Inleiding

INLEIDING

Fides Quaerit Intellectum: ‘Het geloof zoekt te verstaan’. Het studentencorps van de Theologische School te Kampen heeft inderdaad nogal wat afgezocht. De studenten van de Afscheiding hielden zich vanaf 1863 bezig met zaken als literatuur, recitatie, drama, muziek, gymnastiek en natuurlijk ook nog met theologie.
     Mijn interesse voor F.Q.I. komt voort uit verschillende motieven. Als voormalig student aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) sta ik ook in de traditie van Kamper theologiestudenten. Maar geschiedbeoefening uit nostalgie is een gevaarlijke zaak. Mijn echte interesse voor een onderzoek naar F.Q.I. werd dan ook pas gewekt door mijn belangstelling voor liberaal burgerlijke genootschappelijkheid. De besloten sociabiliteit die door deze groep in de negentiende eeuw werd opgezocht, heeft me altijd gefascineerd.
     Waarom dan een vereniging onderzoeken die beslist niet door de liberale burgerij werd bevolkt? Allereerst omdat ik na de eerste kennismaking met het archief van F.Q.I. werd getroffen door de overeenkomsten in activiteiten. Op F.Q.I. bleek men te reciteren, dramatiseren en er bestond een bloeiend leesgezelschap, niet iets wat ik verwachtte van een orthodox-protestantse vereniging. Na meer verdieping kwamen bovendien de verschillen met de liberale burgerij naar voren. Zo groeide de belangstelling steeds verder uit. Ook het onderzoek breidde zich om die reden uit.
     Omdat F.Q.I. nog niet systematisch in kaart was gebracht, stond het eerste onderzoeksdoel al snel vast. Deze scriptie wil allereerst een bestaande lacune opvullen door een systematische beschrijving van F.Q.I. te geven. Maar om die beschrijving zinvol te laten zijn moet er meer gebeuren. Daarom heb ik ervoor gekozen F.Q.I. vanuit drie verschillende invalshoeken te benaderen. Het Kamper corps wordt in deze scriptie bekeken in het kader van de verzuiling. Vanuit dit referentiekader volgt de aandacht voor het beschavingsoffensief en de genootschappelijkheid. Die invalshoeken zijn uiteraard niet willekeurig gekozen. Het zijn thema’s die het wetenschappelijke discours al langere tijd bezighouden en waarmee ontwikkelingen op F.Q.I. in een zinvol perspectief kunnen worden geplaatst. De probleemstelling luidt kort geformuleerd als volgt:

Welke plaats nam het studentencorps Fides Quaerit Intellectum in binnen de verzuiling en daaruit volgend, binnen het beschavingsoffensief en de genootschappelijkheid, in de periode 1863 tot 1902?

De drie invalshoeken die ik hanteer om F.Q.I. te plaatsen binnen de maatschappelijke werkelijkheid van de negentiende eeuw vragen stuk voor stuk om toelichting. De verzuiling en het beschavingsoffensief omdat het constructies van het verleden zijn, die verschillend kunnen worden geïnterpreteerd. De genootschappelijkheid vanwege de voortdurende verschuiving in deelnemende groepen en idealen. In het eerste hoofdstuk zal daarbij worden stil gestaan. Er wordt gekeken naar de huidige stand van zaken in het

|pag. 6|

_______________↑_______________

historisch onderzoek. Hoewel de koppeling met F.Q.I. in dit gedeelte nog niet gemaakt wordt, bestaat er zoveel discussie rondom de verschillende invalshoeken dat een aparte bespreking nodig is.
     Het tweede hoofdstuk bestaat uit het eigenlijke onderzoek naar F.Q.I.. Aan de hand van het genootschapskader van de historici De Jonge en Mijnhardt wordt het studentcorps geanalyseerd. Dat betekent een beschrijving van de oprichting, de doelstellingen en idealen, de formele regelingen en de organisatie, het lidmaatschap, de werkzaamheden en de externe betrekkingen.1 [1. Jonge, de, A., Mijnhardt, W.W., ‘Het genootschapsonderzoek in Nederland’, De Negentiende eeuw 7 (1983) 253-259.] Het startpunt van de analyse is de oprichting van het corps in 1863, het eindpunt wordt gevormd door de dramatische halvering in 1902.
     Het derde hoofdstuk beantwoordt als eerste de vraag welke plek F.Q.I. innam binnen de verzuiling. In dit gedeelte zullen de verschillende visies over de omgang met cultuur binnen de orthodox-protestantse zuil centraal staan. Wat is de plaats van F.Q.I. binnen dat spectrum? De context wordt daarbij gevormd door een korte uiteenzetting van vooral de christelijke gereformeerde verzuiling op nationaal niveau.
     In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt de rol van F.Q.I. in het lokale verzuilingsproces geanalyseerd. Daarbij zal blijken dat de zuilvorming in dit tijdvak niet los te koppelen is van het beschavingsoffensief. Er zal als eerste stil worden gestaan bij de rol van de docenten aan de Theologische School. In algemene zin zal hun bijdrage aan verzuiling en het daaraan gekoppelde beschavingsoffensief bekeken worden, waarna vooral hun bemoeienis met de studenten geanalyseerd zal worden. Vervolgens wordt de aandacht naar de studenten zelf verlegd. Wat was hun rol in de verzuiling en het beschavingsoffensief?
     In hoofdstuk IV wordt bekeken wat voor soort vereniging F.Q.I. nu eigenlijk was. Dat lijkt een flauwe vraag, F.Q.I. was immers een studentencorps. Maar juist het orthodox-protestantse karakter van de vereniging zorgt voor twijfel. Binnen het kader van de verzuiling valt een eigen invulling van de genootschappelijkheid te verwachten. Daarom vergelijk ik F.Q.I. in dit hoofdstuk met vier verschillende typen van vereniging.
     De aandacht gaat allereerst uit naar andere corpora. De vergelijking zal concreet worden gemaakt met een analyse van het leesgezelschap van zowel F.Q.I. als het Groninger studentencorps Vindicat atque Polit. Vervolgens wordt de plaats van F.Q.I. binnen de vanouds liberaal burgerlijke genootschappelijkheid geanalyseerd. De rederijkerskamers hadden daarin een geheel eigen positie, en zowel hun literaire conventie als het repertoire van het Kamper corps staat in dit gedeelte centraal. Ten slotte wordt F.Q.I voor de tweede keer met de orthodox-protestantse wereld vergeleken. Dat gebeurt aan de hand van jongelingsverenigingen en christelijke studentenorganisatie. De nadruk zal daarbij inhoudelijk liggen op de Gereformeerde Studenten Debatingclub V.E.R.A. uit Groningen.
     De verschillende hoofdstukken zijn logisch met elkaar verbonden, maar volgen niet zonder meer uit elkaar. Reden des te meer voor een toelichting. Ik heb bewust gekozen voor een brede aanloop vanuit het wetenschappelijk discours omdat ik van mening ben dat alleen een beschrijving misschien wel iets

|pag. 7|

_______________↑_______________

toevoegt aan de historische kennis, maar niet zoveel aan het historisch inzicht. Natuurlijk zijn de door mij gemaakte keuzen bediscussieerbaar. Waarom bijvoorbeeld niet meer aandacht besteden aan het eigen werk van de studenten in de almanakken, als het gaat om de omgang met cultuur? Behalve het excuus van de noodzakelijke beperking, moet uit het vervolg blijken of de gekozen invalshoeken inderdaad een beter inzicht kunnen geven in de plaatsing van F.Q.I., of dat er misschien wel teveel processen aan een clubje studenten worden verbonden.
     Op de theoretische inzichten die ik hanteer voor beantwoording van de probleemstelling wordt in hoofdstuk I uitgebreid gereflecteerd. Wel is mijn motivatie – en hypothese – door deze hele scriptie heen dat de orthodox-protestantse zuil niet alleen door Kuyper cum suis bepaald werd. De aandacht daarvoor is weliswaar terecht, maar laat onverlet dat grote delen van de orthodoxie een eigen geluid konden hebben.
Het onderzoek daarnaar vormt behalve een motivatie, ook een verantwoording voor deze scriptie.
     De belangrijkste bron voor dit onderzoek is het archief van F.Q.I. zelf. In 1985 is het archief in het gemeentearchief van Kampen terechtgekomen. Hoewel het tien meter omvat zijn in elk archief maar bepaalde zaken bruikbaar. In veel gevallen baseer ik me voornamelijk op de notulen van vergaderingen.
Behalve de notulen van studenten, heb ik ter controle gebruik gemaakt van notulen van docenten- en curatorenvergaderingen van de Theologische School, maar het accent ligt duidelijk bij de studenten. Ook de overige archiefwerkzaamheden heb ik vooral in het gemeentearchief van Kampen verricht. Met name voor de participatie van studenten in het verzuilingsproces heb ik veel verschillende archieven van instellingen geraadpleegd.

|pag. 8|

_______________↑_______________

 
– Graaf, G.R. de (2004). Fides Quaerit Intellectum: Geloof zoekt te verstaan: Een onderzoek naar de plaats van het Kamper studentencorps Fides Quaerit Intellectum binnen de verzuiling en daaruit volgend, binnen het beschavingsoffensief en de genootschappelijkheid, in de periode 1863 tot 1902. (Doctoraalscriptie). Nieuwste geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen.

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.