Hoofdstuk 1. Inleiding


|pag. 3|

1. Inleiding

1.1. Na honderdvijftig jaar

Anderhalve eeuw na de Afscheiding van 1834 blijkt de hoeveelheid literatuur over de Afscheiding nog steeds uit te dijen.
De invalshoek die in recente werken naar voren komt, is merendeels een andere dan die welke in de eeuw na 1834 op schrift werd gesteld. Overheerste aanvankelijk de positiekeuze van de auteur tegenover de Afscheiding zozeer dat de kruitdamp belemmerend werkte op het zicht op het gebeuren zelf, later zien we meer afstandelijke en bredere studies naar oorzaken en motieven, waarbij veel regionaal en lokaal werk te vinden is.
De vooral theologische invalshoek gekoppeld aan een positiebepaling vanuit een bepaalde kerkkeuze uit de literatuur van de eerste honderd jaar werd geleidelijk aangevuld met literatuur waarin aan economische, politieke en sociale gegevens meer aandacht werd besteed. Het onderzoek van de bronnen brengt nog steeds nieuwe gegevens naar voren en bronnenuitgaven komen ook nu nog van de pers. De belangstelling voor de Afscheiding was- zeker in het herdenkingsjaar 1984— goed merkbaar en houdt de aandacht bij de herdenkingen van 1986 en 1992.
Deze studie zal, gebruikmakend van verschenen literatuur, vooral een lokaal bronnenonderzoek zijn. Geografisch beperkt het onderwerp van studie zich tot Hasselt. Met behulp van de bronnen uit de periode 1830 – 1870, die verband houden met de Afscheiding in Hasselt, wordt de blik gericht op de mensen die bij het Afscheidingsgebeuren en in de periode daarna een rol speelden. Met deze historisch-sociologische studie hopen we een bijdrage te leveren aan de kennis over en het begrijpen van de Afscheiding. Het motief voor onderwerp en plaats is te vinden in affiniteit met beide van de onderzoeker.
Dat er na honderdvijftig jaar in Hasselt nog mensen zijn die zich geestelijke nazaten van de Afgescheidenen noemen, tilt het Afscheidingsgebeuren in haar gevolgen boven de sfeer van het tijdgebonden conflict uit. Dat geeft het on

|pag. 4|

derzoek een diepere dimensie.

1.2. Honderdvijftig jaar literatuur

1.2.1. Overzicht

Met Mulder 1 [1. Mulder, Revolte, 71]) willen we de literatuur in drie groepen verdelen.
Mulder noemt de
          – defensief-apologetische benadering
          – bestrijdend-negativerende benadering
          – niet-polemisch objectiverende benadering

1.2.2. Defensief-apologetische benadering

Deze benadering is uit het midden van de Afgescheidenen en aan hun geestelijke nazaten ontsproten. Over het algemeen treffen we een rechtvaardigingsstreven ten aanzien van het Afscheidingsgebeuren aan, al zijn er duidelijke nuanceringen te onderscheiden. Het doel van de auteurs is licht te werpen op de Afscheiding, waarbij zij de Afscheiding kwalificeren als een noodzakelijk gebeuren om de verworden kerk terug te voeren in de bedding van de oude gereformeerde traditie. Een duidelijk aanknopingspunt wordt in dat verband bijvoorbeeld gevonden in het woord ‘wederkeer’ in de acte van Afscheiding of wederkeer.
We willen deze benadering kenmerken als
          – universalistisch (de Afscheiding krijgt een plaats in een groter geheel)
          – docerend (de literatuur heeft een sterk onderwijzend element)
          – sympathetisch (de auteurs voelen zich in sterke mate verwant met het gebeuren)

Het werk van ondermeer Keizer, Rullmann, Van der Does en Algra valt onder deze groep 2 [2. Keizer, Afscheiding; Rullmann, Afscheiding; Van der Does, Afscheiding; Algra, Wonder]).
Deze benadering heeft voor Hasselt een studie van L.J. Joosse opgeleverd, waarin aan de Afscheiding in Hasselt ruime aandacht wordt geschonken. Ook enkele artikelen van H. Poelarends in een plaatselijk kerkblad vallen onder deze noemer 3 [3. Joosse, Godts daden; Poelarends, Ontstaan]).

|pag. 5|

1.2.3. Bestrijdend-negativerende benadering

Deze benadering vindt zijn aanhang in kringen die de Afscheiding als daad veroordelen en de motieven, die tot de Afscheiding hebben geleid, bestrijden of ontkennen.
We vinden hier auteurs uit de verschillende richtingen in de Hervormde Kerk, die vanuit verschillende achtergronden de Afscheiding veroordelen. In feite woedt de strijd rond de Afscheiding in deze en de voorgaande benadering (zie 1.2.2.) voort, al wordt de kruitdamp minder dicht. Kromsigt en De Wilde zijn representanten van deze benadering 4 [4. Kromsigt, Afscheidingsbeginselen; De Wilde, Geschiedenis]).

1.2.4. Niet polemisch-objectiverende benadering

In het algemeen is het strijdbare karakter in de literatuur vanuit deze benadering minder sterk of geheel niet aanwezig. Gepoogd wordt een bredere weging te bieden -of een bijdrage te leveren aan een bredere weging- met veelal meer aandacht voor andere dan alleen godsdienstige of kerkelijke oorzaken. Waarmee niet gesteld wordt dat de beide voorgaande benaderingen (zie 1.2.2. en 1.2.3.) zich uitsluitend beperken tot een kerkelijke of theologische benadering.
Economische, sociale, demografische en andere gegevens spelen hier een grotere rol 5 [5. Hendriks, Emancipatie; Kuiper, Voormannen; Van Weerden, Spanningen; Slicher van Bath, Samenleving. Deze laatste legt verhand tussen bevolkingsvermeerdering in de eerste helft van de negentiende eeuw en de Afscheiding (zie blz. 107, 357 – 359)]. In deze benadering past ook de sociaal-wetenschappelijke analyse 6 [6. Zie Hendriks, Emancipatie; Kuiper, Voormannen; Mulder, Revolte]) die stimulerend heeft gewerkt op het ontstaan van een groot aantal lokale en regionale studies 7 [7. Bijvoorbeeld Oost, Afscheiding]). Voor Hasselt is de studie van R. Bosch in deze benadering te plaatsen 8 [8. Bosch, Ontstaan]).

1.3. Bronnen

1.3.1. Kerkelijk archiefmateriaal

Om het onderwerp verantwoord te kunnen behandelen, is een brede studie gemaakt van veel bronnenmateriaal. Naast de handelingen van de kerkeraden van de Hervormde en Afgescheiden gemeenten kregen ledenregisters en doopboeken

|pag. 6|

de aandacht bij het onderzoek. Deze kerkelijke bronnen bleken vooral bij het aangeven van namen niet geheel nauwkeurig. Namen blijken herhaaldelijk op de klank af genoteerd te zijn, zodat het vaststellen van de juiste naam soms moeilijk was.
Verder zijn er in de kerkelijke archieven forse lacunes.
Het archiefmateriaal van de Afgescheidenen vangt aan in het jaar 1846. De periode 1835 – 1846 blijft daardoor duister. Een tweede lacune vormt het geheel ontbreken van kerkelijk archiefmateriaal van de Kruisgemeente in Hasselt. De overlevering weet te verhalen dat dit archief in het begin van de Eerste Wereldoorlog weggedaan zou zijn.
Beide lacunes zijn ten dele te ondervangen door het indirect achterhalen van gegevens. Wel is het gevolg dat voorzichtigheid moet worden betracht bij het beschrijven van betreffende groep in betreffende periode.
Jammer is het ontbreken van een originele Acte van Afscheiding of een equivalent daarvan. De namen van de Afgescheidenen ‘van het eerste uur’ blijven daardoor moeilijk juist vast te stellen.
Onderzoek naar archiefmateriaal op kerkelijk gebied in de vroegere gemeente Zwollerkerspel heeft niet plaatsgevonden. Delen van deze gemeente (zoals Genne, Haerst, Streukel en Genne-overwater) waren sterk op Hasselt georiënteerd en vallen kerkelijk onder Hasselt. Een ander deel van Zwollerkerspel richtte zich op Zwolle en is elders beschreven 9 [9. Zie: Oost, Afscheiding]). Een derde deel van Zwollerkerspel -dat vroeger de gemeente Hasselt vrijwel omsloot- behoorde tot de zelfstandige gemeente Mastenbroek. Daar was invloed vanuit Kampen (met een op Hoksbergen afgestemde gemeente) en vanuit Genemuiden.
Recente heruitgaven van bronnen van Afgescheidenen en Kruisgezinden van meer landelijke betekenis zijn benut om de lacunes zo mogelijk op te vullen.

|pag. 7|

1.3.2. Burgerlijk archiefmateriaal

Om de Afscheiding in de context van de eerste helft van de negentiende eeuw te bezien, is veel burgerlijk archiefmateriaal gebruikt. In de raadshandelingen, notulen van de vergaderingen van Burgemeester en Wethouders en in brievenboeken werd materiaal gevonden dat een bijdrage levert aan een bredere schets van Hasselt in de eerste helft van de negentiende eeuw.
Aangezien nergens aanwijzingen werden gevonden over gevoerde rechtszaken is het archiefmateriaal van de Rechtbanken van eersten aanleg te Zwolle (berustend bij het Rijksarchief te Zwolle) niet onderzocht. Op advies van jhr. Gevers van het Rijksarchief is het al herhaaldelijk onderzochte archiefmateriaal uit het kabinet van de gouverneur niet onderzocht. Wel is gebruik gemaakt van basismateriaal uit de studie van Slicher van Bath 10 [10. Slicher van Bath, Samenleving]) en een onderzoek van het ETIO 11 [11. Rapport].

1.4. Probleemstelling

1.4.1. Vervreemding

Becker heeft in zijn dissertatie 12 [12. Becker, Eeuwige heimwee]) een studie gemaakt van het chiliasme. Hij onderzocht de oorzaken en achtergronden van het chiliasme en paste die vervolgens toe op een tweetal religieuze bewegingen in de negentiende eeuw.
Beide bewegingen —Zwijndrechtse Nieuwlichters en Afgescheidenen- hebben schokkende wijzigingen ondergaan in hun symbolisch universum. Bij de Afgescheidenen ziet Becker het opdringen van een vreemd symbolisch universum. Als gevolg daarvan ontstaat een breuk tussen de mens en zijn sociale werkelijkheid. Dit verschijnsel wordt vervreemding genoemd. Becker heeft aan de hand van de beschikbare literatuur onderzocht of de Afgescheidenen in een vervreemdingssituatie zijn geraakt.
Deze studie zal trachten te onderzoeken of vervreemding een rol heeft gespeeld bij de Afscheiding in Hasselt

|pag. 8|

en de periode erna (1835 – 1869). Het jaar 1835 is gekozen, omdat de bronnen aangeven dat er zich dan een groep Afgescheidenen in Hasselt manifesteert. Het teruggrijpen naar het vertrouwde symbolisch universum en de breuk in de Afgescheiden gelederen -door Bouwman de ‘crisis der jeugd’ genoemd 13 [13. Bouwman, Crisis])- zal benut worden om de pogingen tot het hervinden van het symbolisch universum aan te tonen.
Het onderzoek sluit af in het jaar 1869 wanneer Afgescheidenen en het gros van de Kruisgezinden weer bijeen komen en gezamenlijk voortgaan als Christelijke Gereformeerde Kerk.
Van de beschikbare bronnen zijn de notulenboeken van de verschillende kerkeraden het meest geëigende werkmateriaal voor dit onderdeel van de studie.

1.4.2. Leiderschap

Becker kent in zijn proefschrift een belangrijke plaats toe aan de leider van de beweging. Is de leider in staat het oorspronkelijk symbolisch universum in grote lijnen te reconstrueren 14 [14. Becker, Crisis, 54]). Speelt hij een rol bij de herenigingspogingen in de jaren zestig?

1.5. Opzet

Daarmee is de opzet van deze studie in grote lijnen aangegeven. Beide probleemstellingen worden onderzocht in het Overijsselse Hasselt. Daarom wordt begonnen met een schets van Hasselt in de eerste helft van de negentiende eeuw.
De schets zal sociaal-economisch van aard zijn en gegevens van demografische aard bevatten.
Daarna wordt een omschrijving gegeven van het gereformeerd symbolisch universum en de veranderingen die daarin gedurende de periode voorafgaand aan de Afscheiding plaatsvonden.
De invloed van het conventikel en de leider krijgen daarbij aandacht. Vervolgens wordt bezien of en in hoeverre er herstel van het gereformeerd symbolisch universum tot stand kwam in de jaren na de Afscheiding. Door

|pag. 9|

een thematische invalshoek zullen daarbij sommige zaken wel eens dubbel genoemd worden. Waar nodig wordt door middel van een overzicht verduidelijking geboden. Tenslotte vindt een afronding plaats in een samenvatting met conclusies.

|pag. 10|

Noten bij hoofdstuk 1

De noten op pag. 10 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
 
– Bezemer, L. (1986). Breuk of Wederkeer. Afscheiding in Hasselt (1835-1869) (Scriptie M.O. II.). Geschiedenis, Noordelijke Leergangen, Zwolle.

Category(s): Hasselt
Tags: , ,

Comments are closed.