Overijsselsche gedenkpenning


OVERIJSSELSCHE GEDENKPENNING

_______

     Dat er in Overijssel, tijdens de 17e, of welligt ook tijdens de 18e eeuw, ter gelegenheid van deze of gene gebeurtenis van geschiedkundig belang, of waardig om aan de vergetelheid te worden onttrokken, gedenkpenningen zijn geslagen, is niet te ontkennen; want hier en elders zijn dusdanige Overijsselsche Gedenkpenningen nog aanwezig. Maar niet opzigt tot eenige derzelve, bestaat er onzekerheid omtrent de gebeurtenissen, ter welker herinnering die penningen zijn vervaardigd; aangezien zij de gebeurtenissen niet bepaald aanduiden noch vermelden, zelfs niet het jaar, waarin dezelve voorvielen of wanneer die gedenkpenningen zijn geslagen; waardoor het des te moeijelijker is, om, op goeden grond, iet stelligs omtrent de gebeurtenis of de bedoeling der medaille op te geven, maar het veld voor gissingen des te ruimer blijft.
     Met betrekking tot de twee Overijsselsche Gedenkpenningen, in vroeger jaargangen van dezen Almanak geplaatst, (1 [1. Zie Almanak van 1841 bl. 231 en van 1842 bl. 49.]) viel het wel niet te

|pag. 94|

betwijfelen: of zij doelen op den strijd, met Spanje gevoerd, en zijn geslagen welligt reeds vóór of tijdens het twaalfjarig bestand, dat in 1609 werd gesloten, ofschoon dan ook een gedeelte van Twenthe in Overijssel, ten jare 1626 nog in de magt van Spanje is geweest.(2 [2. Oldenzaal werd laatstelijk in 1626 door Graaf Ernst Kasimir van Nassau bemagtigd, die hare vesting werken, op hoog bevel der Staten, liet slechten. Zie algem. noodw. woordenb. der Zamenl. bl. 1538, Oldenzaal.]) Het meer bepaald veronderstelde omtrent den gedenkpenning, vermeld in den Almanak van 1841, wordt dan ook bevestigd gevonden bij den Heer Mr G. VAN LOON, in zijne beschrijving der Nederlandsche historiepenningen, alwaar in Deel I, op Bladz. 494, de afbeelding van dien gedenkpenning en van nog twee andere voorkomen, welke, hoezeer veel overeenkomst met elkander hebbende, nogtans verschillen. Die penningen zijn vervaardigd ter gelegenheid der vele overwinningen, door MAURITS, Graaf van Nassau, Prins van Oranje, Stadhouder der Vereenigde Nederlanden behaald, in de laatste helft van 1597; — derhalve wat Overijssel betreft, ter herinnering van het bemagtigen der steden Goor, Enschede, Ootmarssum en Oldenzaal.
     Het geen de Heer VAN LOON vermeldt, geeft wel aanleiding om te vermoeden: dat de penning, in den Almanak van 1842 geplaatst, ter zelfder gelegenheid zal zijn geslagen; echter wordt de afbeelding van denzelven ter aangewezene plaats niet gevonden.

|pag. 95|

     Ten aanzien der medaille of van den gedenkpenning, waarvan de afteekening hiernevens gaat, valt het mede niet te betwijfelen : of zij is eene Overijsselsche, en in de 17e of wel in de 18e eeuw geslagen; maar ook zij draagt geen jaartal. De afgebeelde omtrek vertoont hare juiste grootte; zij weegt vijf looden en zeven drie vierde wigtje, is vervaardigd van 12 pennings-zilver (groote keur) en waardig ƒ 5.79$\frac{1}{2}$; hier en daar is zij een weinig afgesleten of min duidelijk gestempeld. Op de ééne zijde zijn afgebeeld, in eene begroeide landstreek, waar kruiden, struiken en boomen staan, (in welke laatsten vogeltjes zitten) drie honden, waarvan twee een egel- of stekelvarken aanvallen; hebbende de derde, die den egel reeds aanviel, zich in den bek gekwest, daar hij dien openhoudt, en twee bloeddruppels onder zijnen bek vallen; zijnde dit kwetsen ook op te maken uit het omschrift, luidende: «nemo laeditur nisi a se ipso” d.i. niemand wordt gekwetst dan door eigen toedoen. Beneden staat het wapen van de provincie, waar achter een wimpel of lint, met de woorden: « Vivat Trans,” bij verkorting voor Transissalania, d.i. Het ga Overijssel wel!
     Hier valt intusschen op te merken: dat in het verkorte TRANS, de letter N het onderste boven of het achterste voor, althans verkeerd staat, hetgeen op die medaille des te zonderlinger is, dewijl de overige twee letters N, voorkomende in het reeds opgegevene omschrift, goed staan. Is het nu wel alleen aan onwillekeurige vergissing van den stempelsnijder toe te schrijven, dat die

|pag. 96|

letter en geene andere der vier overigen in die lettergreep TRANS verkeerd staat? Of wel: indien één van die andere letters verkeerd ware gesteld, b. v. de ꓤ of de S, zoude zulks dan niet meer in het oogvallend zijn dan nu, en wel te veel? en zoude dus die verkeerde N ook in verband kunnen staan met de bedoeling van dien gedenkpenning ? namelijk iets dat te dier tijde verkeerd was in Overijssel? De andere zijde van den penning toch vertoont, op den achtergrond, eene stad aan eenen, met schepen bevaren wordenden stroom, verbeeldende welligt de rivier den IJssel, ofschoon bij die stad geene schip- noch vaste brug is aangeduid, en dus met die stad niet bepaaldelijk Deventer noch Kampen te veronderstellen is, zoodat door een en ander ook wel het Zwarte Water en Zwolle kan zijn bedoeld. Op den voorgrond zijn twee elkander omarmende personen, of liever goede Geniussen, als hebbende ieder één zespuntige ster boven het hoofd; boven dezelven, in de lucht, staan drie zespuntige sterren, en door de wolken dalen lichtstralen op die Geniussen af; zijnde denkelijk het zinnebeeld van éénsgezindheid, welke, doordien daarop zegen daalt, voorspoed bevordert; terwijl het omschrift, waarin de wapens der drie steden, Deventer, Kampen en Zwolle, zijn afgebeeld, luidt: » Vincit amor mortem caetera mortis erunt” d.i. de liefde overwint den dood, al het overige zal sterven, of met andere woorden: Eensgezindheid behoudt, wat anders zal vergaan.
     Tegen dit edel zinnebeeld op de ééne zijde der medaille, steekt dus zeer af het zinnebeeld

|pag. 97|

der onéénigheid op de andere zijde. Het zoude derhalve wel mogelijk kunnen wezen: dat die gedenkpenning zinspeelt op de onéénigheid, welke tusschen Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel, in der tijd plaats vond; immers met de drie honden kan wel gedoeld zijn op de drie bovengenoemde steden, wier wapens op den penning voorkomen, en met den egel op de Ridderschap; terwijl zoodanige onéénigheid nadeelig voor, en dus verkeerd in Overijssel was, maar daarentegen éénsgezindheid moeijelijkheden overwint en de welvaart der provincie bevordert.
     Dat er onéénigbeden in de Staten van Overijssel hebben bestaan, zelfs gedurende geruimen tijd, bewijzen onder anderen de jaren 1654 tot 1657; onéénigheid was toen ontstaan op den 8 April 1654, door het verkiezen van den H. W. Geb. Heer Rotgert van Haersolte van Haerst en Oosterveene, Heer van Staverden, Rentmeester Generaal van Salland, tot Drost van Twenthe; en die onéénigheid is welligt, in dat zelfde jaar, nog toegenomen door de verkiezing van den, des tijds nog niet vierjarigen, Prins Willem III tot Stadhouder en Opperhoofd (Kapitein Generaal) der krijgsmagt van Overijssel; (3 [3. Zie VAN LOON, Nederl. Historiepenningen D. 2 bl. 388 en bl. 422, zich beroepende op AITZEMA, zaken van staat en oorlog D. 3 bl. 1107, 1109 en 1315, voorts D. 4 bl. 181.]) althans over de jaren 1655 en 1656 bestaan er geen notulen van Ridderschap en Steden van Overijssel, en achter de afgeschrevene notulen van 1653, in

|pag. 98|

het exemplaar, dat aan de Ridderschap heeft toebehoord, is het volgende genoteerd.
      « Hier staat aantemerken dat in de jaren 1654,
« 1655 en 1656, de dissensien tusschen Ridder
« schap en Steden zijn geweest. Ende daarom
« geene obligatoire resolutien hébben kunnen geno
« men worden.” Dan ook nog in later jaren zijn Ridderschap en Steden het meermalen onééns geweest over het stuk van de jagt. (4 [4. Zie RACER, Overijsselsche Gedenkstukken D. 1. bl. 83, 123 en 124. Ook in 1668—1671 en in 1690 en verv. waren er oneenigheden, bij de laatste ook voor een gedeelte omtrent het stuk van de jagt. Men zie Tegenw. St. van Overijssel Ie d. 2e st. bl. 228 en volg. en omtrent de laatste meer uitvoerig VAK HATTUM Gesch. van Zwolle IVe st. bl. 103 volg.]) Nu is het zeer wel te veronderstellen; dat op die onéénigheid en niet op die van 1654, de bijgaande afgeteekende gedenkpenning zinspeelt; want in de jaren 1654—1657, was een gedeelte van de Ridderschap en de Steden Kampen en Zwolle in verschil met een ander gedeelte van de Ridderschap en de stad Deventer; maar op het stuk van de jagt waren de drie steden te zamen het wel eens en in verschil met de Ridderschap.
Indien nu de boomen en struiken, op den penning voorkomende, moeten aanduiden eene voor de jagt allezins geschikte plaats, dan zoude het boven veronderstelde meer grond erlangen. Hoe het zij, die medaille schijnt te doelen op eene gebeurtenis, toen de drie steden, Deventer, Kampen en Zwolle, te zamen het met de Ridderschap niet eens waren, hetgeen gewis tot nadeel

|pag. 99|

van de provincie Overijssel strekte, en dus in dezelve verkeerd was; voorts wijst die medaille op eensgezindheid, welke allezins wenschelijk is.
     Van dezen gedenkpenning, mij ter hand gekomen door de vriendelijkheid van den Heer Mr. L.J. RIETBERG, Regter bij de arrondissements regtbank hier ter stede, bij wien ook zijn de twee andere hiervoren bedoelde medailles, heb ik de afteekening ter plaatsing in den Overijsselschen Almanak voor oudheid en letteren overgezonden, in de hoop, dat kundige lieden, ten opzigte van dezen Overijsselschen gedenkpenning, iets naauwkeuriger en meer voldoende zouden willen mededeelen.

J. M. V. R.

     ZWOLLE, Augustus 1842.

_______

– Rhijn, J.M. van (1843). Overijsselsche gedenkpenning. Overijs. Alm. v Oudh. en Lett., 8, 93-99.

Category(s): Overijssel
Tags: , , , ,

Comments are closed.