De St.-Jakobskerk te Enschede


|pag. 19|

DE ST.-JAKOBSKERK TE ENSCHEDE.
Medegedeeld door den heer H. J. VAN DEN BRINK, architekt te Driebergen.
MET DRIE PLATEN. PL. I, II en III.

_______

     Nadat, bij den brand, die den 7 Mei 1862 de stad Enschedé grootendeels verwoestte, ook de pas in 1843 naar de teekeningen van den provincialen architekt C. KRAMM voltooide fraaije r. k. St.-Jakobskerk eene prooi der vlammen geworden was, werd den architekt H.J. VAN DEN BRINK de vereerende last opgedragen, plannen te leveren voor een nieuw kerkgebouw en pastorij.
     Hij koos daarvoor den anglo-gothischen bouwstijl in den vorm van een latijnsch kruis, met lichtbeuk, twee zijbeuken, transept, presbyterium waarvan de absis met een halven achthoek gesloten is, en twee gerwenkamers. Daar zooveel mogelijk de nog bestaan-

|pag. 20|

de fondamenten van het vorige gebouw moesten gebruikt worden, was de ontwerper eenigzins gebonden aan de proportiën daarvan, zijnde dit alleen met het hoogkoor verlengd.
     Het kerkgebouw heeft alzoo eene lengte van 50.00, bij eene breedte van 19.60 el b.w., en verder de volgende afmetingen:
     De middenbeuk is, uit het hart der kolommen gemeten, 8.50 el breed en 39.30 el lang.
     De zijbeuken zijn 4.75 breed, bij 39.30 el lengte.
     Het presbyterium is breed 8.00 en lang 8.80 39.30 el.
     De hoogte der muren van de lichtbeuk is, tot den

|pag. 21|

onderkant van de muurplaat gemeten, 14 el, die der zijbeuk muren 7 el.
     De hoogte der middenbeuk is binnenwerks 19.50 el en van het presbyterium tot den onderkant van het gewelf 16.50 el.
     De voorgevel is geflankeerd door twee ronde, 26.30 el hooge traptorens, die ter hoogte van 17.30 el tot achtkante lantaarnen, waarin de kerkklokken geplaatst zijn, overgaan.
     Beide torens zijn door eene gaanderij voor de façade met elkander verbonden.
     Over het algemeen zijn de muren boven het plint twee steenen zwaar en versterkt met de noodige konterforten.
     De torenmuren zijn tot 8 ellen hoogte van twee en een halven steen, terwijl de voorgevel, ter verkrijging van de indieping der raamneggen en der gaanderij, tot de hoogte van deze laatste 1.50 el dikte heeft.
     Met uitzondering van het hoogkoor en de twee zij-absiden, die met kruisgewelven gesloten zijn, zijn de lichtbeuk, het transept en de zijbeuken gedekt met eene zorgvuldig bewerkte zigtbare bekapping, als oud eikenhout geschilderd en met gekleurde en vergulde lijnen afgezet.
     Ter voorkoming van het bekende gebrek der open kappen, in lokalen waar menschenmassaas vereenigd zijn, namelijk het verdikken der opstijgende dampen tegen de houten dakbebording of het plafond, die alsdan droppelsgewijze neêrvallen, is tusschen de kapgebindten tegen de gordingen, eene gipsen plafonneering aangebragt, waarvan de ribben de houtkonstruktie wedergeven; welke maatregel, zoowel om de gelijkmatige temperatuur in het gebouw te behouden, als om bovengenoemde reden, zeer doeltreffend wordt bevonden.
     Voor de buitenmuren werden kleurige hardgraauwe waalsteenen, en voor de binnenmuren en fondeeringen de in den omtrek vervaardigde metselsteenen gebezigd.
     De kolommen in de kerk zijn opgetrokken van den nog bruikbaren gildenhauser steen, die van het geruïneerde gebouw was overgebleven.

|pag. 22|

     De daken der kerk en der pastorij zijn met Maasleijen gedekt.
     Opmerkelijk is het dat in eene streek, waar, door de nabijheid der bentheimer steengroeven, deze bouwstof betrekkelijk goedkoop verkrijgbaar is, den bouwmeester uitdrukkelijk was aanbevolen, uitwendig geen zandsteen te bezigen.
     De inwatering en vochtigheid van het vorige gebouw werden namelijk, niet zonder grond, toegeschreven aan de porositeit dier — voor de raamdorpels, muur- en kontrefort-afdekkingen gebezigde — steensoort. Daar nu de hooge prijs van den arduinsteen, zoowel als de bij den gekozen bouwstijl weinig passende koude kleur van dien steen, het gebruik er van verbood, bleef niets anders over dan het aanwenden van kunststeen, zoodat alle voorwerpen die gewoonlijk van zandsteen worden uitgevoerd, zoo als de ramen, de muur- en konterfort-afdekkingen en banden, tot zelfs de lantaarnen der torens met hare spitsen, in gesilicatiseerde beton uit de fabriek Alpha zijn uitgevoerd; en tot heden beantwoorden zij volkomen aan de goede verwachtingen die men van dat materiaal koesterde.
     Nadat de bouwplannen door de betrokken autoriteiten zonder eenige wijziging waren goedgekeurd, werden de gebouwen den 10 April 1863 in het openbaar aanbesteed en aangenomen door den heer J.C. VAN DEN HEUVEL, te Tilburg, voor de som van f 69000. Den 22 April daaropvolgende aangevangen, werd het werk zonder den geringsten tegenspoed voortgezet, en den 1 Junij 1864 tot voldoening van bouwheeren definitief opgeleverd. Het geschilderde en gebrande glas waarmede de kerk beglaasd is, en dat niet onder de aanbesteding behoorde, is afkomstig uit de gunstig bekende fabriek van dr. OIDTMANN te Linnich bij Aken.
     Moge ook menig bouwwerk, ten spijt van den bouwmeester, door de onkunde of de luimen van bouwheeren of kommissiën bedorven worden, hier was dit in geenen deele het geval, en genoot de ontwerper het hooggewaardeerde voorregt, zijne plannen ongewijzigd, en zonder inmenging van wien dan ook, te zien uitvoeren.

_______________
– Brink, H.J. van den (1869). De St.-Jakobskerk te Enschede. In J.H. Leliman, H.M. Tetar van Elven & N.S. Calisch (Reds.), Bouwkundige Bijdragen,1 [1. Uitgegeven door de Maatschappij: Tot Bevordering der Bouwkunst.] 16 (pp. 19-22) Amsterdam: L. van Bakkenes & Co.

Category(s): Enschede
Tags: ,

Comments are closed.