Bezetting

Bezetting

In mei 1940 werd Nederland onder de voet gelopen door Duitse troepen. Koningin en regering weken uit naar het voorlopig veilige Engeland en lieten het aan de provinciale en gemeentelijke besturen over er het beste van te maken. Zo ervoeren veel bestuurders dat. De Zwolse burgemeester zei het zelfs op een verwijtende toon, wat hem niet in dank afgenomen werd door de regering in ballingschap.
De achtergebleven bestuurders kregen vanuit Londen het consigne met de bezetter samen te werken zo goed en zo kwaad als mogelijk.
Voorlopig bleven alle Overijsselse bestuurders in 1940 op hun post. Wel kregen ze vanwege de bezetter een beauftragte toegevoegd, die tot taak had het provinciaal bestuur te controleren. De beauftragte voor Overijssel was dr. Kurt Hartong, die al in augustus 1940 opgevolgd werd door dr. Werner Schröder. De commissaris der provincie (niet langer der Koningin) Van Voorst tot Voorst en de griffier Van Veen en de zes gedeputeerden hadden terdege rekening te houden met de wensen van de beauftragte. Zo ontnam de commissaris op 29 juli 1940 aan de communist H.J. Geesing diens bevoegdheden als statenlid en op 20 december daaraanvolgend onthief de commissaris de jood Jacob Manus Rudelsheim van zijn functie als statenlid. Gedeputeerden waren in 1940 Josephus Everhardus Vogt (s.d.a.p.), mr.dr. Johannes Wilhelmus Schneider (r.k.s.p.), mr. Dirk te Winkel (c.h.u.), Jan Johannes Beukenkamp (a.r.p.), mr. Jan Carel Theodoor Resius (l.s.p.) en Reinoldus Jacobus Josephus Maria Tellegen (r.k.s.p.).
Te Winkel nam op 18 september 1940 om persoonlijke redenen ontslag en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Johannes Casper Wolthuis.

Ontslagen

In de loop van 1941 zou er in het provinciaal bestuur echter heel veel veranderen. In de eerste plaats ontbond de bezetter de gemeenteraden en de provinciale staten, maar liet de colleges van burgemeester en wethouders en van gedeputeerde staten in tact. Voortaan zouden de dagelijkse besturen dus moeten regeren zonder democratische inbreng. Maar ook daarin kwam weldra verandering. Op 25 juli 1941 werd gedeputeerde Beukenkamp door de rijkscommissaris Seyss-Inquart ontslagen omdat hij op zijn leeftijd niet meer in staat zou zijn de nieuwe tijd te verstaan. Hij was toen de 70 gepasseerd, maar veel belangrijker was, dat hij lid was van de anti-revolutionaire partij, die hoe langer hoe meer een anti-Duitse houding aannam.
Hij werd niet meer opgevolgd, dat kon ook niet, want het orgaan, dat een nieuwe gedeputeerde moest kiezen was zelf ontbonden.
Zelf werd de commissaris Van Voorst op 9 augustus 1941 ontslagen door Seyss-Inquart en nog dezelfde dag werd de n.s.b.-burgemeester van Tubbergen, jonkheer Egon Lodewijk Maria Theresia Joseph von Bönninghausen als zijn opvolger benoemd. Von Bönninghausen was in 1926 burgemeester van Ootmarsum geworden, maar in februari 1939 om pro-Duitse uitlatingen oneervol ontslagen. In September 1940 werd hij als eerste n.s.b.-burgemeester in oorlogstijd benoemd. Van Voorst had kunnen voorkomen, dat hij burgemeester Van Walsum van Zwolle was opgevolgd, maar de benoeming van

|pag. 89|

K. Atema werd in 1943 door de bezetter tot bestuursraad van Overijssel benoemd

|pag. 90|

Von Bönninghausen in Tubbergen moest Van Voorst accepteren.
Het Duitse bewind was van mening dat éénhoofdig bestuur het meest geschikte bestuur was. Dat hield in, dat vanaf 1 september 1941 de besluiten genomen zouden worden door de commissaris der provincie Overijssel, waarnemende de taak van gedeputeerde staten. De vijf resterende leden van gedeputeerde staten waren gereduceerd tot adviseurs van Von Bönninghausen, maar mochten voorlopig niet ontslagen worden. De secretaris-generaal van het ministerie van binnenlandse zaken, mr. dr. K.J. Frederiks was degene, die het, naast de bezettende macht, werkelijk voor het zeggen had. Het was de bedoeling, dat er per provincie 4 tot 6 bestuursraden zouden komen, die als topambtenaren de commissaris moesten bijstaan in het provinciaal bestuur. Wie Von Bönninghausen echter ook vroeg bestuursraad te worden, iedereen weigerde. In april 1942 bepaalde de bezetter dat Overijssel twee full-time en drie part-time bestuursraden moest krijgen. Von Bönninghausen ontsloeg op 10 juni 1942 met toestemming van Frederiks de gedeputeerden Schneider en Tellegen en vroeg de drie overgebleven gedeputeerden Vogt, Wolthuis en Resius zich tot bestuursraad te laten benoemen, maar dezen weigerden een dergelijke benoeming te aanvaarden. Ook Resius werd daarop (op 15 augustus) ontslagen. Vogt en Wolthuis werden voortaan aangeduid als leden van gedeputeerde staten,
tevens waarnemend bestuursraden. Op 15 mei 1943 werd Klaas Atema, de n.s.b.-gemeentesecretaris van Almelo door de rijkscommissaris benoemd tot bestuursraad van Overijssel.
Inmiddels was Von Bönninghausen, die eerder pro-Duits dan pro-n.s.b. was, samen met jonkheer Edward Floris Sand-berg, de burgemeester van Kampen, naar het oostfront getrokken, waar Von Bönninghausen op 26 februari 1943 was overleden. Op 23 augustus 1943 werd hij opgevolgd door mr. Wilhelmus de Rijke als commissaris der provincie. De twee gedeputeerden Vogt en Wolthuis en de nieuwe bestuursraad Atema werden door De Rijke belast met het voorbereiden van door hem te nemen besluiten. Vogt op het terrein van de economie, volksgezondheid en volkshuisvesting, Wolthuis op dat van de waterstaat, landbouw en verkeer en Atema op dat van de financiën en het gemeentelijk toezicht.
Bij de bevrijding werden De Rijke en Atema op 14 april 1945 geïnterneerd en ontslagen, maar de nog levende gedeputeerden van 10 mei 1940 zouden automatisch in hun functie terugkeren, zo had de regering in ballingschap besloten. Gedeputeerde Tellegen was in 1942, gedeputeerde Beukenkamp in 1944 overleden, zodat naast de nog steeds zittende Vogt en Wolthuis, de gedeputeerden Schneider, Te Winkel en Resius hun taak weer opnamen, evenals de commissaris, nu weer der Koningin, Van Voorst tot Voorst.

|pag. 91|

Samenstelling van gedeputeerde staten
10-mei-40 commissarissen der provincie
tot 14 april 1945 mr. Alexander Eppo baron van Voorst tot Voorst 10 mei 1940- 9 aug 1941
jhr. Egon Lodewijk Maria Theresia Joseph von
Bönninghausen 28 aug 1941-26 feb 1943
mr. Wilhelmus de Rijke 19 aug 1943-14 apr 1945
gedeputeerden
Josephus Everhardus Vogt (s.d.a.p.) 10 mei 1940-1943
mr. dr. Johannes Wilhelmus Schneider (r.k.s.p.) 10 mei 1940-11 jun 1942
mr. Dirk te Winkel (c.h.u.) 10 mei 1940-3 okt 1940
Jan Johannes Beukenkamp (a.r.p) 10 mei 1940-25 jul 1941
mr. Jan Carel Theodoor Resius (lib. s.p.) 10 mei 1940-15 aug 1942
Reinoldus Jacobus Josephus Maria Tellegen (r.k.s.p.) 10 mei 1940-11 jun 1942
Jan Weitkamp (c.h.u., buitengewoon lid) 10 mei 1940-1941
Johannes Casper Wolthuis (c.h.u.) 26 nov 1940-1943
bestuursraden
Klaas Atema, bestuursraad (n.s.b.) 15 mei 1943-14 apr 1945
Josephus Everhardus Vogt (s.d.a.p., waarnemend) 1943-14 apr 1945
Johannes Casper Wolthuis (c.h.u., waarnemend) 1943-14 apr 1945
griffier
mr. Raango van der Veen 10 mei 1940-14 apr 1945



|pag. 92|

Category(s): Overijssel
Tags: , ,

Comments are closed.