Inleiding

     INLEIDING

     0.1 Probleemstelling.

     Welhaast iedere stad waarvan de historie tot de late middeleeuwen reikt, heeft een straat, ziekenhuis of bejaardenhuis vernoemd naar een gasthuis. Dit gegeven wijst niet alleen naar de belangrijke positie die een dergelijke instelling in het verleden van die steden innam, maar geeft tevens een ontwikkeling aan die het gasthuis als instelling mogelijkerwijs heeft doorgemaakt. Sommige gasthuizen verwerden tot bejaardenhuizen; andere tot ziekenhuizen en soms bleef slechts een straatnaam als herinnering.
     In Steenwijk rest het laatste: aan de Gasthuisstraat stond eens het St.-Katharinagasthuis. Ergens in de 18e eeuw stokte de ontwikkeling van dit gasthuis en verdween de instelling voorgoed uit het Steenwijker stadsbeeld.
     Het onderzoek naar de ontwikkeling welke deze instelling in de periode 1563-1791 heeft doorgemaakt en hoe ze functioneerde, is de centrale probleemstelling in onderliggende studie. Gezocht wordt naar antwoorden op de volgende vragen:

a. – Hoe werd het gasthuis/proveniershuis* beheerd c.q. bestuurd?
b. – Welke waren de financiële middelen waar de instelling over beschikte
c. – Wat deed men met deze gelden?
d. – Wie waren de gebruikers van de instelling?
e. – Welke plaats nam het gasthuis in ten op zichte van de andere sociale instellingen in Steenwijk?
f. – Wat was de oorzaak van het faillissement in de 2e helft van de 18e eeuw?

     0.2 De bronnen.

     Allereerst dient hier opgemerkt te worden dat het bronnenmateriaal aangaande het Land van Vollenhove veel minder volledig overgeleverd is dan dat uit de andere kwartieren in Overijssel. Het bronnenmateriaal uit de 16e eeuw is zeer gebrekkig en ook het 17e-eeuwse materiaal vertoont vele hiaten. Pas vanaf het eind van de 17e eeuw beschikken wij over uitgebreidere dokumentatie.
     Het merendeel van de gegevens in hoofdstuk 1, aangaande de sociaal-economische situatie in het Land van Vollenhove, is ontleend aan Slicher van Baths ‘Een samenleving onder spanning’. Voor specifiek op Steenwijk gerichte gegevens is naast deze bron gebruik gemaakt van de kohieren van de 1000e-penning en het hoofdgeld alsmede de vuurstederegisters. Deze bronnen bevinden zich in het statenarchief van het rijksarchief van Overijssel (R.A.Ov.) en -zij het gedeeltelijk— in het oud-archief van de stad Steenwijk (O.A.S.).
     Het belangrijkste bronnenmateriaal voor de hoofdstukken 2, 3, 4
en 5 komt uit het oud-archief van de stad Steenwijk. Een inventaris van dit archief is aan het begin van deze eeuw door P. Berends samengesteld. De in dit archief aanwezige bescheiden van het St. Katharinagasthuis (ongeveer 1,9 meter) vormden mijn belangrijkste bron. De gegevens betreffende de andere instellingen voor armenzorg, die in hoofdstuk 2 de revue passeren, zijn eveneens grotendeels aan dit O.A.S. ontleend.
     Verder heb ik gebruik gemaakt van het kerkarchief van de kerk-

|pag. 3|

voogden van de hervormde kerk te Steenwijk (K.A.S.). Hieruit raadpleegde ik het cartularium en de rekeningen van de diakenen. (1 [1. K.A.S. inv. 1. Tevens de door B.M. De Jonge-Ellemeet samengestelde regesten-lijst omtrent inv. 1.]) De geboorte-, trouw- en verstervingsregisters, welke oorspronkelijk in dit kerkarchief thuishoorden, werden op het rijksarchief van Overijssel bestudeerd.

     0.3 Verantwoording van onderwerp en tijdvak.

     Geschiedenis was tot het midden van deze eeuw bijna steeds op-de-politiek-gerichte geschiedenis en geconcentreerd op het drama van de ‘grote gebeurtenissen’ die in een kort tijdvak plaatsvonden. Deze evenementiële traditie zorgde er voor dat de personen die bij die ‘grote evenementen’ ten tonele verschenen, n.l. de geestelijken, de edelen en de gegoede burgers, in volle luister te boek werden gesteld. De onderliggende sociale lagen en structurele veranderingen ontgingen echter aan deze ‘vluchtige’ waarneming. (2 [2. F. Brandel p. 40-43.])
     Dankzij met name de economische- en sociale geschiedbeoefening —welke immers haar bronnenmateriaal over langere perioden vergaart- werden processen die over langere perioden speelden duidelijk en slaagde men erin om in de marge gegevens te verkrijgen over ‘de gewone man’ in de geschiedenis. (3 [3. Ibid. hier p. 116-120.])

     In onderliggende studie wil ik een bijdrage leveren aan deze speurtocht naar zo’n onderliggende groep; de inwoners van het St.-Katharinagasthuis, de proveniers/kostkopers**, staan daarom centraal. Tevens vragen wij ons af welke veranderingen zich binnen deze instelling hebben voorgedaan en hoe deze dienen te worden geinterpreteerd.
     Het tijdvak dat mijn onderzoek bestrijkt, valt ongeveer samen met de periode van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. (Omtrent de middeleeuwse geschiedenis van Steenwijk is heel weinig bronnenmateriaal beschikbaar daar het stadsarchief in 1523, in de strijd tegen de Geldersen, geheel in vlammen opging) Zo rond 1570 is er een opvallende toename van de archivalia in het O.A.S. waar te nemen; de bestuurlijke decentralisatie na de Opstand noodzaakte schijnbaar het stadsbestuur tot optekening van bestuurlijke en juridische zaken. In deze periode van vastlegging van de status quo werden eveneens de statuten van het St.-Katharinagasthuis opnieuw vastgesteld. De legger met landerijen en renten en de eerste jaarrekening (en enige rekening van voor de reformatie) stammen tevens uit deze periode. Vanaf dan wordt ons voldoende bronnenmateriaal aangereikt om de bestudering van het gasthuis mogelijk te maken. Met de dood van de laatste kostkoper in 1791 laat ik deze studie eindigen. Ofschoon het gasthuis reeds op 11 december 1776 geliquideerd was, werden van het rentambt dat daarna ontstond nog vier kostkopers tot hun dood verzorgd. Bij de dood van de laatste hunner eindigde de sociale zorg van het gasthuis definitief.

* Daar waar erin deze studie sprake is van het gasthuis, mag ook gelezen worden het proveniershuis. Beide termen worden gedurende de gehele periode door elkaar gebruikt. Vaak staat erin de stukken ‘Het St. Catharina, gasthuys of proveniershuys binnen Steenwyk’.

** De termen provenier, inkoper en kostkoper worden in de stukken eveneens gedurende de gehele periode door elkaar gebruikt; de term provenier lijkt nog te herinneren aan de armenzorg status van het gasthuis en de termen kostkoper en inkoper staan in relatie met de bejaardenhuisfunctie van de instelling.

|pag. 4|

Noten bij hoofdstuk 0.

– De noten zijn nu als zijnoten in de tekst opgenomen.

|pag. 5|

Category(s): Niet gecategoriseerd

Comments are closed.