Hoofdstuk 1. Inleiding.


Hoofdstuk 1. Inleiding.
 
1.1 Voorwoord.
 
Over de opgraving en het onderzoeksproject.

De aanleiding tot het archeologisch onderzoek in Hasselt vormde de aanleg van een bouwput op een zeer centrale lokatie in de stadskern van Hasselt. Op het voormalige Burgemeester Royerplein moesten de parkeerplaats, het plantsoen en de fontein plaatsmaken voor nieuwe woningen en winkels. Deze ontwikkeling werd in een vroeg stadium gesignaleerd door de Historische Vereniging Hasselt (verder: HVH), die het bereidwillige gemeentebestuur overtuigde van het belang van de lokatie en de noodzaak van het doen van systematisch archeologisch onderzoek.
Een verzoek tot medewerking werd gericht aan de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling IJssel- en Vechtstreek (verder: AWN), de Stichting Archeologie IJssel-Vechtstreek, de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (verder: ROB) en de gemeentelijke archeologische diensten van Zwolle en Kampen. Op instigatie van de ROB en de gemeente-archeoloog van Zwolle, heeft de Gemeente Hasselt de auteur van dit verslag als projectleider en archeologisch-veldassistent in kortverband aangesteld.

De opgraving heeft in de laatste drie weken van maart en de eerste week van april 1991 plaatsgevonden. De dagelijkse leiding was in handen van de auteur, de supervisie berustte bij de provinciaal archeoloog van Overijssel, A.D. Verlinde en de wetenschappelijke begeleiding lag bij de gemeente-archeoloog van Zwolle, H. Clevis. De opgraving is uitgevoerd, door leden van de HVH, vrijwilligers uit Hasselt, de AWN, vrijwilligers en amateurs uit Zwolle, Kampen en Noordwest-Overijssel en een drietal IPP-studenten.

De uitwerking van het archeologisch materiaal heeft plaatsgevonden in het restauratie-atelier van de archeologische dienst van de gemeente Zwolle. Specifieke vondstgroepen zoals het glas en het leer zijn bij de ROB te Amersfoort onderzocht.
Zes weken na het onderzoek is onder redactie van de Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek het Informatieblad Archeologie Hasselt uitgekomen, dat de bevolking van Hasselt en andere belangstellenden een eerste indruk van het onderzoek verschafte (1 [1. Bartels, 1991.]). Van de opgraving is een video-verslag gemaakt(2 [2. ADLA-video Archeologisch Onderzoek Hasselt, Overijssel. Ik wil graag de heer A. van de Laak uit Hasselt bijzonder hartelijk danken voor zijn energieke inzet, de opname en de produktie van het videoverslag.]).

Voor, tijdens en na de opgraving heeft een uitgebreid literatuur- en archiefonderzoek plaatsgevonden, dat het nodige inzicht verschafte in hoe Hasselt en de omgeving er in verschillende periodes uitzagen. Het is de bedoeling om de gegevens van de opgraving in de context van de historische ontwikkelingen te plaatsen. Het betoog is hier een weergave van.

In 1993 zal een definitieve publikatie over de opgraving verschijnen. In deze pubiikatie zal uitgebreid worden ingegaan op de materiaalgroepen. Deze informatie zal in dit verslag zodoende alleen globaal besproken worden. Het boek zal een tentoonstelling begeleiden, waar het gedurende de opgraving gevonden materiaal geëxposeerd wordt. De protocolboeken van de opgraving liggen ter inzage bij de ROB en de archeologische dienst Zwolle.

|pag. 1|

1.2 Inleiding en probleemstelling.

De doelstellingen die tijdens de opgraving in Hasselt zijn gehanteerd, waren van algemene aard. Hoe oud zijn de oudste sporen van bewoning in Hasselt, hoe vinden we de stadsontwikkeling terug binnen de opgraving, wat zijn de resten van de materiële cultuur. Hiermee konden later vragen, die verder reikten dan de vondsten zelf. beantwoord worden. Vòòr de opgraving werd gehoopt op archeologisch interessante sporen onder het Burgemeester Royerplein. Een eventuele diepsloop kon alles hebben opgeruimd.
De drie doelstellingen tijdens het opgraven waren: het beschrijven van de (bouw)sporen, het onderscheid maken in fases en dateren van deze (bouw)sporen, en het bergen van de mobiele archeologica zoals beerputinventarissen. Spoedig bleek het mogelijk om dit te realiseren.

Nu kon gedacht gaan worden aan een andere vraagstelling dan de veldarcheologische vragen. De vondsten zoals muren, aardewerk en glas vormden het basismateriaal voor verder onderzoek. Archeologische vondsten uit de historische periode zijn de afgelopen decennia gedocumenteerd. De opgraving kon alleen het bestaande beeld van de materiële cultuur enigzins aanscherpen.
De centrale vraag is echter wie de mens achter de vorming van het bodemarchief was. De archeologie alleen kan deze vraag niet beantwoorden. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens uit de hulpwetenschappen, zoals de geschiedenis en antropologie.
Veel archeologisch onderzoek in stedelijke gebieden beperkt zich gelukkig niet alleen meer tot de vondsten. Ondermeer in Nijmegen (3 [3. Clevis, 1987 en 1991.]), Londen(4 [4. Hammel, 1987.]) en Lübeck (5 [5. Keene, 1983.]) is het gekomen tot een verregaande integratie van allerlei historische en archeologische gegevens. Hierdoor konden vragen op het gebied van bewoning, bevolking, status, funktie van huizen en straten en wijken beantwoord worden.
Ook bouwhistorische en topografische ontwikkelingen zijn door samenvoegen van gegevens beter waar te nemen.
Ook bij het archiefonderzoek in Hasselt bleken de opgravingsgegevens, gecombineerd met bronnen uit de stad en omgeving, bruikbaar voor verder onderzoek. Toen inzicht in het karakter en de reikwijdte van deze bronnen was verkregen, werd het mogelijk om nieuwe onderzoeksvragen te gaan stellen. De probleemstelling werd geformuleerd om de uit de opgraving verkregen data te interpreteren en vervolgens te verklaren.

De gegevens uit de opgraving besloegen een tamelijk lange periode (1200-1913).
Voor elke periode moesten andere vragen gesteld worden. Over het vroege Hasselt is weinig tot niets bekend, hier heb ik relatief veel aandacht aan proberen te besteden. Latere periodes, zoals de malaise in de 17de eeuw of de strijd aan het eind van de 18de eeuw, zijn reeds door anderen beschreven. In deze gevallen heb ik de archeologica getoetst aan, en betrokken in het bestaande beeld. Zijn er uit een bepaalde tijd geen archeolgica gevonden, dan behandel ik de historische periode niet.

De probleemstelling.

  1. De periode tot 1400:
    Hoe moeten de vroegste archeologische sporen chronologisch, topografisch binnen de nederzettigsontwikkeiing geplaatst worden? Met welke bewoningsvorm hangen deze samen? Hoe ziet de bewoning van het vroege Hasselt eruit? Waaraan dankt de nederzetting zijn bestaan? Is Hasselt de enige en vroegst bekende lokatie ten oosten van het Zwartewater of zijn er meer plaasten bekend?

  2. |pag. 2|

  3. Zijn er verschillende fases in het muurwerk te contateren? Is er sprake van een overgang van houtbouw naar steenbouw? Hoe is deze zichtbaar binnen de opgraving en in Hasselt? Onder invloed waarvan ontwikkelt de nederzetting zich? Hoe voltrekt zich het urbanisatieproces?
  4. Waarom is de latere fase in de steenbouw systematisch van opzet? Is er sprake van een bouwkundige overeenkomst tussen woningen uit deze fase? Wat is de funktie van de opgegraven gebouwen? Hoe is de systematiek en verstening verder zichtbaar in Hasselt? Hoe ontwikkelt de nederzetting zich topografisch? Welke stedelijke funkties krijgt Hasselt?
    Is de stad vergelijkbaar met de steden uit het stroomgebied van IJssel en Vecht?
  5. Welke personen woonden in de huizen die opgegraven zijn? Hoe is dit terug te vinden in het archief? Is er sprake van verschillen in status, rijkdom, overtuiging? Op grond waarvan vallen de geborgen beerputinhouden te koppelen aan de bewoners? Voegt dit iets toe aan de kennis over hen?

Dit zijn veel vragen over één opgraving van gemiddelde grootte. Tot op bepaalde hoogte meen ik echter dat het mogeiijk moet zijn om met behulp van de archeologische informatie, en gegevens uit andere bronnen, tot zinninge uitspraken te komen over de ontwikkelingen binnen de opgraving en in Hasselt.
Ik heb gepoogd verder te kijken dan de rand van de opgravingsput.

Noten:

Noten zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.

|pag. 3|

– Bartels, M.H. (1992). HASSELT, van Ae tot Zwartewater: Een uitwerking van het archeologisch onderzoek in de stadskern van Hasselt, provincie Overijssel. (doctoraalscriptie). Middeleeuwse archeologie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Category(s): Hasselt
Tags: , ,

Comments are closed.