Philipsdaalder, te Hasselt geslagen


PHILIPSDAALDER,
te Hasselt geslagen.

_______

     Door de vriendelijke tusschenkomst van den Heer F.A. Ebbinge Wubben, Burgemeester en Secretaris der gemeente Staphorst, werden mij in Februarij l.l. ter bezigtiging toegezonden twee zilveren oude muntstukken, welke Zijn Ed., bezig zijnde in het oud archief der stad Hasselt, had gevonden. Na gedaan onderzoek bleek, dat één dier muntstukken was de Rijksdaalder van Nijmwegen, zoo als afgebeeld voorkomt in den beeldenaar, behoorende bij de ordonnantiën van de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, in datis 12 Juli 1622 en 12 Augustus 1626, en te vinden in het Groot-Placaatboek, Deel I, f° 2840, de 4e afbeelding.
     Dat muntstuk was gesnoeid en woog slechts 14 eng. 28 azen, was zilver van 11 penningen, en werd aan zilver nog ƒ 2,35 waardig geschat; terwijl, volgens den genoemden beeldenaar, dat muntstuk had moeten wegen 18

|pag. 95|

eng. 28 azen, ter remedie van 4 azen, en in 1626 cours had tegen ƒ 2.10.„.
     Het andere muntstuk vond ik afgebeeld bij K. van Alkemade, munten der Graven van Holland, plaat XLV, de 4e afbeelding; doch met een ander omschrift en muntteeken op de voorzijde, ofschoon ook in 1578 geslagen.
Uit dien hoofde heb ik dat muntstuk, zijnde bij Alkemade, bladz. 186, genoemd: Rijksdaalder van Philips de IIe als koning van Spanje, afgeteekend, en die afteekening gaat hierbij.

     De voorzijde vertoont het borstbeeld van dien Koning, geharnast en gekroond, en houdende den schepter. Het omschrift luidt: Phs (Philippus) d. g. (dei gratia) Hisp. (Hispaniarum) Ƹ? (ceterarum regionum) Rex Do (dominus) trsissul (transissulaniae) dat is: Philippus Koning van Hispanien en andere rijken, Heer van Overijssel. De tegenzijde draagt het gekroond koninkl. wapen, omgeven met het ordeteeken van het guldenvlies, en het omschrift luidt: pace et justilia, d.i. met vrede en geregtigheid. Dat muntstuk, ofschoon gesnoeid, weegt nog 16 eng. 12 azen, is zilver van 9 penningen, en aan zilver waardig geschat ƒ 1,75. Het muntteeken, geplaatst op de voorzijde van dat muntstuk, tusschen het jaartal 1578, kwam mij voor te zijn het wapen der stad Hasselt in Overijssel; hetgeen bevreemde, uithoofde door F. van Mieris, in zijne beschrijving der Bisschoppelijke munten en zegelen, sprekende van den Bisschop

|pag. 96|

Frederik van Blankenheim en van de stad Hasselt, wordt gezegd op bladz. 229 (1 [1. Zie de uitgave bij S. Luchtmans, Dirk Haak en Joh. Arn. Langerack te Leiden 1726.]):
„ Welke plaats in ’t jaar twaalf honderd twee
„ en vijftig, dezelfde vrijheden (en bij gevolg
„ door die den muntslag ontvangen heeft) als
„ de drie voornaamste steden in Overijssel
„ bezaten; en door deze Bisschop boven an-
„ dere steden zonderling bevoorrecht zijnde,
„ hebben de regeerders de verkregcne voor-
„ regten zeer zorgvuldig, tot den tijd van
„ Keizer Karel den V bewaard.”
     Tot den tijd van Keizer Karel den V, is volgens K. van Alkemade te oordeelen (2 [2. Volgens K. van Alkemade t.a.p. bladz. 169, werd Karel, nog geen 20 jaren oud, te Aken gekroond als Keizer, den 21 Wijnmaand 1520, en was de opvolger in het keizerrijk van zijnen grootvader Maximiliaan.]) tot het jaar 1520; terwijl dat voormelde munt stuk is geslagen in 1578, ten tijde van de zoon van dien Keizer Karel den V.
     Het muntstuk, bij Alkemade afgebeeld, heeft het muntteeken van Antwerpen, zijnde een hand; er bestond dus reden om te betwijfelen of in 1578, tijdens den oorlog der Nederlanden tegen Spanje, munt te Hasselt in Overijssel is geslagen?
     Mijne mededeelingen aan den genoemden Heer Ebbinge Wubben lokten Zijn Ed. uit tot een nieuw onderzoek in het archief der stad

|pag. 97|

Hasselt, en ten gevolg daarvan gaf Zijn Ed. mij spoedig kennis: dat in het 2e deel van zijnen beredeneerden catalogus van het grijze archief te Hasselt slaat opgeleekend, onder N° 50, eene ordonnantie gegeven bij Hoofd Thesaurier Generaal en Gecommitteerden tot de domeinen en financien te Brussel, den 5 December 1577, waarbij aan Gerrit Jansz wordt vergund op te rigten eene nieuwe munt te Hasselt, welke persoon vervolgens den 15 Januarij 1578, in handen van de luijden van de rekening in Holland te Utrecht, den eed heeft afgelegd.
     Voorts zond de Heer Ebbinge Wubben kort daarna aan mij een afschrift der evengenoemde ordonnantie, welke luidt als volgt:
     Alsoo die Hoofd Thesorier Gnael ende gecommitteerden va Domeynen ende financiën ons heeren die Conincx door diversche persoonen onderricht syn van het groot ongerieff en interest dewelcke den coopman ende gemeente soo van Overissel als van d’ andere syner Mats. omliggende landen syn lydende doer absolutie en vestatie (3 [3. absolutie en vestatie? zoude dit ook moeten zijn: abolitie en cessatie?]) van de munte van Hasselt in Overissel, aldaar men over eenighe jaeren gewroecht heeft op d’ ordonnantie va jaren XVc twintich tot gerieve van

|pag. 98|

voorss. landen, besundere dat den coopman tegenwoordelyck syn silver is keurende binnen Embden en elders, tot grootte schade en intrest van syn voorss. Mat en ongerieve van selven coopman, grootelyck van node gevonden hebben tot syn Mat dienste en gerieve van gemeente, mitsgaders by admissie (4 [4. by admissie? zoude dit ook moeten zijn: by advise?]) van Gnale van selve syner Mat munten van Herwards over, om seekere goede redenen en consideratien binnen de voorss. stad Hasselt weeder om eene nyeuwe munte opgericht te worden ende daertoe eenen nutten en bequaemen muntmeester particulier te committeren, die voorss. van den Financien ende tgene daer overgemerkt ende om ’t goet anbrengen hen gedaen van den persoon van Gerrit Jansz, volcomenlick betrouwende synder bequaemheit en Experientie in ’t stuk van munten, hebben denselven by advise als boven gegundt en geaccordiert gunnen en accordieren uitten naeme en van wegen Syn Mat te mogen oprichten die voorss. nijeuwe munte binnen Hasselt, om by hem aldaer enen taxt en termyn van twaalf naest volgende jaeren gemaeckt ende gemunt te worden al sulcke penn van goude en sil-

|pag. 99|

vere gelyck in andere munten van voorss. Mat. van herwaerts over geslagen ende gemunt worden, in sulcke voege ende manieren en op sulcke vryheden en baten ende renten op al sulcke Instructie als andere Syne Mat. muntmrs die munten bedienende syn en bij de voorss. Gnale hem gelevert sal worden, op last oick dat hy gehouden sal wesen die huijsinge ende alle andere gereedschap tot ter selver nyeuwe munte dienende te nemen en te onderhouden tot syner coste, mitsgaeders van te betaelen tot synen laste die helfte van
de gaigen van de officieren te weten Wardijen Essaijeur ende Ysersnyder blyvende d’ andere helfte tot laste van syn voorss. Mat., ende dat hy gehouden sal wesen alle drie jaeren ofte eer indien van node syn syne Busse te maecken en syn Mat. Camere van rekeninge in Hollant soe men eertyts geuseert heeft te doen van voorss. munte van Hasselt, waerop en van hem wel en getrouwelick te quiten in t bedienen en Excerceren van t selve munt-Mrsschap van Hasselt die voorss. Gerrit Jansz gehouden wordt den behoorlicken eedt te doen, ende tot betalinge wil Syn Mat. vaste goede en souffissante cautie en borchtochte te stellen in handen en tot genoeghe van die van voorss. rekeninge soe behoorlyck is. Gedaen te Brussele ten beveele van voorss.

|pag. 100|

financien den vyften dach v decembris XVC seven en seventig.

     (geteekend) Charles phlip de Croy G. Schets en nog drie niet goed leesbare handteekeningen.

     Op de vouw (pliek) of in dorso van het voorgaande stuk staat het volgende:

     Op huyden den XV Janury XVC acht en t seventich soo heeft Gerrit Jansz in t witte van deze genoemt gedaen den behoorlycken eedt van t muntmeesterschap der stad van Hasselt om hetselve wel en getrouwelick te bedienen achter volgende t inhouden van selve witte van dien en dat an handen van de luijden van rekenn van Hollant nu ter tyt resid. t Utrecht op daghe en jaer als boven, my tegenwoordigh.

de onderteekening is niet meer leesbaar.

     De twee hier voren beschreven muntstukken bevinden zich thans weder op het oud archief der stad Hasselt; terwijl, bij het opsporen van het bovenvermeld stuk van den 5 December 1577, nog meer stukken betreffende de munt in Hasselt, zoo vóór als na 1577 zijn aangetroffen; onder anderen eene instructie voor Egbert Antheunissen, assaijeur particulier van de koninklijke munt te Hasselt in

|pag. 101|

Overijssel, in dato 16 April 1559. Uit een en ander blijkt dus: dat hetgeen F. van Mieris t.a.p. vermeldt, als of te Hasselt slechts tot den tijd van keizer Karel V regt om te munten zou hebben bestaan, onjuist is; daar toch de aldaar in 1578 geslagene en nog aanwezige daalder van koning Philips de II., ook wel Statendaalder genoemd, het tegendeel bewijst, welk muntstuk mede tot bevestiging strekt van het nut der beoefening van de numismatiek, ook als eene hulpwetenschap der geschiedenis (5 [5. Zoo behoort ook dat muntstuk tot die, waaromtrent door den Heer C.P. Serrure, hoogleeraar in de geschiedenis aan de hoogeschool te Gend, in zijn werk Notice sur le cabinet monétaire de S. A. le prince de Ligne enz. enz. wordt gezegd op bladz. 82. „,Toutes
„ les phases les plus importantes de la grande révolu-
„ tion du seizième siècle, se trouvent retracées sur
„ les monnaies. N’est il pas curieux de voir en 1577
„ les Etats de nos différentes provinces faire frapper
„ une nouvelle monnaie, sur la quelle, tout en con-
„ servant le buste et le nom du roi, ils font graver
„ la légende: pace et justitia? c’était la, pour ainsi
„ dire, une protestation contre Philippe II. Ils sem-
„ blent déclarer qu’ils ne se soumettront au roi d’Es-
„ pagne que pour autant que celui-ci rende la paix au
„ pays, en oubliant et pardonnant le passé, et qu’il
„ gouverne à l’avenir conformément aux lois de l’équité.”
Zie de uitgave bij C. Annoot-Braeckman te Gend, 1847.]
).

J. M. V. R.

     ZWOLLE, Julij 1850.

– Rhijn, J.M. van (1851). Philipsdaalder, te Hasselt geslagen. Overijs. Alm. v Oudh. en Lett., 16, 94-101.

Category(s): Hasselt
Tags: , ,

Comments are closed.