Inrichting van het armenweeshuis te Deventer

INRICHTING VAN HET ARMENWEESHUIS TE DEVENTER.

_______

     Volgens den schrijver van den Tegenwoordigen Staat van Overijssel, werd in 1652 door de gezworene gemeente te Deventer aan den raad dier stad een voorstel gedaan, om een weeshuis op te richten voor de weezen der niet het burgerrecht genietende inwoners, terwijl de raad tot 1670 wachtte met het aanwijzen van een plaats daarvoor en de inrichting eerst in 1679 werkelijk tot stand zou zijn gekomen.
     Omtrent de inwendige inrichting van dit armen wees- of kinderhuis, vond ik in het Kamper archief eene allerbelangrijkste memorie, waarin zeer zorgvuldig alles wordt medegedeeld wat betrekking heeft op don geheelen toestand van dit gesticht. Dit stuk is ongedateerd, maar ik geloof toch ten naasten bij het jaar waarin het werd opgesteld, te kunnen bepalen.
     In de eerste plaats geeft ons de inhoud van het stuk daartoe een leiddraad. Er wordt namelijk in gezegd, dat tijdens de opstelling daarvan, de heeren Lennep en Marckel als opperprovisoren uit den magistraat het beheer over het gesticht voerden.
     Nu vinden we op de regeeringslijsten bij Dumbar: Johan van Lennep en Jasper van Marckel van 1681—1690 vermeld, doch van 1690—1699 komt Johan van Lennep nog op de regeeringslijsten tegelijk voor met Hendrick van Marckel voor. Was derhalve van Marckel, in dit stuk genoemd, Jasper van Marckel, dan moet het stuk vallen tusschen 1681—1690, was hij Henrick van Marckel, dan

|pag. 134|

tusschen 1690—1699, in ieder geval is dus de leeftijd van het stuk bepaald tusschen 1681 en 1699.
     We hebben intusschen nog eene nadere aanwijzing omtrent den leeftijd en den oorsprong er van. Den 3en Januari 1687 besloten schepenen en raden der stad Kampen tot de verbouwing van het Armenweeshuis binnen hunne stad, ten einde daarin omtrent honderd kinderen ten dienste van de spinnerij voor de rolreders te logeeren, en committeerden tot alles wat dien bouw en de verdere inrichting van dit weeshuis betrof, de heeren ter Berchorst en van Marle.
     De bouw en inrichting van het weeshuis en de werkzaamheden dezer beide heeren, duurden tot den 22en Mei 1693, toen ze door den raad werden gedechargeerd.
Hoogstwaarschijnlijk hebben deze beide heeren zich in dien tijd begeven naar Deventer, om het daar voor eenige jaren opgerichte armenweeshuis in oogenschouw te nemen, ten einde dat te Kampen daarnaar te kunnen inrichten, en is het stuk, dat ik hier wensch mede te deelen, een rapport dat ze omtrent de Deventer inrichting hebben opgesteld. De geheele inrichting van het stuk pleit daarvoor, en is dit werkelijk het geval, dan moet alzoo het stuk vallen tusschen de jaren 1687 en 1698.
     Nog een ander feit licht ons omtrent den leeftijd van het stuk in. Er wordt namelijk in gezegd, dat de binnenvader van het weeshuis te Deventer in de gelegenheid is, om een bekwaam persoon aan te wijzen voor die betrekking in het weeshuis te Kampen. Nu werd den 7en November 1692, op voordracht van de beide gecommitteerden tot de inrichting van het armenweeshuis te Kampen, bovengenoemd, tot eerste binnenvader van dat weeshuis aangesteld, Jacobus Koeburgh en zijne vrouw.

|pag. 135|

Wellicht was dit de persoon door den binnenvader van het weeshuis te Deventer bedoeld, in ieder geval wijst dit feit aan, dat het stuk vóór dien datum, maar hoogstwaarschijnlijk toch in den loop van dat jaar 1692 is opgesteld.
     Het Deventer archief zou, voor zooverre dit na het aangevoerde nog noodig mag geacht worden, omtrent den datum nog wel nadere bizonderheden kunnen leveren, daar onder no. 1571 in het register op dat archief de rekeningen van het onderhavige weeshuis zijn geïnventariseerd en de namen van Willem Marienburgh en Arent Aertsen, in dit stuk als provisoren genoemd, een leiddraad aan de hand geven.
     Daar men te Kampen de armeweezen ook wilde laten spinnen, gelijk ik reeds boven zeide, is de aanteekening die aan het slot voorkomt nopens de kosten van een spinnewiel en een haspel, hier ook zeer verklaarbaar.
     Na het stuk aldus, naar ik meen voldoende, te hebben toegelicht, moge het thans volgen.

Memorij.

     Int Arme Wees- ofte Kinderhuijs tot Deventer sijn 85 kinderen ende gaan aldaer 11 wijsen die ongeveer haer kost kunnen verdienen.
     Dese kinderen worden onderwesen in de waere gereformeerde relijsie, gaende Sondaeghs 2 mael ter kercken ende worden eens in de weeck, te weeten Swoensdaeghs nademiddaghs ten half een gecatigiseert door een predicant van de stadt en de duijrt de catigisatie omtrent een uijr. Ende wort alle middagen ende des avonts onder de maeltijt een capittel uijt het oude ofte nieuwe testament door een jongen geleesen.
     Dese kinderen worden gespijst smaendags smiddaghs

|pag. 136|

met boonen, somtijds met carnemelck, somtijds met booter ende leck ende savonts meede met carnemelck gesooden des winters, ende soomers kolt, ofte anders warm bier.
     Dinghsdaeghs smiddaghs des winters wortelen, geele ende witte door malkanderen, met ossen huspot ende des avonts gorten brij gekoockt in soetemelck.
     Swoensdaeghs smiddaghs geele erwten ende des savonts warm bier.
     Donderdaghs des winters op den middagh knollen met sulte ende des avonts roggen brij in water gekoockt ende met melck gegeeten ende des somers smiddaghs pannekoecken.
     Des Vrijdaeghs smiddaghs boonen geprepareert als smaendaghs ende savonts brij van half boeckweijten ende half weijten meel, gesooden in soete melck.
     Des Saterdaeghs smiddaghs half havergort ende half garste gort met booter daer over na behooren ende savonts gesooden karnemelck.
     Sondaeghs smiddaghs brootsop met een stuck sprenckvlees des winters ende roockt vlees des soomers, ofte schapenvlees met gepelde garste, des avonts soete melck met gepelde garste.
     Dese kinderen drincken dunne bier, gemaeckt van 10 mudde molt 25 tonnen bier, des middaeghs ende des nademiddaghs te 3 uijren ende des savonts, soo veel als haer lust.
     Deese kinderen slapen op kribben booven op den solder drie en drie, te weeten 2 grooten en een kleijne.
     De kinderen krijgen des smorgens ten negen uijren een stuck rontom vant broot, met booter wel gesmeert, tot een ontbijt, ende wercken des soomers van half sessen tot negen uijren, ende beginnen wederom te half

|pag. 137|

thijnen tot twalef uijren, als wanneer eeten ende beginnen dan wederom te wercken te een uijren tot zes uijren des savonts de kleijne, ende de groote die een ambacht leeren buitens huijs tot acht uijren.
     Deese kinderen laet men een ambaght leeren daer lust ende bequaemheijt toe hebben, tot haer 11, 12 ende 13 jaeren, na dat bequaem sijn.
     In dit huijs daer deese kinderen worden opgevoet sijn 2 meesteren, een die opt spinnen past ende treckt des weecks 5 gulden 10 stuijvers op sijn eigen kost, ende den anderen, te weeten de binnen vaer, genoemt Claes Hoevenaer, geboortigh van Enckhuijsen, met sijn vrouw des jaers 240 gulden met de kost.
     De grootste meijsies dienen daer voor maegden soo in de keucken, te weeten 2, alsoock 2 op de jongens kamer ende 2 op de meijsies, om dieselve te reijnigen van ongedierte, ende worden de jongens en de meijsies 2 maal ter weeck gereinight.
     Int selve huijs is een backerije met sijn toebehooren ende wordt des sweecks 2 mael gebackt, te weeten roggen broot ende treckt de backer 12 st. per mudde.
     In dit huijs is een kleermaecker die dagelijcks treckt 11 stuijvers sonder de kost ende verstelt ende maeckt kleeren daer dan een a 2 jongens bij leeren ende helpen.
     In dit huijs is een schoenlapper ende treckt des daeghs vrij gelt 13 stuijvers, dogh op sijn kost.
     De schoenen worden buijten dit huijs gemaeckt, alsmede het bier buijten gebrouwen.
     Dese kinderen draegen kaerseijen kleeren van roodt ende crap paerse kerseij, ende haer namen op de kleeren genaeijt, te weeten, soo wel op de hoeden, kousen, schoenen, dassen, hemden als al haer goedt.

|pag. 138|

     De jongens hebben tot haer lijff 3 hemden ende 3 dassen ende 3 neusdoeken ende de meijssiens alles na advenant.
     Tot deese kinderen is een aparte sieckenkamer, daer de jongens ende meijsies elck apart worden gebedt ende verpleeght, soo wanneer sieck sijn.
     Booven op de solder sijn haer backen daer de gort, soo haver als garste gort en oock haer rogge, erwten ende boonen in sijn, alsmede kassen daer de jongens ende meijssiens haer kleeren in sijn, doch elck besonder als meede de hoeden ende schoenen.
     Op de slaepkamer van de jongens ende meijssies die geslooten worden, hangt een konstige kartesiaense lampe met 2 lighten die het geheele gemack genoeghsaem verlighten.
     De binnenvaeder leert de kinderen, soo jongens als meijsies leesen ende schrijven, te weeten: staende, loopende, ende italiaansche handen ende dat alle dagen soo voor als nademiddaghs, soo wanneer dat schaften is.
     Dese kinderen slapen booven als geseght is, in kribben 3 en 3 ende hebben des winters 2 deeckens, te weeten een groene ende witte, ende des soomers alleen een groene.
     De kinderen hebben, soo wel de jongens als meijsies, 2 paer schoenen, te weeten een paer des sondaghs ende een paer in de week.
     Des werckendaeghs dragen de jongens, als wanneer wercken ende niet uijtgaen, een pijen rock ende kersaijen hoosen ende een Reijlijff met mouwen, de meijsies met een schort, des soomers ende des winters een buijsien.
     Alle maenten worden de bedden verschoont, te weeten de eene 14 daegen de jongens bedden, ende de andere 14 daegen de meijsies bedden.

|pag. 139|

     In dit huijs wort alle veertien daegen gewassen ende wort 5 mael gebrouwen een brouwe van 25 tonnen.
     Ende wort jaerlijcks geslagen 7 a 8 ossen ende geen verckens.
     De melck ende booter wort in dit huijs altemael gekofft.
     Op paeschen, pincksteren ende karstijdt wordt een stuck gebraden vlees van ossen offte schapen vlees met rijsenbrij geschafft.
     Op karstijdt wordt wel fijs, versche offte stockvijs, geschafft.
     Voor dit huijs wort alle weecken een collecte door de heele stadt gedaen, als wanneer de backers wittebroot geeven, dat dan de kinderen eeten, ende anders geen wittebroot.
     De meijsies die niet spinnen het canifaesgaeren, spinnen ander gaeren, naijen ende doen wat anders.
     Over dit huijs sijn gesteld 2 provisoren dat nu sijn Willem Marienburgh ende Aerent Aertsen, die met malkander de huijshoudingh waernemen, ieder een vierendeel jaers, visa versa.
     Ende sijn uijt de Magistraet 2 over provsooren, dat tegenwoordigh sijn de Heeren Lennep ende Marckel.
     De binnenvaer van dit huijs sou onse stadt van Campen wel aen een goet binnenvaer kunnen helpen, die eens overkoomende, sijn bequaemheijt konde toonen.
     N.B. Een wiel met een haspel daer het canifaes gaeren meede wordt gemaekt, kosten tot Deventer 3 gl. 3 stuijvers.

N. U.

____________
– Uitterdijk, J.N. (1878) Inrichting van het armenweeshuis te Deventer. BtdGvO, 4, 133-139.

Category(s): Deventer
Tags: ,

Comments are closed.