Hoofdstuk 4. Reformatie maakt vrij.

4. Reformatie maakt vrij.

Veel was er na de ineensmelting van de geref. kerk A en B te regelen, en dat gebeurde in bijzonder goede harmonie: zowel de verkiezing van ouderlingen en diakenen, het vaststellen van de viering van het heilig avondmaal, die naar gewoonte zou worden gehandhaafd op de eerste kerstdag, zodat voor die tijd de huisbezoeken zouden gebracht zijn, als ook het beheer over de gebouwen en de materiële aangelegenheden. Het kerkgebouw aan de Hoogstraat stond nog op naam van J. C. Mans, hoewel het intussen door de Veren. Kerkelijke Kas voor de som van ƒ 2000,- was verkocht aan de Vereniging tot instandhouding van Christelijke scholen in Hasselt. Het bestuur van de ’kerkelijke kas’ beloofde zorg te dragen voor de overdracht van het pand.

Het ledental was door de ineensmelting ook aanzienlijk gewijzigd. De geref. kerk A had een aantal van 340 zielen in het begin van de negentiger jaren. Na de ineensmelting bedroeg het ledental 521. Het kerkgebouw aan de Nieuwstraat werd daarom te klein voor de gemeente en vrij spoedig werden plannen ter tafel gebracht om tot verbouwing over te gaan. Toch liet deze nog enige jaren op zich wachten. De pastorie in de Ridderstraat voldeed ook niet meer en op 1 februari 1906 vond de verkoop van dit huis plaats, daar van zr. Galenkamp een nieuw pand in de Nieuwstraat was aangekocht dat als pastorie werd ingericht. In 1909 werd men het er over eens dat het maar het beste was het kerkgebouw te laten afbreken en op dezelfde plaats een nieuw gebouw te doen verrijzen. Allerlei pogingen werden nog ondernomen om de gevel van het oude kerkgebouw aan iemand te verkopen, daar de gevel historische waarde bezat, maar niemand had interesse en het werd te duur voor de kerk geacht deze te herstellen en in het nieuwe gebouw in te passen. Voor het bouwen van een nieuwe kerk was moed nodig. Het bracht hoge kosten met zich mee terwijl de situatie economisch niet erg gunstig was. Vele schippers hadden geen werk en verschillende leden trokken uit de gemeente weg. De diakenen hadden hun handen vol met degenen die niet op bevredigende wijze zelf in hun levensonderhoud konden voorzien. Er waren evenveel diakenen als ouderlingen, beide zes in getal. Het kwam voor dat kinderen uit een gezin niet regelmatig naar de kerk konden. In één gezin was het zelfs zó, dat men slechts één zondagse ’buis’ voor de kinderen bezat. Iedere zondag kon daarom één van de kinderen mee, want men wilde toch ’op z’n zondags’ voor het aangezicht van de Heere verschijnen!

Toch ging men tot nieuwbouw over, want in de loop van vier jaar konden zoveel leningen met gemeenteleden worden afgesloten dat de financiering in 1913 rond was. In dat jaar kon de eerste steen onder grote belangstelling worden gelegd. De bouw verliep zo vlot dat op woensdagmiddag 4 februari ds. Tholen zijn openingsrede houden kon ter gelegenheid van het in gebruik

[pag. 77]

Foto: J.V. van 1900 te Hasselt.
Zittend v.l.n.r.: R. C. Vermeulen, ds. G. J. Breukelaar, J. van Mulligen en H. Doorn.
Staand v.l.n.r.: G. v.d. Ziel, L. Wieringa, G. Kuiper, B. Appelo, C. de Bruin, L. van Mulligen, A. Vrijhof en W. Veldkamp.

[pag. 78]

nemen van het nieuwe kerkgebouw. Het orgel was eveneens grondig herzien en verbeterd, door de orgelbouwer Proper, wiens vader lange tijd het orgelspel had verzorgd in de kruisgemeente van Hoksbergen te Kampen. Wel waren voor het nieuwe orgel opnieuw orgeltrappers nodig die daartoe door de kerkeraad werden benoemd, maar al spoedig bleken er voortdurend tijdens de diensten teveel ’orgeltrappers’ boven het orgel te zitten zodat de kerkeraad zich genoodzaakt zag te bepalen dat tijdens de eredienst slechts één orgeltrapper boven bij het orgel aanwezig mocht zijn.
Allengs kwam de gereformeerde kerk tot bloei en werden de gemeenteleden door de zuivere verkondiging van het goddelijke woord vrij gemaakt voor de dienst aan de levende God. Ook de jeugd maakte zich op regelmatige tijden vrij voor nauwgezet onderzoek van het heerschappij voerende Woord van God. De jongelingsvereniging ’Timotheus’ was in 1900 opgericht om als jongeren gezamenlijk te werken aan het vermeerderen van de zo noodzakelijke bijbelkennis. Ook zij leverden hun aandeel voor de opbouw van Christus gemeente.
Hoewel allen waren meegegaan in de ineensmelting van gereformeerden en dolerenden en allen zich schaarden rondom de voortdurende verkondiging van het evangelie Gods, openbaarde zich spoedig verschil van inzicht. Vooral ten aanzien van de prediking kwam ongenoegen naar voren. In de twintiger jaren gaf H. Smit Wzn – in de volksmond genoemd ’zoon van Columbus’, een en andermaal te kennen dat hij zich in prediking zoals deze regelmatig plaatsvond niet vinden kon. Op uitvoerige wijze maakte hij zijn bezwaren aan de kerkeraad bekend en zette hij zijn gevoelen uiteen. Zijn brieven zijn bewaard gebleven zodat we zijn gevoelen niet kunnen misverstaan. Hij had er bezwaar tegen dat de predikant de gemeente telkens toesprak als broeders en zusters, want dat kon naar zijn mening alleen tegen de uitverkorenen worden gezegd. Bovendien moesten de gemeenteleden veel meer tot ware bekering worden geroepen dan in de preken werd gedaan. Daar staat immers, zo schreef hij, in Jesaja 55:

,,O, alle gij dorstigen komt tot de wateren en gij die geen geld hebt komt koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk’’. En dat betekent z.i.: ,,In het natuurlijke leven kan men overal terecht als men geld heeft maar op geestelijk gebied worden er genoodigd zij die geen geld hebben. Want menschen die geld hebben, die steunen op een lust en begeerte dat men ter kerke gaat zoo vaak men kan en in de Bijbel leest en heel zedig leeft en daaruit opmaakt dat hij genade bezit en daar rustig op voortleeft en er ook op denkt te kunnen sterven maar zichzelf in de waarheid niet heeft leeren kennen en over zuchten

[pag. 79]

en klagen over zijn zonde en ongerechtigheid en Jezus als de eenigste grond der zaligheid dan staat het er niet best voor hoe godsdienstig of een mensch ook wezen mag’’. In zijn brief geeft hij een voorbeeld dat ook Klaas Smit in zijn brochure een honderd jaar geleden had gebezigd: de mens is ,,als een schaal van die nagemaakte vruchten welke ik hier wel eens gezien heb. Ik heb er mij over verwonderd hoe of het toch zoo mooi kon zijn als ze in een fruitwinkel stonden zou men het aanzien voor wezenlijk fruit, maar wat is het met al haar glans, het lijkt net of ze pas van boom of struik geplukt zijn, het is met al haar schoonheid menschenhanden werk’’.

Afbeelding: Eerste steenlegging Nieuwstraat.

[pag. 80]

Op 27 augustus 1925 onttrok hij zich aan de gereformeerde kerk en sloot hij zich aan bij de gereformeerde gemeente, inmiddels in Genemuiden gesticht. Een tiental jaren later werden ongeveer gelijke bezwaren ingebracht tegen de prediking van ds. J. Hettinga, predikant te Hasselt geworden op 7 juli 1929.
Deze predikant was mede-redacteur van het in de dertiger jaren opgerichte blad ’pro ecclesia’ van ds. I. de Wolff, dat erop was gericht de inhoud van het weekblad ’de Reformatie’ dichter bij het gereformeerde volk te brengen. Sommige kerkleden waren met dit redacteurschap van hun predikant allerminst ingenomen. Ze meenden zelfs dat door dit blad een verkeerde richting werd uitgewezen.

Afbeelding: Interieur kerk Nieuwstraat ± 1944.

[pag. 81]

Toen een aftredend ouderling niet meer op de kandidatenlijst voor verkiezing tot ouderling werd geplaatst, begonnen de moeilijkheden. Het werd een bijzonder nare en langslepende zaak, waarbij persoonlijke motieven de boventoon voerden, daar geageerd werd tegen de kerkeraad uit een streven van zogeheten ’eer’-herstel! Tegelijk werden evenwel ook principiële bezwaren door de aftredende ouderling en andere gemeenteleden kenbaar gemaakt. Sommige leden bedienden zich zelfs van gewelddadige methoden om bijvoorbeeld verkiezingen in de gemeentevergadering te dwarsbomen door de inhoud van de collectezakken, waarin de stembriefjes verzameld waren, door de kerkzaal te verspreiden.
Deze kwestie kreeg te meer een kwalijke wending toen ds. Munnink van Zwolle buiten weten van de kerkeraad zich met de zichzelf beklagende leden van de gemeente inliet en hen in persoonlijke grieven tegen de predikant van Hasselt steunde.
Nadat dit conflict de gemoederen enkele jaren in de gemeente en op de classicale vergaderingen had bezig gehouden, keerden verschillende leden de kerk van Christus de rug toe. J. Schutte schreef aan alle gemeenteleden in zijn brief van 14 september 1936:
,,Met de ligging en opvatting van Ds. H. betreffende de bediening des Woords beoefening der tucht en Sacramentsbeschouwing kon ik mij niet verenigen, ja ik heb zelfs ernstige bezwaren . . . het gaat ook de verkeerde kant uit. Want het is niet zo dat er bij de bediening des Woords van moet uitgegaan worden dat de Catechismus begint met Zondag 1, maar met Zondag 2, met ’s mensen ellende en alzo ook de gemeente dient gepredikt te worden, want de eerste geloofswerking is niet prijs en aanbidding, maar boetvaardigheid en verbrijzeling des harten, droefheid naar Gods eer, maar begint: is er ook eenig middel om die straf te ontgaan, dat is de orde der Catechismus’’.

Nog afgezien van de vraag of de prediking in haar opbouw de indeling van de Catechismus in ellende, verlossing en dankbaarheid moet weerspiegelen, is in deze brief duidelijk de onderschatting van de aard van de Catechismus te onderkennen: Het is immers het troostboek van de Gereformeerde kerk! De gedachte die Schutte weergeeft zou in de praktijk erop neerkomen, dat voor dankbaarheid weinig ruimte wordt gemaakt en de Heere onrecht wordt aangedaan daar Hij recht heeft op grote dankbaarheid van Zijn verloste kinderen. Verder schrijft hij:

,,Bij de Discussie over de leergeschillen op de Synode merkte een der sprekers op: Maar het gezonde kerkelijke leven is, dat de kerkeraad toeziet op de leer van de Predikant’’. Hij was van mening dat dit toezicht in Hasselt niet geaccepteerd werd en daarom gaf hij te kennen zich te moeten onttrekken

[pag. 82]

Afbeelding: De Jeugdvereniging met ds. G.J. Breukelaar.

[pag. 83]

Afbeelding: Ds. J. A. de Vries, van 21 december 1902 – 2 juli 1905 predikant te Hasselt.

[pag. 84]

aan de gereformeerde kerk. Deze leden vormden na hun breken met de kerk van Christus een gemeente die zij de Christelijke Gereformeerde kerk noemden. Zij werden spoedig in het reeds bestaande verband van Christelijke Gereformeerde kerken opgenomen dat gevormd was door een aantal kerken in ons land die niet met de vereniging in 1892 zijn meegegaan.

In het schrijven van Schutte werd gezinspeeld op de ’geschillen’ die zich toen in de gereformeerde kerk openbaarden en door de synode-vergadering eigener beweging op het agendum waren geplaatst om deze op synodaal niveau te behandelen. Men had afwijkingen geconstateerd van ten onrechte zo geheten gangbare leringen. Maar van de synode uit kwam het niet tot een strijd om de waarheid, men ging de ’gangbare meningen’ niet toetsen aan de belijdenis. Zo is het dan ook niet verwonderlijk, dat het gegispte teruggrijpen op de opvattingen van de reformatoren als iets nieuws werd ervaren. Door de vrees voor afwijking van bij velen – onder invloed van prof. dr. A. Kuyper Sr. – gegroeide overtuigingen zette men de deur open voor deformatie, d.i. afwijking van de belijdenis, die de Gereformeerde kerk door Gods genade in de Reformatie had ontvangen. Die belijdenis vroeg in alle volgende eeuwen om handhaving teneinde Gods Woord te behouden als het enige en onfeilbare evangelie tot behoud van de gemeente. De deformatie bleek wel duidelijk daaruit, dat de synode er alleen toe overging ’afwijkende’ opvattingen te toetsen, maar niet de door haar genoemde gangbare meningen in het licht van Gods Woord opnieuw te bezien en zo nodig te reformeren. Daarom ging de strijd om het behoud van de gemeente in Hasselt door, trouwens in geheel de regio van Noord-Oost Overijssel, in de meidagen van 1945.

Ds. Hettinga was op 8 oktober 1942 gevangengenomen door de Duitsers evenals zijn vrouw. Hij heeft jaren in gevangenschap en ellende moeten verkeren. Bij de bezettende macht was hij verre van geliefd en door zijn gevangenhouding heeft men getracht het leven van de gereformeerde kerk schade te berokkenen. Het gemis aan leiding werd scherp gevoeld toen van de classis-predikanten ds. Lindeboom van Kampen door de synode (!) werd geschorst. In de gemeente werd de wens uitgesproken voorlichting te mogen ontvangen. Aangezien prof. Den Hartog daartoe geen gelegenheid had, hoewel het eerst gevraagd door de kerkeraad, voldeed prof. Ridderbos aan het verzoek om informatie te geven over de ontwikkelingen op de synode. De kerkeraad kwam daarna in september 1944 tot een bepaling van haar houding. Met 1 stem tegen werd besloten op de komende classicale vergadering voor te stellen de afgevaardigden van Kampen ondanks hun schorsing wel te ontvangen. Uiteraard kon de schorsing gezien de afspraken in de kerkorde niet voor wettig worden gehouden.

[pag. 85]

Afbeelding: Ds. J. Ozinga, van 18 april 1915 – 4 juli 1920 predikant te Hasselt.

[pag. 86]

Afbeelding: Ds. C. J. de Kruyter, van 30 juli 1922 – 16 oktober 1927 predikant te Hasselt, met zijn gezin in de tuin van de pastorie.

[pag. 87]

Na het horen van prof. Ridderbos werd door de gemeenteleden verzocht ook prof. K. Schilder uit te nodigen. Deze gaf gehoor aan deze vraag en was aanwezig op de kerkeraadsvergadering van 14 mei 1945. Een belangrijke vergadering voor gemeente en ambtsdragers omdat, voor het eerst weer uit zijn gevangenschap teruggekeerd, ds. J. Hettinga in hun midden mocht aanwezig zijn. Zijn vrouw werd nog steeds vastgehouden. Het waren bewogen dagen. Eerder al had de kerkeraad een vergadering moeten afbreken omdat in de onmiddelijke omgeving werd geschoten: het was immers oorlogstijd! In de notulen van de vergadering van maandag 9 april 1945 staat genoteerd: ,,daar er thans heel dicht bij uit vliegmachines wordt geschoten sluit de Pr. deze vergadering’’. In zo’n tijd dreef de synode haar besluiten door en deed zij het vuur hoog oplaaien! Toch bleef men trouw aan de heerschappij van Gods Woord alleen.

Dat bleek op de genoemde mei-vergadering van de kerkeraad, waar prof. K. Schilder de broeders op alle vragen een duidelijk antwoord kon geven. De grote vraag was nog steeds: zullen ds. Lindeboom en de ouderling op de classis toegelaten worden? Deze classicale vergadering stond voor de deur, want zij zou, zo was aangekondigd, worden gehouden op 17 mei 1945. Opnieuw werd besloten dat de leden van de gereformeerde kerk van Kampen dienden te worden aanvaard. Slechts twee leden van de vergadering konden zich in dit besluit niet vinden.

Op de bewuste classicale vergadering dan, werd ds. Hettinga door ds. Munnink van Zwolle welkom geheten en hij sprak de hoop uit dat ook zijn vrouw spoedig weer vrijgelaten mocht worden. Ds. Hettinga was present, ondanks de huiselijke omstandigheden om zijn dienst te verrichten aan de Koning der Kerk. Terwijl lange tijd over ondergeschikte zaken van gedachten werd gewisseld, stelde ds. Hettinga telkens de hoofdzaak aan de orde waarvoor de classicale vergadering stond. Hij stelde tenslotte voor de door de synode geschorste broeders uit Kampen tot de vergadering toe te laten, daartegenover stelde ds. Munnink: dat een mindere vergadering niet het recht heeft een besluit van een meerdere vergadering als de synode te vernietigen! Hij ging er kennelijk van uit dat de synode heerschappij mocht voeren zelfs zonder daarin gecorrigeerd te kunnen worden. Het voorstel van ds. Hettinga werd verworpen door een meerderheid van de classis, 13 tegen 19 stemmen. ,,Daarna krijgt Ds. Hettinga het woord en verzoekt namens alle voorstemmers, die zich de wettige voortzetting der classis achten, aan alle tegenstemmers de vergadering te verlaten opdat de voorstemmers als wettige classis ongehinderd verder kunnen vergaderen.’’ zo staat vermeld in het verslag van de classisvergadering. In het verslag lezen we verder: ,,verschillende kerken en afgevaardigden krijgen daarna het woord, waarbij de

[pag. 88]

classis de waarde van hun voorstemmen duidelijk maken. De afgevaardigden van IJsselmuiden, Rouveen, Zalk, Langeslag spreken namens hun kerkeraad, de afgevaardigden van Steenwijk, Zwolle, Berkum en Blokzijl spreken namens zichzelf en de minderheid van hun kerkeraad. Daar de tegenstemmers zich niet verwijderden, zien de voorstemmers zich genoodzaakt de vergadering te verlaten en een andere vergaderplaats op te zoeken’’. De scheiding heeft zich toen voltrokken tot groot verdriet van velen. De classicale vergadering werd voortgezet ten huize van br. Nic. Klein, waar men een verklaring opstelde dat men zich van het synodaal verband vrij/los maakte om gemeenschap te onderhouden met allen die alleen het Woord Gods willen doen heersen over de kerk van Christus en daarom blijven staan ,,op de oude basis van de H.S., Geref. belijdenis, liturgische formulieren en kerkenordening’’.
Af gesproken werd dat voor de volgende vergadering de kerk van Hasselt saamroepende kerk zou zijn en de afgevaardigden zou ontvangen, en wel op woensdag 23 mei ’s morgens 10 uur. ,,Ook Prof. Greydanus en Prof. Schilder zullen op die vergadering worden uitgenodigd.’’ Deze vergadering heeft inderdaad plaatsgevonden. Behalve enkele gasten waren de afgevaardigden uit Hasselt, Zalk, Rouveen, IJsselmuiden, Vollenhove-Cadoelen, Kampen, Langeslag en Steenwijk te Hasselt aanwezig. Doel: voortzetting van het gereformeerde kerkverband, gereformeerd omdat als toetssteen alleen werd aanvaard Gods Woord en de gereformeerde belijdenis. Men maakte zich vrij van onschriftuurlijke binding aan een verkeerde leer die door de synode dreigde te worden opgelegd. Binding inzake het teken en zegel van het verbond: het sacrament van de heilige doop. In plaats van de gedachte aan tweeërlei doop voor tweeërlei soort kinderen: uitverkorenen en niet-uitverkorenen, bleef men zich binden aan de leer van Gods Woord waarin wordt bevolen de doop als teken van het verbond aan allen op dezelfde wijze te bedienen, als teken en zegel van dezelfde belofte voor allen die gedoopt worden.
Ook nu wist de kerkeraad Gode meer te moeten gehoorzamen dan mensen. Het is triest dat voor de zoveelste keer mensen in de kerkgeschiedenis, een synode de kerk geheel trachtte te binden aan onschriftuurlijke opvattingen. Direkt na de classicale vergadering werd een kerkeraadsvergadering gehouden waar de akte van vrijmaking werd aangenomen met acht stemmen voor en drie stemmen tegen, die luidde:

,,De raad der gereformeerde Kerk te Hasselt, door middel van zijn afgevaardigden naar de Classis Zwolle van 17 Mei 1945 constateert: dat deze classis door de meerderheid van de afgevaardigden harer kerken zich stelt achter de bekende Synodale leerbepalingen van

[pag. 89]

Afbeelding: Ds. en mevr. J. Hetlinga, van 7 juli 1929 – 2 december 1946 predikant te Hasselt.

[pag. 90]

Afbeelding: Links, ter hoogte van de figuren: kerk en Chr. school in de Nieuwstraat.

[pag. 91]

1942 inzake verbond en doop, en achter de schorsingen en afzettingen, met name achter de schorsing en afzetting van de Raad der Gereformeerde kerk te Kampen, welke schorsingen en afzettingen ingaan tegen de Kerkordening der Gereformeerde keken, o.a. art. 31 en 79 en welke leerbepalingen niet zijn overeenkomstig de Heilige Schrift, Gereformeerde Belijdenis, liturgische formulieren, dat hierdoor dus de basis van het op grondslag van de Heilige Schrift, Gereformeerde Belijdenis, liturgische formulieren en Kerkenordening vrijwillig aangegane kerkverband is verlaten en mitsdien verbroken, en besluit daarom gemeenschap te blijven zoeken en onderhouden met allen die op dezelfde genoemde basis van Heilige Schrift, Gereformeerde Belijdenis, liturgische formulieren en Kerkenordening kerkelijk willen blijven samenleven’’.

Deze akte werd ondertekend door de predikant ds. J. Hettinga, de ouderlingen J. Beuving, H. Galenkamp Kzn, H. Hoksbergen en de diakenen Jac. Admiraal, H. ten Klooster, F. van Mulligen en K. Stam. Aan de gemeente werd de volgende zondag deze akte van Vrijmaking bekend gemaakt en tevens dat de broeders Drupsteen, J. W. van Unen en Buit zich onttrokken. Deze laatsten hadden de kerkeraadsvergadering verlaten met de eis om van de kerkelijke gebouwen voor de komende zondagen evenzeer gebruik te maken. Ze meenden daarop recht te hebben. Deze aanspraak op de kerkelijke goederen werd aan de rechter voorgelegd, maar hun eis werd door de rechterlijke macht niet erkend, zodat de gereformeerde kerk in het bezit bleef zowel van de oorspronkelijke naam, als ook van de kerkelijke goederen.

De vrijmaking was een nieuw begin op de oude stam. ,,Zij was het weghalen van den afsluitboom die Gods Geest was voorgeworpen’’. Het betekende tegelijk een voortgaan en een doorgaan op de reeds eeuwen geleden ingeslagen weg van reformatie.
De vrijheid van onschriftuurlijke binding was echter niet nagestreefd om tot een absoluut beginsel te worden verheven binnen de gereformeerde kerken. Deze vrijheid was bevochten op grond van de afgesproken regel in de kerkorde dat men alle besluiten van meerdere vergaderingen voor vast en bondig zou houden tenzij deze bewezen werden in strijd te zijn met Gods Woord en belijdenis van de gereformeerde kerk. Geen absolute vrijheid!
Helaas werd in de zestiger jaren een aanslag gepleegd op deze binding aan het belijden der kerk. In een preek over zondag 22 meende ds. J. Waagmeester vrijheid van gevoelen te mogen opeisen door zich niet te houden aan de uitleg van de catechismus zelf. Hij sloot zich aan bij de verklaring die ds. B. Telder had gegeven van deze catechismuszondag in zijn boek ’Sterven

[pag. 92]

Afbeelding: Ds. en mevr. J. Tholen, geboren 14 maan 1871 te Elcarnen aan de Rio Negro in Patagonie (Zuid-Amerika), predikant van 3 december 1905 – 25 januari 1914 te Hasselt.
Kinderen: Bernhard, Cornells, Evert, Johanna Christina, Cornelia Geerdina en Christina Geerdina.

[pag. 93]

Afbeelding: Kerk en school rechts, gezien vanaf het Marktplein.

[pag. 94]

en dan . . .?’ Eén (slechts) van de kerkeraadsleden bracht direkt na de preek zijn bezwaren naar voren en enkele gemeenteleden in april 1959. Ouderling H. van Unen keerde zich tegen zijn uitleg van zondag 22. Weer moest er strijd worden geleverd om het behoud van Christus’ kerk. De zaak zelf kwam niet tot een bevredigende oplossing hoewel deze in de kerkeraad en op de classis aanhangig werd gemaakt. Ds. Waagmeester legde een verklaring van gevoelen af over zijn opvatting betreffende de belijdenishandhaving. Maar welke predikant die zich aan de belijdenis heeft verbonden, heeft daarbij nog een nadere verklaring van gevoelen nodig? Het was een ruimte vragen voor afwijkingen en eigen opvattingen. Daarom was het in wezen een terugkeer naar het ’liberalisme’ van de vorige eeuw, dat vóór de afscheiding in de kerk was opgekomen, waardoor de kerk zo verwoest was geworden.
Naderhand onttrokken verschillende leden zich aan de gemeenschap van de kerk omdat zij de nauwkeurige handhaving van het gereformeerd belijden beschouwden als een strak ’kerkisme’. Zij kwamen buiten het verband van gereformeerde kerken te staan. Maar de gereformeerde kerk mocht door Gods genade blijven bestaan. Christus heeft zijn kerk beschermd en bewaard bij het onfeilbare Woord Gods. Velen heeft Hij ertoe bekwaamd strijd te voeren. Velen hebben hun tijd en krachten en met name in de tijd van de reformatie, zelfs hun leven gegeven voor de strijd om het behoud van de waarheid van het evangelie Gods, dat een kracht is tot behoud voor een ieder die gelooft. En het is zaak om in onverminderde trouw in dat spoor voort te gaan. In trouw aan het blijvende Woord Gods. Want niet mensen, heiligen of heilig beschouwde theologische schemata moeten in de kerk worden aangebeden. Door deformatie zijn velen reeds te gronde gegaan. Het is bouwen op drijfzand. Maar mensen moeten vrij komen en vrij blijven voor de eer van Hem Die is en Die was en Die komt!

Category(s): Hasselt, Kerken
Tags:

Comments are closed.