|pag. 358|
Het middenste figuur in bovenstaand zegel vertoont de Roggestapel in het jaar 1353 op den Brink te Deventer opgericht en bij resolutie van Schepenen en Raad dier stad van den 20 Febr. 1650 afgebroken 1 ). Het was, volgens Dumbar t. a. p. een kunstig en wel doorwerkt werk van graauwe steen gehouwen; zamengesteld uit een zeskantig grondstuk ter hoogte van 5 voet, uit welks midden zich een ronde 2 ) pilaar, ter lengte van 10 of 11 voeten, verhief, dragende een driekantig kapelletje, in het midden waarvan een Lieve Vrouwen beeld ,,sierlijk uitgewrogt’’ was geplaatst De drie openingen waren met glazen ter behoudenis van het beeld gesloten.
De Brink was en is nog te Deventer de verzamelplaats waar, op de marktdagen vooral, hetgeen van buiten wordt ingevoerd ter verkoop wordt aangeboden. Bij dit kapelletje was de stapelplaats der door de Berg- en Brinkpoorten ingevoerde rogge en wel bijzonder der partijtjes ,,deeltgens’’ zegt Dumbar t. a. p. die om en bij dat kapelletje, althans sedert 1353, geplaatst wierden. Jacobus Revius in zijn
|pag. 359|
te Leiden in 1651 uitgegeven werk getiteld: Daventria illustrata p. 532 deelt ons mede dat, in het jaar 1592, te Deventer een gezelschap (wij zouden nu zeggen eene societeit of club) opgerigt werd dat voor den vrolijken en geestigen aard onzer voorvaderen getuigt. Van de nabijheid van de plaats der vergaderingen noemde het zich: De gemeente van den Roggenstapel.
Het woord of de naam gemeente was, niet zonder opzet genomen want het gezelschap had een dergelijk bestuur als de stad Deventer en het werd verkozen op denzelfden dag als het werkelijk bestuur der gemeente (zooals wij nu zouden zeggen) althans gedeeltelijk, uit de bus te voorschijn kwam.
Was een bemiddeld man niet geslaagd om Burgemeester, Schepen of Vroedschap enz. te worden, dikwerf verkreeg hij dan die waardigheid in de gemeente van den Roggenstapel, op denzelfden dag der verkiezing, den 22sten Februari van ieder jaar
Slechts twaalf jaren hield dit gezelschap zamengesteld uit welgestelde edellieden en burgers zoowel binnen als buiten Deventer wonende, stand. Het was in strijd met de toen nog in gebruik zijnde verordeningen tegen het overbodig ,,gastreren’’ en het maakte, bijna jaarlijks, de stedelijke verkiezing min of meer belagchelijk.
Bij Publicatie van den 28sten October 1604 werd de Gemeente van den Roggenstapel opgeheven ,,alsoe beuonden wordt dat onder dat woirt offte name van Roggenstapels gemiente, soe langs soe meer onordentlicheden inritten, niet alleene van grote teere, maar oick dat op den dach Petri ad Cathedram bijkompsten geholden worden met kiesinge van enige officianten, streckende solcke handelingen eniger mate tot disreputatie vnd verkleijneronge, der ordentlicker vnd gewoentlicker koer van Schepenen vnd Rhadt sampt der gesworen gemeinte deser Stadt, die jairlix op denseluen dach
|pag. 360|
geschiet vnd geholden wort — ,,Eene boete van 10 goudguldens ,,telcker rijse vnd voer jder persoen’’ werd op deze zamenkomst ,,op den vors. dach Petri offte tot enigen anderen tijden desz jairs’’ gestelt 3 ).
Revius heeft ons niet alleen het bovenstaande zegel der Gemeente van den Koggenstapel 4 ) maar ook de namen der personen, die, in het jaar 1592, daarvan leden waren en die van het bestuur van 1595 tot en met 1603 medegedeeld. Hij berigt onderscheidene uitnoodigingsbrieven te hebben gezien en deelt er één mede gerigt aan Johan van Steenwijk, op den huize ter Groote Scheer (bij Koevorden) wonende, uit Deventer, den 28 Januari 1597, ouden stijl, geschreven.
Men zoude zulk eenen luimigen brief niet in het deftige en drooge werk van den geleerden Revius zoeken en vermits die in het Italiaansch is geschreven, de verklaring der geestige woordspelingen daarin vervat in het Latijn zijn gesteld en, onzes inziens, niet alle volkomen juist, zoo willen wij dezen brief hier vrij vertaald mededeelen:
Aan den vermaarden en zeer edelen heer, den heer Johan van Steenwijk, thans op het huis of kasteel ter Scheren.
,,Zeer Edele Heer!
Na onzer aller aanbeveling, zal deze tegenwoordige brief dienen om u, van wegens de geheele Gemeente van den Roggenstapel te berigten, dat zij van plan is, volgens het oude gebruik van onze voorgangers, tot nu toe met groote liefde (affettione onderhouden, om al de deelgenoten (Signori & confederati) van genoemde Gemeente in onze beroemde stad Deventer, op den dag van St. Pieter, den 22 Februari O. S. bij een te zamelen. En vermits gij Mijnheer, in dit edel gezelschap altijd 5 ) geweest zijt en ook nog zijt een der
|pag. 361|
voornaamste leden, hebben wij niet kunnen nalaten te voldoen aan onze verplichting om u hier van kennis te geven. Dringend verzoeken wij u, Mijnheer! om u te verwaardigen alsdan met uwe meest bevriendde heeren in deze stad, zonder verzuim, te verschijnen zooals den heer Everhardt 6 ) Hase, Gaspar 7 ) Velthoen of bij gebreke van dien den heer Warner 8 ) Gans en zijn medgezellen (compadri) Martijn Entvogel alsmede eenige andere onderhorigen 9 ) en vrienden van u, vermits deze heeren ons zeer welkom zullen zijn en hoffelijk naar hunne verdiensten zullen behandeld worden. Niet twijfelende of gij, Mijnheer! zult dezelfde welwillendheid met den u eigenen spoed of naauwkeurigheid (prontezza) aan uwe medegenoten betoonen, verblijven wij, in alle opzigten tot wederdienst bereid. Wij hoopen, dat het Gode behage al uwe wenschen te vervullen.
De u zeer toegenegene burgemeester en de geheele
Gemeente van den Roggenstapel.’’
Leeuwarden.Mr J. DIRKS.