[33]
BIJLAGE IV.
DE STATUTEN DER
„DORDTSCH GEREFORMEERDE GEMEENTE’’
TE KAMPEN.
Art. 1. Het doel der gemeente is: de leer door de vaderen op de Dordsche Synode 1618 en 1619 verkondigd, te verbreiden en te onderhouden.
Art. 2. Ieder, die deze leer is toegedaan kan na zoodanige belijdenis, lidmaat der gemeente worden.
Art. 3. Het bestuur dezer gemeente, door en uit de manslidmaten te kiezen bestaat uit kerkvoogden en notabelen, ouderlingen en diakenen. Deze allen vormen samen de kerkeraad.
Art. 4. De predikant is voortdurende president. Bij afwezigheid van den predikant wordt het presidium waargenomen door de ouderling het oudst in jaren.
Art. 5. De kerkvoogden zijn belast met het beheer der goederen en gelden tot de gemeente behoorende.
Art. 6. Den diakenen is opgedragen de inzameling van gelden en de uitkeering derzelve aan de behoeftigen der kerkelijke gemeente.
Art. 7. De ouderlingen waken, dat de predikant steeds de ware leer verkondige.
Art. 8. Het onderzoek en de vaststelling der rekening en verantwoording door de kerkvoogden en diakenen jaarlijks in de maand Januari af te leggen, is den notabelen opgedragen.
Art. 9. Door en uit de kerkeraad wordt een secretaris gekozen.
Art. 10. De bestuursleden, behalve president, treden om het jaar af. Aftredenen zijn herkiesbaar.
Art. 11. Het bestuur vertegenwoordigt de gemeente zoowel in als buiten rechten.
Art. 12. De financieele grondslagen, waarop de gemeente berust zijn: a. collecten, gedurende de godsdienstoefeningen gehouden, b. vrijwillige bijdragen en giften.
Aldus vastgesteld door de meerderheid der manslidmaten der gemeente den vier en twintigsten November achttien honderd een en zeventig.