Schetsen uit de geschiedenis van het Zwolse Gymnasium. Rector Johannes Cele I.

SCHETSEN

uit de geschiedenis van het Zwolse Gymnasium

RECTOR JOHANNES CELE

I.

Wij weten niet, wanneer het gymnasium gesticht werd. Uit de oudste tijden van Zwolle’s bestaan zijn heel weinig berichten tot ons gekomen en zo zal de oorsprong van deze school, die al meer dan vijf eeuwen een belangrijke instelling van onze stad is geweest, wel duister blijven. ZIJ was een stichting van de kerk in Deventer; de stichts-scholaster uit deze stad (een geestelijke, speciaal met het onderwijs belast) stelde de leerkrachten aan.
Elk Jaar werd dan ook door de stad Zwolle aan de kerk in Deventer de „scholastrije” betaald; in de oudste stadsrekeningen komt deze post voor — dus in 1399: dikwijls In deze vorm: voor kotpenningen en scholastrije. (Kotpenning is een soort kerkelijke belasting, die door elk huls van het kerspel moet worden opgebracht).
Hoog was de bijdrage in elk geval niet.
In 1399 luidde de post: den scolaster van Deventer van der scholen 4½ plack (24 plak = 1 gulden), enige jaren later is de belasting tot 5 plack gestegen. Een gelukkig toeval deed den „scriver”, die in 1404 de uitgaven in een register neerschreef, vermelden „gegeven van den kotpennijngen 665 vuersteden”, waardoor hij ons meedeelt, dat er in de stad 666 huizen stonden; hiermede is dus tegelijk de grootte van de stad ongeveer aangegeven: voor elk huls gemiddeld vier of vijf bewoners, komt men tot ± 3000 inwoners.
     In dit betrekkelijk kleine stadje, is deze school wel heel groot. Volgens de beschrijving van Johannes Busch, een oudleerling der school, die ± 1400 zijn jeugd- en leerjaren beleefde, zou het aantal leerlingen toen 800 hebben bedragen. Vermoedelijk is dit een schatting volgens zijn geheugen; over leerlingen lijsten — als ze al bestonden — had hij wel niet de beschikking. Toen Busch zijn verhaal schreef, was hij een oud man, die in zijn mooie herinnering de schooi misschien wel wat heel groot zag. Maar, waar een aantal van ± 1000 leerlingen wordt aangenomen, was de school wel heel groot.
     We komen dan vanzelf tot de vraag, wat de oorzaak was, dat een latynse school in een kleine stad, zoveel leerlingen trok. Het antwoord hierop luidt: door zijn eminenten leider, den rector Johannes Cele. Weten we van voor zijn rectoraat alleen dat de school bestond, van zijn optreden af treedt het gymnasium in het licht, werd het door hem beroemd. Cele was in het midden der 14e eeuw geboren in een familie, die verwant was met patricische geslachten ln de stad. Vermoedelijk omstreeks 1374, na een studie aan een ons onbekende universitelt, werd hij door het stadsbestuur met de leiding der school belast. HU was toen nog Jong; hij stierf in 1417, na dus ongeveer 40 jaar het rectoraat te hebben waargenomen.
     Dat Cele tot rector benoemd werd kwam door invloed van den beroemden Deventersen geloofshervormer Geert Grote, die door een leven van boete en innig geloof trachtte de mensen tot lnkeer te brengen. Hij is de man van de „moderne devotie”, de stichter van „de broederschap des gemenen levens”, die een gehele renaissance in het kloosterleven heeft gebracht. Door deze vrome beweging werd de gehele IJselstreek in Europa beroemd. Door Grote’s initiatief werden de kloosters op de Sint Agnietenberg en te Wlndesheim gesticht. Maar voor de school is een andere stichting van belang, n.1. het Fraterhuis te Deventer, dat onder leiding stond van zijn leerling Florens Radewijnszoon. waarvan de bewoners in hun onderhoud voorzagen door het afschrijven van boeken. Een dergelijke stichting zag ook Zwolle ontstaan en deze fraters zijn voor het Zwolse gymnasium van buitengewone betekenis geweest. Zij toch hebben, behalve het afschrijven van boeken, de zorg voor de leerlingen der school op zich genomen. De leerlingen van buiten de stad, rijken en armen, werden in het rijken- en armenfraterhuis opgenomen, waar de fraters, naast de lichamelijke, ook de geestelijke verzorging der leerlingen op zich namen. Onder hun leiding werd gestudeerd, ook de zielszorg was een voortdurende bron van arbeid der fraters.
De invloed van de fraters op het onderwijs der school, was uiterst gering. Zo goed als geen enkele der fraters was als leraar aan de school verbonden; hierop hebben onderzoekingen van de laatste tijd de nadruk gelegd. De bloei van de school werd

[Afbeelding: De Zwolsche school met Raadtoren.]

wel zeer bevorderd door de morele en geestelijke leiding, die de fraters gaven aan de bij hen inwonende gymnasiasten, zoals dr. M. Schoengen heeft bewezen.
     Natuurlijk was de figuur van Cele als rector de primaire factor voor die bloei.
Een paedagoog was hij, die de onbeduidende latijnse stadsschool reorganiseerde tot een inrichting, die de wetenschappelijke voorbereiding voor de universiteit volgens nieuwe inzichten regelde. Het werd een acht-klassige school, waar ook de diepere studie van de Heilige Schrift en van de kerkvaders in het schoolplan werd opgenomen. Voor Cele’s optreden bestond de school uit drie klassen. Natuurlijk moest het grote aantal leerlingen in verschillende gebouwen worden ondergebracht; welke dat waren, weten we niet.
     Het probleem der leraren was geheel anders opgelost dan tegenwoordig. Aanvankelijk schijnt Cele alleen onderwijs te hebben gegeven. In de twee of drie hoogste klassen werden spoedig leraren aangesteld, in da lagere klassen werd onder toezicht van Cele les gegeven door de beste leerlingen uit de hoogste klassen.
Ook voor deze „primairii” was het onderwijs aan 80 of 100 leerlingen geen sinecure: men veronderstelt, dat elke klas weer onderverdeeld was in groepjes van 8 of 10; een leerling stond daar weer aan het hoofd. WIJ weten deze bijzonderheden niet uit Cele’s tijd zelf, maar kunnen die opmaken uit de inrichting van andere scholen, die later naar het voorbeeld van de Zwolse school werden gesticht, b.v. in ’s Hertogenbosch of in Deventer.
     Wij begrijpen, dat aan een zo grote inrichting een strenge discipline heeft geheerst. Niet alleen hierin ligt Cele’s roem, maar vooral in zijn voorbeeldig leven, dat niets van de leerlingen eiste, dan waaraan hij zelf voldeed. Niet alleen door zijn kennis en wetenschap, maar vooral door zijn trouwe plichtsvervulling was Cele een voorbeeld voor zijn leerlingen. Hij eiste van hen vlijt, gehoorzaamheid, reinheid van zeden en vroomheid. Streng zag hij toe op het regelmatig volgen der lessen.
Zonder permissie mocht geen leerling verzuimen: dat werd met roede of „palmatorium” gestraft. Dat de leerlingen lichamelijk getuchtigd werden, behoeft in een middeleeuwse school niet te verwonderen; men ging uit van de stelling: „die de roede spaart, haat zijn zoon; maar die hem lief heeft, tuchtigt hem tijdig”. Men beriep zich hiervoor op enige bijbelplaatsen.
     Zij die Cele’s werk aan de school hebben beschreven, hebben er op gewezen, dat bij zijn strengheid, die ongeschikte of ongehoorzame leerlingen onverbiddelijk de school ontzegde, er toch weinig lichamelijk gestraft werd. Alleen tegen onmatigheid en onzedelijkheld gold de straf, dat de schuldigen voorover op de vloer werden gelegd en met roeden getuchtigd.
     Er was nog een andere kant van het middeleeuwsche schoolleven, waarop we even de nadruk moeten leggen, n.l. op het onderwijs in het zingen, d.w.z. speciaal van kerkelijke gezangen. Want de leerlingen nemen aan de kerkdienst als koorzangers deel. Later, in het midden der 15e en in de 16e eeuw, zien we een specialen leraar daarvoor aangesteld, de „succentoer” (subcantor).

     Zo goed was het onderwijs aan de Zwolse school, dat vele leerlingen, die daarna aan de Universitelt gingen studeren, in korte tijd de magister- of doctortitel verwierven. Dat kwam mede daardoor, omdat Cele de verschillende vakken, die aan de universiteit werden gedoceerd, in de hoogste klassen van zijn school, door speciale vakleraren liet geven.

S. E.          

 
– Elte, S. (1939, 15 juli). Schetsen uit de geschiedenis van het Zwolse Gymnasium. Rector Johannes Cele I. Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 5.

Category(s): Zwolle
Tags:

Comments are closed.