Hoofdstuk 7. Conclusie en summary


Hoofdstuk 7. Conclusie en summary.

7.1. Conclusie.

In de stad Hasselt (Overijssel) heeft in maart-april 1991 gedurende 4 weken een stadskernopgraving plaatsgevonden. De opgraving was gesitueerd op één van de meest centrale lokaties van de stad; tegenover het stadhuis en dichtbij de Sint Stephanuskerk (Grote- of Nederlands-Hervormde kerk). Voor de uitwerking van het onderzoek is gebruik gemaakt van opgravingsgegevens, historische bronnen en bestaande literatuur.

Hasselt ligt op een langgerekt rivierduin, langs de benedenloop van de Overijsselse Vecht, het Zwartewater. Het rivierduin heeft zich gedurende de holocene periode gevormd en is begroeid geweest. Oostelijk van Hasselt heeft zich mariene klei afgezet, daarachter vormde zich een uitgebreid veengebied, het Rouveen.

De vroegste sporen op de opgraving te Hasselt duiden op een bewoning vanaf de vroege 13e eeuw. Voor deze tijd en later is de geschiedenis van de streek beschreven. De bekendheid van de streek vóór de bewoning en de occupatiegeschiedenis van het gebied zijn bestudeerd aan de hand van water- en plaatsnamen. Hierover bleek onder diverse auters onenigheid te bestaan. De discussie heeft zich toegespitst op zowel de interpretatie als de datering van de namen in het stroomgebied. Het gebied was reeds in de prehistorie bekend, maar raakte in de late 12e en 13e eeuw bewoond. De archeologica afkomstig uit de streek zijn in de meeste gevallen later te dateren dan de plaatsnamen, vaak ontbreken archeologische vondsten nog. De vondsten gedaan tijdens het onderzoek in Hasselt vormden hierop een uitzondering. Het schervenmateriaal bleek vroeger te dateren dan de eerste historische vermelding. Het toponymische en archeologische materiaal liet zien dat zich in de eerste helft van de 13e eeuw langs het oosten van het Zwartewater een ontginning heeft afgespeeld. Hasselt moet een belangrijke rol hebben gehad in deze ontginning. De lokatie bood een aantal voordelen die bij andere nederzettingen ontbraken.

Voor het bestuderen van de topografie van de vroegste nederzetting in de 13e en 14e eeuw heb ik gebruik gemaakt van archeologische, bouwhistorische, topografische en archivalische bronnen. Het beeld dat uit deze bronnen verkregen kan worden is allerminst duidelijk. De vraag hoe de kern er precies uitzag, viel met moeite te beantwoorden. De uitspraak dat Hasselt een ontginningsnederzetting was bestaande uit boerderijen verspreid over de hogere delen van het rivierduin is niet bewezen maar aan de hand van de ontwikkeling van andere Nederlandse steden wel aan te nemen. Het is gelukt om de politieke situatie in het gebied te beschrijven. De bemoeienissen van de bisschop en de adel met de streek laten zien dat een bewuste politiek gevoerd werd. De ontginning van het Rouveen, die aansluit op de ontginning van het zand/kleigebied, was zeer systematisch en moet gezien worden als het resultaat van lokale aktiviteiten gestuurd door een hogere autoriteit. Archeologische vondsten duiden erop dat de ontginningen in het Rouveen direct aansluiten op de eerste ontginning van de zone langs het Zwartewater heeft plaatsgevonden. Deze ontwikkeling heeft Hasselt geen windeieren gelegd. De nederzetting is door de onderneming gestimuleerd en vormde al spoedig de centrale plaats in de streek. Dit werd bevestigd door de verlening van het stadsrecht. Het bezat tussen Zwolle en Vollenhove in deze periode, de hoogste politieke-, kerkelijke en juridische status.

In de stad zelf is deze ontwikkeling in de 14e eeuw aanvankelijk maar met moeite te volgen. In de opgraving is een overgang van houtbouw naar steenbouw zichtbaar.
De paalgaten behorend bij de houten huizen zijn te plaatsen tot het midden van de 14e eeuw. Archivalische bronnen lieten zien dat in de 14e eeuw steenbouw

|pag. 60|

zeldzaam was. Binnen de opgraving is een in deze eeuw te plaatsen stuk muurwerk gevonden, vermoedelijk behorend tot een huis.
De omvang en opbouw van de stad is aan de hand van de archieven bestudeerd.
Alhoewel bruikbaar archeologisch en topografisch materiaal elders uit Hasselt ontbreekt, is vast te stellen dat de stad groeide en werd beschermd door een gracht.

Vanaf de 15e eeuw neemt de hoeveelheid archeologisch materiaal uit de opgraving toe. De bouwdatum van de drie onderkelderde woningen aan de Hoogstraat kan gesteld worden in de periode 1380-1430. Het bleek dat deze steenbouw zeer systematisch van opzet was. Onderzoek naar andere gebouwen in dezelfde straat wees uit dat huizenbouw langs de gehele Hoogstraat en mogelijk ook de Ridderstraat in deze tijd een aanvang nam. Het stadsbestuur ontwikkelde een regelgeving voor de huizenbouw. De opzet van de woningen langs de Hoogstraat is bouwtechnisch redelijk eenvormig.
In de opgraving viel vast te stellen dat de achterterreinen van de percelen werden opgehoogd met diverse soorten grond. Hierdoor werd de bewoonbare oppervlakte, die tot dan toe beperkt bleef tot de top van het duin, aanmerkelijk vergroot.
De eerste bewoners van de huizen aan de Hoogstraat zijn niet in het archief terug te vinden. Aangezien het gaat om woningen van vooraanstaande personen in de stad, zouden de eigenaars vermeld moeten zijn. De studie die nodig is om deze mensen op te sporen zou echter jaren in beslag nemen en voor heel Hasselt uitgevoerd moeten worden.
Uit de bronnen is een helder beeld verkregen van de groei en de omvang van de stad. Een centraal plein, de Markt, kwam naast de St. Stephanuskerk tot stand.
Hierop staat het stadhuis. Vanuit de Markt lopen twee straten over de rug van het duin; noordelijk de Hoogstraat en zuidelijk de Ridderstraat. Haaks hierop werden de percelen uitgegeven en bebouwd. Tussen de huizen werd soms een steeg gelaten. Waarschijnlijk zijn de stegen planmatig aangehouden. Op de hoeken van de stegen kwamen de eerste stenen gebouwen te staan. De naamgeving van de straten kwam veel later dan hun ontstaan.
Uit archiefmateriaal bleek dat Hasselt in deze tijd een nieuwe gracht kreeg, de Binnengracht. Ook wordt een stadsmuur gebouwd. In het betoog is deze aktiviteit verklaard vanuit het oogpunt van een bewust door de overheid en de kerk gestimuleerde groei. Een groot gedeelte van de nieuwe uitleg, tussen de twee grachten, werd besteed aan kerkelijke funkties; de bouw van het Mariaklooster en de aanleg van een bedevaartsoord ‘de Heilige Stede’. Wat de directe reden voor deze ‘push’ is geweest, blijft onduidelijk. Het leidde wel tot een economische bloei van de stad, die pas rond 1550 af begon te nemen.
Hasselt is wat betreft de bloeiperiode (±1400 – ±1550) vergeleken met de bloeitijd van andere steden uit het IJssel-Vechtgebied. Voor Hasselt moet deze welvaart later geplaatst worden dan bijvoorbeeld Zwolle of Kampen. Een politiek-economisch vergelijk trekken tussen de drie steden, in de zin van prestige, is onjuist. De belangen van Hasselt bevonden zich op een ander terrein dan die van de twee buursteden. Hasselt was een stad van regionale orde, met een toeleverings- en marktfunktie voor het omliggende gebied. Zwolle en Kampen opereerden meer landelijk en internationaal.

Vanaf het begin van de 17e eeuw zijn de meeste bewoners van de opgegraven huizen bekend geworden uit archiefbronnen. Deze zijn achterhaald via onder meer belasting- en bevolkingsregisters. Het werd duidelijk dat tussen de bewoners een tweedeling viel aan te brengen. De bewoners van de inmiddels volgebouwde Veersteeg en de achterterreinen zijn werk- of ambachtslieden, weduwen of armen.
Aan de Hoogstraat woonde de lokale elite.
De vijf geborgen beerputcomplexen bevestigen dit beeld. De beerputinventarissen zijn vergeleken met enkele complexen uit andere steden uit dezelfde periode. Afval van de bewoners van de Veersteeg is slechts in een

|pag. 61|

enkele geval te traceren. Uit twee beerputcomplexen, daterend uit het eind van de 18e eeuw, kon een eventuele politieke tegenstelling worden opgemaakt.
Tussen 1780 en 1767 werd Hasselt betrokken in de landelijke strijd tussen Patriotten en Orangisten. Alhoewel Hasselt geen duidelijke positie innam, duiden gegevens uit de opgraving op een strijd op lokaal nivo. Uit de beerput, vermoedelijk behorend aan Veersteeg 3, in deze tijd een herberg, is een poppenhuis-haardplaat gevonden. Daarop staat een afbeelding die aan de Patriotten toegeschreven kan worden.
Uit de beerput van Hoogstraat 2 is, uit een gelijk gedateerd complex, een bordje met de beeltenis van Prins Willem V afkomstig. Hiermee valt, onder voorbehoud, een politiek-ideologisch verschil binnen de site te constateren.
Vanaf ±1600 is de Veersteeg volgebouwd. Van 1675 tot 1750 is hier een bakkerij gevestigd. De eigenaars en bewoners hiervan zijn de familie Goyen. De oven, de bakkerij en het huis zijn teruggevonden. Een tweede bakkerij uit de periode 1813-1838 is op praktisch dezelfde lokatie als de eerste bakkerij teruggevonden. Deze behoorde toe aan Adam van Dingstee.
Een geborgen beerputinventaris, waarin apothekersspullen zijn gevonden, leidt met behulp van het archief tot de conclusie dat op Hoogstraat 4, tussen ± 1800 en ± 1814 de apotheker P.C. Boddaert heeft gewoond.
Een van hetzelfde perceel afkomstige beerputinhoud, die in het derde kwart van de 18e eeuw gedateerd kan worden, duidt erop dat bewoners het zich konden veroorloven om hele serviezen aan te schaffen. Het aardewerk bestaat voor een groot deel uit produkten van de Société Céramique te Maastricht.

In de periode 1650-1913 zijn binnen de opgraving weinig archeologisch herkenbare wijzigingen doorgevoerd. De beerputcomplexen en de overige archeologische sporen uit deze tijd, hebbende kennis over de bewoners vergroot.
Het heeft slechts op beperkte schaal tot integratie van historische en acheologische gegevens kunnen komen. Enerzijds is dit veroorzaakt door de omvang van de opgraving; was het areaal groter geweest, dan hadden meer huishoudens onderzocht kunnen worden en was er een beter beeld verkregen.
Anderzijds ontbrak de tijd om uitgebreid archiefonderzoek te doen. Alleen de identiteit en de status van de bewoners zijn onderzocht. Het rijke archief van Hasselt biedt zeker meer mogelijkheden, hier ligt in de toekomst een taak voor de historici.

De bevindingen die zijn gedaan op één opgraving van middelgrote omvang hoeven niet voor de hele stad te gelden. Het verdient aanbeveling om bij toekomstige stadsvernieuwing en restauratie de bouwhistorie en archeologie nauwlettend in het oog te blijven houden, zodat een completere indruk van het oude Hasselt kan worden verkregen.
De uitwerking van deze opgraving heeft geleid tot het beantwoorden van de onderzoeksvragen en verschaft een beeld over de ontwikkeling binnen de opgraving. Het opmerkelijk dat uit slechts één opgraving in de stadskern een grote hoeveelheid informatie te halen valt. De stedelijke ontwikkeling van Hasselt is in grote lijnen aangegeven. Of het geschetste beeld klopt zal afhangen van toekomstig onderzoek.
Het uitvoeren van archeologisch onderzoek in de stadskern heeft, ook in een kleine stad, haar nut bewezen. De bevolking en het bestuur van de stad Hasselt zullen hun waardevolle geschiedenis blijven waarderen, beschermen en bestuderen.

|pag. 62|

7.2. Summary.

During march and april 1991 an urban excavation look place in the town of Hasselt (Overijssel Province). The excavation was situated in the center of the town, opposite to the townhall and close to the main church, Saint Stephen’s. Aside from the excavation, research on historical and literary sources has also been undertaken. The aims of the project were to investigate the natures of the buildings uncovered during the excavation, to reconstruct the topography and the development of the settlement.

Hasselt lies on a long, fluvial-sanddune, formed during the Holocene, on the lower course of the Overijsselse Vecht, known as the Zwartewater (Blackwater). East of the town there is a thick deposit of marine clays. Behind the sand and clays a peatboghas developed (the Rouveen).
The earliest permanent settlement on the sanddune can be dated around AD 1200. This date is based on pottery finds from the excavation, but earlier features haven’t been traced. The first settlers are reclaimers and postholes of their buildings have been excavated containing daub, fragments from globular-, Langerwehe- and Pingsdort pots.
The site of Hasselt was probably chosen due to its location on a high and safe sanddune adjacent to a deep watercourse and ample arable land. The development of the land can be examined in the light of the general increase in population and reclaiming activities in the Low Lands from the 10th century onwards. This is set against a political background of animosity between the bishopric authorities of Utrecht, the early towns on the river IJssel and the nobility of Oversticht. Probably the bishop, assisted by some groups of the nobility, confirm their authority in the region by stimulating the colonisation of the land: Hasselt was chartered in 1252.
Ecclesiastical influence is confirmed by the building of a chapel or church in the settlement and the founding of the convent of Zwartewater (Mont Saint Marie).

The transition from a wooden settlement into a brick-built one started around 1300.
A foundation made of large-sized-bricks has been found under the 15th century buildings. The earliest settlement was built along the course of the dune. Whether this early settlement has any defence structures, such as ramparts, is unknown.

Large scale urbanisation began when the topography was adepted to the needs and capacity of the town. The ground-plan of the town changed at this time whith the main street planned, following the highest parts of the dune; the modern trace of Ridderstraat-Hoogstraat (Knightstreet-Highstreet). Alleys and passages ran perpendicular to the main street. The former Veersteeg (Ferry Alley) is important for the purposes of the excavation. It connects the docks and jetty via the Veerpoort (Ferry Gate) with the central square, de Markt (the Market). The site is on the corner of Veersteeg and Hoogstraat, and the first three premises have been excavated.
The erection of the brick-buildings on the plots took place in the period 1380-1430. The townhouses were partially built with cellars, the construction of which removed the old medieval surface. There was a dwelling and craft area on the land behind the plots, extending to the town wall.
During the 15th and early 16th century the town flourished and expanded. A second moat and rampart was constructed and the townwall with brick towers, barbicans and gates- is built. This brought the place of pilgrimage, ‘de Heilige Stede’ (the Sacred Stead), within the walls and creates space for the founding of Mariaklooster convent. Around 1550 Hasselt reached its maximum size and was a fully- fledged town.

|pag. 63|

Finds have been recovered from five cesspits complexes. The earliest complex (s 56) can be dated in the period 1600-1625 and was associated with someone from the Hasselt upper-dasses. From the 17th century onward it was possible to trace the owners and inhabitants of the premises in the records of the taxregisters in the Hasselt archive. Brick houses were being built along the Veersteeg trom 1600 onwards. A bakery was established on Veersteeg 3. lts proprietor and inhabitants, from 1675 until 1750, were the Van Goyen family. The oven, shop and living-quarters have been excavated.

In the years from 1780 until 1787 Hasselt was drawn into the national conflict between Patriots and Orangists. Although the town didn’t adopt a clear stance it is possible to detect a potential clash between the inhabitants of the block from the excavation evidence. A dollhouse hearth-plate has been found in the cesspit (s 73) possibly beloning to Veersteeg 3, at this time an inn owned by Jacob Huyer. It bears symbols which can be attributed to the Patriot fraction. The cesspit belonging to Hoogstraat 2 (s 71), however, contained a fayence plate with the portrait of Prince William V of Orange. Although not conclusive evidence, these two artefacts may indicate a political/idealogical difference within the area of the site. The social and economie difference between the upper-classes living on the Hoogstraat and the middle- and lower-classes living in the Veersteeg, is proven from excavation data and archival records.

From 1813-1838 a second bakery, owned by Adam van Dingstee, occupied the same spot as the 17th century bakery.
The excavation of another cesspit complex (s 45) uncovered pharmaceutical material belonging to P.C. Boddaert, who lived and worked here between 1800 and 1814.
A second cesspit-complex was traced on the same plot (s 41), with finds dating from 1850-1875. The contents indicate that the owners could afford to buy a complete dinner-service several times. The pottery consists principally of products from the Société Céramique in Maastricht. In 1913 all the buildings were demolished for the construction of the station for the Zwolle-Blokzijl steamtram.

|pag. 64|

– Bartels, M.H. (1992). HASSELT, van Ae tot Zwartewater: Een uitwerking van het archeologisch onderzoek in de stadskern van Hasselt, provincie Overijssel. (doctoraalscriptie). Middeleeuwse archeologie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Category(s): Hasselt
Tags: , ,

Comments are closed.