Leven en werken van Joannes Mahusius, bisschop van Deventer


LEVEN EN WERKEN

VAN

JOANNES MAHUSIUS,

Bisschop van Deventer.

_______

     Joannes Mahusius (van Mahieu, Mahieu, de Mahieu) werd te Oudenaarden geboren. Zijne ouders, in 1505 te Antwerpen gehuwd, waren Petrus Jacobus van Mahieu, uit een oud adellijk geslacht gesproten, en Livina van Santvoort, insgelijks van adellijke familie 1 [1. Généalogie de la familie de Mahieu, par F.J. Delcourt, in de Annales de l’Académie d’archéologie de Belgique, XXI; 2e série, I, 439, 441, 456-457. P. 457: «Jean de Mahieu, ècuyer, au 1er et 4e d’or, a trois merlettes de sable; au 2e et 3e de sable, à 3 maillets d’argent, au manche d’or».]). Hij beoefende de kunsten of philosophie te Leuven in het paedagogium De Valk, en onderscheidde zich aldaar zoodanig, dat hij in 1524 van 159 mede-studenten den voorrang bekwam en plechtig tot primus werd uitgeroepen. Dientengevolge werden hem zeer groote eerbewijzen betoond. De tot primus uitgeroepene toch werd door zijne professoren en mede-studenten in triomf naar zijne paedagogie teruggevoerd, en drie achtereenvolgende dagen luidde men de klokken te zijner eere.
Zijne terugkomst in de geboorteplaats was een dag van algemeene feestviering; alom waren triomfbogen

|pag. 124|

opgericht en prijkten de huizen met toepasselijke opschriften; geestelijke en wereldlijke overheden gingen den primus, van zijne professoren vergezeld, te gemoet, om hem hulde te brengen voor de eer, die hij door zijne talenten aan de plaats bewezen had 2 [2. Analectes pour servir à l’histoire ecclés. de la Belgique, II, 294, I. 382—383.]). Mahieu, dien de wereld om zijne geleerdheid bewonderde, begaf zich daarna in de Orde der Minderbroeders, ten einde veiliger den weg ten hemel te kunnen bewandelen.
In 1537 bekleedde hij het leeraarsambt te Antwerpen, in 1539 te Leuven. De Landvoogdes der Nederlanden, Maria, Koningin-weduwe van Hongarije, zond hem in 1551, op welken tijd hij gardiaan te Brussel was, met andere uitmuntende godgeleerden naar Trente, om de H. Kerkvergadering bij te wonen. In September van hetzelfde jaar kwam hij met de mede-afgevaardigden te Trente aan, en hield er zich met de zaken der H. Kerkvergadering onledig, totdat de voortzetting van het Concilie, den 28 April 1552, tot betere tijden werd uitgesteld. Daar langer verblijf te Trente hem nutteloos toescheen, keerde Mahusius nu terstond naar België terug, zoodat hij in het begin der tweede helft van 1552 zich weer hij zijne broeders bevond.
Aan hem en twee zijner mede-afgevaardigden, Rogerius de Jonghe, provinciaal van de Augustijnen, en Joannes Waltheri, van de orde der Dominicanen, werd door de Landvoogdes der Nederlanden, eene bijzondere gift, de som van ruim 337 pond Ylaamsch toegekend, „en recompense des despens que leur avoit convenu supporter pour desguyser et changer leurs habytz par chemin, tant allant que retournant dudit concilie, et

|pag. 125|

aussi pour guydes et convoy dont ilz ont eu besoing audit chemin en passant par Allemaingne, aussi en considération des dilligences qu’ilz ont fait de incontinent après la rompture et remise dud. concilie estre venuz et retournez droit par deça où ilz ont été arrivez bon espace devant leurs aultres collegues, ayant passé parmy les pays des ennemiz au grant dangier de leurs personnes” 3 [3. De Ram, Mémoire sur le part que le clergé de Bélgique, et spécialement les docteurs de l’Universitè de Louvain ont prise au concile de Trente, 28, 30; Journal hist. et litt., II, 298—299; J. Le Plat, Canones et decreta… Concilii Tridentini…, 131.]). Pius IV benoemde Mahusius den 8 Augustus 1561 4 [4. Petrus Rodulphius, Historiarum Seraphicae Religionis libri tres (Venetië, 1586), fol. 235.]), op voordracht van koning Philippus II, tot bisscbop van Deventer, na daags te voren de bul Regimini universalis uitgevaardigd te hebben, waarbij het gebied van dit nieuwe bisdom, dat in 1559 door Paulus IV opgericht was, omschreven werd. Philippus II had die voordracht gedaan op aanbeveling van Granvelle, die Mahusius als een zeer rechtschapen, zeer geleerden en heiligen man beschouwde 5 [5. Papiers d’Etat du cardinal de Granvelle, VI, 243—244.]). Wel moest volgens de bul Super universi van Paulus IV de voor te dragen persoon zekeren graad bezitten, welken Mahusius niet had; doch Granvelle vertrouwde, dat de H. Vader niettemin Mahusius tot bisschop van Deventer en dezes ordesbroeder Joannes Knijff, die ook niet gegraduëerd was, tot bisschop van Groningen zou verheffen, daar zij onder de geleerdste mannen konden gerekend worden 6 [6. Aangeh. Papiers d’Etat, VI, 271, 308.]). Om de treurige tijdsomstandigheden kon echter Mahusius niet tot het bezit van zijn bisdom komen.
Den 17 Januari 1562 verbonden zich de afgevaardig-

|pag. 126|

den van Deventer, Kampen en Zwol te Deventer, om den nieuwen Bisschop met alle macht te weren, en toen in 1564 de Deventerschen, evenals de Leeuwarders en Groningers, werden aangemaand, om hunne bisschoppen te ontvangen, bleven zij nog weigerachtig; zelfs het kapittel der hoofdkerk van Deventer werd tegen den Bisschop opgeruid 7 [7. Revius, Daventriae illustratae . . libri sex, 332, 343 en vv.]). In 1565 woonde hij als bisschop van Deventer te Utrecht de Provinciale Synode bij, belegd door den eersten Utrechtschen aartsbisschop Frederik Schenk, tot plechtige promulgatie der decreten van het H. Concilie van Trente 8 [8. Batavia Sacra, I, 25.]). Later drongen waterzucht, zwakheid en ouderdom hem, om afstand te doen van zijne waardigheid, die nu, den 11 Augustus 1570 9 [9. Petrus Rodulphius, t.a.p.]) aan zijn ordesbroeder Aegidius de Monte werd opgedragen. Hij leefde in stille afzondering „in een huys van een eylandeken op de Schelde by Oudenaerde” 10 [10. Fremaut, Den geestelycken Palm-boom, X, 233. Vgl. Sedulius, Historia Seraphica, 692.]), toen Jacob Blommaert, die om ketterij en oproer uit Oudenaarden gebannen was 11 [11. J.J. de Smet, Getrouw verhael der marteldood van de Heeren van Audenaerde, 10.]), zich met een handvol ruwe makkers, den 7 September 1572, van die stad voor den Prins van Oranje meester maakte. Die Geuzen, welke allerlei gruweldaden bedreven 12 [12. Zie Klagtschrift van Joan. Desid. Waelckens, pastor van Edelaere, op Audenaerde, door de Geusen ingenomen, anno MDLXXII; De Smet, t.a.p.; Fremaut, X, 234; Robyn, Hist. van den oorsprong, voortgang en ondergang der ketterye binnen en ontrent Oudenaerde.]), spaarden ook den waardigen

|pag. 127|

Mahusius niet. „Hij lag siek te bedde door een langduerige sieckte, die den ouden man soo aftereit hadde, dat hy tenzy door de handen van de andere zig niet konde helpen, nog verroeren. Sy liepen in zyn kaemer, begonden hem daer te lasteren, te schelden en uyt te spotten, te stooten en kaek-slaegen te geven, zy krabbelden hem in ’t aengesigt, zy staeken hem van ’t bedde, en op de vloer liggende, stooten zy hem met de voeten, en rolden hem voorts, van den eenen tot den anderen kant van de kamer, gelyck men een rondt houdt sou voorts rollen; sy sleepten hem gelyck een beeste met zyne koorde, soo dat den siecken man bynaer onder hun handen verstikte…. Naerdat zy met dat sieck lichaem dat sig selven niet konde verroerèn eenigen tydt den spot gehouden hadden, en hem aengedaen vele onteeringen en smaet, waerin sy… hun vermaeck naemen, ende siende dat hy tusschen hunne handen sou dood gebleven hebben, lieten sy hem alsoo deerlyck mishandelt liggen, hiertoe aensogt synde door de vrienden van den sieken, die door schoone woorden op hun gemoet noch soo veel vermogen verwerfden dat sy hem ter plaetse niet en hebben gedoot.” 13 [13. Robyn, a.w., 62—63. Vgl. Theatrum crudelitatum haereticorum nostri temporis (Antwerpen, 1587), 62. Dit werk is van Richardus Verstegen (Revue Catholique, XII, 479; De Katholiek, XXX, 373—374.)])
Volgens Sedulius 14 [14. T.a.p.]) is Mahusius als martelaar gestorven den 4 October 1572, op welken dag de Geuzen Oudenaarden ontruimden, na ook andere priesters te hebben vermoord. Hij werd in de Minderbroederskerk begraven, waar men weleer ook zijn borstbeeld vond met dit bijschrift:

|pag. 128|

     VERA EFFIGIES REVERENDI ADM. PATRIS FR. JOANNIS MAHOSII, PRIMI DAVENTRIENSIS EPISCOPI ELECTI, IN ODIUM FIDEI A GEUSIIS IN HOC OPPIDO INTERFECTI 4 OCTOIS 1572; DE QUO MARTYROLOGIUM FRANCISCANUM QUARTO NONAS OCTOBRIS.
JACET SEPULTUS E REGIONE HUJUS TABELLAE SUB LAPIDE, CUI INSCULPTA EST EFFIGIES FRATRIS MINORIS. HANC MEMORIAM AFFECTUS ERGO CURARUNT RENOVARI EJUSDEM RDI PATRIS DEVOTI ET HONORABILES DOMINI MAHUSII, ANNO 1655.15 [15. Ed. van der Straeten, Notes chronologiques… in de Annales de l’Académie d’archéologie de Belgique, XIII, 230; Foppens, Bibliotheca Belg., 683.]) Foppens 16 [16. De woorden van Foppens: «Error-illic obiit» komen ook voor in de Annales Minorum, XX, ad annum 1572, no. 74.]) houdt, dat in dit bijschrift het sterfjaar van Mahusius verkeerd is uitgedrukt, en stelt het overlijden van hem op den 10 Mei 1577. Volgens Robyn stierf Mahusius in 1576.

_______

 
 
WERKEN van MAHUSIUS.

     1. In 1537 heeft hij bij Joannes Steelsius te Antwerpen het Opus imperfectum in Matthaeum, 54 homilieën op de 25 eerste hoofdstukken van het Evangelie van Mattheüs, door hem naar een oud handschrift van Arianismus gezuiverd, doen drukken. Van deze uitgaaf heb ik geen exemplaar kunnen opsporen, doch wel van die, welke met eene voorrede van het jaar 1537 bij voornoemden Steelsius in 1548 van de pers

|pag. 129|

gekomen is: B. Joannis Chrysostomi, archiepiscopi Constantinop. aureum commentariorum in Evang. Matthaei opus, hactenus inscriptum Opus imperfectum, ab Arianorum foecibus purgatum, et recens ad vetusti exemplaris fidem accuratissime recognitum. Accessere homiliae XXVI in diversa Matthaei loca. 8°. B. de Montfaucon betoogt in de Diatriba ad Opus imperfectum, quod Chrysostomi nomine circumfertur (Patrologia Graeca ed. Migne LVI, 601 en vv.), dat dit werk ten onrechte aan den H. Joannes Chrysostomus wordt toegeschreven, en dat in den door Mahieu verbeterden tekst nog dwaalleer gevonden wordt.
     2. Epitome annotationum in Novum Testamentum ex quinta et ultima Des. Erasmi Roterodami editione, per fratrem Joannem Mahusium Aldernardensem, Antverpiae divinae paginae apud Minores praelectorem, omnibus non modo sacrarum literarum tyronibus, verum et iis, qui rem magis quam verba quaerunt, haud parum profutura. Antwerpen, Joannes Steelsius, 1538. Dit werk, opgedragen „cum ingeniosissimo tum integerrimo viro, ac sacrae paginae licentiato dignissimo, magistro Andreae Rytio Antverpiensi, disertissimo”, is op den Index geplaatst, onder de bepaling „donec corrigatur.”
     3. D. Bonaventurae a Balneo Regio, Doctoris Seraphici, ordinis F. Minorum quondam- ministri generalis, Albanensis episcopi, ac R. Ecclesiae Cardinalis, in sacrosanctum Jesu Christi secundum Lucam Evangelium commentarii, divinis Scripturis et sensu pleni, jam primum in lucem editi… Antverpiae, apud Gregorium Bontium … cum privilegio Caesarco. 1539. Het werk, bij Joannes Crinitus te Antwerpen voor rekening van Gregorius Bontius gedrukt, bestaat uit twee partes, in 8°; het eerste gedeelte bevat 607 bladz., het laatste 483. De

|pag. 130|

commentarii zijn uitgegeven naar vier oude handschriften; van welke er een behoorde aan het klooster Bethlehem van de Reguliere Kanunniken bij Leuven, en de andere aanwezig waren in de kloosters der Minderbroeders te Gend, Leuven en Maastricht. Mahusius, destijds lector te Leuven, heeft het werk opgedragen (Mechelen, 30 Juni 1559) aan zijn provinciaal Mathias Weensen van Dordrecht, in een schrijven, dat bijzonder belangrijk is om de vele mededeelingen betreffende dien Franciscaan, en vooral omdat eenige werken van Bonaventura vermeld worden, die nooit in druk verschenen zijn.
     4. Sententia Joannis Mahusii, Aldenardensis, ordinis S. Francisci de observantia, ad quosdam articulos de sacramento Poenitentiae, in 1551 op het Concilie van Trente uitgebracht, is afgedrukt bij Le Plat, Monumenta ad Concilium Tridentinum spectantia, IV, p. 303—309.
     5. Psalterium Davidicum, paraphrasibus et argumentis illustratum, juxta veritatem Vulgatae editionis, F. Francisco Titelmanno Hassellensi authore. Jussu et auspiciis invictissimi potentissimigue caesaris Caroli Quinti semper augusti etc. in cujus gratiam hic liber sub enchiridii forma excusus est. Antverpiae, in aedibus Joannis Steelsii, M.D.LIII. Cum gratia et privilegio. 1104 bladz., 8°. Dit werk bevat slechts een gedeelte van den commentaar op de Psalmen, door Pater Titelmans op verzoek van Keizer Karel V geschreven: „Cette édition contient seulement les argumenta et les elucidationes. Les commentaires plus étendus (annotationes) ont été écartés. L’éditeur de cet abrégé est Jean Mahusius” (Bulletins d. l. Société scientif. et littér. du Limbourg, I, 211).
     6. Zeven preeken op den hymnus Veni Creator Spiritus zijn in handschrift aanwezig, N°. 4298, in de koninklijke bibliotheek te Brussel. Het handschrift, 62 bladen

|pag. 131|

in 4to, begint met deze woorden: „Dese nauolghende sermoonen hebben ghenomen die Religieusen vanden Godshuyse vander Cameren buyten Bruessel vuyt den mont vanden Eerwerdighen seer wysen ende gheleerden pater Heer Jan Mahusius anno xv° ende LXij, op de hymne Veni Creator Spiritus.” Op het einde staat: „Dese voorscreven sermoonen heeft ghescreuen heere Hendryck Boulaert, cappelaen van Vorst, ter begeerten joncfrauwe Adriane vanden Houtte, tot voorderinghe der saelicheyt der zielen van alle den ghene diet sullen lesen oft hooren lesen Anno 1566.”
     7. Een handschrift, dat weleer toebehoord heeft aan „die liberije van Vorst” en thans zich bevindt in de koninklijke bibliotheek te Brussel, onder N°. 4297, bevat op 223 bladen in 4to, 27 preeken „opten Pater noster”: „Dese naevolghende sermoenen hebben ghenomen die Religiosen des godshuys vander Cameren buyten Bruesel uwt den prekende mont vanden E. seer wysen, discreten, gheleerden pater heer Jan Mahusius, Minder-broeder tot Brusel, anno xv°Lxiij den xj Augusti opten Pater noster, nemende voor syn teme dese navolghende woorden: Oportet semper orare, et non deficere (Lucæ 18).” Na eenige regelen, die ook mededeelen, dat Mahusius in 1561 in het voornoemde klooster „van die xij articulen des kersten gheloofs” gepreekt heeft, volgen 26 „sermoenen” op Oportet semper orare…; dan „noch een sermoon opten Pater noster, ende es dat xxvij sermoon. Beatius magis dare quam accipere (Actorum xx).” Op de derde bladzijde van dit sermoon: „Ende want Jaersmesse was, doen den seer Eerwerdeghe heere Jan Mahusius dit sermoon in ons godshuys vander Cameren was prekende, soe heeft hy my E. Vrouwe die abb. ende alle ’t conuent beschoncken

|pag. 132|

met den Pater noster voor eenen nyen Jaer.” Op het einde van het MS.: „Dese voorscreuen xxvij sermoonen opten Pater noster syn wtgheschreuen by Joncfrauwe Adrianne vanden Houtte …. int jaer ons Heeren xv°ixiij. . . .” Ook in den Catalogue des livres et manuscrits formant la bibliothèque de feu M. J. B. Th. de Jonghe (Brux., 1860; 3 volumes) ontmoeten wij, N°. 114: „Sermoonen welcke die religieusen oft nonnen des goidshuys vander Cameren buyten Bruessel ghenomen ende beschreven hebben vuyt den prekenden mondt van den eerw. pater heer Jan Mahusius, Minderbroeder tot Brussel, anno 1563, op den Pater noster; in fol. MS. de 200 feuillets environ, parfaitement établi, à deux colonnes, d’une bonne écriture, réglé. Les 29 sermons contenus dans ce volume sont inédits. A la suite des sermons, se trouve le récit de deux controverses que le père Mahusius eut, en 1566, avec des disciples de la nouvelle doctrine protestante.”
     8. De commentaar op de Brieven van den H. Paulus, door Fremaut (aangeh. w., X, 233) een schoon boek genoemd, is waarschijnlijk niet in druk verschenen.
     9. „Conscripsit non sine magno labore”, zegt Gonzaga (
De origine Seraph. Relig. Franciscanae, p. 1160 der uitg. te Venetië in 1603), „Elenchum locorum communium, quo praecipui concionatores plurimum se juvarunt.”
     Fragmenta concionum reverendissimi patris Mahusii, missa reverendissimo patri Jacobo de Riddere, commissario geuerali, per P. Alexium de Lannoy [anno] 1666, waren in 1685 aanwezig in het archief der Minderbroeders te Brussel.

A.F. NIEUWENHUIZEN,
Ord. S. Francisci.

________________
– Nieuwenhuizen, A.F. (1881) Leven en werken van Joannes Mahusius, bisschop van Deventer. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 9 (2), 123-132.

Category(s): Deventer
Tags: , ,

Comments are closed.