Jacob Maler, Kampen 1548

JACOB MALER, Kampen 1548.
In de 16e eeuw is Kampen een tijd lang zo rijk aan schilders geweest, dat men in de beeldende kunstliteratuur spreekt van een 16e-eeuwse Kamper schilderschool.
En de stad is zo gelukkig nog een achttal schilderijen uit die bloeitijd van de plaatselijke schilderkunst te bezitten; nl. in de oude schepenzaal een groot paneel van Ernst Maler, een triptiek van Jacob en Albert Maler in het Grootburger weeshuis, en een drietal Malers (een Ernst, een Jacob en een paneel van Jacob en Albert) benevens een drietal panelen van de hand van Mechteld toe Boecop, die zich alle in de regentenzaal van het Gast- en Proveniershuis bevinden.
Men is wel eens met al deze Malers in de war geweest 1 [1. Wij verwijzen naar twee artikels over dit onderwerp van de hand van de heer Fehrman: „Geslachtkundige aantekeningen over de familie Maler te Kampen” in Verslagen en Mededelingen (65e stuk) van „Overijssel regt en geschiedenis” en „De Kamper schildersfamilie Maler” in de Kamper Almanak van dit jaar.]) en vroeger werden haast alle panelen aan de bekende Ernst toegeschreven. Volgens de kunsthistoricus Hoogewerff is de toeschrijving als bovengenoemd, maar op historische gronden is de heer C. N. Fehrmann, archivaris van het „Walkate-archief” te Kampen het hier niet geheel mee eens 2 [2. Ibidem]).
Zo zal dan het hier gereproduceerde paneel „De werken van Barmhartigheid” volgens Hoogewerff een Jacob Maler zijn en niet, zoals men vroeger meende, een Ernst Maler. De heer Fehrmann echter wil het werk aan Jacob’s zoon Albert toeschrijven.
Het paneel, 140 X 132 cm groot, gedateerd 1548, is van een sterk dramatische kracht. Haast al de figuren zijn vol actie en de sterke kleuren, rood, bruin en zwart, zijn vaak in felle contrasten tegen elkaar gezet, zonder dat het harmonisch toongeheel er door geschaad wordt. Het witte hemd, voor de naakte, boven de rode hozen van die hem kleedt; het rood van het jak boven de gelige broek en hozen van de, op een tinnen schaal spijs aandragende jonge man (waarin men de schilder zelf meent te zien) zijn kleur-contrasten die aan de levendigheid van het schilderij mee werken. Evenzo, op de achtergrond, bij de heer die een zwervende binnenleidt: de rode baret, het witte hemd in de zwarte tabbert. En naast hem het vrouwtje met het witte kapje, het rode kleed met zwarte halsomslagen, evenals het witte schortje op de zo dominerende rode rok van de, een kind voerende, vrouw op de voorgrond; allemaal contrasten die de dramatische werking van het schilderij verhogen.
Hoewel er enkele goede en zelfs prachtige détails in zijn (het stilleventje op het ronde tafeltje rechts) heeft het schilderij ook onvolkomenheden: compositorisch is het niet altijd gelukkig, anatomisch hier en daar niet verantwoord, schildertechnisch zijn er zwakke plekken en een vergelijking met de allergrootsten uit die tijd, bv. een Lucas van Leyden of een Jan van Scorel, kan het zeker niet doorstaan.
Maar wat is dit schilderij aantrekkelijk door zijn menselijkheid en realisme, door de activiteit die er van uitgaat. Hier wordt barmhartigheid „bedreven” als gold het een toneelspel.
Het is alsof de heren regenten van het Heilige-Geestgasthuis wilden laten zien hoe goed en met welk een overgave zij dat konden doen, en de bedeelden, hoe dankbaar zij konden zijn voor alle goede gaven.
Misschien is het wel Albert Maler zelf die de spijs aanbrengt, misschien is het wel burgemeester toe Boecop die een zwervende binnenleidt, zijn het wel bekende Kamper burgers uit de jaren ± 1548 die kleden en laven, troosten en verzorgen. Misschien werd er wel openlijk gedemonstreerd hoe barmhartig men kon zijn; want de menselijke ijdelheid was en is groot.
Ja, een menselijk-realisme, eerlijk en openhartig, is wel één van de grootste aantrekkelijkheden van dit merkwaardig schilderij en maakt het m.i., voor zijn tijd, wel tot iets bijzonders.

H. K.          

Category(s): Kampen
Tags: , , ,

Comments are closed.