Kamper Kronijken. I. De Annalibus Quaedam nota.

KAMPER KRONIJKEN.

____________

I.

DE ANNALIBUS QUAEDAM NOTA

____________

Uitgegeven door de Vereeniging ter beoefening van
Overijsselsch Regt en Geschiedenis.

_____________

DEVENTER,

J. DE LANGE.

1862.

[blanco}]

VOORBERIGT.

In het archief te Kampen bevinden zich twee Kronijken, met de hand van Secretarissen der stad geschreven, die dus een eenigzins officieel karakter hebben. De Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis heeft, in hare vergadering van 6 Julij 1861, besloten, beide door den druk gemeen te maken.
     De eerste, welke thans wordt uitgegeven, komt voor in den Foliant, die met I. geteekend is en waarin zeer ongelijksoortige stukken zamengevoegd zijn. Zij heeft tot opschrift:
de Annalibus quædam nota, en is tot het jaar 1481 (bl. 40 van dezen afdruk) geschreven door de hand van Jacob Bijndop, die in 1466 als Secretaris aangesteld werd en 1 Febr. 1482 overleed, een man, die in vele gewigtige zaken ten dienste der stad gebruikt is. Het was ook eene betrekking van belang. De Secretarissen waren niet alleen belast met het schrijfwerk en het uitvaardigen van alle stukken der regering, maar ook gehouden, zoo binnen- als buitenslands reizen te doen, wanneer het noodig geacht werd, waartoe dikwijls naauwkeurige kennis van regten en diplomatische bedrevenheid vereischt werd, om van de gevaren niet te spreken, die daarbij in die tijden konden beloopen wor-

[ ]

den. Twee andere Secretarissen hebben de Kronijk tot het jaar 1503 (bl. 46) voortgezet.
     Hier beginnen de aanteekeningen met de kenbare hand van Dr Reyner Bogherman van Dokkum, omtrent wien wij eenige bijzonderheden kunnen mededeelen. De gaping in de Kronijk van 1512 tot 1542 wordt daardoor opgehelderd dat hij twee malen de betrekking van Secretaris vervuld heeft, eerst in de eerste jaren der zestiende eeuw, dertien of veertien jaren achtereenvolgende, en daarna van 1540 tot 1553.
     In het jaar 1505 wordt hij »Secretaris en organista” genoemd, en in 1509 verdedigde de regering van Kampen hem bij die van Utrecht tegen de beschuldiging van Mr Gheert, orgelmaker aldaar, dat hij een nieuw orgel in de St Jakobskerk oneerlijk gekeurd zoude hebben. Na zijn ontslag en vertrek van Kampen vinden wij hem, in 1518, als »advokaat postulant” in den hove van Holland, blijkens een brief van den Stadhoudergeneraal grave van Nassau-Breda, waarbij deze aandringt, dat hem zijne achterstallige praetensien te Kampen voldaan mogen worden. In 1531 en 1536 noemden burgermeesteren en raad van Groningen hem »hunnen lieuen syndicus en secretarius” bij aanbevelingen tot hetzelfde einde, op zijn aanhoudend aandringen gedaan. Dan nu werd hij den 27 Dec. 1540 op nieuw als Secretaris te Kampen aangesteld, onder voorwaarde, dat men hem den dienst een half jaar te voren zoude kunnen opzeggen, en ontving hij van de regering last, om der stad regten, statuten en privilegiën, in verschillende boeken en registers verstrooid, bijeen te zamelen, een arbeid, dien hij in Julij 1541 begon en in Augustus 1542 ten einde bragt. Bondam maakt er melding van
in het Charterboek van Gelderland, I. bl. 43.
     Omtrent zijn ontslag is eene aanteekening in het
Liber Causaraum van 4 Julij 1553.
     » Also M. Reiner secretarius achterbaex ende sonder consent
» des Ersamen Raeths Joachim van Jngen sekere copien gege-
» uen hefft wth der stat repertorio, antreffende seker artickel
» jn der stat Guldenboeck, twelck hem bij eede vp diuerssen

{voorbericht, 3}

» tijden ende ernstlicken verboden is gewest, so sol he syn stoe-
» telen nederleggen ende gaen thuis, hent ter tydt he wederom
» boden gesant wordt.”
     Een’ brief, door hem over dit ontslag te Aken geschreven, deelen wij in zijn geheel mede.
     » Achtbare, Eersame, Wyse en Voirsichtige heren. Nae myns
» dienstes erbiedinge wil V Er. gelieuen to weten, hoe ick nu
» beter hebbe betrachtet die oirsake, waromme dat V Er. My
» alzoe haesteliken van myn officium verlaten etc. Want Joa-
» chym van Jngen, wel wetende en mede persoenlik geconiureert
» hadde dat men nyemant copie solde gheuen vth der stadt
» Gulden boeck (hoe wel dat er voel syn in Campen, die wtschrift
» hebben van tselue stadtboeck) hangende t proces tusschen den
» Ersamen M. Godtschalck ten Jndyck en hem, is by my ge-
» komen jn de schriffcamer sulx verswijgende ende hefft my myn
» prothocol, twelck ick seluen geschreuen hadde, voirgelacht,
» monstrerende my een artikel ij off iij; dair vth heb ick hem
» (gerequireert synde) copie gegeuen, twelcke my beyde burger-
» meisters jn der tyt, namentlick M. Casper Schepelar en Lam-
» bert Glauwe, doe sy my (vth beuel des Ers. Rades) den
» camer inhibeerden en die sloetelen van my eysscheden (die ick
» hem ouergaff beholtliken dat men my de remocie een halff
» jaer to voeren solde opseggen nae inholt myner vorwarden in
» Ordinario geschreuen) nyet en sachten, dan alleen om myn
» olderdom. Die wyle ick dan van sulcke coniuracie offte be-
» suoren statuit ghene wetenheit hadde, dairomme dunckt my
» noch ene onredelike sake dat men my soe snel, ongeauizeert
» off sonder my ter antwoirt voir V Erb. to laten komen, gantz
» heel en al van mynen dienst priueren solde, sonder my to
» wysen dair ick myn cost en noetdrufft in myddeler tyt hebben
» mochte, want doe ick myn dachlix gewin en profijt moste
» ontberen, doe moste ick hungeren off van myn voirgewonnen
» hoefftstoel teren. Aldus heb ick my langher dan ij jaren
» V Erb. ter eren vth der seluer oirsake by myne kynderen
» ontholden ende hebbe noetzhaluen myn huys, hoff ende erue

{voorbericht, 4}

» moeten verkopen onder die weerde ende ben alzoe vth al myn
» guet (leyder onschuldich) gedrongen. Angesien dan dat ick
» den Ers. Rade van Campen langer dan 28 off xxix jaren
» trouliken voir ende nae gedient hebbe, behoird men my,
» redelicheit angemerckt, myt een jair pension off ten mynsten,
» als ick voerhen geschreuen hebbe (des ick noch onbeantwoirt
» bin gebleuen), voir alle myne schade en interesse wel to proui-
» deren en claigelos to contenteren, want hyr tzo Aken en is
» geen groet gewin, al ist volck seer ciuyl en vrbaen, seggende
» gueden morgen en gueden dach heer Doctor; hyr en spryngen
» die vysschen nyet int gebercht als to Campen jn der Yselen;
» mer als ick an mynen dysch kome soe is macer de kock, Wes
» ick deser myner guetliker vermaninge sal genyeten, begeer een
» schrifftlick guedertyren antwort van V Er. die Godt beware
» in zaliger regeringe starck en gesont. Datum in vrbe Aquis-
» graniensi den vijden dach Septembris jn profesto nativ. Marie
» virginis. Reyner Boegherman van Dokkum, der rechten Doc-
» tor et Medicus.”
     Wij zien, dat hij bij zijnen titel van » der rechten Doctor en
» Apostolica auctoritate notarius publicus” nog dien van Medicus voerde. Verder verneemt men niets van hem. Hij was hoogstwaarschijnlijk een bloedverwant, misschien grootvader of oudoom, van den bekenden Johannes Bogerman, voorzitter bij de Synode te Dordrecht, ook uit Vriesland, en wiens jonger broeder mede den naam van » Reyner” voerde. De gaping in zijne aantekeningen wordt rijkelijk aangevuld door de zeer belangrijke Kronijk van den Secretaris Johan van Breda, welke de Vereeniging ook wenscht uit te geven, en over wier inhoud men zie het verslag van
Mr J. C. BIJSTERBOS, in de Verslagen en Mededeelingen, 1ste Stuk, 1860, bl. 54-61.

|pag. 1|

     Adam onse jrste older en vaeder leefde ixc en xxx jaren.
     Van Adam thent dat diluuium quam, dat js dat alle werelt verdranck, wtgesacht Noe mit den synen, soe weren en verlepen ijm c en vj jaren.
     Seth, Adams soen leefde ixc en xij jaren.
     Mathusalem leefde ixc lxix jaren.
     Noe leefde ixc 1 jaren.
     Abraham ijc xxv jaren. Abrahams vader hete Thare.
     Hector van Troyen regnierde voir goets gebuerte xic en xxx jaren.
     Alexander magnus starf voir Cristi gebuerte iijc xix jaren.
     Julius Cesar starff voir Cristi gebuerte lij jaren. Hic fecit dimensionem totius orbis.
     Karolus magnus, keiser van Romen, conyng van Vrancryck starff jnt jair ons heren viijc en xv. En js begraven toe Aken jn onser vrouwen kercke die hie heeft doen tymmeren.
     Godert van Bilion starff jnt jair ons heren xjc en verlossede Jerusalem van den Saracenen.
     Jnt jair ons heren xijc lxxxviij vloyde dat water seer hoge en die see verheffede sich alsoe dat voele dusenden menschen op die tyt verdroncken.
     Jnt jair ons heren m.ccc.xv was hier jnden lande grote duere tyt. Men coffte j mudde weits voir iij golden r. g., een mudde rogge voir iij$\frac{1}{2}$ golden r. g., een mudde garsten voir ij golden r. g. en j oirt.
     Jnt jair ons heren m.ccc.xxxix js heer Reynalt greue van Gelre jndertijt bynnen Franckeuoirt van den keiser gemaickt hertog van Gelre. Te voeren was dat lant van Gelre een greefscap geheten, nv jst een hertochdom.
     Desse hertoch Reynalt heeft gesticht der Carthusers cloester bij Arnhem, geheten Monickhusen.

|pag. 2|

     Jnt jair ons heren m.ccc.xlv hadde heer Willem van Hollant greue die stat van Vtrecht belecht.
     Int selue jair js greue Willem van Hollant doet geslagen van den Vrezen.
     Jnt jair ons heren m.ccc.lxx syn verbrant alle die Joeden der tyt bynnen Bruesel jn Brabant wesende.
     Jnt jair ons heren m.ccc.lxxxj op des hilligen Crucisdach jnuentio des dordendages in Meyemaent syn die van Ghendt mit groter macht gecomen voir Brugge en hebben die stat van Brugge jngenomen en beroeft, dat alsoe gedaen syn sy weder van dair getogen.
     Jnt selue jair was een grote strydt toe Roesbeke, dair worden verslagen xxviijm wt der stat van Ghendt.
     Jnt jair ons heren m.ccc.xxxj des donredages na Pontiani wert gecoft die heerschappie en die borch van Diepenhem om xjm p. zwarter tornoyse van heren Willem Boxtel en vrouwe Coenegonde sijnre vrouwen.
     Jnt jair ons heren m.cccc was hier omtrent ouer al jn den lande grote pestilencie.
     Jnt jair ons heren m.cccc.vij op sanct Katherinen auont worde die hertoch van Orliens jn Vranckrijcke geslagen des nachtes bynnen Parys; hie was des konynges broeder jn der tijt alse Karoli sexti van Vranckrycke en licht begrauen toe Parys jnt Celestinen cloester.
     Wt dessen doetslach js groet jamer, verdriet, bloetstortinge en oirloge jn Vranckrycke en jn anderen landen verresen mennich jair lang durende.
     Jnt selue jair was een grote colde winter.
     Jnt jair ons heren m.cccc.viij hebben hertoch Johan van Burgundien en greue van Vlanderen etc, hertoch Willem greue van Holl. etc. mit den Lukeners gestreden en den strijdt gewonnen. Die heer van Parwijs bleef dair doet mit xxvjm Lukeners. Dat geschiede op sanct Teclen der hilligen jonfr. dach; wt dessen drien woirden jn Latyn gescr. Tecle cecidit Leodium vint men die datum. Oick wt dessen

|pag. 3|

woirden wten Salter genomen: Jbi ceciderunt qui operantur jniquitatem, expulsi sunt nec potuerunt stare.
     Jnt jair ons heren m.ccccx bynnen Wageningen Katherinendach syn sekere punten ouerdragen van twisten en geuangen tusschen biscop van Vtrecht en syn steden aen beiden syden der Jsele op die eene en den hertoch van Gelre en van Gulich op die ander syde.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xij op onser lieuen vrouwendach conceptionis voir middage worden die susteren des cloesters toe Broenope aldair besloten en gecleedt van den eerbaren heren Johan van Hoesden prior jn Windesym.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xiiij opten viijen dach jn Nouembri wordt keiser Segemund toe Aken gecroent van den arsbisscop van collen der tijt noch niet geconsecreert jn een biscopp.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xv js toe Blengijs anders geheten Eyncourt jn Picardien een groet swair strydt geweest tusschen den Fransen en den Engelsschen. Dair worden jrsten geuangen dair nae geslagen die hertoch van Bourbon, die hertoch van Berri mit voele meer andere heren wt Vrancryck, oic hertoch Anthonius van Brabant en meer anderen. Die Fransen wolden mit den Engelschen allene stryden mit oeren edelen mannen, die worden verwonnen en geuangen. Die alsoe geuangen wesende, quam dat gemene volk van Vrancryck den Engelschen toe bestrijden; doe worden alle geuangenen voirs. van den Engelsschen doet geslagen, en die Engelssche toegen voirt jn Vranckryck, nemen die stat van Parys jnne en voele steden en landen jn Vranckryck; dan sy en konden Vranckryck ny all wynnen. Der Engelsche victorie en herlichyt duerde lang jn Vranckryck thent koenyng Karle van Vranckryck die vijde, die, seer jong doe die Engelsche die voirs. victorie hadden, die krone van Vranckrijck weder won mit den sweerde, dreeff die Engelschen wt Parys, wt allen steden en wt den lande bij raede eenre maget, dair desse versus nabescr. van prophetiert weren mennich jair teuoeren van enen geheten

|pag. 4|

Merlinus vates. Die Engelssche verloeren niet allene tgene sy vermits der voirs. victorie jn Vranckrycke hadden gewonnen, dan sy verloeren oick die lande van Northmannien, van Ghassconyen en anders, die sy voir der victorie mennigen langen tijden hadden beseten. Dit syn die verse jn Latijn voirges.
     » Virgo puellaris victrix induta virili veste deo monita properat releuare iacentem liliferum regem suosque delere nefandos hostes, precipue qui tunc sunt Aurelianis urbe et illam retinebit in obsidione, etc.” – Jn Britannia natus fuit Merlinus vates ex filia regis sanctimoniali et jncubo demone, qui inter ceteras prophetias vidit super Franciam et Angliam visionem vnde versus superscripti.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xvj was keiser Segemund toe Nymegen en lach daer een tijt op shertogen slot.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xvij was een strydt voir Gorinchem op sanct Eligiidach, dair bleef doet die joncheer van Arkel, Walrauen van Brederode en voele meer andere.Jnt jair ons heren m.cccc.xix wort hertoch Johan van Burgundien en greue van Arthois, van Vlanderen etc. jn Vrancrijck op een slot geslagen.
     Jn den seluen jare worden die heiden bekiert tot den cristen geloue en begonnen te wanderen.
     Jn den seluen jare makeden heer Johan hertoch jn Beyeren, soen van Henegouwen, Holl. Zeel. etc. en hertoch Reynalt van Gulich en van Gelre oir leuen lang mit oeren ritteren, knapen en steden een starck verbont beswoeren en besegelt tegen den steden Vtrecht en Amersfoirt mit den oeren sie toe krencken.
     Jn den jare ons heren m.cccc.xx quam hertoch Johan voirg. mit ijc scepen en groter macht wt Holl. segelende aen desse syde. Sijn lude een deels deden lantgang opten lande van Vollenhoe en branden aldair deel huyse; des anderen dages dair nae quam hie dair mede segelende voir die Reue, menende den boem, dwars ouer in der Reue der

|pag. 5|

tijt liggende gesloten, entwee toe segelen. Dat voerenste schip segelde opten boem en bleef dair op staende, soe en mochten sy dair niet jn segelen en deden doe lantgang op Herinxlant; die geselle van den bluckhuse, staende jn der tyt op die Reue en op die zee, schoeten hem starckelicken te moete; die burger wt der stat, wten Hagen en wt Broenope toegen hem jnt velt oic te moete mit groten volke, alsoe dat sy die weke nemen, toegen weder toe scepe en vueren van dair nae Holl. Oir opsat en voirnemen was vergeefs en sij deden een verloeren reise.Dit oirloch duerde wal iij jair lang. Dair brachten ons die van Vtrecht jnne mit den parthijen van vrow Jacob, hertoch Willems dochter van Holl., dair hertoch Johan voirs. oem ouer was en hertogen Willems voirs. broeder.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxj was die reise op den Bemen tegen der stat van Prage, dair voele lude wt dessen Neerlanden toegen.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxij worde die swone gemaickt tusschen hertoch Johan voirs. by consent shertogen van Gulich en van Gelre op die eene, en biscop Frederick van Blanckenheim, ritterscap en steden des stichts aen beider syden der Jsele op die ander syde. Dair syn breue van.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxiv wort heer Roloff van Diepholt postuliert tot eenen biscop van Vtrecht; korts dair nae lieten die van Vtrecht heer Roloff voirg. en koeren tot eenen biscop Tutrecht toe wesen heer Sweder van Kulenborch jn der tijt doemprouest Tutrecht wesende. Vermits oire parthye heren Sweder voirs. gelaten en verdreuen, hebben sy heer Roloff weder angenomen achteruolgende die jrste poslulacie. Hier wt verrees groit oirloch en krijch opt nije tusschen den stichte en Holl. mit den lande van Gelre lange tijt durende. Voele van der Hoicksparthije wt Holl. verdreuen legen hier jnder stat mit ons vedende en oirlogende op den hollanderen en den gelresschen. Wt onser stat vueren der tyt ten oirloge bairdsen; die onse deden

|pag. 6|

Holl. en den Waterlanden groten schade. Dit oirloch was scarp, swair en lang; onse wederparthye wt Holl. was mechtich en rijck, also hertoch Philips hertoch van Burgundien, greue van Artois, van Vlanderen, van Henegouwen, van Holl., van Zeelant etc. ruwairt alse tlant van Holl. etc. jn syn regiment hebbende. Die Hollander hadden liggende voir die Reue een groit schip dair een bluckhuys op gemaickt was mit voele gewapenden, behinderende die stichtssche van die eene syt tot den anderen an der ander syt gelegen te comen. Dit blockhuys biete die Catte en was den stichte seer hinderlic. Heer Roloff postulaet wort ducke mit een seynschip van hier jn die Eeme en weder van dair alhier by nacht heymliken voirby den vianden gevuert.
Dat nedersticht was jn swaren lasten. Alsoe quemen hier jn den jare ons heren m.cccc.xxviij durende dit orloch Jacob Borre van Amerongen en Aernt van Amerongen burgermeister Tutrecht, oir wterlicken noet ons klagende en begerende hem van onsen volke deels ouersenden jn die Eeme iij dage lang te holden liggende omme sy tontsetten.
Onse raith segede hem sy weren oic jn sulken gelycken lasten mit hem en hadden oir volk te doene, mit meer andere woirden. Die voirg. deputaten van Vtrecht clageden doe noch jamerlicker dan teuoeren seggende onder anderen:
soe moetet Got ontberm̄en dat guede stat van Vtrecht sal verdoruen werden, begerende beter troest en mynlicker antwoirt.
Ten laitsten wort hem oir begerte gegont en reiseden voirt toe Deuenter en toe Swo le mit gelycke boetscap. Onse stat schickede jn die Eeme op oir begerte tusschen ixc en xc gewapenden toe scepe voirbij die Catte. Die legen dair xxxj dage. Die van Vtrecht quemen niet alst gesacht was.
Die reise costede onser stat xxijc en xxx beiersche gulden.
Diewijle dat die onse dair legen paelden die Hollander die Eeme toe; die onse groeuen jn der nacht een grauen doer thiele lant, dairbij redden sich seluen en quemen ongeschint doer den vianden weder toe huys.

|pag. 7|

     Dat gemene sticht mit oeren heren R. den postulait hadden jnt concilio toe Basel een swair pleit tegen heren S. van Culenborch, die sich vermat elect bisscop toe wesen des stichts. Die stichtssche worden verbannet en jn jnterdict gelacht; voele appellatien en voele veruolgen wort dair omme gedaen mit den rechte; papen, monicken, nonnen en baghinen weken vermits die banne en jnterdict wten lande; wennich der bleef jnt ouerstichte. Doe pawes Marten starff en oic heer S. elect voirgen. kregen wy jnt concilio beter gehoir. Altyt durende den pleite hielt onse postulait mit ons en wy mit hem dat lant tegen den Gelresschen en tegen Holl. mitten sweerde. Hiervan vintmen op onsen raithuyse voele scriften, dair wt men beter bescheit jnt lange mach lesen. Dit oirloch duerde van den jare xxv tbent xxx.
Doe t oirloch mit hertoch Johan jn Beyeren gesoent was jn den jare xxij hadden wy iij jair vrede. Hertoch Johans oirloch tegen ons had dair teuoeren geduert iij jair lang; dan jnt irste oirloch en hadden wy niet te doene tegen den Gelresschen, jnt laitste oirloch hadden wy tegen Gelrelant en tegen Hollant.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxvij opten xviijen dach jn Meerte alse opten dinxedach des dages na sunte Gertruydendach worden t Arnhem presentiert en kont gedaen die ontseggebreue des postulaets heren Roloffs van Diepholt der stat en steden des gestichts van Vtrecht, en opten xixden dach in Meerte alse des wondesdages daernae verbranden die van ’t nedersticht die Veluwe thent Armeloe toe van der syde. Die van Deuenter, Campen, Swolle en anderen wten overstichte quamen elc wt oire stat jn Veluwe en branden die Veluwe van der syde oick tot Armeloe toe. Dair mocteden die stichtssche malkanderen en verdoruen die ganse Veluwe.
Dat geschiede doe ter tyt des wondesdages nae den sonnendach Reminiscere.
     Jnt selue jair ons heren m.cccc.xxvij opten xxvsten dach jn Junio, dat was op sunte Lebuinusdach, tot eenre vre nae

|pag. 8|

middernacht quemen die Gelressche mit groter macht, willende die koene wt onser stat broicke halen. Mer onser stat ritmeister geheten h. Johan van Vechtdorp, ritter wten stichte van Munster, mit en deels to peerde, de ander onse burger to voete quemen den Gelresschen an opten Swartendyck en sloegen mit den. Die onse toegen die Gelresschen neder en vengen hem off ijc en liij off dairomtrent en vervolgeden sy slaende en vangende thent jn die Eyket en an den hogen. Een der Gelressche bleef jn den velde doet en oirer voele weren ter doet gewont. Van Campen bleef doet een jonge, roepende Vtrecht, Vtrecht, en was een touslager, en een geheten Peter Lodewichss van Broenop wort gewont en starf des derden dages; dair nac oic weren meer andere van den onsen gewont. Op die tyt had de stat een bluchuys by den Eng. Die Gelressche voirs. branden an den Swartendyc een huys jn oir ancomen; die brant dairvan wort gesien in der stat en oic te Broenope. De burger jn der stat maeckten sich mitten ruteren riede jnt harnasch om den vianden voirs. te versueken; desgelyx deden die jn den Hagen en to Broenope, en die liepen den dyc buten om an den vianden; die wter stat liepen ter Veenpoirte wt oic totten vianden, roepende Campen, Campen; die Gelressche meynden sy verraden weren en deden na die mennichte oires volks kleyne were. Die van Harderwyc lieten oir wimpel, die nu hanget ter eere S. Nicolai.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxviij js die swone gemaickt tusschen hertoch Philips en vrouwe Jacob voirg.; dair worden mede jnne besoent die biscop van Vtrecht en die hertoch van Gelre.
     Jn den jare ons heren m.cccc.xxix wort die swone verdedingt tusschen hertoch Philips metten synen en heer R. postulait voirg. mit den stichte van Vtrecht.
     Jn den jaire m.ccccxxxj, xxxij, xxxiij weren sware colde winter; oic jnt jair ons heren m.cccc.xxxiiij. En doe legen die Gelressche voir Buren en jnt jair xxxv des wondes-

|pag. 9|

dages nae den sonnendach Jnuocauit wort dat slot toe Buren opgegeuen.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxxvij weren duer tyden. Jn Vlanderen coftmen een hamburger tonne weits voir viij golden kronen, in Holl. voir vj$\frac{1}{2}$ golden r. gulden.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xxxix hebben die ondersaten van Holl. en Seel. en sonderlinge die waterstede den onsen groitliken beschedigt, want sy den onsen vier schepen nemen, wt Prusen comende mit pruyschen gueden geladen, onsen burgeren meestendeel tobehoerende, en anders den onsen bynnen den palen van Holl. en buten den lande van Holl. oire gueden genomen ter weerde omtrent xm r. guld., dair onse genedige heer van Vtrecht en wy voele veruolgen omme gedaen hebben tot voelen plaetsen, en onse raitsvrenden oic gesant tot tween tyden jn ’s Greuenhagen, nae an den steden Hairlem en Amstelredam, en daernae die stat van Deuenter oir sendeboden mitten onsen geweest syn jn ’s Greuenhagen om verrichtinge dair van to hebben, dair wy onder guetlicken veruolgen en mynlicke vermaningen noch tessen tyt geen verset van en hebben moegen verkrigen, die welke onse gebreken wy onsen genedigen heer en den steden Deuenter en Swolle tot voelen tiden mit scriften en mit onsen raitsvrenden jn oeren raide gesant toe kennen hebben gegeuen, begerende dat sy ons to lieue een korte tijt die ondersaten van Holl. mit oeren lijue en gueden wten lande en oeren steden holden en des also bestelden dat men hem noch aff noch toe en vuerde, en offt sy dair quemen dat men sy en oir gueden mit rechte toeuen mochte, wy solden alsdan hopen jnt kort tot eenen gueden eynde onser saken te comen. Dairop onse genedige heer onsen vrenden altyt guetlicken heeft geantwort; dan die stede Deuenter en Swolle hebben onsen vrenden dat altyt verlecht mit woirden, om welkes verleggens wil wy mit onsen vrenden ouerquemen, dat wy geen guet jn Holl. off wt gonnen wolden voirby onse stat te vueren, en hebben dair en bouen onsen heer

|pag. 10|

vervolgt dat wy den Hollanderen en oir gueden thoeuen mochten jnt Swartewater en oueral jn synnen lande, die ons dat gegont heeft; dairop wy die scepe gelegt hebben jnt Swartewater, en onse genedige heer, omdat hie ons buten der ritterscap en steden niet volcomelicken vorderen en mochte, soe heeft hie die steden groot en kleyn mede by onsen guetduncken bij eyn gescreuen des donredages nae Mauricius, dair wy onsen heer, ritterscap en steden onse gebreken opdeden, begerende dair jnt openbair van hem allen, als wy dair voir van onsen heer, den steden Deuenter en Swolle begeert hadden, dair Frederic van Rcchteren en Aloff van Hairn onder voele beraits van wegen der ritterscap, steden en des lants voirs., onsen genedigen heer anreepen, want hie een heer van den lande were, dat hie die strome en straten opende malck te varen en te comen dair hem geliefde syne marckte te versueken en coeppenscap te hantieren, en dede die twee grote scepe, die die van Campen hadden doen leggen neffen Hasselt jnt Swartewater en wechleggen, en mochte dat niet geschien en sy dair voir vollen quetsinge en wondinge deden dat dat tegen synen genaden broekeloes were. Dit begeerden die gemene ritterscap die dair weren, die stede Deuenter en Swolle en die kleyne stede gemeenlicken, wtgesacht die van Hasselt, die oir berait nemen.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xlj nae voelen veruolge onse stat gedaen hadde aen die van Vtrecht om verset toe hebben van den costen en reise tot oir begerte gedaen jn die Eeme jn den oirloge tegen den Hollander omme der stat van Vtrecht toe redden wt oeren groten lasten dair sy jnne weren jnt jair xxviij bouen gescreuen, dede onse stat deel burger van Vtrecht hier toeuen an oeren lyue en gueden om verrichtinge toe hebben der xxijc en xxx beiersche gulden jn der voirs. reise toe koste gedaen bynnen xxxj dage mit omtrent m. gewapenden, hier van syn voele scrifte en process op der scepen huys, woe sy tegen die van Vtrecht

|pag. 11|

toe rechte weren voir onsen genedigen heren biscop Roloff van Diepholt.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xlvj weren de Bemen mit bisscop Dirck van Collen voir Soest, dairvan die datum hier na volget: nolite fieri sicut equus et mulus, quibus non est intellectus.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xlvj op Palmendach was grote vloet van water dat jn der tijt niemant mocht gedencken sulken vloet, en wort geheten Palmestorm.
     Jnt jair ons heren m.cccc.xlviij wort die brugge over die Isele getymniert, daer beuoeren en was dair ny brugge ouer geweest. Die stat van Munster, Coesuelt, Warendorp, Boicholt, Borken, Vechten, Alen, Renen, to Munster to dage vergaddert, screuen aen onse stat mit groten ernste, omme last, hinder, schade en swairheit dair af comen mochte te verhueden, afftoestellen die brugge te maken. Desgelijx screef oick die stat van Lubeke mit jngelachter copie eens briefs, die van Deuenter aen hem hadden gescreuen omme to behinderen die brugge te maken. Hier wort noch om angeropen onse genedige heer van Vtrecht en anders arbeit gedaen, dan des altosamen niet tegenstaende dede die stat die brugge in den somer volmaken. Des winters dair nae op sanct Pauli nacht conuersionis brack die tweedeel van die brugge aff, vermits den starken jsgange; des somers dair nae wort die brugge weder gemaickt en starker dan teuoeren.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lij hadde Henric van Schuttrop eene wyndemoele jn den Ham getymmert, die hem onse genedige heer van Vtrecht verboet te vollenmaken en to richten, want onse heer hem vermat rechten to hebben aen den wynt van des gestichts wegen. Raitsvrenden desser drier stede onderwesen onsen heer dat die wint an desse syde der Jsele vry js; dat gaf onse heer ouer, beholtlic mochte hie hier nae bewisen mit ritteren, knapen en steden, dat hie an den wint gerechtigt were, dat Henric voirg

|pag. 12|

dan synen genade dair voir doen solde off die moele afbreken.
     Jn den seluen jare Sanct Gallen wast een hoech water.
     Jnt selue jair verbrande die stat van Amstelredam.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lv starff seliger gedachten biscop Roloff van Diepholt op onser lieuen vrouwen dach annunciat. Marie to Vollenhoe opt huys. Syn lichaem wort hier to Campen eerlicken gevuert en ontfangen en stont een nacht lang hier in sunte Nicolaus kercke. Die priester wakeden des nachts, dair by lesende vigilie en anders doende als dair to behoirde. Des anderen dages wort dat lichaem voirt na Vtrecht gevuert en js begrauen jn sunte Martens kercke an die suytsyde van dat choer jn den ommegang dair hie eene capelle hadde doen stichten voer synre doet.
     [Anno m.cccc.lv. des maendages op onser lieuen vrouwen auent annunciationis tusschen sess of soeuen oeren jn den auent starf onse genedige heer van Vtrecht heer Rolof van Diepholt bisscop Tutrecht, den got genade, toe Vollenhoe op den sloete en wort aldair van stonden aen gebalsemt en des anderen dages toe Vollenhoe begaen, en op onser vrouwen dag des auendes alhier te Campen mit twe of iij wagen gebracht. Die guede raet van Campen lieten maken vier grote swarte tortsen en dair op setten onses heren wapen en der stat wapen jn schildeken en die droegen vier priester die der stat beneficia besitten; en die stat lieten ordineren al die priester, monike en schoelkinder van beide kerken jn eene processie en haelden dat lyc heerlic van ouer die brugge en brachten dat jn sanct Nicolaus kerke, en die raet volgeden samelike der processien en lieten jn sanct Nicolaus kerke vig. singen en die stat becostede en gaf elken priester een mengelen wyns en dat lyc waken mit viij priesters jn die kerke en des mergens ene singende sielmisse en ij lesende misse doen en brachten dat lyc weder toe wagen, en wort geuoert nae Vtrecht, en onse raet voegden de twie burgermeister mit vj dyeners,

|pag. 13|

de mit den lyke to riden tot an de gelresche graft to, en do voren sy de hier na bescreuen sint to wagen mit dat lyck, her Rotger metten myn heren soen etc. tot dre wagen volx to. Et ulterius vectus est Traiectum et sepoltus in maiore ecclesia Traiect.] (1 [1. Dit tweede berigt van de begrafenis des bisschops is eene aanteekening in het Boek: Digestum vetus, pag. 16.]).
     Korts dairnae is heer Gysbert van Brederode doemprouest gekoeren tot een biscop Tutrecht, dan hertoch Philips van Burgoen etc. dede verweruen die confirmatie en kreeg de prouisie voir synen soen Dauid van Burgoen. van den pauwes Nicolaus die Vc. Die Stichtssche schickeden sich samentlicken om heer Gysbert elect te holden jnt bisdom, meynende oick mit der macht hem dairynne te beholden. Also quam hertoch Philips voirg. mit synre macht voir Vtrecht om synen soen heer Dauid jnt bisdom to brengen.
Heer Gysbert elect voirg. en syn broeder heer Reyner heer to Brederode en to Vianen etc. mit der ecclesie, stat van Vtrecht en dat nederstichte, deden dair gene were tegen en ontfengen hertoch Philips in Vtrecht en syn soen heren Dauid tot een bisscop Tutrecht, soe die van Amersfoirt heren Philips mit der macht doch teuoeren hadden jngenomen tegen den van Vtrecht. Dat oirloch also geslichtt jnt nederstichte quam hertoch Philips voirt mit synre macht.
     [Feria quinta post nativit. Marie weren alhier die vroeme strenge en erbere heren heren Reynalt van Brederode, Jacob heer toe Gaesbeck, Jan van Muntfoirde, die van Seuenberge, de deken van sanct Peter, die coerbisscop van den doem Tutrecht en hadden haer botscap toe Deuenter gedaen den landen en steden en die ridderscap, begerende dat man onsen nien heren den electe in wolde doen die slede en sloete en hulden hem voir een ruwaert slandes, dair dat lant hair beraet op nemen, en dair weren oic mede

|pag. 14|

die burgerm. en meente van Vtrecht. Sie en weren hier mer enen nacht; sie teerden ssauents jnden wynkelre cirlicken. De stat golt dat gelach jn die eere van den heren voirs. vltra xj r. g.
     Feria 3 post Vict. quam Brugman alhier jn Campen en was een obseruant van sanct Franciscus orden self vierde van synre oerden. Hie predicte opt raethuus des wondesdages nae Simonis et Jude den engen raet allene. Toe xij oeren des middages began hie en dat duerde thent niet veer van vyff oeren. Doe schenckte men weiten broet, maluesye, sueten wyn en anders. Hie toech van hier nae Vollenhoe, doe hie hier iij weken gewest had j dach myn] (2 [2. Uit Digestum vetus, p. 19.]).
     Jn den jaire m.cccc.lvj lach hertoich Philips van Burgonien voir Deuenter om der voirs. sake wil, dair die datum hier van is: ecce crucem andree apostoli. Deuenter bleeff ongewonnen.
     [Des donredages nae Victoris quam onse nie heer van Vtrecht in. Bisscop Dauid quam mit tween rynschepen van Deuenter wt toe water. Scepen en raet gengen hem toe moete buten die koernemarcks poerte, dair hie aenquam.
Die raet stont allene buten; die burger en die processie bleuen bynnen; die poerte wort toegeholden ter tyt onse priuilegia besegelt weren van onsen heren. Doe dat geschiet was wort onse heer mit processie gehalt in sanct Nicolaus kerke en voirt opt raethus geleit by den raede en dair voir hem gelacht der stat wake slotelen; hie taste een jgelic van den raede jn die hant en dairmede huldede hie sich nae older gewonte. Doe schenckte men hem ij silueren kannen, een vaet maluesien, 1 stuck rynwyns en men schenckte opt huus heerlicken wyn en cruut maluesye etc, en hie bat de raede toe gaste jn syn herberge] (3 [3. Uit Digestum vetus, p. 24.]).
     Jnt jair ons heren m.cccc.lvij liepen voele kinderen hier wten lande jn Vrancrijcke tot sanct Michielsberch jn den

|pag. 15|

hertochdomme van Northmandien gelegen op die zee en gengen doer den landen bij hopen tsamen singen offt sy een loyse hadden gesongen altosamen eenen sang; jnt eynde songen sy kirieleison en verhailden dan oiren sang weder opt nij. Men sorgede opp die tijt dat een sonderlinge geest sy dair toe brachte. Dan oir loep en duerde niet lang, vermits sy groten honger, jamer en verdriet leden jn den wege en oirer veel bleuen doet onder wegen, soe die tijt dat saet duerer was jn Vranckrycke dan op mennigen tijden dair beuoren.
     Jn den seluen jare is geuonden die prenterye van den groten kostelicken boeken jn beter letteren en subtilicker gedruckt dan teuoeren je gesyen is.
     Jn den seluen jare worden oick voele cloester reformiert.
     [Anno lviij. Margarethe quam en ad vincla Petri dede Brugman alhier syn lateste sermoen en dair en tusschen predicte hie vaste dechlix en die stat schenckte hem dechlix ene take wyns (4 [4. Uit Digestum vetus, p. 31.])].’
     Jnt jair ons heren m.cccc.lx wort ouerdragen dat men geen ampt jn den Hagen off jn der stat vrijheit doen solde buten der stat mueren, en die ampten deden, alse kremers, backers etc, solden bynnen der stat mueren wonen by groten swaren penen als der stat boeck wtwijst.
     Jnt jair dairnae lxj doe die lude vervueren quemen die voirs. ampte alto samen bynnen der stat mueren en die jn den Hagen huyse hadden, dair sy oir ampt jnne deden, worden toe vreden gestalt van der stat voir tgene dat oir huyse doe arger weren dan teuoeren, alse den eenen gaff die stat j heren q. des jairs, den anderen ij off iij off meer nae weerde van den huyse en tgelech der saken. Summa tosamen dat die stat den voirs. tosamen gaff xlij heren q des jairs off dair omtrent alle jaren op paesschen toe betalen elken pennyng mit xvj te lossen alst der stat gelieffde.

|pag. 16|

     Jnt jair ons heren m.cccc.lxij wort der stat grafft gewijdt en gemaickt van Swanenpoirte thent an Geerts wech van der Ae. Den borgeren wordt voir tgemeene beste affgegrauen tot der grafft voirs. ijcxlix roede en xj voete landes van oeren houen, dair toe noch clij$\frac{1}{2}$ roede lands en lxxvij voete van oir maeden. Die stat gaff den borgeren voir eiken roede landes van den houen j heren q., voir iij roeden van den maeden j heren q.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxv wort die nije grafft voirt gegrauen van den wech buten Geerts poirte van der Ae thent an den Hagen, den burgeren gaf die stat van elken dair guede bomen opstonden ij heren q., voir elken dair die guede bomen als peerbomen, appelbomen en dergelycke niet op en stonden, j heren q., voir elken mergen van den maeden iijc heren q.
     Jn denseluen jare wort sanct Franciscus poirte nijs angelecht en omtrent ij roeden hoech bouen een dechlix water getymmert.
     Jn denseluen jare wort hertoch Arnolt van Gelre en greue van Sutphen geuangen toe Nymegen van sinen soene heer Adolph en toe Buren opt slot gesat; dair js aldus van gescreuen die datum inholdende: Peccaui in conspectu altissimi.
Hier wt js groet oirloch, jamer en verdriet gecomen jn de voirs. landen mennich jair lang durende.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxvj wort sanct Nicolaus poirte op Geertswech van der Ae nijs angelecht en gemaickt soe hoge dat men sie sluten mocht.
     Jn den seluen jare belegede hertoch Philips van Burgundien die stat van Dynant jn den lande van Ludick gelegen; hie wan die stat en leet sie te gronde verderuen en breken, dat dair niet een huys bleef staende noch een mensche wonende. Die steen en all ander tymmer wort afgebroken en van dair gevuert; dair bleef niet dan eene slechte ledige plaetse. Dair js dit verse op gemaickt jn Latijn, dair men dat datum ynne vint: Dinantum bello cecidit victore Philippo.

|pag. 17|

     Jnt jair ons heren m.cccc.lxvij js onser vrouwenpoirte angelecht en soe hoge gemaickt dat men sie sluten mocht.
     Jn den seluen jare quemen die van Deuenter hier liggende voir die pestilencie jn der tijt regnierende toe Deuenter.
     Jn den seluen jare wort Ludick verwonnen van hertoch Kairle van Burgoen., dair syn desse versen van gemaickt die datum inholdende:
Legia sacras claues spernens, ter federa frangens, hoy capto, turgens deflet se sternere muros.
Item: Carolus calcauit Leodium.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxviij was hier jn der stat eene grote pestilentie, durende van St. Petersdach ad vincula thent Alrehilligen dach off dairomtrent. Onse burger toegen jn der tijt weder toe Deuenter wonen, die pestilentie durende, en op anderen steden wt onser stat.
     Sanct Franciscus poirte wort voirt opgetymmert thent ten dake toe.
     Jn den seluen jare wort die stat Ludick noch weder gewonnen van hertoch Kairle van Burgoen.; dair is dit gedicht op gemaickt die datum inholdende: Carolus totiens calcauit Leodium, want die voirs. noch weder rebel wort en doe brachte die voirs. hertoch dat lant van Ludick aling en al jn syn onderdanicheit en sy mosten hem alle jaren grote scattinge geuen.
     Jn den seluen jare quam Adolf soen van Gelre mit der macht voir Wachtendonck en versloech aldair wten veldehertoch Johan van Cleue mit synre macht. Die datum hierbij ontholt: Corde dole Cliuis nam te confundit Adolphus.
          Dusent vierhondert tsestich ende achte
          Doe vell sanct Martens toerne in Groningen by nachte.
     In t jair ons heren m.cccc.lxx op sanct Gallendach quemen hier aen der stat een schip van oirloge van den van Hamborch wtgemaickt op den Ingelsschen, der hansesteden vianden, mit tween hoyen van Bergen op ten Soem geladen mit mennigerhande coippenscapen, den Ingelsschen toebehoerende, die sy t Antwerpen jn die bamissmarckt gecofft

|pag. 18|

hadden en jn den tween hoyen gesceept omme toe Calis te doen vueren, die die voirs. van Hamborch hadden genomen, begerende hier geleidt toe wesen, dat hem gegont wort, soet jn onse vrye marckt Santgange was, wij oic ondersaten der Hanse weren en die Ingelsche onse vianden. Die gueder worden hier opgeslagen; hertoch van Burgoen, screef aen der stat, synen ondersaten oir gueder, die sy dair mede ynne hadden, te willen wederrichten en der Ingelsschen gueder jn bewairde hant te holden ter tyt toe die rait hadde beuonden, dat die scepe genomen weren buten synen stroem.
Hier op worden de schipheren van de hoyen geeedt en tugeden, dat die scepe en guede genomen weren buten Vlissingen en buten dess heren rosteringe; doch omme all last onser stat dair van ancomen mochte, dede onse rait mitter geswoeren meente een verbot openlick verkundigen, dat niemant van den gueden solde kopen noch die ruten, dat verkopen buten off pairten bynnen onser stat vryheit. Dat gedaen en die gueder een tyt lange geholden jn bewairder hant om toe besiene offt jemant queme die toe veruolgen thent sanct Marten, worden die voirs. gueder van hier gevuert thent toe Deuenter jn sanct Martens marckt en dair syn die vercofft, wtgesacht tgene dair van hier vercofft was thent die summe dair men den schipheren van den voirs. hoyen oir vracht van betaelde.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxxj wort die Coeborch beneden by dat water mit grawen steene gemaickt tusschen wint en water; teuoeren wast backensteen die twater hadde verdoruen.
Die grafft aldair wort opgesmeten en wal schoene gemaickt; dair wort die nye muren gelecht aen den dyck en die brugge van den Coeborch aen die syde nae der stat gelecht; teuoeren lach die brugge aen die suytsyde van den borch.
     Jnt jair ons heren m cccc.lxxij omtrent sunte Agnetendach was eene cometa, geng ouer die prouincie van Collen, streckende jnt weste en duerde thent sunte Blasijdach, streckende jnt noerde; bywijlen was die wit, bywijlen vuerich en crinita valde.

|pag. 19|

     Jnt jair ons heren m.cccc.lxxij verworuen die Jngelsche coiplude, den oir guet van den van Hamborch genomen was en hier aen der stat gevuert jn den jare Ixx dair beuoeren, sekere breue van arrest off van marke op onse stat jn onse afwesen en deden mit den breue iiij onser burger scepe besetten ter Vere en ij toe Arremuden jn Zeel. Die rait schickeden wt oeren secretarius jn Zeel.; onse burger oire scepe voirs. en guede worden verborcht; die scepe voirs. mit solte geladen deden oir reise oestwert; die sake quam jn den hogen rait van Burgoen. en aldair mosten wy den Jngelschen ter antwoirt staen. Die Jngelsche nemen voir, dat onse stat hem oir gueder mit allen costen en schaden solde verrichten, gerekent to samen op viijm kronen.
     Wy deden aldair grote were mitten rechte en quemen op grote kosten en arbeit, want die Jngelsche coiplude hadden jnt hoff grote gonste, soe die hertochinne des konynges suster was van Jngelant. Doch jnt laitste kregen wy wat beter gehoir dan wy mitten jrsten hadden, en die sake alsoe lange tyt jnt rechte hangende thent jnt derde jair doe men screef lxxv, worden vruntlicke dage geholden bynnen Vtrecht omme eene vrede te maken tusschen den hansesteden en der krone van Jngelant. Die vrede wort aldair volcomelicken gemaickt, en jnt ijde artikel des vredes js dat proces voirs. tusschen onse stat en den voirs. koiplude neemlicken mede besoent en afgestalt, dat onse deputaten Tvtrecht der tyt toe dage wesende groten arbeit koste, eert dair toe mochte komen dat men dat proces meer dan andere bisonder solde noemen. Van dit process vint men opt huys voele scriften, jn Walssche, Duytssche en Latyne gescreuen, soemen der tyt jnt hoff voirs. dingede jn Walssche. Dat kostede onser stat wel vc r. guld., voir en nae dat pleit te veruolgen, want nae der voirs. swone veruolgeden noch die Jngelsche coiplude dat process op ons en die eene van hen bleef dair ouer doet en starff toe Mechelen van febris en fluxus sanguinis, die hem toequemen vermits hie synen willen niet

|pag. 20|

mochte weruen en wort toe Mechelen begrauen tot sanct Katherinen.
     Jn den seluen jare op pinxter manendach des auonds verbrande der mynrebroeder kercke en cloester altosamen by oeren versumen, wtgesacht allene die boeke opten liberye wesende, ornamenten en kelken jn der sacristie en een kleyn huyss. Dair en geschiede oppe die tyt anders gene scade van den brande, dan allene opten Vluetdyck een deel kleyne huyskens verbranden, vermits tvuer wten voirs. cloester mitten starcken noirtoesten winde weyende ouer der stat muren opten Borgel staende. Dat cloester aldus verbrant quemen die gardiaen en deels van den oldesten broederen opt huys voir scepenen en rait, begerende hulpe en bistant omme die kercke en cloester weder toe tymmeren. Des hem die rait weigeronge dede, ten were dat sy die Martinam aennemen en holden wolden. Dat loefden die broeders gemeenliken, dair die rait… segele en breue van nemen van den broederen cloester. Dairop gaf hem onse heer van Vtrecht en oic die rait segel en breue omme toe bidden dat verbrande cloester weder toe tymmeren en die kerckmeistere der voirs. kerke solden ter kerken tymmer dat dordendeel hebben; die ander tweedeel solden die broeder tot des cloesters behoeff hebben jn der koeken en ter tymmeringe. Sy beden voele guets jn den Stichte, in Hollant, in Vreeslant, Gelrelant, Zeelant, to Munster, jn Denemarken en anders; dan weynich off niet quam dair van jn der kerckmeisteren handen en toe voirtschyn; ellic van den broederen proefde syn beste. Dat cloester en wort niet seer getymmert; sy tymmerden jn vj jaren vj sellen en bleuen gaudenten als sy teuoeren weren thent dat cloester reformiert wort. Die rait vel hem entegen, want sy die Martina niet en helden, en dede heymelicken tbeste jnt hoff van Rome en anders om tcloester tot der reformatie toebrengen.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxxiij wast een heite en droege somer, dat ny mensche der tyt leuende desgelijx beleeft off gehoirt hadde.

|pag. 21|

     Jnt jair onsses heren m.cccc.lxxv. hadde hertoch Kairle van Burgoen. der stat Nuys belecht en lach dair voir bynae een hiel jair. Hie was van biscop Roberts parthye arsbiscop van Collen, die tonwillen was gecomen mit der stat Collen, Nuys en anderen syner ondersaten; die datum ontholt hierby: Flagellum Nucis fuit in potencia ducis. De keiser van Romen Frederick quam neder en geboet ons en allen nederlanden en oestlant mit machten by hem te komen, den voirs. hertoch van Nuys te slaene. Wy screuen syner keiserliken genaden eenen gueden sueten breef jn Latyn en deden onse onschult vermits voele saken datt ons der tyt niet doenlick was tegen den hertoch van Burgoen. toe stryden. Die ander wt oestlant, westualen en meer quemen den keiser voir Nuyss toe denst. Dair wort niet gestreden; die hertoch van Burgoen toech van dair; Nuyss bleef ongewonnen en all ding bleef staen jn suiker punten alst teuoeren was.
     Jn den seluen jare worden die twee rondeele jn die nye muren gelecht neffen onser vrouwenkercke by die Jsele; die strate bynnen der mueren ruym gemaickt; die huyse op die olde stat muren staende afgebroken en gekortt, dair die stat vol voir dede.
     Jnt jair onss heren m.cccc.lxxvj omtrent sanct Gallendach was een grote storm van winde; voele scepen en menschen verdroncken jn der zee.
     Jnt jair onss heren m.cccc.lxxvij bleef hertoch Kairle van Burgoen. verslagen van den Switsen bij Nansij; dair js voele gedichts op gemaickt jn Latyn en jn Duytssche, die datum jnholdende: Ecce mutacio dextre excelsi. Oic aldus: Que mulget vaccas gens te, Burgunde, cecidit.
     Jn den seluen jare op sanct Jorijsdach stonden die van Vtrecht op nae oeren olden gewoenten tegen oeren landsheer en dreuen den doemdeken en voele anderen onss heren raiden wt Vtrecht. Desse iij stede samt den van Groningen sanden oire vrenden ouer om eenen soene to verdedingen tusschen onsen heren mit synen raide en der stat van

|pag. 22|

Vtrecht mit Amersfoirt en den borchgreue van Montfoirt, tot ij tyden. Dat coste onser stat c q. Hier ouer Jsele verdroegen die ritterscap en steden groit en kleyn wt Twenthe, wt Sallant en den lande van Vollenhoe van onss heren amptluden aen desse syde, die seer onredelicken en tegen lantrechte eene tyt lang den luden hadden oueruallen en gescat. Die klachte der armen lude worden jn scrifte gesat; die amptluden antwoirden dair op jn scrifften; vier van der ritterscap wt Twenthe, vier wt Sallant, vier wten lande van Vollenhoe en wt elken desser drier steden vier, mit vier van onss heren raeden clairden en deden recht, nae ansprake en antwoirt der voirs. parthyen bynnen Swolle. Die amptlude mosten groit gelt weder ouergeuen van tgene dat sy den luden tegen landrechte hadden afgebroken, neemliken Goert van Rede drost jn Twenthe, Deric van Voirst drost van Sallant, Henric Mulert schulte toe Hasselt, en Roloff van Beueruoirde schulte toe Vollenhoe oic een deels. Den armen luden wort oir gelt wedergegeuen, wtgesacht deels kosten dair van genomen.
     Jn den jare m.cccc.lxxviij wort die nye lantbrief om der voirs. gebreke wil, van den amptluden geschiet, gemaickt.
     Jn denseluen jare wort onser mynrebroeder cloester reformiert wt beuel en consent dess pauwes van Romen opten xiiijen dach jn Julio. Des dages dair nae diuisionis Apostolorum worden de olde broeder, die de reformatie niet aennemen en wolden, dair wt gesat en gengen van dan elc syns weges. Die rait hadde ouer mennich jair teuoeren begeert an den broederen, die reformatie te willen aennemen; die broeder loefden ducke also te doen, makende ennige manieren van beteren leuen; dan jnt sluten holden sy oir olden quaden gewoenten, bliuende als sy weren. Het scheen jn mennigen stucken dat sy den rait te spot hadden en ontachten die vermanynge altosamen. Sy hadden groet guet ter tymmerynge des verbranden cloesters gebeden

|pag. 23|

en brachten seer weynich dair van tot des cloesters profyt.
Dit al angesien verworff die rait mit hulpe onss heren van Vtrecht Dauid van Bourgoen. eene bulle der reformacie van paws Sixto die iiijde, die een mynrebroeder was gente der gaudenten. Die reformatie also geworuen, die guet en fijn was, sande die rait oeren secretaris tVtrecht, om den abt van Oesbroeck delegaten der saken, oic om den guardianen to Leyden, Delfft en Goude broeder van der obseruancie; desse alto samen heymliken hier jn der stat wesende, dede die ract die geswoeren meente opt huys comen om ander saken te verspreken. Die sake geuordert gaf die rait der meente to kennen van der bulle en anders, woe sy to synnen hadden der mynrebroeder cloester te reformieren, wanter die meente des noch onkondich was. Dit voirnemen behagede scepenen, rait en meente altosamen sonder wederseggen, wowal oirer welke sulx niet gerne gesien hadden; dan sy deden een swigen dair toe en konden des mit genen redenen strafen. Dus wort dair jn rade terstont gesloten by scepenen, rait en meente, dat men de reformacie solde anvangen en volbrengen, en sonder ennich toeuen worden voir elke poirte ten broederen en voir oir kerckdoeren gestelt iiij raede en iiij meente, opdat die broeder hen niet ontgaen noch des cloesters guede versteken solden. Die secretaris haelde den abt en gardianen voirs. die mitten doemdeken en anderen van den raide en meente jnt cloester gingen die reformacie anstellende na jnholden der bulle. Dat volc jn der stat sach wonderliken toe; den eenen mishagede, den anderen behagede dat werck, elc seggende het syne dair jnne. Des niet to myn js die reformacie voltrocken; die rait liet die ij dage lang dat conuent wal bewaren mit oeren dieners. Men sande t Zutfen, t Amersfoort en t Boelswert om broeders van de obseruantie. Die rait gaf die ij dage lang eeten en drincken allen den broeders olden en nyen en allen die dair weren om de reformatie antesien. Men wuste jn anderen landen en steden voele te

|pag. 24|

seggen, woe eerlic die reformatie geschiede en men gaf onse stat dairvan grote eere.
     Jn denseluen jare des manendages jn den paeschen hillige dagen reden meister Ludolph van den Vene doemdeken Tvtrecht, der tijt hier jn der stat sich ontholdende, en meister Jacob Byndopp onser stat secretarius mitten doemdeken voirs. selff vyfte hier wt der stat nae Franckryck omme vij onser burgeren schipheren, van den wtliggeren des konynges jn Franckryck jnt Vlie geuangen des jairs dair te uoeren en gevenclicken wesende to Diepen en Herifleu in Northmandien, to verlossen wt der vengenschap.
Der tijt wast een groit swair oirloch tusschen den konyng en den hertoch Maximilianum van Oestenrijck hertoge van Brabant, greue van Vlanderen, Hollant, etc. Die voirs. doemdeken en syne geselscap en mochten vermits den oirloge nergent doer den landen van Ludick of Piquardien den rechten wech komen in Francrijck. Dieselue bynnen Rijsele wesende vonden onder hem eenen rait van dair to reisen to Calis omme aldair to lande of to water ouer te komen jn Francrijck; bynnen Calis gecomen syn sij mit hulpe dess vitaliers en by ruter aldair to peerde ouer geveiligt doer vrenden doer vianden, die die straten aldair omme en om schynden thent to Bonne, van dair voirt mit anderen ruteren des konynges doer Francrijck geveiligt thent bij den koenynge mit groten kosten en groten sorgen. Aldair wesende omtrent v weken den konyng veruolgende en synen raeden, hebben sy guede vaste breue verworuen van den konynge, jnholdende dat men die burger van Campen kosteloes ontslaen solde van de vengenscap en sy to rechte stellen. Mit dessen breue quemen sy to Parijs an een heren jnt parlament, die selff anderde mit hem reedt to Diepen, to Herifleu en to Honfleu. Sy hebben die voirs. geuangen altosamen mit rechte quyt en loss verdedingt van der vengnisse. Die geuangen syn all to huys gereist; die wederparthye syn verwesen jn costen en schaden; dan soe die geuangen vrij

|pag. 25|

weren van allen kosten sy verteert hadden en van der scattinge, heeft die voirs. heer commissaris jn der saken dair also tusschen gesproken, dat meyster Ludolph en Jacob quytscholden den wederparthijen van schaden en costen sy jn den wege gedaen hadden, om vruntscapp wil en opdat onse burger des jn tokomenden tyden mochten geneten.
Dit al gedaen syn sij wederom to huys gecomen jnt laitste van der xve weke nae dat sy wtreden. Alle die gemeente jn der stat was blyde en vroelich van der gueder reise, al was die swair geweest antovangen en to bestaen. Des anderen dages op sanct Martensdach translacionis teerde men jn den kelre des middages mitten voirs. die to huys gecomen weren. Schipheren en koiplude betaelden al dat gelach; die reders van den geuangen betailden die ij penn. en die stat den iijen penn. van der reise voirs. Dat hadden sy guetlicken ouergegeuen eer men die reise bestont, beholtlic hadden die voirs. die geuangen niet vry verdedingt sonder scattinge, alse vjc golden kronen to geuen en dair to die costen die geuangen verteert hadden, soe solden sy die scattinge en costen der geuangen voirs. betaelt hebben en die stat die costen die die voirs. m. Ludolph en Jacob gedaen hadden in der reise voirs. Van desse reise en sententie voirg. syn scrifte en breue in der stat kisten.
     Jtem jn den paeschen hilligen dagen bleuen op Goeding byneffen Engelant in den hoeffden secpen van Campen.
Dat volck wort geberget, wtgesacht j schipheer. Die burger van Campen hadden dair by ouer lxm r. guld. to schaden.
     Jn den seluen jare omtrent paeschen maeckten die Hollander, Seelander en Vlemynge volck en scepen wt ten oirloge jn die zee tegen oeren vianden, wtliggeren des koninges van Francrijck, omme schipheren en koipluden to veiligen, die den voirs. landen tosuekende worden en setten dairop ouer schepe en gueden jn Holland ankomende ouer zee pontgelt off een scattinge, en wolden dat oick boeren van onsen burger gueden en scepen, seggende dat sy onsen

|pag. 26|

burgeren oeren scepen en goeden gelyc anderen vryeden etc.
Die rait schickeden wt meister Tideman van den Vene, jn der tyt rait, van des raits wegen jn des Greuenhagen om onse burgeren en oeren scepen en gueden dair jnne to verantwoirden, seggende, die konyng van Francrijck en syne wtleggeren weren onse vrenden; wy hadden onse ambassiatoren en sendebaeden, alse den doemdeken Tvtrecht en onsen secretaris, wtgesant an den konyng om to bewisen wy en die onse syne viande niet en syn; dat wy oick jn der Duytsscher Hanse hoeren, dair die konyng een bestant mede gemaeckt heeft x jair lang durende, die nv syn lopende noch jn dessen seluen jare etc. Dit al gehoirt van beiden syden syn wy, onse burger, oire scepe en gueden vrij gewesen van den pontgelden voirs. bij den heren van den raide jn des Greuenhagen en en hebben dair toe oick niet gegolden noch gegeuen.
     Jn den seluen jare omtrent pinxsteren js Henric Pael van der stat wegen wtgesant an heer Iuwer Axcelson ritter hoefftman op Gotlant, om eene vrede mit hem te maken, soe hie grote ansprake makede op onsen burgeren, vermits Johan Reyner schipheer, onse burger, den bueren jn heer Juwers gebede solde beschedigt hebben mit synen sceepsvolke.
Henric Pael bleef to Stralessunde liggende en sande ouer jn Gotlant Jacob Wolff en Claes Geertss der stat dienres, die makeden mit heer Juwer dair eene vrede, dair hebben wy quytscheldinge gedaen van allen schaden heer Juwer en die syne onsen burgeren gedaen hebben, dair hie der stat breef op heeft. Copia dess breefs staet gescreuen.
     Jn den seluen jare wort die dyck ouer den Eng doer die kolken gemaeckt van den Swartendyc thent aen den Hogenwech. Die stat betailde die helffte en die erfgen. van Campervene die ander helffte van den dyck te maken.
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxxix wort dat Suderdiep to Broenope togedyckt, dat ouer ij vademen diep was en xxiiij rode wyt; oic worden doe toegedyckt dat gat tusschen den

|pag. 27|

Grient en den weert dair entendes liggende en dat gat voirt van den seluen weert thent aen dat Raes. Dan in den jare lxxx dair nae, vermits groet swair water van bouen, brack dat Suderdiep doer naest Broenope tusschen dat heele lant en den dyc voirg.; dair wort een gat diep wal van x roeden en op sommigen steden van ouer xij roeden. Dat kostede groet guet weder te maken en voele meer dan alle die andere dycken teuoeren jrsten gecost hadden. Oic brack die eene dyc opter seluer tyd doer naest dat Raes, dan dat en was soe diep niet en worden tsamen weder gemaeckt
Dairnae noch jn den jare lxxxj vermits groter en sware. water brack die dyck doer thenden den Grient en costede oic groit guet weder to maken. En dit js altosamen gedaen omme die stroem der Isele to dwingen dat de eenen gang hebbe jn die zee, dair by dat men beter diep solde moegen hebben to scepe aff en aen die stat te komen.
     Jn den seluen jare munteden die stede Campen en Deuenter enckede pennyngen geheten dubbelde schillinge, xx op j golden ouerlandschen r. gulden en xl schillinge op j golden r. guld. voirs. en alle kleyn gelt dair nae. — (Jn den jare m.cccc.lxxxix munteden de steden Deuenter, Campen, Zwolle xx stichtsche st. upten golden g. en xl butkens op een golden g. en al gelt dair nae (5 [5. Dit met eene latere hand geschreven.])).
     Jnt jair ons heren m.cccc.lxxx jn den vasten schoerde Danckers diep thenden den Rudehoep en wort wal diep ouer ij elle; teuoeren en mocht men dat diep niet vaeren mit geladen rynscepe noch dat Noerderdiep, wairomme die stat die grote kosten als bouen gescreuen js gedaen heeft om die diepe en gate deels toe te dycken, dair by dat men beter diep solde krigen. Oic dede die rait doe wel vij of viij mergen landes op der stat sande besteken om dat Noerderdiep alheel toe te maken en die sanden te hoegen lant an te wynnen, dair by oic dat Danckers diep beter en dieper werden mocht, om die grote scepe an der stat te moegen segelen. Alsoe

|pag. 28|

die oic jn dit jair begonnen an der stat te komen, want dat diep doe beter en dieper was geworden, dan dat by mans tijden en mensschen gedencken hadde geweest, en jn den heruest dess jairs quemen onse grote scepe voele alhier, also dat jn dit jair onse burger hier ouer iij$\frac{1}{2}$m. last roggen deden opscepen, dair van dat ganse lant hier omtrent, soe hier jn den lande weynich roggen was geweest, worde gespijst. Dit jair was een ouer nat jair bisonder jnden somer omtrent St. Johan, also dat nyemant mochte gedencken der gelycken van regen en groeten hogen water jn die Jsele.
     Jnt jair onss heren m.cccc.lxxx omtrent den xiijden dach jn Aprill dede die hertoge van Oestenrijck Maximilianus dess keisers soen der tyt van Romen, hertoch van Burgoen., Brabant, Lutzenburg etc. graue van Vlanderen, Artoys, Henegouwen, Hollant, Zeelant etc. belech voir Wagenyngen doen mit hulpe shertogen van Cleue, want hie voele der tyt hadde te doen jn den oirloge tegen den koenyng van Francrijcke. Die biscop van Munster heer Henrick van Zwartzenburch, als voirstender der lande van Gelre en van Sutphen, quam dair en tegen mitten Gelresschen en anderen ruteren voir Wagenyngen omme die selue stat tontsetten, dan syne dinge en hadden geen voirtgang. Hie reysede weder bynnen Harderwijck, liet synen broeder aldair jn syn stede en Wagenyngen bewaren mit volke en gueden vromen ruteren; die helden Wagenyngen tegen den vianden thent den vijften dach jn die oestmaent, dat js jn Augusto, en geuen die stat Wagenyngen doe op beholden lyfs en guets jn handen des heren van Nassowe, huysmarschalck des voirg. heren van Oestenrijck, en tot behoeff des seluen heren van Oestenrijck. Jn der tijt weren raitsvrende desser stede Deuenter en Campen toe Wijck by onsen heren Dauid bisscop Tutrecht, wt begerten en veruolch der steden Harderwijck, Elburch en Hatthom, en hulpen den eenen vrede toe dedingen mit den voirs. marschalck jn name des heren van Oestenrijck. Onse heer van Vtrecht halp den voirs. Gelres

|pag. 29|

schen mit onsen steden, dat sy eenen gueden vreden verworuen aen den marschalck, den sy jn name des heren Oestenryc korts dair nae hulden toe Harderwyc en ter Elburch, beholtlic all oire priuilegien en rechten mit voele andere guede articulen. Dan des manendages nae onser lieuen vrowendach natiuitatis daer nae jn der nacht wort Elburch bekrachtigt van den van Zutphen, Hatthom en ruteren des heren van Munster, sich scriuende voirstender der lande van Gelre en van Zutphen. Die ruteren dair jn liggende deden den onsen en anderen oic van der Hanse wt Oestlant groten hinder en schaden. Wy helden mit den voele dagen; dan wes sy loeffden en wort niet gehalden.
Oppe eene tyt wonden sy onse burgeren by Armelo sittende en varende op eenen wagen na Vtrecht, dair sy voele onschults op segeden en het was al gelogen. Wy screuen ducke om der ouergrepe wil, schaden en wonden, an den van Sutphen, die sich der saken, als sy sachten, niet en hedden to scaffen; die oiren hedden der Elburch mede bekrechtigt ter bede des heren van Munster, mit andere woirden. Wy segeden van oeren raeden en burger weren dair persoenlicken mede geweest; wy helden onser burger hinder en scaden op sy.
     Jn den seluen jare worde t grote lange hoefft ouer die Jsele an den dyck gelecht, om die stroem op die stat to dringen.
     Jn den seluen jare wort die toirn en muren van Swanenpoirte thent in die Jsele gelecht en gemaickt wal twee roeden hoech bouen der straten.
     Jn den seluen jare bestonden die stat van Swolle eene nije grafft to grauen van oire stat, als sie segeden, nae den tichelwerck tusschen Schelne en Spoilde op die Jsele gelegen.
Want onser stat angecomen was, dat die van Swolle, niet tegenstaende oir seggen, aen Oldeniel wolden doen grauen doer Schelrewade omme dair doer den dycke eene spoye off sluse te maken, eene doervairt dair toe hebben aen oire

|pag. 30|

stat wt der Jsele, off aen den dyck aldair te doen grauen omme eenen opslach en ouerslach toe Oldeniel te hebben wt die Jsele ouer den dyck, dess coipmans gueden aen oire stat te doen vueren, sande onse rait vier deputierden wten raede toe Swolle en dede dat jn den besten verboetscappen aen den rait toe Swolle, begerende mit guetlicken woirden dat grauen aftoestellen, dair die rait toe Swolle mit voelen woirden op antwoirden, onder anderen seggende, dat sy dair op guede priuilegien hadden liggende jn des landes kiste toe Deuenter tusschen biscop Johan en tween broederen Ruederick en Wolter syn broeder heeren toe Voirst, gededingt jn eenre swone, dair onse raitsheren op antwoirden onder anderen woirden: al hadden sy sulke priuilegien soe weren die nochtan van geenre weerden, want sy die niet gebruket en hadden en dairmede oir priuilegien verloeren, en niemant oic mochte gedencken dat sy jn gebruycknisse der priuilegien geweest hadden. Die rait van Swolle nam dat der tyt stijff op en meende dat hem niemant mochte bespieren jn oir lant te grauen, seggende onder anderen, wille maickte oic recht. Onse deputaten segeden dairop, van sulke wille queme ducke onwille. Die rait van Swolle liet sich duncken, dat die stat Campen oic hinderlick were jn oeren rechten, seggende, dat onse stat oir die verbontbreef tusschen hem beiden besegelt, van malkanders borger jn besit te holden etc, niet vollentoegen hadde, weigerende Reynalts ten Bussche, oirs burgers, dage te holden t Arnhem voir die schijue tegen heren Willem van Buchorst, ritter, etc.
Onse deputaten segeden weder, dat sy des niet sculdich weren te doene oirs burgers dage jn der saken te holden, wantet buten landes were te doene; oic heer Willem ritter voirs. oirbodich were der saken rechtes toe bliuen aen onsen genedigen heren van Vtrecht en den steden hier ouer Jssel; oic was heer Willem onse burger. Na voelen verhandelinge, woirde en wederwoirde onse deputaten ducke affkierden en weder aenquemen, hebben die onse sich altyt mit opsate ont-

|pag. 31|

holden gene haesticheit te gebruken, wowal die rait van Swolle sich nerstich en strenghe toende. Soe hebben die onse jnt laitste als tevoeren guetlicken en vrentlicken begeert dat grauen af toe stellen omme onruste te verhuedcn en die guede olde vruntscap en naberscap mochte werden onderholden. Die rait van Swolle syn by oir opsat gebleuen, seggende sy meynen dair recht toe te hebben en hem dat niemant moege bespieren.
     Onse deputaten mit desse boetscap aldus toe huys gecomen aen onsen raide js die geswoeren meente dair op verboedt mit scepenen en rait opt scepenenhuys te komen, en desse boetscap alsoe gehoirt van den deputaten, en gemerckt woe grote verderfnisse onser stat komen solde, hadden die van Swolle een doervairt jn die Jseldyc off een ouerslach off opslach aldair, want onser burger neringe dair by vergaen solde, oic die tolle die onse stat nv heeft belient van onsen heren van Vtrecht, en anders ouergelecht all tgene dat dair aen kleeft tot onser stat en burger hinder en achterdeel, hebben scepenen, rait en geswoeren meente hier op geraemt en eenpairlicken gesloten dat sy dat grauen niet en willen lyden en dat kieren mit all oirer macht, al solden sie oic dairomme doen tegen die stat van Swolle mit gewapender hant. Dan omme alles besten wil js mede ouerdragen, dat men twee wt onsen raide solde van stonden aen schicken toe Deuenter, jn den raede aldair tgene voirs. js toe kennen geuende; dat alsoe geschiet hebben die van Deuenter twee wt oeren raede dairomme geschickt toe Zwolle aen den raede, die alhier gecomen syn en verboetscappt hebben, dat men toe Deuenter queme toe besiene sulke priuilegien bij den van Zwolle allegiert jn des landes kiste toe wesen. Die vrende van den drien steden dair geuoegt hebben jn die swoenbreue tusschen biscop Johan en den heren van Voirst verdedingt geuonden desse articulen, dairmede die van Zwolle sich dencken toe verweren, aldus ludende: » Voirt
» soe sal die stat van Swolle behouden die graue, die sy

|pag. 32|

» van oire stat doer die Luere jn die Jsel gegrauen hebben,
» beholtlic dat sy eene brugghe dair ouer maken en houden
» sullen op oeren koste, en Roederick en sine erfgen. een
» onuerspierden wech dair ouer houden tot ewigen dagen.
» En weert dat sy Roederick enich lant afgegrauen had-
» den, dat souden sy hem gelden tot seggen des biscops
» van Vtrecht, alsoe redelick were. Datum anno Domini
» m.ccc.lxiij des sonnendages nae sanct Odulphus dach.”
Op dessen breef off swonebreef segeden scepenen en rait onser stad Campen, dat hem die breef jn dit stucke niet hinderlick noch den van Swolle vorderlick js. Jnt jrste want die stat van Swolle den breef jn dat stucke offden grauen niet gebruyckt en hebben bij ennigen menschen gedencken. Jtem dat die breef van geenre weerden en js, want die, alsoe die luydt, niet besegelt en js van Wolter broeder toe Voirst en Geert van Keppel in den breue benoempt, die nochtan jn den seluen breue benoempt syn dat sy den mede besegelt hebben. Jtem al were die breef van weerden, soe en hadden die van Campen dair geen consent noch volboirt toe gegeuen, dair oick niet togeëischt geweest, en dat men jn oir afwesen sonder oeren willen oir recht en jnterest niet benemen en mach. Jtem dat die van Zwolle oic mosten bewisen dat sy den grauen gehat hadden op die stede dair sy nv doen grauen, oic woe diep en woe wijt die graue plach toe wesen. Jtem dat dair sy nv grauen geen teikenen en syn van ennigen olden grauen; dat sy nv grauen jn hielen hogen ackeren, bowlanden, olthoeuich lant, die sekeren singulairen personen toehoeren, en hadden sy dair eenen grauen gehat, soe solde der stat van Zwolle en niet den singulairen personen dat lant toehoeren dat sy nv grauen. Dit aldus ter mailstat versproken heeft onse rait geuoegt sess wt den raede mit notarius en tugen op dat lant, dair die van Zwolle groeuen, opten xjen dach jn Julio en dair jnstrumenten en bewys opgenomen, dat dat lant dair die van Swolle der tijt groeuen een olthoeuich

|pag. 33|

hoech bowlant js en dair gene teikenen en syn van ennigen grauen voir der tijt dair geweest, dan allene ter syden van den voirs. ackeren een kleyne scheidegrauen omtrent iiij of v voeten wijt, gelijc dat alle andere scheidegrauen dair omtrent ouer all jn anderen landen syn, en anders gene grauen noch teikenen van grauen. Die voirs. tuge weren heer Adrian van Broickhusen, ritter, Brant van Deilen, Claes van Deilen syn soen en Henric Beseken.
     Opten xixen dach jn Julio hebben die stede Deuenter en Campen by oeren deputaten dair die van Zwolle deden grauen voir notaris en tugen den grauers aldair een ny werck verkundigt en verbot gedaen dair niet meer te grauen na manieren van rechte, dat men heit jn den Latijn denunciatio noui operis. Die arbeiders gengen doe altsamen bynnen Swolle en lieten dat grauen staen. Die van Swolle brachten sy des auondes weder jnt werck bij oeren Schulten en, als sij meenden, mit rechte, niet wetende wat die verkundinge des nijen werks vermach en jnheeft nae den rechte. Eene korte tyt daer nae dede onse genedigc heer van Vtrecht scriuen aen der stat van Zwolle, dat sy dat grauen lieten berusten. Die stat van Zwolle dede hem alsoe vj weken lang. Dit geschiet maeckeden die van Deuenter mit ons en wij mit hem starke verbontsbreue tot ewigen dagen toe durende, sulken en meer anderen niet toe gehengen, alsoe die breue wtwisen. Die van Deuenter marckten oic wat groten hinder en achterdeel oire stat an oeren toll toe Koten en oire marckeden wt dessen grauen solden anstaen, dairomme sy oick bereit weren mit ons dat verbont antegaene, als sy selven jrsten wtsloegen, en dat voirnemen der van Zwolle van dit grauen loe behinderen. Die van Swolle weren jrsten oirbodich der saken tegen ons rechtes toe bliuen by onsen genedigen heren, ritterscap an desse syde der Jsele en der stat Deuenter. Dan jnt veruolch der saken schedden sy die stat Deuenter dair van wt. Hierop segeden onse deputaten, dat sy dat grauen afslalden en rechtes

|pag. 34|

bleuen des sy jrsten niet doen en wolden. Daer nae jn den jare lxxxj dede onse heer den van Zwolle twerck verbieden vj weken en dair enthenden thent syn ouerkompst an desse syde der Jsele. Die van Zwolle schickede oire vrunden ouer an onsen heer. Onse heer dede scriuen an den van Deuenter en ons, begerende opten xen dach jn Meye by syne gnaden te komen tegen den van Swolle, omme die schelinge van der grafte vruntlicken to verliken; des js also geschiet, beholtlic een jgelicken syns rechts opten dach voirs. en js niet verdedingt. Die van Deuenter en wy hebben den van Swolle jn vruntscap gegont voirt to grauen tgene ondecket was in den ij kampen en anders niet. Daerop js die sake geuerst thent onss heren ouerkomst. Also quam onse heer an desse syde opten dach jn
     Jn dit jair koffte die stat van den baghinen sunte Agneten huys opten Vluetdyck dat erue geheten die Essch gelegen an dat Nylant an die welle voir xxiijc gold. r. g. twee heren q voir den g. gerekent.
     Jn den jare onss heren m.cccc.lxxxj worden onser burger gueden to Munster besat van den Munstersschen omdat die van Deuenter der Munstersscher gueden hadden doen besetten ten Hardenberge en to Couorden. Onse burger mosten aldair wisheit setten voir oeren gueden eer sy die van dan mochten doen vueren. Wy loeffden dair voir en schickeden aldair onser stat breue en segel tot vijc of viij$\frac{1}{2}$c rynsg. to betalen den burgeren van Munster, welker gueden hier jn den stichte besat weren als vermits den van Deueuter. Die van Deuenter segeden, oirer burger gueden weren bouen geleide genomen jn den stichte van Munster; sy hadden dairomme veruolgt en konden der geen restitutie weruen.
Die Munsterssche sachten wederom, dat die van Deuenter en hadden nymanden genoemt, die oirer burger gueden hedden genomen; wusten sy die to noemen, die heer van Munster solde dair recht ouer doen, soe veer hie die mochte bekomen. Desse jrringe js also gewassen, dat die heer van

|pag. 35|

Munster die straten syner landen heeft gesloten, niet to willen gehengen jmant doer synen straten solde reisen to Deuenter off ennich guet dair te vueren, noch ennich guet doer synen landen te laten vaeren van Deuenter komende.
Men js hier op to dage gekomen van beiden syden mit oeren vrenden, vermits tusschen spreken dess heren van Osenbrug, doe oic prouest to Deuenter, oic vermits scrifften onses heren van Vtrecht en der steden Campen en Swolle.
Den dach voirs. to Schuttrop gehalden en js dair niet voele gescafft; die partye an beiden syden helden sich swair en seer stijff. Dan die loffnisse voirs. van wegen onsen burger gedaen wort wtgestalt van pinxster thent j maent dair nae.
Die Munstersschen sachten onder anderen woirden, weren die oiren allene jn der vriheit van Deuenter besat en anders nergent jn den stichte van Vtrecht, sy en solden op onse burgeren geen thoeuinge hebben gedaen; oic sachten onse vrunde tot den van Deuenter, dat sy sonder consent onses heren en sonder wairnighe an ons te laten weten, des alto samen niet geschiet en js, die besate opten Munstersschen niet voirgenomen solden hebben, dair ouer die onse jn schaden wal tot lxx rynsg. gecomen syn, begerende sy die besate opten Munstersschen wolden afstellen, soe wolden die Munsterssche die onse voirs. quytschelden. Des die van Deuenter opten dach voirs. weigeronge deden. Oic als onser burger gueden jrsten to Munster besat weren, hebben wij twee raitsvrunde to Deuenter geschickt om onsen burgeren van den voirges. tontlasten; ten heeft ons van den van Deuenter niet moegen geboeren; sy en wolden oic de besate op der Munsterssche gueden, ten Hardenberge en te Couorden gedaen, niet afstellen, dan sy versteden dat veruolch opten besate op thent pinxsteren. Dairop begerden onse vrunde sy dat wolden scriuen an de stat Munster om onser burger gueden to bether van dan te moegen krigen, des die van Deuenter onsen voirg. vrunde, jn oir stat wesende, oic weigerden. Aldus moste onse stat louen, als jnt begin ge-

|pag. 36|

roert is; dairop worden onser burger guede voirs. ontslagen van den besate en dat js dair by alsoe bliuen staen.
     Jn den seluen jare tusschen paeschen en pinxster wort dat koirne seer duer. Jn den winter dair beuoeren hadde men die last roggen gecofft voir xxij curr. r. g. en dair omtrent; nv kofft men die last voir xlvj r. g. curr., die last weite voir 1. curr. r. g., hauer en garst dair nae. Die beesten storuen ouer al to male seer, want het was een kolde, lange, herde winter geweest, alse een starke doergaende vorst sonder ennich doyen off opholden van sunte Steffens dach thent weken na Lichtmisse. Dat yss gedoyt en wechgegaen began men to visschen na olde gewoente; dan recht voir sunte Peter en ij weken dair nae quam noch een ander starke vorst; dat yss dreeff seer dicke jn die Jsele en voele, dan die Jsele en bevroes niet ouer en ouer. Die visschers mosten opholden van visschen. Die vaste quam hoech, alse opten xxijen jn Aprill wast paeschedach; die vaste was oic kolt wter maeten na beloep der tyt van den jare. Jn der tyt en was geen mensche, die gedencken mochte sulken langen kolden vorst en winter.
Oic was jn der tyt groet gebreck voers. voir den beesten, want die somer dair teuoeren jn den jare lxxx was soe nat geweest, dat oic geen mensche in der tyt dergelycken mochte gedencken. Botter, vleisch en all eeteware was seer duer.
Die stat koffte wt onss burgers schip komende van oesten an den Oirt xxxiij$\frac{1}{2}$ last roggen, toebehoerende eenen koipman van Dantsicke, elc last voir xlv r. g. en noch v last toebehoerende onsen burgeren wten seluen scepe, dat beter rogge was, elc last voir xlix r. g. Van den jrsten roggen vercofte die rait den van Hasselt ij last, den van Steenwyck ijj$\frac{1}{2}$ last, den ter Kuenre j last om oeren kommer te stoppen.
Die ander roggen wort voirt den backeren by mudden, by virendeel lasten, en burgeren by scepele, by halue scepele, oic den ansaten by scepele, by j$\frac{1}{2}$ scepele vercofft, wtgesacht den van der Elburch en van Hattem, want die ruter ter

|pag. 37|

Elburch liggende onse burgeren gewont en geslagen hadden.
Scepen en rait mit der geswoeren meente ouerdrogen dat men geen koern solde wtvueren sonder oirloff des raits; dair worden twee van den raide to geschickt, die den luden teikenen geuen, anders en mochten sy wt der stat niet vueren; dairop had men wachte jn der poirten. Korts na sunte Johans dach to midsomer bestont die roggen weder aftoslaen; die last roggen had t Amstelredam gegalden lxiiij r. g. en en was dairtoe niet guet. Margareten dach mocht men den besten wten scepen copen voir xxx r. g. en myn.
Die stad vercofte en deels van den rogge soe duer by scepele als die stont by den last ingecoft, en deels oic voele myn, alsoe dat die stat dair aen verloes … rynsg. om die meenten te helpen, want die burger en bisonder en deels koiplude hadden roggen genoech liggende op oir boene t samen, als die rait die boene hadden doen besien, bij ijc lasten roggen en weiten tsamen; dan sy en wolden dairvan niet vercopen dan opt duerste. Dat quam hem oic jnt leste tot groten schaden. Dair nae omtrent assumptionis Marie dach sloech die rogge weder op en men cofte die last voir xl r. g. wanttet alle die maent lang jn Augusto dechlix regende. Die Vlemingen en Hollander quemen hier en coften van onsen burgeren die roggen, die hier van oesten was ouergecomen. Van dage tot dage bestont dat koerne weder to rijsen, alsoe dat Alre godes hilligen dach dair voir en nae die last roggen golt l, lx r. g. current en dair en bouen t Amslelredam. Die stat Amstelredam verboet gene roggen wt te vueren by groten penen en satte elken burger nae synen gueden op roggen, die last thent sunte Katherinen dage to kopen voir lx r. g. en niet duerer.
Nae sunte Katherinen dage golt die last roggen aldair ouer lxx r. g. current. Onse scepen brachten wenich koerns ouer zee, want ter Dantsicke most men gien koerne wtvueren noch wt Lijfflant. En deels scepen onser burger brachten wat koerns ouer van Dantsicke, dat voir tverbot gesceept was.

|pag. 38|

Oic quam hier koirne van Koeningsbergen en sommigen anderen steden wt Oestlant, dan seer weinich, en dat selue moste hier bliuen. Die scepenen en rait mit der geswoeren meente ouerdroegen, dat men geen koirne wt der stat solde vueren en geboden by penen, dat elc burger en inwoener sich versien solde voir midwinter mit roggen, alse die guet hadde tot jc r. g. solde hebben j mudden rogge, die hadde ijc r. g. an guede die solde hebben ij mudden rogge en alsoe voirtan op elken c r. g. j mudden roggen tot x toe, gelyck men vint bescreuen jn der stadt boeck, dair kerckensprake van geschiede. Korts dair nae helden desse drie steden een mailstat toe Windesim en verdroegen aldair, dat men geenrehande koirne wt dessen stichte solde vueren by verlies dess gueds, en’dat men dat solde verkundigen jn den drien steden. Die van Deuenter screuen die verkundinge op een tyt lang te vpholden, dan hier genck die verkundinge voirt. Wy verscreuen sulx haestlicken toe Zwolle; die van Zwolle lieten jn oir stat die verkundinge oic terstont geschien als ter mailstat was versproken. Dair nae deden hem die van Deuenter oic, alsoe onse genedige heer van Vtrecht beliefden, sulx gebiedende synen ambtluden dat koirne jn den lande to holden, en verbiedende by penen dat men geen koirne wt dessen stichte solde vueren. Dit wort alsoe geholden, dan die van Deuenter gonden den Hollanderen en Vriesen roggen en weite van oire stat te vueren jn oir sunte Martensmarckt; dan wy helden dat koirne, alsoe van Deuenter komende, hier op en helden dair op des nachtes en des dages wachte om sulx niet to gehengen, dat wy den van Deuenter lieten weten om den vremden koipluden te wairnen, dat sy geen koerne aldair solden scepen.
Die van Deuenter deden oic onsen burgeren der tyt weigeronge ennich koirne jn oir stat te kopen en wt te vueren, oic tot eener haluer mudden toe, tegen tgene to Windesim op der voirs. mailstat versproken wart; dair weren desse drie stede ouerkomen, dat men den burgeren wt de eene stat jn de andere syn koirne, van pachte gecomen, alinge en al

|pag. 39|

solde laten volgen en dair toe te laten copen en wt vueren tot syner noitdrufte jn synen huse. Dair ons te male seer an verduchte, verscriuende dat toe Deuenter en toeuende hier garste en hauer jn den scepen liggende van buten gecomen, dat men to Deuenter wolde vueren. Ten lesten hebben die van Deuenter een guetlick antwoirt dairop gescreuen, woe sy die ouerdrachte ter mailstat gesloten wolden nagaen. Dit js dair by gebleuen. Scepen, rait en gesworen meente satteden elc scepel roggen hier jn der stat niet duerer te vercopen dan voir xx kr., beliep die last lx curr. r. g. Hier quam een schip van Bremen mit en deel weite, roggen en garsten, dat moste altosamen hier bliuen. Die rait en wolde den noch jemanden oirlouen ennich koerne van hier te vueren.
     Jn den seluen jare stondt op oirloch en krych tusschen onsen heren van Vtrecht en der stat Vtrecht. Onse heer dede belech voir Vtrecht buten Witten vrouwen poirte en was jn syns selffs persoen dair mede en lach jnt vrouwen cloester an der Bilt. Dit belech duerde v off vj dage.
Sanct Bartholomeus auont nae middage brack onse heer dat belech op en reisede weder toe Wijck. Desse drie steden sanden oire raitsvrende ouer om vrede to dedingen tusschen onsen heren en der stat Vtrecht; dan sy en konden dair niet van maken en quemen to huys, onse heer en die stat Vtrecht jn der vede bliuende. Die reyse coste onser stat lxxx heren q. Desse vede js heergecomen omdat die van Vtrecht hedden die stat Leyden mede bekrechtigt, dair een heer van Hollant beteringe wolde van hebben van der stat Vtrecht en restitutie, seggende sy hedden tegen dat tractaet gedaen tusschen biscop Roloff en hertoch Philips etc. verdedingt, en dat sy oic ballinge dess lands van Hollant onthelden tegen den seluen tractaet, dair onse heer mede anvel seet synre genaden bewant was mit der vrouwe van Hollant etc. synre nichte. Die statholder van Hollant marckgreue van Antwerpen mit den steden van Hollant en voele volcks deden belech voir die Vaert om to behinderen den van Vtrecht niet solde

|pag. 40|

toegevuert werden. Die van Vtrecht en van Amersfoirt, die doe mitten van Vtrecht weren togeuallen, toegen wt Vtrecht, sloegen die Hollanderen dair aff en vengen hem aff voele volcks, die beste en ryckste wten steden van Hollant. Dair bleuen van den Hollanderen doet geslagen en verdrancken ouer m mannen. Die van Vtrecht en Amersfoirt behelden oire wimpelen, bussen en die victorie. Dair teuoeren hadden sy dat huys jn die Eem gewonnen en neder geworpen, dair onses heren volck op was; oic voele borgen omtrent Vtrecht staende, als dat huys toe Nyenroede en andere. Oic wonnen sy de stad Neerden omtrent ij dage nae onser Lievervrouwendach concept.; dair nemen sy wt alle klenoden, gelt, guet en geuangen tot c wagen geladen; drongen dair nae den burgeren dairenbouen toe betalen vijm r. g. off sy wolden die stat bernen. Dit gedaen toegen sy toe huys. Die statholder van Hollant quam dair nae toe Neerden en besattede die mit volke weder. Voir sunte Martensdach hebben desse drie steden geschicket oire sendeboeden noch weder ouer om vrede toe dedingen tusschen onsen heren en der stat Vtrecht mit oeren hulperen, hebben echter wtgeweest xxvj dage en vergheefs gearbeit. Die reise coste onser stat cxliiij heren q xxj pl.
     Op sunte Lucien dach kofte onse stat van Peter van Vterwyck den Essch, naest Soeueningen gelegen, voir xxiiijc golden r. g., twee heren q voir den gulden gerekent.
     Jtem dair na jnt jair m.cccc.lxxxiij halde die stad van Vtrecht jn joncker Engelbrecht soene van Cleue voir en ruwart en voirstander des stichts, dair doe groet onluck en verdriet toe sloich, want dair verhoef sick een groet oirloge tusschen den van Vtrecht en den Hollanderen, soe dat sie beide lande myt roue en brande verdoruen, vermits Pickerden en Walen, die die Hollanders int lant brachten.
     Jtem jnt selue oirloge lieten die van Vtrecht voir hore stadt omtrent xiiijc off xvc doeden, dat die van Amsterdam mytten Pickerden deden en die selue Pickerden en Walen

|pag. 41|

mit heer Symon van Alleyn en Sallasar capteins wonnen Emnesch en staken all die keel off en beliepen oick Hoirn en sloegen voele volcks ter doet en namen al wech wat dair was en deden dair twee preesters van die kercktoirn ther doet springen.
     Anno domini m.cccc.lxxxiiij xij Septembris coronatus est papa Innocentius octauus et est ducentesimus xiiijus papa.
     M.cccc.lxxxvj. Data grauissime hyemis patent in sequenti versu: Ecce venit glacies fluminis, nix plurima nobis.
     Anno dni m.cccc.lxxxix jn Julio wort die nye toern gerichtet op de broderkerke. Jn Septembri was dat prouinciael capittel der obseruanten toe Campen jnt cloester. Die raet was dair then eten en schenckeden dair een eerlike maeltyt den broeders. Die broeders deden een heerlike processie wt sanct Nicolaus kerke, die vicarius sang de homisse aldair.
     Anno m.cccc.lxxxix in Augusto of Septembri bleeff dat grote nye karueel van Dansick up de Haken onder Engelant, dair wel omtrent xc luden jn verdrenkeden. Voele schipper en koiplude hen verwonderden van heerlicheit des karueels.
     Jnt jair lxxxix wort die nye stat perdestal mitten dat huys gebouwet achter dat schepenhuis dair de lewen plegen te syn.
     Anno m.cccc.lxxxix ghalt een golden ouerlantschen r. guld. jn Hollant, Zeelant etc. iij curr. r. guld. of ij golden guld. een pond groet.
     Anno m.cccc.lxxxix Katherine was een groet scadelick ysselvloet; dat water ghenck toe Campervene en t Oesterwolde jn de huse. Datum istius: Ecce miser populus flet flurtibus vndique tritus.
     Anno ut supra xc jn October was die bisscop van Oesenbrugge self ijde jn oer reguliers habyt jn Campen en reysede dair doir, onwetend den raet dat hem geen eer geschiede.
     Anno ut supra xc wort dat stuck muers gelecht van den

|pag. 42|

Molenberch gaende achter Sante Brigitten cloester mitten toerne.
     Anno xc wort Montfoirt bestalt van den lande en steden jn Hollant; dair van was capiteyn Albrecht hertoch toe Zassen, stedeholder generael, daer wort doet geschoten een greue van Horn; then laesten wort an beyden ene swone gemaeckt.
     Anno eodem quam scipper Jan Berntsen van Oesten mit synen schepe en volke en was in de zee. Men eysschede lange geen tidinge; ten laesten wort dair voir gebeden upten stoel. God heb de sielen. Putabantur omnes submersi.
     Anno m.cccc.xcj wort ouerdragen en bestaen de watermolen toe maeken in Mastebroick; dair wort wtsettinge op elken mergen gesat.
     Anno xciij opten sonnendach na assumpt. Marie waren dese nabes. capteynen mit xiiij scepe omtrent mit ixc manne voir de Reue, als Johan van Enss, Crystoffer van Regensborch de ouerlander, Peter van der Lyth, Johan van Lier en Quintijn; mer sie deden geen lantgang en toegen weder ther zewert. De borger waeren jnt harnasch; men sloech de clocke, etc.
     Anno dni xcvjc opten saterdach den xvj jn Aprili des auentz vmbtrent ix en x vren starff bisscop Dauid van Bourgon. den God gnaede opten sloete toe Duersteeden.
     Des dinxedages dair nae naistvolgende hielden Deuenter, Campen en Zwolle oire maelstat toe Wyndensem en verspraecken dair vele dyngen dat ghemene beste angaende myt eendrachticheit en groter vruntlycheit.
     Des wonsdaeges den xxvij jn Aprili synnen die rydderscap en drie hoeftsteden desser syde van der Ysele myt den van Gronyngen ghewest ther Nyerbrugge en hebben aldair van t beste des gemenen landtz en vrede tholden onderlynghe vruntlycken versproecken.
     Des dinxedages den iijen jn Mayo synnen die deputaten der rydderscappen en steeden voirs. soe sie van den vyff

|pag. 43|

godshuusen van Vtrycht gheuoceert en begeert weren, ghetoegen Tutrycht en verkalden aldair van den gemenen landes orber en quemen weder des manendages dair nae naistvolgende.
     Des vrydages op sanct Seruatius dach altera ascens. dni den xiij jn Meye js Tutrycht van den vyff godshuusen eendrachtlycken ghekoeren Tutrycht biscop twesen die hogeboeren vermogende ffurst heer Ffrederyck gheboeren marckgraue van Baden. Die electie wairt ons twee daige dair na verkundiget vant capittell scryftlycken. Die electie wairt heren Ffrederyck voirs. gepresenteert toe Bredae.
     Opten xxv dach jn Augusto ontfengen wy den jrsten breeff van onsen heren den elect voirs., dair jnne hie screeff wanneer hie synen jnrydt doen wolde Tutrycht.
     Opten xxxen dach Augusti jntimeerde dat selue dat capittel van Vtrycht den rydderscappen en steden desser syde en begeerde dat sie wylden Tutrycht voir des elects jnryden ij oft iij dagen tvoerens aldair senden oir deputaeten, die welcke sloeten voirt beste, jn de maelstat dair op gheholden, dat men sulck niet doen en solde, mer die steden sanden ellyck aldair enen secretaris vmme alle dynghe mede to siene, hoeren en vernemen.
     Des sonnendaiges nae exaltationis crucis den xviij jn September vmbtrent vier vren nae myddages quam die elect bynnen Vtrycht heerlycken myt den eertzbisscop van Trier, synen oem, en den marckgreue van Baden, synen broder, en vele anderen heren greuen, ridderen en knechten myt vc peerden, jn synen vollen harnisch. Sie ontfenghen hem alse enen administratoir der kerke en stychs van Vtrycht, want hie en hadde noch syne confirmatie niet ontfangen van den pawes. Opten xxij dach jn Septembri creech onse elect jrst tydynghe dat die pawes hem die confirmatie gegeuen hadde opten xij dach jn Augusto.
     Opthen donredach den xxiiij jn Nouember wairt onse heer die elect en confirmeert ghehuldet toe Deuenter en

|pag. 44|

bleeff aldair hent des manendages. Des manendaighes den xxviij jn Nouember wairt onse gnedighe heer hier toe Campen ghehuldet. Het was seer quait wech toe ryden tusschen Deuenter en Campen; dairomme en quam hie hier niet toe peerde, dan die stat van Campen sande hem dree barsen toe Deuenter myt ij van den raide en ij van den gesworen meente en jc mans, en haelde alsoe toe schepe. Hie quam des auends jrsten jn der stat vmbtrent vij vuren en het was steeke duyster en regenachtych weer. Die poirten woirden toe gheholden; die processie en dat volck bleeff bynnen der stat, en die rait ghenck hem eerlycken myt xij torsen toe ghemoete en ontfengen hem voir t tolhuus. Die ij borgermeisteren, ij die olste van den raide en die ij secretarij gengen myt syn gnaden en synen raiden en secret. opt tolhuus; dair hiet hem die borgermeister vruntlycken wel kome en begeerde dat hie ons beseghelde onse olde priuilegien, als syne voiruaders gedaen hadden, alse myt namen iij breue, ene onse stat allene angaende, den anderen van den vj sloeten, den derden vant slot to Vollenhoe. En doe worden de nye breue gecollationeert tegens die olde en dair nae beseghelt. En doe wairt hie eerlyck jn die stat ghebracht en ghenck die olde straite langes hent jn sanct Nicolaus kercke. Die straite was lycht van lantheernen bouen en beneden an den huusen. Hie knyelde mytz jnt choir voir t hoge altair; men spoelde opt orgel; men sanck heerlyck Te Deum. Dair nae ghenck die rait myt hem bouen op die raitkamer en dair wairt onse heer en syn broder die marckgraue gesat jn der burgermeisters stoelte en dair voirt van bouen aff syne raide, en dair naist die burgermeister en andere van den raide. En doe woirden heten affgaen alle, die niet en waeren van synen oft onsen raide. En aldoe stont op onse burgermeister en begeerde oitmoedelycken dat syn gnaden wolde ontfanghen van hem die huldynghe als syn voirvaders gedaen hadden, en presenteerde hem dair die slueters sloetelen van den poirten, seggende: gnadighe

|pag. 45|

heer, dair synt die sluetelen van uwer gnaden stat Campen; wy bidden uwer gnaden ons twesen een guet gnadich heer; wy wyllen wesen uwer gnaden guede ondersaten. Doe besprack hem onse heer myt synen raede, en die doemdeken dede dat woirt van synre wegen en sede: heer burgermeester, scepen en rait, myn gnedighe heer beuelt v die sloetele voirt an to verwaren als y aldus lange wel gedaen hebben en en twyuelt niet, ghy sullen guede ondersaten wesen; hie wyl v oick een guet gnadych heer wesen, en dair op suldy syn gnaden hanttastynge doen. En alsoe ghenck een yghelyck tot hem en gaff hem die hant. En dair mede was die huldynghe gheschiet. Men schenckte dair seer heerlycken ghebacken kruyt iij oft iiijder leye jn sylueren nappen, jtem leckedranck in copia en wyn dair toe. Het was alle onbekrumpen en dat duerde omtrent een vuir; doe ghenck onse heer jn syn herberghe. Viere van den raide gengen mede en brachten jn syn herberghe.
Des anderen daeghes wast dinxedach en was sanct Andreas auent en die rail hadde begeert dat syn gnaden des myddages wolde mit hem teeren jn den wynkelre, als hie dede; des sande hem die rait des morgens enen zeelhont, snoecken, carpen en bresem ghenoech voir syn hoff en een voeder wyns. Jtem die rait haelden syn gnaden ther kerken en hoirde mysse jn sanct Nicolaus kerke; men sanck die mysse de sancta trinitate. Des myddages teerde die rait en voele gude burgeren myt hem jn den wynkelre; die stat schencte dat gelaich. Des naemyddaghes reet hie omme en bynnen en besach der stat vesten en mueren. Deuenter, Campen, Zwolle ellyck schencte hem bysonderen een dasyn heerlycke scaelen, alle van enen fasoen myt der stat wapen; ellyck dasyn stont voir vc lxij q xvj pl. Des wonsdages haelde die rait tonsser vrouwen kerke en het was sanct Andreas dach en hie hadde den myddach den rait to gaste en den vicecureit en syn capellanen. Des auentz hadde syn gnaden vrouwen en jufferen to gaste en quam dair mede opt dans-

|pag. 46|

huus en hielt op die raitkamer bancket hent mydtnacht.
Des donredages morgens hoirde syn gnaden mysse ther obseruanten en dede syn maeltyt en mitten barse bracht men hem an den slowdyck; daer weren syn peerde en van daen reet hie bynnen Zwolle.

_____________

     Jnt jaer onss heren duijsent vijffhondert en iij nae conuer-sionis Pauli quemen hijr voir den raet bouen opt scepenhuijs meister Herman van Lockhorst vicarius mijns g. h. en meister Euert van Ens mijnes g. h. raet en toenden den rait hoer credencie brieff van myn g. h. en mede van den doemdeken meister Ludolpho van den Veene en die bulle mit des legaets segel Raymundi en eijsscheden die derde paert van al den gelde, die in beiden kisten van afflaten en bychtbreuen weren, soe als die vorser, bulle inhielt. Doe sede die borgermeister Gijsbert van Leuwen: ontwyket ons wat. Doe worden sie weder opgeluijt en die raet gaff hoir ter antwort, dat sie die gelden alsoe buijten consent der meente, want dat van der meente gekomen was, niet dursten laten volgen, en begeerden dair omme mytter meente oeren beraden, off sie wolden hem die gelden geerne volgen laten, wolden sie dair borge off wisheit voir stellen voir alle namaninge van paus, kardinael, koninck off koerfursten. Doe antworden sie negatiue en protestierden daer op voer oeren notarium, die sie medebrochten, en onse borgermeister protestierde dair oick op an den seluen notarium, dat sie ouerbodich weren die gelden laten to volgen op condicie vors. Die notarius ontfinck arras van beiden partien, mar requirierde geen testes, etc. — In den seluen jare vors. op sante Peters auent quam die vors. meister Herman van Lockhorst weder mijt Gregorio Troijaes myns g. h. secretario sonder credentie brief van myn g. heer en telden die gelden jn den kisten vors. en namen dat derde paert dair van to weten ixc en lxxij golden coeruorster g. en ix st., dair een instrument van is myt

|pag. 47|

meister Henrix Boest hant subscribiert en myt een ander notario, dat men noch wal conden sal.
     Jn den seluen jaere en dair to voeren was dair voel seggen de falsis prophetis, die in sacken gengen, en van een man wth Babilonien geboeren, den sommigen meenden anticristum to syn.
     Jn den seluen jare xvciij sende die roemsche koninck wesende in Brabant off dair omtrent hijr een mandatum, dat men den hertoch van Gelre geen bijstant, op de peen van des keisers acht, in enigen dingen doen solde.
     Jnt jair ons heren m.vc.iij post Petri prima Martij begustet to vriesen en vroer soe harde dat men ouer die Ysel gynck en het was seer gesnijt alsoe dat die wilde vogelen niet mochten krygen teeten en worden van hunger en van kolde soe amachtich dat men se vijnck mitter hant sonder netten off stricken, en dijt duijrde to Gregorius toe off xij Martij.
     Anno xvc3o hoc anno quæsitus est a deputatis duobus decurionibus tesaurus intimatus et sophistico modo demonstratus per quendam captum Rodolphum van den Werue, sed non inuentus est. Jpse autem humili corporis coartione redemptus est. Deputati fuere m. Bart. et Hoff.
     Anno xvc3o in profesto Petri brande Harderwyck mijt kerke myt cloester en mijt vul na al dat dair was, en die kinderen legen op der straten verbrant en doet; men wiste niet welken sie tobehoirden, en monken en voele anderen verbranden mede. Men liet hyr omvaeren myt karren en cloppede op een becken en vergaerde broet, vleis, gelt en anders. Dat worden den armen elendigen to Harderwyck gesant.
     Anno xvc quarto wart dat orloch en vede gepubliceert tusschen den princen van Oestenryck, Hollant etc. en den Gelresschen.
     Anno xvc quinto ipsa die circumcisionis dni wort to sancte Brigitten in die kercke een bloyende boen opt altair set, et sic flores fabarum tempore brumali apparuerunt in terra nostra.

|pag. 48|

     Anno xvc quinto xxiiij Junii quam Philips koeninck van Castille etc. myt synen vader die Roemschen koeninck myt groter macht van volke voir Arnhem en den viij dach jn Julio was he jn Arnhem gehuldiget. Doe schenckede die stadt van Campen syne k. ma. twee stoeren, die hem dancklick waren, en gaff den boden viij gulden van gewichte.
     Jn die selffte tijt vors. lach die greue van Oestvrieslant voir Groeningen van wegen des hertochs van Sassen etc. en hadde een blockhuys geslagen ter Punte jn den lande van Drenten. Doe quamen oick brieuen van den Roe. koeninck dat Groeninge jn des keisers acht was cum omnibus adherentibus. Jtem dair nae verliept soe veer, dat die greue Groeningen jn creech en lect een starck blockhuys dair jn tymmeren.
     Jtem anno m.vc octauo xxiij Martij hadden die van der Elborch gehaelt een schip van Amsterdam komende, van de groenswaerde onse vryheit, soe hefft die stadt utgeschickt tot versoeck des gemenen copmans bynnen onser stadt doe ter tyt synde, sonderlinge van Bremen, Bruijnswyck etc. ijc burgers of dairomtrent, die gueden weder te nemen en kregen tschip weder, dan tguet was vertogen. Soe syn bij namentlick ongeual van ons selffs vuyr van bussenkruyt sommige borgers verbrant, dair sie an storuen, sommigen noch leuen en sommige verdruncken, sonderlinge vj Johannen, als Johan Zyl, Jan Wachter, Jan Maler coetsman, Jan Cortinck weuer (dese fuit causa originalis), Jan Matyss en Jan Bolhoirn. Requiescant in pace.
     Item ter seluer tyt creech de hartoch van Gelre Wesep jn.
     Anno quo supra rex Romanorum Maximilianus a summo pontifice sanctissimo per legatum a latere cesar factus est, quod forte nunquam de Romanorum principibus visum est.
Jdem cesar tanquam tutor Philippi ab Hollandis et ceteris homagium recepit fidelitatis. Et omnes sperant et expectant spe feruentissima pacem per hunc mitissimum inuictissimum cesarem lucraturi.

|pag. 49|

     Anno quo supra xxvij Octobris tempore noctis dux Gelrie fecit, nulla auisatione prehabita, per quosdam suos satellites, puta lx vel lxx ut fama est, capi castellanum et castellum jn Cuynre, scribens post factum quod ea de causa id fieri fecisset quia castellum de Oije, quod dominus noster generosissimus in sequestratione habuit, inimicis suis tradidisset, erat igitur illiusmodi intentionis castellum hoc manutenere donec restitutio de Oije integra sibi fiat.
     Anno quo supra cesar erat Schoenhouie et facte sunt ibidem treuge sex hebdomadarum inter suam mat. et regem Francie. Jn mense Octobri petiit a nobis mutuo sibi dari iijm flor. et totidem a Zuolle et iiijm a Dauentria.
     Anno quo supra ipsa die Conceptionis hefft de stadt van Campen onsen g. heren, comende myt omtrent ijm man uther Eem to schepe, to moete geschickt viij schepe myt gewapenden volck en vitalie, om die gesellen ter Cuynre to verstoeren. Dauentrienses vero et Swollenses dormiebant quasi crapulati a vino et petitioni principis nostri non obtemperantes inobedientes facti sunt. Nos autem, deo, ratione et jure freti, gloriabimur cum principe nostro triumphatores.
     Jtem hoc anno wort oick id marckschip geholden to Harlem en ex decreto cesaris gebut en partet, dair onse burgers deels groet schade van geleden hebben, sed Antwerpienses promiserunt ciues nostros indemnes seruare.
     Jtem in vigilia Conceptionis weren hoifflude gemaket mynen g. h. to moete to trecken myt volck en schepe ut supra voir der Cuynre, Clais van Vrck, Wolter van Vterwyck, Willem Morre, Maes Maess., van der meente Alart Brant, Jan Schepelar, Otto Roloffsz., Henr. Baers. Als t volck opt huys verbodet was mit harnasch, worde hem gesacht, die men jnschreeff die solden doen nae gebot der hoefftluden by lyff en guet. Doe antworden twee ex armatis, ex collusione et consensu forte aliorum, sie wolden niet wth; men solde yrsten hem oir lyff versekeren en schepe. Oick solden die van Deuenter yrsten en die van Zwol mede trecken, want

|pag. 50|

sie den castelein dair gesat hadden, quod non multum distabat a materia seditionis. Doe worde de gemene meente des auentz verbodet en worde eenpairliken noch anderwerue gesloten dat to voeren ouerkomen was, en men liet afflesen vermits j secretaris in presentia dnorum burgimagistrorum, lucentibus duabas facibus, dat alle burgers ende jnwoenre des morgens to vj uren in oir harnasch myt oir weer komen solden elck in syn espel by der hoifftluden gebieden nae onser stadt boeck by ene pene van lyff ende guet.
     Jtem als myn g. h. myttet volck den anslach ter Cuynre makede, soe weren die knechte snachlz wthen dorpe geweken nae Vrieslant, dan die opt huys weren gebleuen.
Jtem den van der Elborch worden ij rynschepe myt volck, die vth Cuynre waren gereiset en meenden weder jn to komen, genomen van den van Amsterdam en de lude al verdruncken en erworget, oick een roijschip myt xxviij remen, desgelyken xvj geuangen, alios jugulatos et submersos. Nec mirum, erat enim vindex Martinus in ira dei.
     Jnt lest van den jare ix en in t begin a° x soe quamen xvc knechten jn Drenten en voirt to Genemuden en atent op wat er was, broet, speck, et perpetrarunt plura alia, ongeleyt, oick sine auctoritate alius principis, et nemo (proh) audebat eos jnuadere. De captein hiete Henrick de Groet, de hadde myn g. h. van Utrecht lange to voeren ontsecht om de persequucie hem geschiede van Deuenter ten Marienborch bij Sibkeloe. Sed privata persona non habet indicere bella.
     Anno ix in vltimo mense wort die greue van Benthem in Westvrieslant gehuldigt en acceptiert als statholder des hertogen van Saxen.
     Anno decimo Emerentiane virginis, xxiij Januarij. Onse lude waren ter zee geschickt om etlike schepe, die de knechte van Genemuden (de quibus supra) genomen hadden, weder to halen, soe hebben sy den knechten vluchtich gemaket op Ensse jn der kercken en vijnghen een deel; onder

|pag. 51|

anderen jnt wederomme komen kregen sij Dirck van den Berge, Dirck Keppelar schulte van Lochchem, Henrick van Essen, Eylart Vriese, Hilbrant Vriese, Luyken van der Marck capteyns, dair iiij van gericht syn en geuangen omtrent xl en l van den knechten tot heerlike victorie der stadt Campen.
Dan jndien onse volck des anderen dages uth hadde gereyst, sie solden den gantsen hoep van ij$\frac{1}{2}$m gekregen hebben, want sie waren mijt sack en pack geparst jn ij rynschepen off 3 en waren opt sant geseylt en konden oick ouert ys niet komen; mer (God betert) id versloech, quia Dauentrienses non erant deliberati desuper. Jtem sie hadden cloesteren, cramenvrouwen geschent, en al myt sich geplondert wes to bekomen was. Dese knechten synt ouer zee an den Somerdyck gekomen en hebben spytich an ons geschreuen en voirt nae den hertoch getoegen, die is mytten hoep jn Twente geuallen en dat gebrantschat, Oldenzeel belecht en die poirte myt iij corttouwen opgeschoten en iij mael stormet, dair ouer verloren ouer ijc off 3c. De hertoch was seluen, als men sede, die xlste persoen of dairomtrent en hadde den brant dair in geschoten seer crachtlicken, en men secht dat to voeren al moertbrant was. Ter seluer tyt, to weten opten maendach jn den vastelauent, de stadt geplondert, voel volks ersteken. Jtem jnt gasthuys olde crancke lude opten bedde geworget en doersteken, kercken geschent, priesters gelyck anderen rantsoent en spolieert, tsacrament utgestort opten altair, cyborie, kelcke, silueren belde en caselen myt genomen. Jtem lude, die oir ransoen betaelden opten lesten penninck nae gedoedet, et plures thirannides indicibiles perpetrarunt et altera die matura deliberatione et frigido sanguine ultra centum captiuos in vinculis crudeliter trucidarunt, jta ut absque dubio Deus veritatis dabit suo tempore vindictam. Jtem van dair getogen nae thuys ter Laghe, sed reuertebantur in Oldenzeel. Dair nae Oldenzeel beset myt iiijc knechten en weder nae Zutphen mytten hoep. Haec omnia, nemine ex parte principis nostri

|pag. 52|

proh! repugnante, gesta sant qaia dux non indixerat bellam nobis nec principi. Jtem virgines moniales deflorarunt, similiter virgunculas x vel xij annorum jn ecclesia ad altare. Jtem diuiserunt sibi vestimenta Christi i. e. ornamenta ecclesie in mille partes et vltra. Vindica domine innoxium sanguinem tuorum propter maiestatem tuam oro! Dit hefft die hertoch al gedaen ut oirsaken van Oijen, doch meer om des willen dat Campen syne capteijnen gericht hadde, als hie den staten van t nedersticht hadde doen scryuen.
Mer het was een boese oirsake alzulcke stucken als bouen to laten geschien om vier stratenschenders gericht, dat godt lieff en den harttoch leydt was. Hoc patebit per vindictam subseqaentem.
     Opten dynxdach post dominicam Oculi quam myn g. heer van Vtrecht to schepe ouer van der Eembrugge myt vc knechten en tradt op jn den Hagen to voet en quam doir die hagenpoirte jn. Dair waren onse burgers flux mit harnasch, mit oir weer geordiniert van der poirte aff thent ouer die clocke an beyden syden, dair ghenck syn gen. myt syn volck mydden doir. Men schoet alle bussen los, oeck opten toirnen, en Lubbert van Hatthem myt Wolter Wolffs als burgermeisters hieten syne ff. g. welkoem en seden, dat syne g. stadt wolde lyff en guet by hem opsetten.
Des anderen dages op een wagen nae Suolle myt etlick geschot, slangen etc, voirt nae Deuenter, dair ware vjc peerden, die quamen hem to moete. Voirt hebben syne g. die ruteren en knechten ut Deuenter geschickt om den anderen hoep van Wijk to moete to komen en syn alzoe wederomme tsamen jn Deuenter gekomen. Dair hadden syn ff. g. ouer xiijc walgeruste ruteren to peerde en iij$\frac{1}{2}$m gemonsterde knechten. Jtem uthgetogen, Apeldoern grontliken gebrant en utgeslaegen, desgelyken Wilp, t Nijebroeck etc. Jtem Arkensteyn en Goer weder jngenomen, die ander verlopen.
Jtem saterdach des morgens Diepenheim werender hant jngekregen, aldair lxxviij reysaners bynnen, van den Gelres-

|pag. 53|

schen trefflixten, dair Hackfort mede was, geuangen en omtrent                    knechten doirsteken en geslagen. Dit synt noch al preludia absque presentia principis. Hijr nae to Deuenter een tyt stil gelegen sonder anslach, doch alle dagen den vijanden geschadicht. Js naederhant myn g. h. penultima Aprilis uth Deuenter, niet als een craemvrou, ut dicebant inimici, maar als een pryns jn syn vol harnasch tusschen here Floris van Egmont en Batenborch gereden, ouer xvjc peerden starck, iijm voetknechten, v off vjc wagene myt reeschop, coruen etc. Jtem anslach voir Verwolden gemaket, ij Maij stormenderhant jngekregen. Erat quasi castrum inexpugnabile, ut ajunt, tribus aggeribus et fossatis tribulis et spinis munitum. Omtrent lx dair op geuangen, sommigen doersteken; van onse syde ij mannen en niet meer dair ouer verloren; wyn en bier, victalie genoech dair op geuonden. Verwolde prorsus dirutum, eversum et devastatum. Ecce sic lento gradu diuina vindicta progreditur. Dux multa presumebat sed facile debellatur, quem diuina manus non auxiliat, et dissipabit deus gentes, que bella volunt, et viro crudeli et sanguinolento parata est….
     Jtem opten sondach Exaudi waren hyr de geschickte der 3 staten van Vtrecht en solden entlik oir antwoirt seggen van hulp en bystant to doen, mair het liep dair op dat men die sake tot gehoir liet komen. Parturiunt montes.
     Jtem het is oick weert to gedencken, opten sondach Letare onder die hoichmysse qaemen omtrent ijc knechten van der Elborch en branden ij off iij husen an den Zwarten dyck en waren en deel opten Coeburch. Onse volck wel ixc starck uth en den roeff ontjaecht, Sie vlogen als verstroyde kuken grauen jn en uth, en lieten liggen oire bussen, spytzen, weer, palsrocken en al oir schoen. Dair worden ij of iij doet geschoten, mer hadden wy mer xx peerden gehat, omnes fuissent capti. Onse lude voirt den Somerdyck gebrant.

|pag. 54|

     Jtem opten dynxdach van pijnxter hoichtyt is die harttoch van Gelre myt vjc peerden, ixc voetknechten, m buren, 3 off 4 wagenen myt ledderen en reetschap en noch wel c wagenen en anders des nachts int Oldebroeck en des morgens voir den dage by Cuylvoet en Dirck Warners huys gewest en in den struwelen laghen gelacht, voirt een verloren hoep geschickt voir de stadt en die coijen doen halen ut het broeck, om onsen burger ut to locken en to scheppen, en alsdan die stadt an to vallen. Dan vermytz die versienicheit godtz hadden onse lude de brugge op Cuylvoet opgebroken, alzoe dat die peerde niet ouer mochten en syn uthgetogen mytter macht, den vianden de beesten ontjaget, ij affgeuangen, die ons desen anslach ontdeckeden, voele gewondet, gedoedet, oick een marcklik getael in den colcken gedrongen, die verdranken, en men sede dair woirden vyff wagene myt doden en gewonden, niet van den mynsten, nae Zutfen en ij wagen vol na Elborch gevoirt. Ter seluer tijt (ecce mirabilem traditionem) syn alle geuangen opten Wiltvanck en op coirnemarxpoirte utgebroken en weren in mynrebroeder cloester by nacht gelaten, 3 tot sancte Brigitten, ij ouer de Yssel, die worden to Hasselt weder geuangen en hijr gesant, xxj ten Observanten, en men secht sy hadden geroepen Gelre., Gelre, oick malckanderen gesuoren tcloester an to steken, gerucht to maken myt seker wijuen, en alsoe solde de harttoch jngekomen hebben, soemen dijt noch claerer vernemen wert van hem, want sy weder jn der hachte gesat synt ex commissione principis nostri.
Aldus is de harttoch in scandalo et confusione geruempt en behoefft geen liet dair van to dichten. Wy lieten ij doeden, vj geuangen. Onse borgers hadden oick meer geuangen van oir, mer die gauen de knechten dach jn de velde. Ecce quomodo pugnat et vigilat pro nobis Omnipotens. Caueamus ne delinquamus per ingratitudinem, sed dicamus benedictus dominus deus Jsrahel, qua fecit redemptionem plebis sue. Absque dubio, si dux inimicus noster triumphasset, innu-

|pag. 55|

meros per suos jugulasset de nostris, sed evitat hec deus omnia dextro.
     Opten maendach nae sondach Trinitatis i. e. 3a Junii quam de hertoch persoenlik myt m knechten en ijc peerden omtrent en liet de beesten ut het broeck halen en hadde lage gelecht tot ij of 3 steden. Dan, deo gratias, t roeff onjaget; voel van de synen doet geschoten; die voirden sie myt sick vier en vier op een peert, die halze to hope geknupt en soe an elke syde van t peert ij, in groten getale voele gewondet, xv off xvj geuangen en voel verdrunken.
Recessit confusus. Wy lieten ij doeden, iiij reysenars geuangen.Opten dynxdach post nat. Marie anno quo supra eodem i. e. xj Septembris, is Oldenzeel weder opgegeuen jn handen ons h. gnade van Vtrecht, alzoe dat alle geuangen, alle lofften, hantschriften, dyngtale en wes dair inne js, weder vrij en los wesen sal, en dair toe sal elck knecht van den vianden geuen syner g. bynnen xiiij dagen een maent tzolt, dubbelt soldenars, dubbelt reissenars, en joncheren nae aduenant, en syn uth gegaen omtrent vjc knechten en lxx andere als geuangen myt een wit stocksken, elck doende mynen g. h. behoirlick eedt en credencie; des is hem weder gegont oire peerden en harnasch om oir tzolt van den hartoch to moegen manen en off sy dair ouer een vlecke jn kregen in sijnen lande, moegen sy hem haden als crijchslude.
Dese selue geuangen syn voirt getogen nae Zutphen en namen die voirstadt jn en nae jn der stadt gelaten.
     Jtem onse lude to peerde en to voet myt den greue van Ysenborch en Grenssau, ouerste velthoefftman, getogen jn die greeffschap van Zutphen, wel ijm to voet en xijc to peerde; aldair al opgebrant, gruntliken verdoruen, bouen vij of viijc erworget van die Goykers, Keppel jngenomen, utgebrant, den van der burch tot xx toe van den tynnen aff geworpen en jn spietsen ontfangen, et plura magnalia, vix equalia his, que in Oldenzeel erant perpetrata, demptis thyrannidum

|pag. 56|

improbitatibus et templorum virginumque et piorum nefandissimis violentiis. Ecce sic lenta progreditur ira dei.
     Jtem in vigilia natiuitatis dni publicata est pax ut jn forma desuper confecta anno x.
     Anno xj dair nae is heer Florys myt syn volck voir Vtrecht getogen, dairomtrent gebrant en verdoruen. Utrecht naderhant hebben belech gemaket voir Ysselsteyn, sed nichil laude dignum perfecerunt; tandem prima uel ij uel iij Junii a castellis et Florentio predicto expulsi sunt, nec potuerunt stare, sed fugam pro remedio suscipientes deuersi sunt ad propria.
     Voirt thuys by Meppel destruirt mitten wal, geheten Kynckhorst, dair Roloff van Munster ouer, want hyt beuestigen wolde contrarie den landbrieff. Contempsit mandata principis et oppidorum.
     Jtem jn extremis Maij hebben xiiij off xv bouen en zeerouers id marckschip violeert en genomen en t guet jn den lande van Gelre by den Arxken dyck opgeslagen, dair hem al die buren myt wagen, myt peerde, myt schuten etc. hulp toe gedaen hebben en die gueden versleept jn Nykerck, jnt Loe, te Wageningen, Harderwyck, Elborch en ouer al jn Veluwe, contrarie der tractaten. Ende quemen die onsen, die geschickt weren ter zee en halden tselue schip werender hant weder myt etzlick guet. Sed meliora erant exempta, dair ouer wy gelaten hebben j doden. Requiescat in pace.
     xxvj Junii intrauit dux Gelrie Hattem, Philippo de Someren, drossato in Hattem ex parte Burgundionum, ex propria nequicia tradente, ac Gelrenses thelonium ibidem recipere et exigere conantur, sed nostri per tractionem cathene nullo pacto voluerunt assentire suo proposito.
     Jtem Trajectenses jn obsidione qua supra ante Ysselsteyn habebant tanquam ducem exercitus ipsum ducem Gelrie, quem loco veri eorum principis, procuratorio nomine, principe tamen ut indubitanter credimus inuito, coluerunt ut

|pag. 57|

dominum et principem, feceruntque cudi monetam ciuitatis Trajectensis ab uno latere numismatum diuum Martinum equitem et sub eius pedibus Gelrie leones, cum huiusmodi circulari annotatione: Karolus dux Gelrie, Julie, comes Zutphanie, et ab alio latere: Moneta noua ciuitatis Traiectensis.
     Anno xvcxijmo hebben myn g. h., syner g. ritterschap en iij steden Roloff van Munster ontsat van den ambte to Couerden nae jnholt der beuellinge en men hefft hem so voele to moete gegangen als men enichsyns mochte. Niet to myn, als hy van den huze getreden was myt synen gesellen js Adolff van Rechteren dair weder op gesat als drost.
Dair nae als Adolff by mynen g. heren to Vollenhoe verschreuen was ter claringe, js Roloff vors. ouer iiij off v daghen wederom gekomen by nachte myt lxx off lxxx knechten ende hebben tzelue huys subtylliken traditoric weder jngenomen, daer op Reyner van Couerden doet geschoten, anderen gewondet en geuangen, voirt jn Drente, oick Gramsberghe, Harddenberch en dairomtrent jnt lant brautschat en jn dyngtael genomen. Daer op onse g. heer mytten steden raet genomen en tselve voirt yrste mytten lantluden gekiert, dat die dyngtael to rugge bleeff. Voirt de iij steden hebben den 3 staten des nederstichts Roloffs feijt doen schrijuen, woe hij heimelike touwen onder in den gront van der grafften verborgen hadde en de stacketten los gemaket al eer hy van den huze getreden was, ut patet in literis. Dairop die staten geantwort, sij willen by ons doen als de verbontenisse beider landen vermach en hebben capittel generaal gesloten ut patet jn responsoriis. Js noch anderwerff oeren liefften onsen voerraem geschreuen, als dat onse g. heer et nos cum tota patria dair voer willen vallen en straffent, een ander ten exempel, ita quod pena vnius sit metus multorum. Dair op sy geantwordet en oeren vrunden gedeputyrt ut jn literis.
     Als nu die stede myt ritterschap en lande een tyt dair

|pag. 58|

voir gelegen hadde, dede die greue van Oestvrieslant schryuen an den beuelhebbers voir Couerden, id weren syn dieners, ut patet ex subsequente copia. » Edezart graue to Oestvrieslant den beuelhebberen van wege onsen g. heer van Vtrecht, ritterschap en steden in den belager voir Couerden, vnsse gruet. Als und nach dem die erbare Roloff van Munster syne. sake myt den iij steden Deuenter, Campen en Zwol, yrst op synen lantfursten en naemaels an etliken ffursten, heren en ons alle weghe to rechte sick opt hoichste erboden, welcke erbiedinge nicht alleyne schrifftlik dan oick doir besendinge der geschickte rede behoirlike maniere geschiet is, dair op gemelte Roloff noch vulstandich en ouerbodich is, soe hebben wy tot behoiff syns rechten gedachten Roloff een bystant myt etliken vnserer dieneren en ondersaten toegelaten, dair doer he myt godtz hulpe dat hus Couerden jngenomcn, etc” Myt godtz hulpe, i.e. in hoc casu suadente diabolo.

_______

     Anno xvcxlij js Marten van Rossum myt een geweldich hoep knechten en een deel ruters getoghen doer tlant van Gulich thent jn Brabant voer Loeuen, Antwerpen en andere vlecken en hefft ouer al roeff en brant gesticht jn affwesen Ro. key. mat.
     Jtem int selve jaer xlij js die prince van Oranien, stadtholder generael van Hollant, Zelant en Vrieslant, myt enen geweldigen hoep wederomme gekomen to peerde en to voet en hefft id lant van Gulich becrachtiget, Zittert destrueert, Gulich, Duren, Hensburch ingenomen.
     Anno xvc xliij tusschen den sondach vastelauent iiijts Februarij en den manendach omtrent xi uren is dat raethus to Campen bouen dat waackhuys heel bynnen verbrant.
     Onder anderen verbrande brieuen en registers heb ick dit nabescreuen extraheert, als van die hoghe heerlickheit de mero et mixto jmperio den rade toebehoerende, vt sequitur: » Anno dni millesimo trecentesimo lxiiijto tenor

|pag. 59|

sequitur et est talis: Beatissime pater, dudum Joanne Coddemaker, clerico procuratore, vt asseruit, causarum temporalium reuercndi patris domini Joannis de Arkel episcopi trajectensis, falso suggerente officiali curie trajectensis, quod ad episcopum pro tempore traiecten., jn opido Campensi traiectensis diocesis, merum et mixtum jmperium et omni-moda jurisdictio in temporalibus et alia jura tunc expressa etiam de antiqua et approbata consuetudine pertinebat, et quod consules, scabini ac vniuersitas prefati opidi Campensis dominum Johannem episcopum predictum et suam traiectensem ecclesiam jmperio et jurisdictione predicta ac inde habeadi, exponendi et locandi theolonium in ipso opido Campensi ac fructus et emolumenta exinde prouenientes et prouenientia percipiendi, ad ipsum dominum episc. trajectensem pertinentia, ab anno quo supra propria temeritate spoliassent et eos et ea occupassent, inuasissent, rapuissent et asportassent et eorum usibus applicuissent, indebite, violenter etc.
     Jn contrarium est veritas vt sequitur. » Henricus de Essen, procurator dictorum consulum, scabinorum ac vniuersitatis opidi Campensis traiect. diocesis et procuratorio nomine pro eisdem, quandam literam patentem vencrabilis viri domini Johannis de Arkel, dei gratia episcopi trajectensis, rotunde figure rubei coloris vero sigillo cereo, prout in literis et caracteribus dicti sigilli legi et cognosci poterat, sigillatam, prout prima facie apparuit non viciatam, non cancellatam, non abolitam nec in aliqua sui parte corruptam, sed prorsus omni vicio et suspicione carentem, jn originali ipsius forma presentauit, exhibuit et produxit; quam quidem literam dictus Henricus, nomine quo supra, a me notario publico subscripto sub manu publica excopiari de verbo ad verbum cum jnstantia requisiuit, cuius litere tenor sequitur et est talis. Wy Johan van Arkel by der gnaden godtz bisscop tutrecht doen kont allen luden, die desen brieff sullen sien off hoeren lesen, dat wy schuldich syn van rech-

|pag. 60|

ter schalt … (hic locus ab incendio corruptus fuit, quare non constat de summa, nisi ex alio passu colligitur summa octingentorum scutatorum et octuaginta) soe hebben wy onse scepen en raet machtich gemaket en maken zie machtich al onse renten op to boeren, waer an zie gelegen moegen syn bynnen Campen, ter tyt toe dat sie den hoeffstoel vors. gants en al geboert hebben en allen schaden en cost die hem daer op quame, sonder onse wederseggen off eniges mannes van onser weghen. Al argelist vthgesecht.
Jn een tuych der warheit bezegelt myt onsen segel vthangende. Gegeuen voer Vorst jnt jaer ons heren dusent iijclxij des naesten dages nae sante Lucas dach euangeliste.” —
De mandato domini nostri pape audiat jdem magister Petrus auditor et relaxet interdictum si et prout de iure fuerit et justiciam faciat, quarum quidem commissionum vigore lata fuit talis sententia. Nos Petrus auditor prefatus Bernardum de Berne procuratorem in personas dictorum consulum, scabinorum, communitatis et vniversitatis Campensis, ipsosque consules, scabinos et universatem Campensem in personam suam iuxta tenorem petitionis sue et quemlibet eorum principalium, absoluimus et communioni fidelium, participationi et sancte matris ecclesie vnitati restituimus. Datum et actum Rome apud sanctum Petrum jn palatio causarum apostolico sub anno a natiuitate domini millesimo trecentesimo sexagesimo nono, indictione septima, xva mensis Januarii, pontificis sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Vrbani diuina prouidentia pape quinti anno septimo, presentibus discretis viris magistris Reginaldo Bourboleti de sancto Hylario, Johanne Conradi Wackervelt et Joanne Spytman de Asperen notariis publicis, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis.
     Ex articulis. Jtem scabini de omnibus statutis, juribus et antiquis consuetudinibus in oppido Campensi et libertate eiusdem de suis opidanis et incolis habent disponere, juditia facere, regere et ordinare. Jtem scultetus ibidem de hos-

|pag. 61|

pitibus et aduenis habet jndicare in presentia dominorum scabinorum, ad minus si adesse voluerint et necesse fuerit.
Et in Campen auctoritate episcopi tenetur reddere et facere justitiam, in loco vbi jura redduntur, de latronibus, furibus et maleficis, ad requisitionem, recognitionem et depositionem scabinorum opidi Campensis. Jtem judex iste apostolicus auditor fuit Petrus miseratione diuina tituli sancte Anastasie presbiter cardinalis, sancte Romane ecclesie vicecancellarius de speciali mandato sanctissimi in Christo patris et domini nostri Vrbani.
     Anno xvcxlij. Angaende den krychshandel als die Burgondsschen Heynsburch ontset en gespyseget hadden onbeschediget en den knechten betaelt, wederom komende op paschauent om Zittert weder to beleggen, daer Meynart van den Ham en Kerstken van Coellen in laghen, hebben sich die Cleeffsche zeer starck jn velde laten vynden bouen ijm off iijm ongeveerlich to peerde en xm te voete, is een slach geschiet to weten dat die burg. al oer attelarye, cruyt en cloten verloren hebben, want die ghene, die by t geschot geordineert waren, siende den slach, hebbent verlopen en de peerden vthgespannen en wech gereden, ’t welck de Gellersche in Zittert gebracht hebben. Jtem van der Burgonsscher syden syn gebleuen omtrent xl off 1 peerden en van den lantzknechten ouer dusent; van der Gellersscher off Cleefsscher syden syn gebleuen omtrent xvc peerden myt den Guliker adel, daer mede onder worde gevangen de graue van Redbergen, oeck palanders. Jtem de Gellersche en Cleeffsche hebben ouer lxx wagenen myt dode lichamen laten brengen in Ruermunde.
     Jtem anno xvcxliiij. Nadat die key. mat van Salon getoghen was nae Parys, komende voer een stadt Aspermont, daer die dolffin jnne was myt voel ruteren en knechten, groet geschot, vitalie etc, is die dolffin geweken fugityff jn Parys, latende alle victualia en t geschot jn Aspermont, de welcke die key. mat, obtineerde. Js syn mat, gekomen jn

|pag. 62|

Parys en aldaer is pays gemaekt tusschen syne mae, en den ko. van Vranckrycke.
     Jtem opten vrydach nae natiuitatis Marie hefft een vroumensch genant Griete jn oer huys by sanct Geertruyt ij lelike moerde gedaen, to weten, sy hefft een ander vrouwe die sy aldaer harberghe gegont hadde, myt oer kynt jn oeren slaep myt ener bylen drie off iiij mael t hoefft jngeslagen, daernae myt een mes den hals doersteken en noch in oer syde thartte affgesteken, iij off iiij mael gewondet, omdat sy meende voel ghelt van oer to kryghen, mer sy en hadde nyet meer als die man naederhant bekende, dan j karolus gulden, j hornken g., j gulichschen en omtrent xxxv off xxxvj st. brab. Jtem daer na, in eadem crudelitate perseuerante, hefft sy der doder vrouwe van iij vierdendeel jaers kynt naket vth syn slaep genomen en syn hernepanne myt oer voet jngetreden en beide moeder en kynt alsoe onder oer bedde verburgen geholden thent opten auent Simonis et Jude; doe hefft sy der vrouwen lichaem ontledet en hefft j been en j arm jn den Burgel by sancte Brigittenbrugge, j been en een arm myttet hoefft by M. Otten huys jn den Burgel en den romp by S. Geertruyd geworpen en dat kynl by der Hagedorns boene in den Burgel. Est adiudicata morti ut in libro damnatorum.
     Anno xvcxlv als sich der durluchtige furst hertoch Henrick van Bruynswyck myt synen soen en myt heers kracht en xxm knechten en iiijm ruteren starck gelegert hadde voer Woluenbuttel en omtrent Bruynswyck voel schade gedaen hadde, in meyninge syn lant weder to recupereren, is die lantgraeff heer Philips van Hessen myt hertoch Hans van Sassen en anderen verbontgenoeten gekomen op sondach den xviij Octobris, i. e. Luce euangeliste, nae dat sy iij dage bestant, sprake gehalden hadden. Daerop als t scheen die ghene die in den leger weren sich hadden vertroest, soe t geschrey was, dat hertoch Henrick syn lant solde weder hebben en etzlike penningen voer die iij jaeren ab syn ff. g.

|pag. 63|

t selue gemyst hadde, en die lantgraef den ruteren en knechten in den legher aff doen solde, hebben myt groeter gewalt den vader en soen geuangen, den anderen in den legher opgeslagen, gespolieert. Hoc retulit mihi ille Hans barbatus, probus veteranus miles, in hac ciuitate degens, qui interfuit rebus illis bellicis et quoque sic prorsus spoliatus, dicens: wy arme gesellen moesten gelouen halden, nun aber halden die hem keinen gelouen. Daernae anno xvcxlvij worden beide ffursten hertoch Hans Saxo en die lantgraeff van Hessen geuangen by de key. mat. Karolus vtus.
Saxonie princeps capitur, qui dogma Lutheri
Confessus, spreuit cesareas aquilas.

___________

– Bijndorp, J. (1862). Kamper Kronijken. I. De Annalibus Quaedam nota.6 [6. Uitgegeven door de Vereeniging ter beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis.] Deventer; J. de Lange

Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.