III. Het proces tegen boekdrukker Peter Warners

[pag. 20]

III HET PROCES TEGEN BOEKDRUKKER PETER WARNERS

Vanaf eind september ontstaan er moeilijkheden rond de persoon van boekdrukker Peter Warners. Deze moeilijkheden lopen uit op een langdurig proces wegens het drukken van “het famose boexken Van den Drij Pauwsen offte Verclaringe van die mennichfoldige, loose practijcken van d’inquisitie etc”. ( 1 [1. J. Nanninga Uiterdijk, in Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en oudheidkunde, 1875; S. Elte, in Kamper Almanak 1950-’51, blz. 148-173; De rechtzaak tegen Peter Warners, boekdrukker te Kampen (1566-1567).; G.H.A. Krans, Peter Warnersen, drukker en uitgever te Kampen, in Het Boek, deel XXIV, 2, blz. 147-186; ’s-Gravenhage, 1937. Een eigen verwerking van de bronnen mag in dit overzicht van de reformatie te Kampen niet ontbreken.])
Dit boekje werd te Leeuwarden verkocht. De plaatselijke boekverkoper werd gevangen genomen. Hij legde in zijn bekentenis de verklaring af dat het boekje gedrukt was bij Peter Warners te Kampen. Op 27 september verschijnt dan de raadsheer van de Koning in de raadskamer. Namens stadhouder Aremberg houdt deze de raad voor dat de prenters “scherpelicken moegen worden verhoert ende geexamineert”.
Op 9 oktober volgt een brief met gelijke strekking. ( 2 [2. O.A. 2258, 27 sept., 9 okt. 1566.])
Inmiddels heeft Peter Warners bekend het boekje te hebben gedrukt. Hij heeft het volgens zijn zeggen nagedrukt in opdracht van een onbekende kramer uit Brabant. Tot de komst van stadhouder Aremberg op 11 oktober mag Warners onder borgstelling op vrije voeten blijven. Voor de ‘lage bank’ wordt Warners op 23 oktober beschuldigd van het drukken van famose boexkens. Daarna wordt het proces de volgende dag voor de ‘hoge bank’ voortgezet. Mondeling en schriftelijk verweert Warners zich. Hij stelt zelf niet fameus te zijn, want hij is niet de auteur van het boek. Hij begrijpt niet waarom men hem dagvaardt. Het fameuze boekje werd immers openbaar, “vrij onbehindert, onbespiert, onverboden, ia ongewaernet, over alle dese landen ende steden, als ik verstae, jae oick hier binnen Campen, mit groten hopen vercoft, gecoft ende gelesen”. ( 3 [3. O.A. 2258, 24 okt. 1566.])
Met deze openlijke uiteenzetting moet de raad wel verlegen zijn geweest. Het initiatief in deze rechtzaak neemt de raad dan ook niet uit zichzelf. Het is stadhouder Aremberg en de hoge overheid die haar tot handelen tegen de drukker aanzetten. De uitspraak wordt uitgesteld. Er gaat opnieuw een deputatie naar de stadhouder. Het is dan 28 oktober geworden. Het weinig doortastende

[pag. 21]

optreden van de Kamper magistraat in deze affaire wordt door de stadhouder niet in dank afgenomen. Op 30 oktober zet hij de stedelijke regering onder druk. Hij eist dat de drukker gestraft zal worden als was hij de auteur van het fameuze werk zelf. Dit lot kan Warners alleen ontgaan als hij de naam van de schrijver en van de kramer bekend maakt. Weigert de stad aan deze stadhouderlijke instructie gehoor te geven, dan zal deze daarvan de Koning in kennis stellen. ( 4 [4. O.A. 2258, 30 okt. 1566.])
De raad procedeert daarop op 5 november verder. Warners moet de naam van zijn opdrachtgever bekendmaken. Reeds de andere dag, 16 nov. weet Warners te vertellen dat een vreemde kramer uit Brabant, Hubert van Breda, zijn opdrachtgever is geweest. Dezelfde dag schrijft Warners een uitgebreide verdedigingsbrief. ( 5 [5. O.A. 2258, 16 nov. 1566.])
In de brief voert de drukker o.m. aan dat het gewraakte boekje ook binnen Kampen openbaar verkocht is zonder dat de magistraat daar iets tegen heeft ondernomen. Voor het raadhuis, jn de schepenensteghe, binnen de vispoort, op de visbanken, in het vleeshuis en op andere plaatsen is het boekje verkocht. Daarbij werd door de kremers “opentlick overluydt langes der straten” geroepen! Hier wat nijeuws! Koopt hier van den Drij Pauwsen ende van die inquisitie”. De raad mag volgens Warners achteraf geen onwetendheid voorwenden. De drukker voert verder aan hoe kort geleden nog burgemeester Coert van der Vecht de schout van Kampen samen met de drukker bij de Vispoort tegenkwam en dat hij toen tegen de schout heeft gezegd: “Hier, her scholtz, daer is wat nijews veijle van die Guesen”. Daarbij wees de burgemeester naar de kremer die openbaar stapels pamfletten verkocht waarin de kardinaal, bisschoppen en andere geestelijken, de inquisitie en de plakkaten werden bekritiseerd. Verder brengt Warners naar voren hoe nog onlangs openbaar in het vleeshuis pamfletten verkocht zijn met als titels: “Daaer sij die Roemsche kercke in ‘t sandt ommetoegen”, “Daer die wolff off die vos die misse deede”, “Daer des pauwes misse begraeven word-, papen ende monnicken daerover droeffden”, etc. Terwijl deze werkjes in het vleeshuis verkocht zijn, heeft burgemeester Henrick de Wolffs daar in eigen persoon bijgestaan. Zelfs heeft hij met sommige burgers een praatje gemaakt, aldus de drukker.

[pag. 22]

Tenslotte houdt Warners de raad voor hoe “in seer corten daegen” eerst in het vleeshuis en daarna buiten op de steigers een vreemde kremer een grote hoeveelheid boeken ten verkoop aanbood. Deze boeken waren meestal tegen de paus en tegen aanhang en leer gericht. Geleerd en ongeleerd is toegelopen en heeft er kunnen kopen. Op grond van dit alles verwijt de drukker de raad een inkonsekwent en oneerlijk beleid: Terwijl vreemdelingen dergelijke geschriften ongehinderd mogen verkopen, daagt de raad een stadsburger voor het gerecht omdat hij een soortgelijk werk enkel heeft nagedrukt.
Deze brief van Warners toont ons de sterke belangstelling van de burgerij voor dergelijke lectuur. De infiltratie van dit materiaal vindt plaats van buitenaf. Vreemde kooplieden bieden de werkjes de burgerij ten verkoop aan. Tevens blijkt uit heel het voorval dat de Kamper magistraat in 1566 geen strak beleid t.a.v. fameuze boeken meer voorstaat. Alleen uitdrukkelijk stadhouderlijk vermaan doet haar in actie komen tegen hen die deze infiltratie bewerken. Het stedelijk beleid is geen steun voor de r.k. kerk in haar strijd tegen voor de kerk schadelijke geschriften. Slechts gedwongen voert het stadsbestuur het proces tegen Peter Warners. Het hele rechtsproces heeft iets onwerkelijks.
Op 21 nov. gaat er weer een brief uit naar de stadhouder. ( 6 [6. O.A. 224, blz. 176, 177, 21 nov. 1566.]) Voordat deze hem bereikt, heeft Aremberg echter zelf reeds naar de pen gegrepen. Zijn brief van 23 nov. dringt aan op spoedig procederen. Onwilligheid van het stadsbestuur zal aan hertogin Van Parma worden doorgegeven. Deze ongenade wil de stadhouder echter graag voorkomen. ( 7 [7. O.A. 2258, 23 nov. 1566.]) Een dag later, 24 nov., schrijft de stadhouder opnieuw. De brief van het stadsbestuur heeft hij nu ontvangen. Uit die brief komt Aremberg te weten dat het stadsbestuur nog steeds niet tot strafvervolging is overgegaan. Daarom herhaalt hij zijn eis tot snelle voortzetting van het proces. ( 8 [8. O.A. 2258, 24 nov. 1566.]) De stadhouderlijke brieven van 23 en 24 nov. bereiken het stadsbestuur op 26 nov. ( 9 [9. O.A. 224, 26 nov. 1566.]) Twee dagen later, 28 nov., wordt onder stadhouderlijke druk in rechtzitting uitgesproken dat Peter Warners “in verzekeringe solde gaen up die haegen poirthe”. De

[pag. 23]

zitting is grotendeels gevuld met het lezen van het door Warners nagedrukte boekje. “Dit gelesen sijnde, van woirde to woirde, hefft men mitter wairheit gespoert woe famoess tselve wass ende nieth alleene heelt van drie pauwsen, als sich Peter ander die gemeinthe hadde laeten verluiden ende dat he omme die Religie in rechte betoegen waer”. ( 10 [10. O.A. 22, blz. 66, 29 nov. 1566.]) Uit de inhoud van het boekje blijkt dat naast de geestelijkheid ook de hoge overheid, m.n. keizer Karel V en koning Philips II, gekritiseerd worden. Daarom wordt Warners gevangen gezet niet alleen vanwege de religie, maar ook vanwege majesteitsschennis.
Warners echter heeft de burgerij ten onrechte voorgehouden dat hij alleen om de religie wordt vervolgd.
Op 28 nov. komt er echter onverwachts een wending in het proces. Nadat de raad uitgesproken heeft dat Warners op de Hagenpoort gevangen zal worden gezet, gebeurt er het volgende: Voor het raadhuis heeft zich een onrustige menigte verzameld. Men verzoekt of de familie van Peter Warners de rechtzaal binnen mag om de raad te spreken. Dit wordt toegestaan. Maar met de familie komt tegelijk een groot aantal andere burgers de raadkamer binnen. Gevraagd wordt de drukker “to verburgen”. Veertig tot vijftig mensen bieden zich als borg aan. Ondertussen is de menigte op straat nog meer aangegroeid. Algemeen wordt gedacht dat Warners alleen vanwege de religie wordt vastgezet. De magistraat vreest “commotie OFFTE onstuyr”. Terwijl stadsdienaren Peter Warners omringen, wordt deze echter omsingeld door de menigte die het stadhuis weer verlaat. In het gedrang wordt de drukker van de stadhuistrappen afgeduwd. De dienaren kunnen hem niet meer bereiken. In het gewoel wordt Warners meegeduwd. Terwijl de dienaren de raad willen inlichten, verdwijnt Peter Warners tussen de menigte. Een huiszoeking levert niets op. Warners blijkt reeds over de IJsselbrug te zijn gevlogen. De volgende dag, 29 nov., gaat een raadsdeputatie naar de stadhouder op weg om hem over het gebeurde in te lichten. Beloofd wordt de handlangers te straffen. De stadhouder wordt op 7 dec. schriftelijk verzocht “die evasie desselvigen Peter Warners in gheene ongenade aff toe nemen, dan die

[pag. 24]

saken an die durchluchtige ende hoechgeboerne furstinne die hertoghinne dermaten over te schriven dat wij entschuldiget ende derhalven onbedacht blijven moeten”. ( 11 [11. O.A. 224, 7 dec. 1566.]) De deputatie die 29 nov. naar de stadhouder vertrok, komt 4 dec. weer in Kampen terug. Ze doet verslag van haar missie. De volgende dag 5 dec. Komen schepenen, raad en beide meenten op het raadhuis bijeen. Men besluit alles te doen om de justitie in de stad voortgang te laten vinden. Desnoods moet de schutterij en de gildewachten daartoe worden gemobiliseerd. Onder klokgelui wordt de gevluchte Peter Warners voorgoed uit de stad gebannen. Wie hem onderdak verleent is strafbaar. Een svhoonzoon, een neef en een zwager van de drukker blijken in zijn ontzet een hoofdrol te hebben gespeeld. Ook zij worden bij verstek verbannen. ( 12 [12. O.A. 224, 7 dec. 1566; R.A. 2, fol. 174, 5 dec. 1566.]) De grote toeloop van de burgerij die voor de drukker partij kiest, is typerend voor de sfeer binnen de stad. Het door Warners verspreide bericht dat hij enkel om de religie gevangen gezet zal worden brengt aan het eind van 1566 blijkbaar een grote menigte sympathisanten op de been. Wel moet vermeld worden dat het hier een persoon betreft die binnen de stad een vooraanstaand burger is. Warners bezit nl. de grootste drukkerij van heel de stad. Op de hoek Nieuwstraat-Broederstraat heeft hij zijn drukkerij en boekwinkel. Als adres staat in zijn boeken afgedrukt: “Campen. In die Broeder Strate. Woenende in den Witten Valck”. Reeds in 1540 is hij gildemeester in het St. Lucasgilde. Ook in 1545, 1553 en 1560 bekleedt hij deze functie. ( 13 [13. Voor dit St. Lucasgilde, J.J. van Doorninck en J. Nanninga Uiterdijk. Bijdragen tot de gesch. v. Overijssel, dl. II, Zwolle 1874-1907, blz. 47-66.]) Het gaat dus om een vooraanstaand burger in dit proces.
Of Warners zelf een voorstander van religie-vernieuwing is geweest, laat zich denken. Een vurig katholiek kan hij, gezien het fameuse boekje, niet geweest zijn. Deze instelling laat zich llustreren door nog een voorbeeld: Een jaar eerder, in 1565, bleek Peter Warners bereid een boekje te drukken met godsdienstige ideeën van Hendrick Niclaes, stichter van de sekte van “Het huis der Liefde”. ( 14 [14. Cf. De la Fontaine Verweij, Het huis der liefde, in Humanisten, dwepers en rebellen in de zestiende eeuw (serie Uit de wereld van het boek), Amsterdam 1975, blz. 92-94. G.H.A. Krans, a.w., blz. 183.])
In alles blijkt dat de magistraat deze drukker slechts ongaarne heeft willen veroordelen. Alleen om de ongena-

[pag. 25]

de van de stadhouder en van de landvoogdes te voorkomen, grijpt ze tenslotte in. Blijkbaar wil de stedelijke overheid opkomen voor de zelfstandigheid van de stedelijke rechtspraak t.o. de hoge overheid. Slechts met veel tegenzin geeft de magistraat aan het stadhouderlijk bevel gehoor. Tevens toont dit voorval hoe de stedelijke overheid in de tweede helft van 1566 een meer toegevende houding heeft aangenomen t.a.v. de opkomende godsdienstige vernieuwing.

Category(s): Niet gecategoriseerd

Comments are closed.