Staphorst-Rouveen en Vriezenveen

STAPHORST-ROUVEEN EN
VRIEZENVEEN.
______

     In de Driemaandelijksche Bladen, uitgegeven door de Vereeniging tot Onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland, (Jaargang V, p. 35) schrijft C. H. Ebbinge Wubben: „Staphorst, oorspronkelijk een veenkolonie, is een zoogenaamd streekdorp, d.w.z. de huizen liggen, soms twee of meer, op eenigen afstand achter elkaar op lange smalle strooken land, doorsneden door de straatweg, de diek. Van het grasland, ten N., deels ten N.W., van de diek zegt men dat het buten, van het bouwland, ten Z., deels ten Z.O., dat het boven ligt. Wie an diek staat, kan dus vier richtingen uit, en boven of boveruut, en buten of butertuut, en oostert of oostertuuten en westert of westertuut.
     De lange smalle erven zijn onderling gescheiden door slooten, meestal aan weerszijden met hout beplant, er langs loopt op elk erf een steeg, een in den regel onbestrate toegangsweg; voor zoover hij langs een huis leidt, draagt hij den naam van brink”1 [1.      Hier heeft „brink” dus nog zijn oude beteekenis van „rand, grasrand” behouden. Verg. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek.]). Mutatis mutandis geldt dit alles ook voor Vriezenveen, als men daar op den weg of de straat staat kan men ook vier richtingen uit, hen bwaven of bwaeverin, hen buten of butertin, hen oostert of oostertin, hen westert of westertin.
Daar ligt het bouwland ten N. van den weg d.i bwaven, het grasland ten zuiden van den weg d.i. buten.
     Dr. Blink zegt in het Tijdschrift v.h. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap (XIX 1902 p. 80): „Als men iemand die Staphorst vrij wel kent, plotseling in Vriezenveen plaatst, zou hij den overgang schier niet bemerken”.
     Dezelfde schrijver schrijft in het Tijdschrift der Nederl. Heide Maatschappij, (14e jg. p. 37): „De Staphorsters helpen

_______________↓_______________


|pag. 16|

elkander tegenover vreemdelingen tot het uiterste, tegenover niet Staphorsters zijn zij één. Dit gemeenschapsbesef spreekt zelfs uit het groeten. Als iemand voorbijkomt hoort men hier zelden uitsluitend den gewonen dorpsgroet: goeden dag saam of goeden dag, maar in den groet spreekt een besef van deelneming in den arbeid, dien de ander verricht. Is iemand b.v. aan ’t ploegen dan luidt de groet: au ’t bouwen?, is iemand aan ’t oogsten, dan luidt hij: an ’t rogge halen? en zoo klinkt de groet steeds in een vragenden vorm, deelnemend aan den arbeid dien men buren of dorpsgenooten ziet verrichten.”
     Ook deze woorden zijn volkomen op Vriezenveen toepasselijk.
Evenals Staphorst is Vriezenveen een Friesche veenkolonie, beide dorpen werden verplaatst naar gelang het veen was afgegraven en de bodem tot ontginning was gebracht, de kerken van beide dorpen zijn daardoor eenige malen verplaatst.
     Te Staphorst werd oudtijds het plaatselijk bestuur gevormd door het college van sestienen, te Vriezenveen door een dito van kerkmeesteren en sestienen.
     In de jaren 1627 tot 1630 voerde Johan van Rechteren tot Rechteren en Bredenhorst, Heer tot Almelo een proces 2 [2. Rijksarchief Zwolle, no. 14748.]) tegen de ingezetenen van Vriezenveen, de zaak liep in hoofdzaak over de vraag wat onder een hoeve moest worden verstaan daar bij de oude concessiebrieven door de Heeren van Almelo aan „de Vresen op den Vene” gegeven, was bepaald dat van een hoeve lands jaarlijks moest worden betaald een emmer boter, Zwolsche maat. Volgens den Heer van Almelo was eene hoeve 16 of hoogstens 18 morgen groot, terwijl de ingezetenen van Vriezenveen beweerden dat een hoeve aldaar geen bepaalde maat vertegenwoordigde maar dat zij in de lengte steeds kon worden uitgebreid door ontginning van de veengronden tot aan de noordgrens der Heerlijkheid. Zij legden getuigenissen over o.a. van drie personen geboren en lang gewoond hebbende te Vriezenveen, die reeds jaren lang te Staphorst en Rouveen gevestigd waren; deze verklaarden: „dat de Vriezenveensche landen van één nature en also gelegen sinnen als de Staphorster

_______________↓_______________


|pag. 17|

en Rouveensche, te weten beneden haar hooilanden, daarna de weilanden ende daarna de bouwlanden, dewelcke int wilde en woeste vene strecken, dat alle opgaande landen opt Vriesenveen, Staphorst en Rouveen bij akkertal worden verkocht en verhuurd, te weten 16 akkers voor eene hoeve, 8 akkers voor een halve hoeve, 4 akkers voor een vierdel en 2 akkers voor een half vierdel, dat de Vriesenveensche, Staphorster en Rouveensche akkers meestendeels uit de wilde heide en onland tot land, door groote vlijt en arbeid van de ingezetenen zijn gemaakt en zij hunne huizen van beneden tot boven hebben moeten laten zetten en maken.”
     Ter verduidelijking wordt bij de processtukken overgelegd een „Caerte van ’t Vriesenveene”, waarop de indeeling der landen in hoeven, akkers enz. in schema is voorgesteld, deze zelfde kaart vindt men ook onder de stukken 3 [3. Rijksarchief. Zwolle No. 14980.]) betreffende een proces dat de ingezetenen van Rouveen tegen die van Staphorst voerden in de jaren 1632 tot 1637, in welke zaak de Licentiaat Johan Telvoren als advocaat optrad, deze had als zoodanig ook de belangen der Vriezenveeners verdedigd.
De ingezetenen van Rouveen beweerden dat het Mosveen, gelegen ten zuiden, deels ten zuidoosten van Staphorst, gemeenschappelijk eigendom was; volgens de Staphorsters zou de scheiding en verdeeling reeds voor ondenkelijke jaren hebben plaats gehad. In zijne repliek, ingediend den 26 September 1634, zegt de advocaat Telvoren o.a.: „dat de Vriezenveensche landen van gelijke nature zijn als die van Staphorst en Rouveen met het onderscheid dat de laatste boven hoe langer hoe meerder scherper toeloopen. 3 Januari 1637 deed Rudolph van den Clooster, Schultis tot Hasselt, met advies van rechtsgeleerden, uitspraak in deze zaak; hij verklaarde dat de ingezetenen van Staphorst de vroegere scheiding en deeling niet genoegzaam hadden bewezen en dat dus het Mosveen, van boven den Leidijck tot de uiterste limiten toe, gemeenschappelijk eigendom van de beide kerspelen was; hij veroordeelde beklaagden „om met de klagers te treden in scheydinge ende deelinge, na grootte en

_______________↓_______________


|pag. 18|

proportie van een iegelijks hoevetall, genietende die van Staphorst de proportie van 48 hoeven en die van Rouveen van 62 hoeven, compenserende de kosten om redenen.”
     Onder de bijlagen van deze processtukken bevinden zich o.a. een opgave van de namen der landeigenaren en een uitvoerige kaart van Staphorst en Rouveen gemaakt door den gezworen landmeter Gysbert Sasse in 1635.

     DEN HAAG.                                                            L. JONKER.

  • Jonker, L. (1921). Staphorst-Rouveen en Vriezenveen. Versl. en Meded. VORG, 38, 15-18.
Category(s): Rouveen, Staphorst, Vriezenveen

Comments are closed.