de zoogenoemde kliphavens en namen daar de koornvrachten in.
     Op de Hansedag in 1418 werd besloten dat geen koopman of schipper, op straffe van inbeslagneming van zijn vracht, door de Sond noch door de Belt, van de Elbe noch van de Weser koorn zou verschepen, tenzij hij het in een Hansestad had gekocht.
     Dit verbod dat sedert dikwijls vernieuwd werd, had ten gevolge dat de Hollanders, die daardoor zeer werden getroffen, zich nauwer bij Denemarken aansloten.
     Toen in 1422 een Hansische vloot op de Deensche kusten huis hield, wilde Koning Erick deze onverwachte aanval met behulp der in Schonen aanwezige Nederlandsche schepen afslaan. Zijn voornemen werd echter verijdeld omdat de Hanseaten, daarvan tijdig onderricht, de Hollandsche schepen van touwwerk beroofden.
     Sedert kon Koning Erick in den krijg op openbaren steun van de Nederlanders rekenen, terwijl deze daarvoor zeer belangrijke handelsbegunstigingen in de plaats ontvingen.
     Zoo trachtten de Deensche Koningen door gebruik te maken van de politieke misslagen der Oostzeesteden, met behulp der Nederlandsche Hansesteden, het handelsoverwicht der Oostzeesteden te fnuiken.
     Zonder dat er een krijgsverklaring was voorafgegaan, stonden de Nederlandsche en Wendische steden op eens in vollen krijg tegenover elkander. De verbittering vermeerderde ieder jaar, de kaperijen namen een steeds

|pag. 3|

wilder karakter aan. De twisten in Holland tusschen Jacoba en Hertog Philips van Bourgondie deden soms deze aangelegenheid eenigszins op den achtergrond treden, doch nauwelijks was Philips door het verdrag van Delft van 3 Juli 1428 als mederegent erkend, of hij gaf aan de Kabeljauwsche steden, die hem de overwinning hadden helpen behalen, de vrije hand tegen de Hanse.
     Philips poogde daardoor tevens de steden van de Hanse te vervreemden en dit feit dienstbaar te maken aan zijne centraliseerende politiek. Zijn eigen admiraal, Hendrik van Borselen heer van Veere, ging daarbij de steden met een goed voorbeeld voor, en weldra was geen Hansisch schip meer tegen zijne uitliggers gewaarborgd.
     Deze daadwerkelijke oorlogstoestand, zonder oorlogsverklaring, duurde tot 1435.
     Eerst toen in Juni 1435 Keizer Sigesmund Philips ontzegde, en de met Engeland ontstane strijd den Hertog noopte zijne Hollandsche strijdkrachten ter zee te bezigen tot de verdediging van de kusten zijner landen, werd een voorloopig bestand met de Hanse getroffen. Doch nauwelijks was het gevaar eenigszins geweken, of de twist ontbrandde opnieuw 1 [1. Dr. Goswin Freiherr von der Ropp, Hanserecesse. 1er Band, XI.]).
     Terwijl men over en weder zich over elkander beklaagde en bleef twisten, terwijl alle pogingen tot bevrediging vruchteloos afliepen, brandde eindelijk in 1438 een openlijke oorlog los.
     Bij deze twisten verkeerde Kampen, dat van oudsher een zeer uitgebreide handel op de Oostzee en Rusland had gedreven, in geene benijdenswaardige positie, te minder omdat het ook werd gewikkeld in de binnenlandsche twisten.

|pag. 4|

     In den oorlog tusschen Jacoba van Beieren en haren oom Jan van Beieren hield Bisschop Frederik van Blankenheim met de Stichtsche steden de zijde van Jacoba.
De Kamper vloot voerde des Bisschops leger in het Nedersticht allerlei voorraad toe en leverde onderscheidene gevechten tegen de Hollanders op de Zuiderzee.
     Den 27 Juli 1422 werd tusschen hertog Jan van Beieren en Bisschop Frederik met de steden van het Nedersticht de vrede te Culemburg gesloten 2 [2. Van Mieras), dl. IV, 647, 649.]
     Bisschop Frederik overleed echter reeds in het volgende jaar 1423, en wegens de verkiezing van Rudolph van Diepholt tot zijn opvolger, ontbrandde weldra weder een twistvuur. Na den dood van Jan van Beieren in 1424 werd Filips van Bourgondie medebestuurder van Holland, Zeeland en Friesland, en om zich nu ook steun in het sticht te verschaffen, poogde hij den Domproost Zweder van Culemborg tot de bisschoppelijke waardigheid te verheffen.
     In 1429 maakte de hertog van Gelre en in 1430 hertog Filips vrede met den postulaat Rudolph, die in 1432 door Paus Eugenius IV als bisschop van Utrecht werd erkend.
     Wel had men vóór het uitbreken der vijandelijkheden in 1426 een overeenkomst gesloten tusschen de steden van Holland en Zeeland ter eenre en die van Overijssel ter andere zijde, dat men elkander wederkeerige vrijheid en veiligheid van verkeer zou verleenen, maar desniettemin werd Kampen zeer in dien krijg benadeeld 3 [3. Men zie de schadelijsten Archief van Kampen, Register I, no. 491, en Overijsselsche Almanak 1842, blz. 13 — 37.]).
     Kampen was dus wel in een droevige positie gekomen. Aan den eenen kant was ze buiten de Hanse gesloten,

|pag. 5|

immers reeds 7 Augustus 1423 verklaart graaf Johan van Beieren dat Campen hem bewezen heeft geene ankeraadje verschuldigd te wezen: ,,also sy inder Hanse niet en behoeren noch en sijn’’ 4 [4. Kamper Archief, Register I, no. 479. Mieris IV, 693.]).
     Den 14en Februari 1427 leenen de Kamper kooplieden te Drakor aan de Lieve Vrouwekerk te Kampen kelk en misgewaad dat ze daar in hunne kapel bezigden, onder voor waarde, dat zoo te eeniger tijd weder de reizen naar Schonen zouden ondernomen worden en de kooplieden dit begeerden, deze voorwerpen weder aan hen zouden teruggegeven worden 5 [5. Ibidem, dl. I, no. 479.]). Bewijs dus dat de vaart op Schonen had opgehouden.
     Met Hamburg schijnt Kampen gedurende de veden met de Hanse steeds nog al goede betrekkingen onderhouden te hebben 6 [6. Zie aldaar, no. 499, 503 en 513.]).
     Holland beweerde in dezen krijg ook schade geleden te hebben van de Kampers burgers en verlangde daarvan vergoeding.
     Vooral echter toen in 1436 in vredestijd, terwijl men met Holland niet in onmin verkeerde, te Kampen een vloot met schepen, beladen met Hollandsche en Friesche goederen en bestemd voor de markt te Deventer, werd aangehouden, vermeerderde het misnoegen op Kampen zeer.
     De onderhandelingen over die schadevergoeding, speciaal ook wegens dit laatste punt, vindt men nauwkeurig medegedeeld in het navolgende stuk onder no. 547 in het Kamper archief berustende.
     Ofschoon dit stuk ongedateerd is, moet het uit ’t jaar 1437 zijn, daar er sprake in is van het jaar 1436 lest-

|pag. 6|

leden, en schijnt de onderhandelingen van af het sluiten der vrede tusschen Philips van Bourgondie en Rudolph van Diepholt van 1432—1447 te bevatten, en is van den volgenden inhoud:
     ,,Alzoo by dengenen die die zoene tractierden tusschen mynen genaden heeren van Bourgonien ende synen landen ende heren Roeloff van Diepholt, bisscop tUtrecht, ende synen landen, bedadingt was, dat die van Campen mynen genaden heeren ende synen ondersaten, zulken schade als zy hem gedaen hadden, contrarie hoeren privilegien, voir den oirloge, verrichten souden ten seggen van zekeren arbiters, dair toe gekoren ende genoemt, Soe is dair aff gebuert dat hyer nae volcht, dair seker schrifften aff zyn jnden hoff van Hollant, ende men noch waell meer schriften aff vinden soude vp dats noot wair, mar dat selue dat Pieter Lubberszoen dair aff vp deze tyt gethoont is volcht hyer nae.
     Eerst vp een dachuairt gehouden tot Schoonhouen 7 [7. Den 29 Maart 1485 cf. Dodt v. Fleusburg, Archief II, 228.]), was gedaen ende gescreuen een ceduyle gelyck hyer nae volcht.

van der zyde van Hollant. van der zyde des stichts van Vtrecht.
die heer van Santes. die abt van Sinte Pouwels.
die heer van IJselsteyn. Meester Wouter Graeuwert.
heer Roelant van Wtkerck. meester Jan Colentier.
heer Florys van Abeel. Meester Baemt Wten enge.
heer Geryt van Zyll. Peter Graeuwert scout tUtrecht.
Boudyn van Zwieten. Dirck van Oudaen.
Aelbrecht van Naeldwyck. Aemt van Amerongen.
Florys van Kyfhoeck. Herman van Steenre.
die Rentmeester Goodschalck. oom Pilgerom die Wale,
meester Henrick Wtenhove. Jan van Lichtenber Proysz.
meester Pieter van Renisse. die burgemeester van Amersfoirde.


|pag. 7|

     In tegenwoirdicheyt van alle dese personen hebben Dirck van Houdaen ende Herman van Steenre gezeyt ende gekennet, dattet bedadingt was jnder zoene, zoe wes schade die van Campen gedaen hebben mynen genaden heer, ende synen ondersaten, die zy nyet redelick verantwoirden en konnen, dat zy die rechten ende betalen sullen by Boudyn van Zwieten, meester Joos van Steelant, Herman van Steenre, ende Dirck van Oudaen, ende kondens dese vier nyet eens worden zoe sullen zy dat richten ende beteren by dien van Diepholt ende heren Roelant van Wtkercken, als ouermans jnder sake voirsz. ende by den vieren voirsz.
     Hier nae is gebuert jnden Hage, dat die van Campen senden hoeren secretarium Tielman Wickerode anden heeren van Santes, ende de Raide van Hollant, dair aff doe gescreuen wort jnden Register dat hyer nae volcht.
     Vpten xxen dach van novembri Anno xxxv js gecomen voir den Raide myns genaden heren shertogen van Bourgonien, geordineert ten saken etc. der stede secretarius van Campen, ende heeft den voirsz. Raide vanden stede wegen voirsz. geopent ende te kennen gegeuen, dat alsulck geblyff als voirtyts gebleuen is, an enigen personen by namen dairtoe benoemt, ten tyden als die zoene gemaict was tusschen den lande van Hollant ende den gestichte van Vtrecht etc., roerende van den goede, die den lande ende ondersaten van Hollant binnen vrede ende bouen rechte, vanden seluen van Campen genomen werden, zy kennen ende houden van wairden te wesen, ende dat zy dair jn achtervolgen sullen, tgene dat dair off wtgesproken ende geordineert sal werden byden seluen personen, tot zulken tyden als die dair vmme vergaderen ende by een comen sullen. Ende heeft voirt vander stede wegen voirsz. gebeden ende begeert, dat men hem consenteeren ende belieuen woude, dat zy mochten

|pag. 8|

vaeren ende keeren ouerall duer den lande van Hollant ende van Zeelant, vp sulke rechten ende brieuen, als zy vermeten te hebben, welcke woerden ende boetsschappen die voirsz. Rade gehoort ende verstaen, weder dair op geandwoert hebben, dat zy die materie geheel houden, ende daer jnne nyet doen noch porren en wouden, buyten wete off consent van mynen genaden heeren, ende dat die saken by synre genaden gehandelt mogen werden, mar vmme altyt jnden landen dair zy mogen, vrede te voeden ende te helpen stercken, Soe genoecht hem waell op deze tyt, dat die voirs ingeseten ende burgeren van Campen vaeren ende keeren mogen, gelyck ende jn manyeren als zy gedaen hebben zeder die tyt vanden zoene voirsz. lestgemaect, dienende tot de coomste toe myns voirs genaden heren. Behoudelic dat wederomme die ondersaten van Hollant ende van Zeelant veylich ende onbelet tot Campen, ende voort jn hoeren hebbende, sullen mogen comen vaeren ende verkeren, ende aldair hair Rechten ende vryheden gebruken, als zy gewoonlick syn geweest te doen, ende voirtyts gedaen hebben; dat geschiede jn tegenwoordicheyt mynsheren van Santes, des heren van Yselsteyn, des heren van Wassenaer, heren Florys van Abele, heren Gillis van Cralingen, heren Geryt van Zyl, Boudyns van Zwieten, meester Henricx Wtenhoue, des Rentmeesters generael ende meer anderen van den Raide.
     Dair nae is een dachuart gehouden tot Schoonhouen, omtrent twe jair geleden, dair myn heer van Vtrecht mede was, ende dair wort die van Campen een ceduyle ouergegeuen, om hem dair vp te beraden gelyck hyer nae volcht.
     Die stadt van Campen hebben voirtyts an hertoge Willem verworuen, zekere priuilegien van tolrechten jn

|pag. 9|

Hollant ende jn Zeelant, welke priuilegien jn enen punte jnhouden onder anderen woorden, dat all wairt dat die lande van Hollant jn veede ende jn oorloge quamen, tegen den gestichte van Vtrecht, ende zy mede jn den veede waeren, dat nochtans die ondersaten van Hollant, Zeelant ende Vrieslant zes weken lang naden jngang der veeden jn der stadt van Campen vry ende veylich wesen souden, om binnen dier tyt, hair goeden binnen Campen vry ende veylich moigen voeren; des js gebuert jnden jaer van xxxvj en lestleden off dair omtrent, alst een goede vruntschap was, ende geen oirlooch tussen den lande van Hollant ende dien van Campen, een vlote van schepen quamen voir der stadt van Campen, wt Hollant ende Vrieslant, wesende geladen mit comanschap ende goede, om dair mede te vaeren tot Deuenter jn die marcte, by der stadt van Campen getoeft ende gearresteert wort, ende worden hair roederen onthangen, dat zy nergent vaeren en mochten, ende sommige bleuen hair goede aldair mit allen, ende zommige quamen van daen mit borge te zetten voir haer goede, zoe dat jnt eynde deze lande tegen hem jn oirloge quamen, zoe dat alle die goede tot Campen bleuen, off hem seluen van danen coften, wair mede die van Campen hair priuilegien van hoeren tolrechten mit allen abusierden ende verbuerden, des was van dese sake bedadingt ende versproken bij dengenen die die zoene dadigden tusschen mynen genaden heren van Bourgonien ende zynen landen, ende mynen heren van Vtrecht ende synen landen, dat behouden der stadt van Campen hair hantuesten voirsz., die bruecken die zy an dat voirsz. staet misdaen hadden tegen mynen genaden heeren, ende oick tegen partyen hem submittierden an vier arbiters, te weten an Boudyn van Zweten, meester

|pag. 10|

Joos Steelant, van myns genaden heeren syde, ende an Herman van Steenre, ende Dirck van Houdaen ander zyde van Campen, ende ofs dese vier nyet eens en worden an mynen heer van Vtrecht ende an heren Roelant van Wtkercken tot ouermans, welke sake altoos tot noch toe gehangen heeft ongetermineert, nochtans dat van myns voirsz. genaden heren wegen dicke genoech dair om gemaent ende gescreuen is, wairom die stedehouder ende Raide van Hollant versoecken dien van Campen, dat zy binnen zes weken nae desen dage een entlycke andtwoirde geuen, weder zij die voirsz. sake willen wtgaen bij submissie an arbiters, off dat zy vanden submissie afgaen willen, ende ist dat zy noch by der submissie blijuen willen dat zye dan kyesen twe andere arbiters van hoirre zyde, jn die stede van den synen die doot syn, ende oick enen anderen ouerman, om by dien die zake getermineert te worden, alst behoeren zal. Ende vp dat zy dit nyet en doen, zoe sall myn genade heer tenden den zes weken hem voirsien van verrichtinge te gecrygen, want all ist dat die van Campen, die partien, die tverlies an hoeren goeden hadden, meest affgelosset hebben, jn sulken schyn als dat is, nyetmin soe will myn genaden heer nochtans gerepareert wesen, van des tegen synre herlicheyt dair an misdaen is, ende van der abuseringe ende vervuernisse van hoeren preuilegien’’.
     Met Amsterdam werd te dezer zake op den 27en November 1437 de navolgende schikking getroffen, die ongedateerd in het Archief wordt gevonden. 8 [8. Register Archief, dl. I, no. 547.])
     Aldus is geraemt jnden xxvij dach vander maent Nouember op mallycks beraet tusschen den deputeerden der steden etc.

|pag. 11|

     Item der schelinge die gevallen sin van die van Amsterdam Deuenter ende Campen, rechts off vrienscap off elick bysonderen off beide rechts ende mynne, to bliuen bij den raede van Vtrecht ende oft dat alsoe geschiede soe soelen die van Campen ende Deuenter ende Amstelredam comen to Vtrecht des dages nae sente Katherinen dage ende des daer dan gewijst weert nae ansprake ende antworde jn mannieren vorgen. nae wtwijsinge der Composicie ende merckt recht, dat sal eyn jegelich gevolgich wesen.
     Item dat de coeplude bynnen Deuenter getaemt alsoe voele guds jnne holden als den coepluden beschadiget sij ende dander volgen laten.
     Item wert sake dat jenich schade hijr en bynnen geschede vander eenre zijt oft der ander, dat sal de beschadige te kenne geven den genen daer dat van geschen wer.
Ende daer van sal men sie to dage scriuen richtinge te doen, bynnen eenre maent. Ende quemen dan die oft die den schaden gedaen hadden niet to dage ende richtinge deden nae der composicien ende ouerdracht, soe soldemen de ghenen vander stad oft plaetze daer dat van gedaen weer toeuen ende holden mogen oer lijff ende gued, thent ter tijt toe dat die schade verricht wer. Ende hijr ende bynnen der maent vorscr, soe sal eyn jewelich varen ende keren vry ende velich nae wtwysinge der composicie, onbeschadiget an liue offt an gude. Hyr van soelen die van Deuenter ende Amstelredam oer berade van weder weten laten an die stat van Campen en nesten saterdage’’.
     Den 6en Mei 1438 sloot Kampen eene afzonderlijke overeenkomst met die van Enkhuizen over de tusschen hen uitstaande geschillen van den volgenden inhoud:
     Cop. Dit siin die vorworden twisschen die coepluden van Campen ende de gesellen van Enchusen.

|pag. 12|

     Item inden iersten so zullen die coepluden van Campen ses mannen laten bliuen bynnen die stede van Enchusen als zij geloeft ende gezworen hebben, dat is te weten, alzulke goeden als zij dair an gebracht hebben, ende mit horen ede gehouden hebben ende ghecedelt is, een brief te brengen vander stad van Campen nyemant dair an en part, de vyanden siin der landen van Hollant. Ende waer dat sake dat men dair yemant vinden conste bynnen jairs die dair paert an dese goeden, die onse vyanden siin ende dat betughen mochte mitter wairheit datter vyande goet in waer, ende dair betoech van waerde bi brachte, des miins heren Raet dochte dattet warachtich waer, soe souden die gesellen van Enchusen dat verhalen ander stad van Campen, so veer als die gueden belopen, dat onse viande goet wesen solde. Item so zullen die ses mannen van Campen bliuen liggen bynnen der stede van Enchusen ter tiit toe dat die dachuaert gesleten is in den Hagen twisken der landen van Hollant ende die stad van Campen, wes miins heren genade dairan ghelieft te doen jst dat ment bouten sal so zullen die gesellen van elke tonne biers vier gulden dair die summe van beloept als hier na gescreuen staet. Item weert dat die gesellen ghenomen worden mit hoer goeden, ende die stede van Enchusen hem niet vrijen en mochte, soe souden die gueden die hem genomen worden een afcortinge wesen van hoer somme. Item weert sake dattet buten ghinge twisken der landen van Hollant ende der stad van Campen, so zullen die cooplude van Campen vrij wesen mit die summe geldes vrij wesen te varen ende te keren als hier na gescreuen staet dair zij veylich siin op hoerre eerde bynnen Stichts palen. Alle dinc sonder arch ende list. Item die summe van desen gelde beloept neghen ende dertich

|pag. 13|

hondert gulden Ende desen cedulen siin twe die ene wten anderen gesneden. Gegeuen int jair ons heren m cccc acht ende dertich des sonnendages na meydage.
               Rugzijde:
     Item soe hebben de van Enckhusen bouen dat de dachuert die to Harderwijck geholden is bij de deputerden van der ste van Amsterdamme van Enchusen (en) den anderen watersteden ende deputerden der stad van Campen dar versproken wart, dat van Meydage latest verleden eyn jewelich coemen solde ende varen anden anderen bewint, oer scipperen ende scepe angehalt ende holden sie noch gesekert bynnen oere stad gevangen’’.
     Omtrent de goederen in zijne landen van Holland en Vriesland aangehaald ten tijde des krijg, en niet behoorende aan vijanden dezer landen, bepaalde Hertog Philips van Bourgondie den 15en Mei 1438, dat men daarvan verantwoording zoude doen.
     Alle koorn, bier en meel dat aangehaald was, zou men in die landen behouden, aangezien daaraan toen zoo groote behoefte was, maar men zou de eigenaren of rechthebbenden daarvan betalen, tegen den prijs waarvoor ’t was ingekocht, voor ’t gericht hunner woonplaats en onder eede op te geven.
     Goed aan vrienden toebehoorende, dat reeds gepart en gedeeld was, zou men schatten en vergoeden.
     Het stuk daarvan opgemaakt is van den volgenden inhoud:
     ,,Bijden Rade mijns genadichs heren van Bourgonien graue van Hollant etc. Gecommitteert ten saken sijnre lande van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant, js ouerdragen ende gesloten vpten vyftienden dach in Meye, jnt jair acht ende dertich van sulken goede ende neringe als ouerall jn onsen landen van Hollant, Zeelant, Vrieslant

|pag. 14|

tot desen dage toe angehaelt is, ende den vyande den seluen onser lande, niet toe ende behoirt, datmen berechtinge dair af doen sal vp dese tyt gelye hier na bescreuen staet. Behoudelic die voirscreuen wairn brieue voirtan jn hoirre machte te bliuen. Eerst dat alle bier, koirn ende meel dat an gehaelt is, bliuen sal in onsen voirscreuen landen van Hollant, Zeelant, ende Vrieslant, ouermits dat men die vp dese tijt nootlic behoeft ende dair voir betalen den genen die rechtuerdelic bewijsen mogen, dat hien dat sonder enige fraude toebehoirt, ende dat die vyande onser lande van Hollant, Zeelandt ende Vrieslant pairt noch deel dair an en hebben, tot sulker wairde ende pryse als dat eerst coops gecoft is, dat die coopluden bewairheden sullen byden gerichte vander stede of plaetse dair dat goet in gebrocht is, die welcke goede sekerheit nemen sullen dair off, ende dat weder den coopluden voirt versekeren te betalen, tot sinte Jansdage te midsomer naestcomende. Ende so wes goede gepairt ende gedeelt syn, vrienden toebehoerende, salmen taxeren mitter vracht ende redelicken oncost dair vp gedaen, van dat dat eerst coips gecoft heeft, ende dat sal men betalen, die gene die dat af genomen is tot sinte Bauen dage naistcomende. Ende eenygerlyc dair dese voirs goede angehailt off gebrocht syn, sullen veruoegen elc in den hoeren den genen die die voirscreuen goede toebehoeren jnder manieren voirgeruert. Ende alle ander goet dat geen bier, koirn noch meel en is, ende ongepairt is, salmen elken weder leueren die dat toebehoirt ende geen vyant en is. Ende hier vp sullen die genen die den scade geleden hebben onsen landen van Hollant, Zeelant ende Vrieslant goede sekerheyt ende gelofte doen, den seluen onsen landen noch jnwonenden om deser saken wil tot genen tyden an sprake,

|pag. 15|

hinder off scade te doen jn geenre manneren, ende hier af besegelde brieue brengen elck onder hoire stede zegel dair zy woenachtich syn ten dage van betalingen alle dinck sonder arge ende list’’ 9 [9. Register Archief, dl. I, no. 547.]).
     Om zich eenigszins te waarborgen tegen groote schade voor haar uit den krijg tegen de Hanse voort te vloeien, sloot Kampen op een dagvaard te Harderwijk den 28en Mei 1438 met Deventer de navolgende overeenkomst met de Hollandsche steden.
     ,,Des xxviijen dages in der Meye jnden jaer xxxviij js ouerdragen bij den deputerden der steden Harlem, Leiden, Amsterdam, Hoern, Enchusen, Medenblijc, Monekedam, Edam, Nerden, Muden ende Wesep, Deuenter ende Campen to Harderwijck opder dachuart wesende, desse puncten hijr nae bescreuen.
     Jtem dat die stede van Hollant vorscr. verspreken soelen bij ons genadixs heeren Rade van Borgonien inden Hagen etc. dat die scippers ende scepen die wt sin ende wt weren er der onmynne verresen tusschen den guden landen Hollant, Selant ende den hensesteden, die sich mit oeren vianden niet beholpen en hebben, velich coemen soelen int Maersdiep oft int Vlee offt in anderen diepe an dese zijde, des hebben hem gelouet die Stede van Harlem, Leiden, Amsterdam, Hoern, Enchusen ende die andere water stededen van Deuenter ende van Campen die scippers ende schepe ende guden helpen vp te velgene dat sie van den steden vorscreuen onbeschadiget bliuen.
     Item soe soelen die stede vorgenompt van Hollant verspreken van den van Egmont, als van den koerne dat die van Huesdunen aen gehalt ende gemeten hebben bij hem

|pag. 16|

seluen betalt soelen werden, ende deden sie des niet, dat dan die van Deuenter die van Huesdunen oft ondersaten des van Egmont oer lyff ende guet toenen mogen, ende oeren schaden daer an verhalen. Ende am der sake en soelen die Stede van Hollant die ter lester dachuart weeren te Harderwijck ghene borgeren noch oer guet van Deuenter, van Campen oft wt den gestichte van Vtrecht besetten noch beletten.
     Item des gelix moegen sie doen den van Wijringen.
     Item is ouerdragen metten steden van Hollant voirgen. dat sie weruen soelen anden hogen Raed jnden Hagen etc. dat ondersaten der steden Deuenter ende Campen varen soelen mogen westwairt tot allen platzen onbeschediget ende weder te coemen in de welinge oft int Marsdiep.
     Item dat die van Amstelredamme den van Campen oere genomene guede weder richten soelen nae der ordinantien des hogen Rades inden Hagen ende daer van besegelde breue geuen.
     Item des gelix soelen die van Enchusen de borgers van Campen oere genomene guede weder richten nae der ordinancie vorgen, ende die gijselers qwijt scheiden ende daer van breue geuen besegelt.
     Item dat die van Medenblijck den van Campen weder ouer geuen dat scip mitten vijsch ende gueden etc.
     Item soe soelen ondersaten der stede van Hollant bruken vrij ende velich straten ende stroem der Ysele, copen ende vercoepen op gewontlike tollen, wtgeseget koern dat cp des gestichtes erde gewassen is, des en soelen sie copen noch wt voeren, en de wes sie in anderen heeren landen copen ende verbij voeren willen, daer van soelen sie redelic bewijs van brengen.
     Item soe wes koern in schepen lijcht dat in anderen heeren landen gecoft, is dat salmen varen laten, ende wes

|pag. 17|

koren opgesloten is, dat soelen die van Deuenter ende Campen to hues brengen den coepluden van redelike toe doene.
     Item oft sie voer Hattem voer bij niet en mochten, dat soelen die steden Deuenter ende Campen to hues brengen, ende bij oeren heeren van Vtrecht verspreken, ende daer to helpen dattet geschien moge.
     Item soe soelen die stede van Hollant vorgen. den borgeren der stede van Deuenter ende Campen behulpelick wesen nae oeren macht dat oere borgeren oer angehalde gude vanden Selanders gericht moege werden, nae der ordinancien vorgen. ende oer gijselers qwijt gescholden werden ende dit al te stane sonder arch oft lyst’’ 10 [10. Kamper Archief, Register no. 547. Uitgegeven bij Dumbar, Kerkel. en Wereldlijk Deventer, dl. II, blz. 221, maar naar een ander zeer afwijkend afschrift.]).
     Naar aanleiding van de schade die Kampen geleden had van de Hollanders bij den binnenlandschen krijg en tot schadevergoeding daarvan, werd bij de zoen die tusschen Kampen en de Watersteden van Holland werd getroffen, bepaald dat Kampen het recht zou hebben van de Hollandsche goederen die voorbij de stad voeren een pond tol te heffen 11 [11. Van Limburg Brouwer, Boergoensche Charters 1435, 20 Nov. 1438, 5 Juni; 1440, 3 en 13 Juni.]).
     En toen sommigen zich daaraan wilden onttrekken, en Kampen zich daarover bij Hertog Philips beklaagde, gelastte deze dat Kampen de schepen met Hollandsche goederen geladen voor den tolboom zou aanhouden, totdat zij aan mr. Pelgrim, de stedeklerk van Amsterdam, eerst hun pondgeld daarvan zouden hebben betaald.
     Werd meer goed in de schepen bevonden dan vertold

|pag. 18|

was, dat zou verbeurd zijn, de eene helft ten behoeve van den Hertog, de andere helft ten bate van Kampen, opdat dit des te eer voldaan zou zijn van wat haar volgens de compositie toekwam.
     Het schrijven op het archief voorhanden 12 [12. Register Kampen Archief, dl. I, no. 560.]), is van den volgenden inhoud:
     ,,Die hertoge van Bourgonien, van Brabant ende van Lymborch, Graue van Vlaendren, van Arthois, van Bourgonien palatyn van Henegou, van Hollant, Zeelant ende van Namen.
     Eerbare lieue geminde vriende, ghi weet wail hoe ghy tot anderen tyden mit onsen watersteden wt Hollant een composicie aengegaen sint, roerende van schade ende afterwezen dat enige uwe borgeren ende van Oueryssel clagende wairen vp onzen onderzaten wt den voirsz. waterstede, ende vp dat uwe borgeren hier off voldaen mochten worden is geordineert, dat elc scip dat Hollanderen goet geladen heeft ende die Yssel ende tSwartewater bezoect, dair toe betalen zal sulken zekeren tol ende pontgelt als dair vp geset is etc. Ende want ter kennissen van onzen getruwen rade by ons gecommitteert ten zaken onser lande van Hollant Zeelant ende Vrieslant gecomen is dat hier dagelix veel gebreck jn valt, ouermits dat sy hore goede niet rechtvairdelic by en brengen ende oic dair mede wechuairen eer sie hoiren pontgelt betailt hebben den ghenen die dair toe geordineert is. So begeren wy vruntlic aen v dat ghy gheen scepe mit Hollanderen goede geladen voir by der stad van Campen vaeren noch gheen goet dair wt slaen en laet, mer die voir uwe tolle doet toeuen ende houden, ter tyt toe, dat si meester Pelgrim onser stede clerc van Amstelredamme dair off eerst van horren pont-

|pag. 19|

gelde voldaen ende vernoecht zullen hebben. Ende hebben den seluen meester Pelgrim gemachtigt, wairt sake dat hy meer goets jn enigen van den scepen vorsz. conde bevinden dan vertolt, off dair siin pontgelt off betailt wair, dat hy dat van onser wegen sal moegen aentasten ende vphouden als verbuert, ende wes dan daer off by geuoechlike dadinge comen zal, dair off zullen wy hebben die een helft ende die ander helft zal wezen tot der composicien behoeff, vp dat uwe borgeren te bet ende te eer voldaen mogen worden, hier wilt eerbaire lieue vriende voirt ’t beste jnne proeuen tot vordernisse van deser zaken, zo ghy weet dat nutte ende orebaer siin sal. Onse heer god bewaer u altois. Gescreuen den xxiijen dach jn September anno xl°.
Baroen.

     Eerbairen onzen lieuen ende geminden vrienden Burgemeysteren Scepenen ende Raide der Stadt van Campen.’’
     Inderdaad werden die pondtollen ook te Kampen geheven en het daarvan gehouden register, een lijvig folio boekdeel, is nog voorhanden en voert den titel: ,,Dit is de rekeninge van den ponttollen ontfangen to Campen van den Hollantschen Zeelantscen ende Westfriessce guedere in Sinte Martins merct. Anno xxxix.’’
     Eerst vindt men de inkomsten vermeld en dan de uitgaven. De vertolde goederen zijn onder hoofden gebracht naar de plaatsen waarvan ze kwamen.
     In de eerste plaats betaalde men een gulden voor het schip, soms ook niets, en dan voor de goederen.
     Uit Amsterdam komen b.v. de volgende soorten laken:
     Amsterdamsche, waaronder van der nyer coere, Aeltsche, Brabantsche, Delftsche, Engelsche, Geertenbersce, Haagsche, Hesicze, Karsye, Maastrichtsche, Monnikendamsche, Naardensche, Noirtsce, Noirtsce witte, Norytsce, Rotter-

|pag. 20|

damsche, Schiedamsche, Spaansche, Stocbrede; Vlaemsche, Voerlaken, Ypersche.
     Verder de navolgende goederen: haring, manden met solonen, vellen, cramerien, boter, kaas, teer, olie, schaapsleder, zeep, rosynen, fruit, amandelen, kousen, konynepelsen, romenye, poytous, malvesye, suetwyn, bukkincx, balen ryst, Gentsce koken, wagenschot, hennep, spaansche wol, aal in tonnen, zakken koirls, kussenbladen, brasem, zout, balen meedes, bundels bast, tonnen edik, wannen, rollen lood, bergsche visch, stokvisch, smeer, glaivien scachte, Goudsche koit, cabbelaushoefde, touw, cobusen coel, tonnen oeren en rekelincx, riemstukken, hosvetere, kokers met pulen, slaepmutsen, siden specx, asch, gagelkruyt, aluin, sprot, gerst, zoethout, worst, commiin, schelpen, schol, blauwe rosinen.
     Van Monnickendam komen de meeste schepen ongeladen te Kampen, zeker om van daar vracht te halen; de geladene houden in: Amsterdamsche, Geertenbersce, grove Monnikendammer en Trichtsce lakens; verder haring, aal, boter, kaas, cobusencoel, smeer, fruit, bokking, poysewonden, koerden en kolen.
     Van Edam Amsterdamsche lakenen van der nier coer, Edammer, Monnikendammer en smal Ypersce; verder kaas, vooral cleyne, Edammer casekens, zout, aschzout, loepzout, Sevenberchszout, Steenberchszout, boter, haring, solonen, hennep, tonnen nebbelinx, talk.
     Van Purmerend zeer veel boter en kaas, verder haring, zout, ael en ongel.
     Van Hoorn werden zeer vele goederen uitgevoerd, waaronder lakens: Engelsche, smalle Engelsche witte, Engelsche stocbrede, Ypersche, Karsye, Kiiflaken, Hoornsche, Noordsche witte en Amsterdamsche.

|pag. 21|

     Verder boter, kaas, haring, ongel, smout, zout, gerst, haver, Goudsche koyt, bokking, teer, Spaansche en Zeeuwsche wol, visch in tonnen, kolen, scomakers angels, koper, romenye, hennip, kalk, kleine kasekens van Wyringen, hoelvoten, aal, boonen, cabuyssen coel, commenis, vygen, honing, leder, stokvisch, salonen.
     Uit die stad schijnen dikwijls schepen ledig naar Kampen te zijn gevaren om steen te laden.
     Van Enkhuizen: Enkhuizer laken, haring, boter, kaas, zeer veel bokking, plagaal, groenaal, mosselen, Zeeuwsche wol, mosterdzaad, koeien, drooge visch, Haarlemsche koit, zout, ugens, roode looc, gerst en schol.
     Van Medemblik: Hoornsche lakens, boter, kaas, ongel, tinwerk, aal, Engelsche koit en gerst. Veel schepen komen in Kampen steen halen.
     Van Naarden zeer veel Naardensche lakens, Noordsche en grove witte lakens, boter, kaas en haring.
     Van Muiden, Muidensche en Aaltsche lakens, Haring, boter, kaas, schol, brasem, hooi, turf, kolen, zout en plavuisen.
     Van Weesp, zeer veel Weesper laken en halve lakens, boter, kolen, zout, aschzout, turf, schol, kaas, hennip, steen en keselinck.
     Van Haarlem, Haarlemsche lakens, Amsterdammer laken van der nyer coer, grauwe l. Leidsche lakens, karsye, verder ugens, aal, boter, touw, olie, aluin, korl, malvesije, rommenye, schol, koit, teer, gerst, kalk, koper, zout, krijt, potaarde, Haarl. hoppenbier, krameryen, kerksparren, weit, rozijnen en leer.
     Van Akersloet en Westzanden, haring, boter, kaas, zout en karpers.
     Van Leiden zeer veel Leidsche lakens, verder Yper-

|pag. 22|

sche, Schiedamsche en Haagsche lakens, Haring, azijn, olie, zeep, vijgen, leder, fruit, rozijnen, boter, mede, francyn, schol, bier, glavien, lijm, turf.
     Van Texel zeer veel kleine kaasjes, kabeljauw, swambalch en wittinc.
     Van Alkmaar halve en Noordsche lakens, zeer veel boter, kaas, zout, karpers, aal, schol, kabbeljauw, wittinc, drooge schelvisch en gerst.
     Van Wijk aan zee (Vterwiic) haring, boter, kaas, veel schol, zout, drooge schelvisch, zeeswiin.
     Onder de uitgaven komen eenige belangrijke aanteekeningen voor b. v.: St. Martens markt 1439 Ghegeuen den burghemeister van Hoirn geheten Jan Dircxz. xxxiii guld. ende ij st.
     Dats to weten xi gul. de hi wt gheleit ende ghegeuen heft ij boden de to Deuenter liepen mit breuen. Item vij gl. de hi gaf voir seynscip daer Jan Mathiisz. ende hy mede ouer quamen to Campen. Item iij guld. van tseynscip dat Jan Heynensoen haelde ter Elborch.
     Item xv gul. myn xl butkens de he wt leide inder reise do he quam mitten burghermeister van Deuenter ende sommige andere portere van Amsterdam tot Campen om te veruolgen datmen coirn vry solden verby vuren mogen, dat gheoerloft waert.
     Ghegeuen twe cloeke mannen de met een royscip dach ende nacht in der Ysele lagen wachtende alle de soepen de opwaert vaeren wylden, dat se niet voerby varen en mochten se en hadden teykene vanden tolnare, op verboernisse scip ende guet, twelcke duerde xx dage lang ghegeuen van elken dach ende nacht mit een ionge v stuuers.
     Item gegeuen van tween sloten ende een yseren bant

|pag. 23|

demen an een scipkiste sloech daer men dagelix tgelt ynne besluttet, ende van deselue kiste op der stat poirte to dragen daer Jan de Wise, der stat Secretarius in woent tegens tolhuis over, tsamen i gulden.
     Item Riiquin Budel heft ons de kiste daer to geleent.
     Item ghegeuen van een cleyn kisteken met een hangende slot, datmen dagelix mitten gelde ende mitten registeren opden tolhuisen ende thuis draget gesloten viiij stuu.
     Mr. Pilgrum der stede clerc van Amstelredamme komt ook in de registers voor en schijnt de tol geheven en de registers gevoerd te hebben, terwijl hij voor die bemoeiingen ook uit de ontvangst werd beloond.
     Onder de uitgaven na St. Martens markt 1439 – Paschen 1440 vindt men:
     Gegeuen Heyn de Vleischouwer de tgheleide brochte to Aemsteldamme voer den ondersaten der lande Hollant, Zeelant ende Vreeslant i rins gulden.
     Gegheuen ende ghepresenteert an eenre maeltiit den raet van Deuenter myt horen dieners ende sommighen van den raet van Campen mitten horen de tsamen des anderen dages trecken souden an den Hage ter dachuaert, mitten wiin tsamen iiiij gul.
     Gegheuen ende verteert in een reyse to Hasselt om to vernemen van den tollen ende wes daer van gecomen weer. Ende voert tZol gereist om to vernemen de sculde vander tollen.
     Ghegeuen Henric Godeuertsz van dat hi den ponttollen bewaerde in absencie van meyster Pilgrum, vor siin kost ende arbeit vi gul.
     Ghegeuen der stede van Aemsterdamme voer hoer oncost ende teringe de se gedaen hebben mit bodeloen ende

|pag. 24

op den dachuaerde ter Elborch daer men de composicie makede tusscen de landen Hollant, Zeelant ende Vreeslant op deen ziide ende de van Oueryssel op dander ziide van al sulken scade als de van Campen vander wtliggers der vorscr. lande geleden hebben, iiij q gr.
     Onder de uitgaven van Paschen tot Pinksteren 1448:
     Item ghegeuen ende ghesant Giisbert Jacobsz, burgemeister tAmsterdamme, vor twe bode lone dien hi van den ghemeen watersteden wt ghesent hadde, deen tho Deuenter ende to Zutphen ruerende van den onredeliken tonnen met boteren ghevullet ende danderde tot Campen genc inden tocomende Meyemarct, was omme gheleide to hebben int ouersticht ende om onderling dachvaert to holden ter Elborch, tsamen vy gul.
     Item gegeuen ende wtgheleit in een reyse to Hasselt met een guet man van Campen om aldaer den tollen to bewaren, ende do men aldaer quam den scippers vermaende den tollen te betaelen. Zy seiden twaer als betaelt se en wolden daer niet af geuen do toghe wi weder to Campen, coste een postulaetsgul.
     Item gegeuen ende betaelt wt beueelnisse der stede van Amsterdamme ende van Hoerne ruerende van een saek in orber ende profiit den gemeen watersteden antreffende ende den van Ouerysele in acordancie to zetten mitten vorghenoemden steden, alse van een besegelt half laken Amstelredams, xvi rinsce gul.
     Onder de uitgaven van Pinksteren tot O.L. Vrouwendag visitatie.
     Item gegeuen i cloec man de dagelix omme genc om to besien jof men enige goede heymeliken wt den scepe sloge de onvertolt waren van xiiij dagen sdages, ij stuuers fac. ii beyers gul.

|pag. 25|

     De uitgaven van O. L. Vrouwendag assumtio, leeren ons dat de schippers niet altijd evenzeer geneigd waren hun tol te betalen:
Item gegeuen Henric Sack vnsen dienre de ouer boert geworpen waert van een Zutphens man ondat hyt tscip besien wolde v stuuers.
Onder de uitgaven van St. Lambert tot St. Katharinen-dag 1440:
Gegeuen Jan Mathiesz van Horne vor siin costgelt di hi dede to Hasselt ende to Swolle om pontgelt tontfangen in Sinte Mychiels marcte, daer hi niet en konde krigen, vor siin oost v. gul.
Gegeuen ende gepresentiert den clercken van Amstelre-damme alse meister Jacob ende Gerrit Jansz. myts dat se op den dachuaert geweest sin de composicie to be-scriuen, op rekeninge ij dusent barninck houts fac. iij gul. vi stuuers.
Gegeuen een man de de Reve alt iaer bewaert heft van allen gueden de daer op quemen iij gul.
Van St. Katharinen dag tot Paschen 1441.
Gegeuen van een reijse de Arent Sonnenberch mit een knecht ende meister Pilgrum deden to Swolle acht dage voer mit-Vasten om mit hem to spreken dat se solden willen consenteren datmen aldaer mochte gadderen pontgelt van den Hollantscen guede, totter somme de men haren burgeren solde to vinden voer horen scade, daer wi ghien consent of crigen en konden, coste ij guld.
Onder de uitgaven tusschen Paschen en Pinksteren 1441.
Gegeuen den bode die liep tZwol, to Deuenter ende to Zutphen mit heeren breuen van Bourgoyngen an elke stede vorser, rorende vanden botertonnen daer hi van eiker

|pag. 26|

stede een antworde bescreuen weder of brochte, coste een riinsscen gul.
     Gegeuen een bode de reysede mit den rades sendboden van Prusen an den Wensscen steden, omt gheleid ende voert an den Koninck van Denemercken oec omt geleid datmen vri ende veylich mit iiij scepe komen sullen ter dachuaert tot Coppenhauen van den Hollanders wegen etc. koste x riinssce gul.
     Gegeuen Dirc van Wirin van een reyse gedaen to Deuenter omt andworde weder to brengen van der ouerdracht gemaect to Campen ende oyck van de van Campen, coste iij rinsce gul.
     Gegeuen meister Pilgram van een reyse in den Hage omder compositie gemaect tusscen den van Deuenter ende Campen ende den Hollanderen besegelt te voernen inden Hage, coste mit scriifgelt tsamen vij gul. twelke de van Deuenter ende Campen niet weder besegelen en wouden mits datter meer in geset was.
     Gegeuen ende gepresentiert den mynrebroderen to Campen by heten ende wille den rade ons heren ende den gemenen watersteden de dachuaert hielden mitten Prussen int selue mynrebroders cloester, tot een vinster xii gul.
     Onder de uitgaven tusschen Pinksteren en O. L. Vrouwen Visitatie dag 1441.
     Gegeuen van een reise de meester Pylgram dede voer Pinxteren van Campen to Aemsterdam ende voirt inden Hagen vpten gemeenre dachuaert mit den breuen inhoudende tantwoirt van Zutphen, van Deuenter ende van Zwolle rorende vanden boter tonnen etc. Ende oick mitten cedelen van Campen ende Deuenter inhebbende de ouerdracht ende composicie tusscen den watersteden ende

|pag. 27|

Oueryssele om de besegelt to weruen vanden raede ons heren twelke niet gescien en mochte, mits dat de van Oueryssel op de tiit niet ouer geuen en wouden de hanttieringe doer Vreeslant, ende ouer twat te laten etc. Coste mit scriifgelt van den boter vaten ende oick mits dat de reyse lange duerde in den Hage tsamen vij gul.
     Gegeuen der stede bode van Aemstelredam de liep tZutphen, te Deuenter ende tZwol mit ons heren brieuen van Boirgonien noch rurende van den boter vaten. Ende oick mit brieuen an de van Deuenter ende Campen jof se de composicie ende ouerdrachte gemaect tusscen de van Ouerysel en de Watersteden mit dat punt vorser, dat se ouer twat ende doer Vreeslant giene hantieringe hebben en sullen etc. iiiij gl.
     Gegeuen noch der stede bode van Aemsterdam dat hy liep mit haeste tho Deuenter jof hem luden noch belieuen wil inder seluer composicien te wesen mit den van Campen etc. coste iij gul. vi stuuers.
     Gegeuen van een reyse de Joest Geriitsz meester Pilgrum ende Jan Foy van Hoerne mit enen knecht deden in den Hage van den gemenen watersteden wegen, als om de composicie mitten gemenen watersteden ende ondersaten etc. ende de van Oueryssel besegelt to weruen ende oick om breue to verweruen rurende vande ordenancie van den boter tonnen, ho swaer men de maken soude ende de in allen steden to te merken daer men botter in slaen soude etc. Ende oick om brieue de dor Hollant gaen souden dat nyemant trecken soude ter marckt to Deuenter, op siin liif ende op siin guet, ten waer dat se in der seluer composicie wesen wouden mittien van Campen, twelke al verworuen worde coste tsamen mit scriifgelt van al deen breuen xiii gul. vij stuuers.

|pag. 28|

     Onder de uitgaven tusschen O. L. Vrouwen dag Visitatie en St. Bartlholomeus dag 1441 onder ’t opschrift:
     Dits van den wtgeuen ende oncost van St. Lebuinus merct daer geen pontgelt of ontfangen en is om de rebellicheit van den luden dat ze niet op varen en mochten.
     Gegeuen M. Pilgram van een reise in den Hage ende wederomme to Campen, om to vernemen vanden rade miins heren van Borgonien iof men to Deuenter varen sullen to mercte ofte niet in sancte Lebuynus mercte daer miin heer van Bingecourt terstont dede ouer al scriuen datmen vorder niet varen en souden dan to Campen ende aldaer hoer mercket to houden, coste iiii gul.
     Gegeuen een bode de liep to Deuenter mit breuen om to waeruen ende to waerscuwen de ondersate der lande Hollant dat se weder wt van Deuenter comen souden ende aldaer hoer mercte niet to holden coste x kromsterte.
     Gegeuen vi man de der stad baerdze brochten bouen Kampen om waeck daermede to holden coste vi kromst.
     Gegeuen voert an vi man de dach ende nacht waeck hielden mitter baerdtze bouen Kampen om de scepe to tueven datse vorder niet varen en mochten durende xv dage lanc sdages ende snachts elx ii stuuers fac. xviii gul.
     Gegeuen xxv man de mitter baerdtze iiii scepe geladen mit guede de wt den Stichte ende Vreeslant waren weder haelden mit machte elx ii stuuers fac. v gul.’’
     In alles ontving de stad Kampen van deze pondtollen tot St. Bartholomeusdag (23 Aug.) 1441 zesduizend driehonderd en zevenenzestig gulden, terwijl aan Deventer boven dat bedrag uit de ontvangst ook nog was uitgekeerd de som van eenhonderd en dertien gulden en tien kromstaarten.

N. U.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.