De plooierijen te Steenwijk


DE PLOOIERIJEN TE STEENWIJK

 
 
 
M.O.-II scriptie Noordelijke Leergangen/N.H.L.
Zwolle, 1987.
Jaap Tuit, Zuidveen.

|pag. 1|
 

DE PLOOIERIJEN TE STEENWIJK
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 INLEIDING P. 3
     1.1 Probleemstelling P. 3
     1.2 Het bronmateriaal P. 3
     1.3 Verantwoording en studie-opzet P. 4
Hoofdstuk 2 POLITIEKE EN SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING ROND 1702
     2.1 De politieke ontwikkeling P. 6
     2.2 De sociaal-economische ontwikkeling P. 7
Hoofdstuk 3 KERK EN STAAT
     3.1 De bestuursinrichting van Steenwijk in de 17e en 18e eeuw P. 12
     3.2 De kerkeraad P. 14
Hoofdstuk 4 DE GEBEURTENISSEN
     4.1 De roerige jaren 1703-1706 P. 17
Hoofdstuk 5 DE GEBEURTENISSEN VAN 1706 TOT 1750
     5.1 De gecommitteerden boven, de burgemeesters onder P. 31
Hoofdstuk 6 DE SOCIALE, ECONOMISCHE EN POLITIEKE ACHTERGRONDEN VAN DE PLOOIERIJEN
     6.1 De PLooierijen vanuit een sociaal perspectief verklaard P. 35
     6.2 De Plooierijen vanuit het politieke krachtenveld verklaard P. 38
     6.3 De Plooierijen verklaard vanuit de economische ontwikkeling P. 42
Hoofdstuk 7 SLOTBESCHOUWING P. 45
SUPPLEMENT
Bronnen
Annotatie
Bijlagen
Geraadpleegde literatuur

 

|pag. 2|

     Hoofdstuk 1. INLEIDING

     1.1 Probleemstelling

Met hun studie ‘Burgers in verzet tegen regenten-heerschappij’ is het echtpaar Wertheim erin geslaagd om de sociale woelingen die zich aan het begin van de 18e eeuw in Utrecht en Overijssel voordeden, opnieuw onder de aandacht van de geschiedschrijving te brengen. Deze zg. ‘Plooierijen’ kunnen volgens hen gezien worden als een voorbode van de grote sociale omwentelingen welke zich aan het eind van de eeuw tijdens de Patriottenstrijd zouden voordoen.1 [1. Wertheim.]
Hun studie kon, zoals zij stelden, slechts een eerste aanzet zijn om ‘de ontwikkelingen in een breder kader te plaatsen, bijvoorbeeld door de aandacht te vestigen op een democratiseringsstreven achter het mom van een strijd voor het herstel van oude lokale privileges, en dit streven te plaatsen naast of tegenover de in de literatuur gewoonlijk sterk benadrukte factiestrijd’. Zij konden echter geen analyse toevoegen van de sociale achtergronden welke leidden tot het fenomeen ‘Plooierijen’ omdat hiervoor veel speurwerk ondernomen zou moeten worden, ‘zowel wat betreft de economische statistieken als wat betreft de sociale positie en de familierelaties van de handelende personen’.2 [2. Ibid., hier p. 14-15.]
In deze studie wil ik trachten dit speurwerk, naar de sociale en economische achtergronden van de Plooierijen te Steenwijk, te verrichten.
Concrete vragen waarop ik antwoord poog te krijgen zijn:

  • Wie waren de betrokkenen (sociale status, inkomen, familierelatie)?
  • Welke waren de motieven van de roerige “Plooiers” in Steenwijk?
  • Bestaat er een oorzakelijk verband tussen de gebeurtenissen in 1672-1674 en de Plooierijen?
  • Manifesteerden de Plooierijen te Steenwijk zich alleen in de jaren 1703 en 1704, zoals Wertheim vermoedt, of werd de sociale onrust in de jaren na 1704 eveneens gevoed door de motieven die aanleiding gaven tot de Plooierijen?
  • Is er een lijn te trekken van de Plooierijen naar de gebeurtenissen in 1745-50 en 1780-1787?
  •      1.2 De bronnen

    De Plooierijen vormen zoals gezegd, een nog schaars beschreven historisch onderwerp. Een groot overzichtswerk als de A.G.N. wijdt een halve bladzijde aan met name de Gelderse Plooierijen.3 [3. Veenendaal p. 16.] Het zijn dan ook deze Gelderse Plooierijen die in de geschiedschrijving tot voor kort het meeste aandacht hebben genoten.
    Het onderzoek van het echtpaar Wertheim toonde aan dat de Plooierijen ook in het Sticht en Oversticht een belangwekkende historisch episode hebben betekend; welke in de historiografie totdan echter ondergewaardeerd bleek. Voor de verwaarlozing van dit historische item voerden zij een aantal redenen aan.4 [4. Wertheim 10.]
    Allereerst manifesteerden de Plooierijen zich in de ‘historische buitengebieden’ Gelderland, Utrecht en Overijssel en waren voor menig vaderlandse geschiedschrijver minder interessant dan de machtige zeeprovincies Holland en Zeeland.
    De Plooierijen vormden daarnaast een duidelijke reactie op de stad-

    |pag. 3|

    houderlijke dictatuur van Willem III en waren vanuit dien hoofde niet bepaald een geliefd onderwerp voor onze vaak Orangistisch getinte geschiedschrijvers.5 [5. Ibid., hier p. 10. A. Brants’ dissertatie schildert in zijn duidelijk Orangistisch getinte studie ‘Geldersche plooierijen’ de plooerijen af te doen als: ‘avontuurlijk streven van gelukzoekers, zowel uit de partij, die in 1674 uit het bewind was verdreven als uit de Gilden en de Burgerij, om zich oogenblikken van verwarring en gevaar ten nutte te maken ter vermeestering van het zoo gewenst gezag’. (p. 183-184).]
    Een andere oorzaak voor deze ‘vergeten geschiedenis’ is dat zij weinig blijvende staatkundige gevolgen heeft gehad. De belangrijkste vernieuwingen die door de nieuwe plooiers waren opgeëist, werden een korte periode later weer ongedaan gemaakt.6 [6. Wertheim p. 10.]
    Waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak voor ‘het vergeten’ is echter dat na de Plooierijen veel van het officiële bronmateriaal uit de archieven ‘als een soort kwade herinnering’ is verwijderd. Zo bestaat het directe bronmateriaal in het oud-archief van de stad Steenwijk uit slechts vier breeduit beschreven folianten in de stadsmemorialen.7 [7. O.A.S. inv. 8 fol. 113-116.] Dat er materiaal verwijderd is, wordt bevestigd door onze belangrijkste bron over deze periode: de ‘Kronyk van Steenwijk’.8 [8. De Steenwycker Kronyk, een waarschijnlijk aan het begin van de 19e eeuw geschreven boekwerk waarvan de schrijver waarschijnlijk ene Arend van Ruinen was. Jarenlang heeft deze bron opgeslagen gelegen op een zolder van de oudheidkamer te Steenwijk doch ligt nu in het Steenwijker stadsarchief.] Dit boekwerk, vermoedelijk van de hand van Arend van Ruinen, baseert zich bijna uitsluitend op officiële stukken zoals de stadsmemorialen (in feite heeft hij niets anders gedaan dan historische voorvallen uit de memoriaalboeken overschrijven). In de kroniek staat evenwel veel uitgebreidere documentatie en de kroniekschrijver heeft waarschijnlijk nog van de ongeschoonde memorialen gebruik kunnen maken.
    De Wertheims baseerden hun uitkomsten aangaande Steenwijk op in het Rijksarchief te Zwolle aanwezige resoluties van Ridderschap en Steden, resoluties van Gedeputeerde Staten en stukken betreffende de rechtspraak door Gedeputeerde Staten. Uit het oud-archief Steenwijk bestudeerden zij tevens een memoriaalboek en de magistraatskeurlijsten.
    Naast deze bronnen heb ik een aantal nieuwe bronnen aangeboord, waarin ik gegevens aangaande de Plooierij te Steenwijk hoopte aan te treffen. Allereerst vormde de eerder genoemde ‘Kronyk van Steenwijk’ een m.i. betrouwbare, niet eerder aangeboorde bron. De gebeurtenissen in het roerige 1703 staan hierin uitgebreid beschreven. Tevens bleken de notulen van de kerkeraad allerlei berichten te bevatten die niet zo zeer op de hoog opgelopen spanning binnen de stad ingingen, maar verhaalden over de spanningen in de jaren na 1703, toen het volgens Wertheim ‘kennelijk nog niet rustig’ in de stad was, maar waarover verder weinig bekend was.9 [9. Wertheim 86.] Mijn gegevens aangaande de sociale status van de nieuwe plooiers en oude plooiers heb ik verkregen door gebruik te maken van de kohieren der taxatiën van de 1000e penning. Gegevens betreffende de genealogie van de betrokken personen heb ik uit de geboorte- en huwelijksregisters der hervormde kerk te Steenwijk gehaald.

         1.3 Verantwoording en studie-opzet

    Ik zal deze studie beginnen met een algemeen overzicht van de politieke constellatie waarbinnen de Plooierijen in het gewest Overijssel zich konden ontwikkelen.
    Daarna zal ik, omdat deze twee organen zo’n belangrijke rol speelden, een algemeen overzicht geven van de bestuursinrichting van het stadsbestuur en de kerkeraad.
    Vervolgens zal ik mij richten op de specifieke gebeurtenissen die aanleiding gaven tot deze studie: de Plooierijen in de jaren
    1702-1705 en hun vervolg en doorwerking in de periode 1706-1749/50.
    In het volgende hoofdstuk richt ik mij op de mens in deze geschiedenis. Ik wil trachten antwoord te vinden op de vragen omtrent de

    |pag. 4|

    personen en groepen die bij de Plooierijen betrokken waren. Welke sociale status hadden zij en welke motieven hadden zij om aan de Plooierijen deel te nemen?
    Tenslotte hoop ik een aantal conclusies te kunnen trekken welke ons inzicht geven omtrent de ‘sociale achtergronden’ welke tot de Steenwijker Plooierijen hebben geleid; hun betekenis als intermezzo in de periode 1672/74-1749/50 en hun rol als voorspel op de latere patriottenbeweging.
    De door mij in deze studie gebruikte termen ‘oude plooiers’ en ‘nieuwe plooiers’ werden door de tijdgenoten in Steenwijk, in tegenstelling tot verschillende Gelderse plaatsen, niet gebezigd. De troebelen te Steenwijk vertonen echter zoveel overeenkomst met die in de Gelderse steden dat er goede redenen zijn om dezelfde termen te gebruiken.

    |pag. 5|

    – Tuit, J. (1987). De plooierijen te Steenwijk. (Scriptie M.O. II.). Geschiedenis, Noordelijke Leergangen, Zwolle.

    Category(s): Niet gecategoriseerd

    Comments are closed.